De Chinese visie op de mensenrechten

Civis Mundi Digitaal #92

door Jan de Boer

Op 16 november jongstleden publiceerde de New York Times meer dan 400 pagina’s aan interne documenten van de Chinese Communistische Partij met gegevens over de in 2017 begonnen massale internering van Oeigoeren: de Turkssprekende soennitische meerderheid in de autonome provincie Xinjiang. Men kan daarin lezen dat de Chinese president Xi Jinping, die zich hierover weinig in het openbaar uitlaat, al vanaf 2014 de lokale autoriteiten heeft gesommeerd « harder op te treden en geen medelijden te tonen «. Hij werd gehoorzaamd. Sinds 2017 worden tussen de 1 en 3 miljoen Oeigoeren « heropgevoed in werkkampen « wordt in China gezegd, « opgesloten in concentratiekampen « laat het Westen weten.

China respecteert ook in Hongkong noch de vrijheid van meningsuiting, noch de religieuze vrijheid. En het idee van de scheiding der machten – een van de essentiële voorwaarden voor democratie – is het land volkomen vreemd. Een voortdurende vrees voor westerse economische en diplomatieke sancties verhindert het land niet om hier minder defensief op te treden. Integendeel, afgezien van het klassieke antwoord: u hebt niet het recht om zich te bemoeien met onze binnenlandse aangelegenheden en uw kritiek is er alleen maar op gericht China te verzwakken, is Peking nu in het offensief gegaan. Mensenrechten? « 70 jaar onstuitbare vooruitgang « laat een eind september 2019 door de Chinese regering gepubliceerd Witboek trots weten. Dit ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van de Revolutie.

Dankzij de Chinese communistische partij kent China nu, na een eeuw van vernedering, bezetting en een « half-kapitalistische, half-feodale maatschappij » eindelijk stabiliteit en ontwikkeling, laat dit Witboek weten. Er wordt met geen woord gerept over de tientallen miljoenen slachtoffers van het maoïsme veroorzaakt door het echec van de Grote Sprong voorwaarts (een hervormingsplan in 1958-1961), gevolgd door de waanzin van de Culturele Revolutie. De Communistische Partij beschikt over een keihard argument jegens hen die Peking beschuldigen van het niet respecteren van de mensenrechten. Dankzij de partij zijn 800 miljoen mensen uit de armoede verlost in de laatste tientallen jaren. Je kunt dit cijfer natuurlijk betwisten, maar het is duidelijk dat sinds veertig jaar China een ongekende economische groei doormaakt die honderden miljoenen mensen in staat heeft gesteld fatsoenlijk te leven.

Waren in 1978 de Chinezen gemiddeld veel armer waren dan de Indiërs, zij zijn nu vier keer zo rijk. Waar het Westen spreekt over democratie en individuele mensenrechten, antwoordt China met economische ontwikkeling en collectieve rechten. « Er bestaat geen overal toepasbaar universeel model « laat het Witboek weten, en het vervolgt met « armoede is het grootste obstakel voor de rechten van mensen «. En omdat er geen ontwikkeling mogelijk is zonder stabiliteit, is alleen de Communistische Partij in staat deze te verzekeren. « Het leiderschap van de Partij is de fundamentele garantie voor de Chinezen voor de toegang tot mensenrechten en het voluit te kunnen profiteren van menselijke rechten. » Quod erat demonstrandum, zouden de Romeinen zeggen. Alle andere zaken hangen daarvan af. Zelfs in Xinjiang, waar volgens Peking de Chinese politiek in staat was een einde aan de aanslagen te maken.

Zelfs als je deels de hypocrisie uit deze redenering buitensluit, moet je toch constateren dat dit argument aanslaat. Niet alleen in China, maar ook daarbuiten. Het verklaart ook voor een groot deel het absolute stilzwijgen van moslimlanden over de situatie in Xinjiang. De macht van China mag dan afschrikken, haar succes doet nabootsen. In het Britse weekblad The Economist (7 november jongstleden) kon men in een interview met Macron lezen dat « het Chinese model, berustend op een autoritaire ontwikkeling, zonder twijfel niet duurzaam is, maar dat niemand vandaag de dag kan verzekeren dat het door de liberale democratieën gepromote model meer voordelen biedt ». Met de « nieuwe zijderoutes », het kolossale Chinese investeringsprogramma in de hele wereld, wil China zeker haar industrieën bevoordelen, maar niet in de laatste plaats ook haar visie op ontwikkeling en mensenrechten promoten. En in landen met een illiberale democratie – en die zijn er steeds meer – vindt zij duidelijke medestanders… Een gevaar voor de westerse democratie!