Civis Mundi Digitaal #93
Inleiding
Deze 3-delige serie ‘Wat is leven?’ is een aanvulling op de serie over bewustzijn, eerder verschenen in CM 40 t/m 46.
In het eerste deel van deze serie ‘Wat is leven, etc.’ (zie CM) ben ik ingegaan op het boek What is Life van Schrödinger en de relatie tussen de natuurkunde en de biologie. Hierin is specifiek naar voren gekomen dat niet levende systemen in een thermodynamisch evenwicht verkeren en levende systemen niet.
In deel twee heb ik besproken wat twee biologen zeggen over de kwantumeffecten binnen het microniveau van levensprocessen. Daarbij komen kwantumverstrengeling en kwantumtunneling aan de orde.
In dit derde en laatste deel leg ik de relatie tussen de kwantumeffecten en bewustzijn. Bewustzijn kon wel eens de energetische bron zijn die in staat is de kwantumtunneling ‘vast te zetten’, waardoor een biologische cel een zelfduplicator wordt. Ik geef daarbij 6 voorwaarden aan waaraan een energie moet voldoen om in staat te zijn de tunneling vast te zetten en daardoor leven mogelijk te maken. .
1. Elektromagnetische velden in de hersenen en bewustzijn
Recent onderzoek suggereert dat de kwantummechanica mogelijkerwijs wel degelijk een cruciale rol speelt bij de werking van de hersenen. De biologen Jim Al-Khalili en Johnjoe McFadden stellen de vraag, op welke wijze de afzonderlijke denkprocessen gecombineerd zouden kunnen worden tot samenhangende gedachten, namelijk binding (3, p. 270). Biologen ontdekten dat de hersenen overal hun eigen elektromagnetische (EM) veld hebben, dat gegenereerd wordt door de elektrische activiteit van de hersenzenuwen.
“Diverse wetenschappers hebben recentelijk belangstelling opgevat voor het idee dat het verplaatsen van het bewustzijn van de afzonderlijke materiele deeltjes in de hersenen naar het geïntegreerde EM-veld mogelijk het bindingprobleem zou kunnen oplossen en een zetel voor het bewustzijn zou kunnen opleveren.” (3, p. 273)
Opmerkelijk is dat AKh&McF ervan uitgaan dat de afzonderlijke materiële deeltjes bewustzijn hebben. Daarbij wordt niet duidelijk of deze deeltjes bewustzijn zìjn of dat ze bewustzijn bij zich zouden kunnen hebben. Evenmin is duidelijk wat bewustzijn dan überhaupt zou kunnen zijn.
1.2 Wat zijn EM-velden?
Om te begrijpen hoe het zou kunnen werken, is het noodzakelijk meer uit te leggen over wat onder een veld verstaan kan worden. AKh&McF leggen dat als volgt uit: “EM-velden zijn elektromagnetische velden en zorgen ervoor dat elektrisch geladen deeltjes gaan bewegen. Uit Einsteins vergelijking E=mc2, met energie aan de ene kant en massa aan de andere kant, blijkt dat energie en materie onderling in elkaar kunnen overgaan. Het EM-veld van de hersenen is even reëel als de materie waaruit de hersenzenuwen bestaan. Maar waar neurale informatie niet verder komt dan die bliepende zenuwen verbindt de elektrische activiteit, die door al die bliepjes wordt gegeneerd, alle informatie binnen het EM-veld van de hersenen.” (3, p. 274)
AKh&McF leggen een verband tussen het bewustzijn en het EM-veld en vervolgen: “De synchronisatie van de activiteit van de zenuwen door het EM-veld van de hersenen is ook heel belangrijk in de context van het raadsel van het bewustzijn, omdat het een van de zeer weinige aspecten van zenuwactiviteit is waarvan bekend is dat het samenhangt met het bewustzijn.” (3, p. 274)
Uit deze opmerking blijkt dat ze deze zenuwactiviteit van de hersenen niet als bewustzijn zien.
Vervolgens stellen ze de vraag: “Wat verandert er in je hersenen tussen het moment waarop je je eerst niet bewust bent van een object in je blikveld en dan het volgende moment wel?”
“Het opvallende is dat het vuurpatroon (zenuwactiviteit) zelf niet lijkt te veranderen. Dezelfde zenuwen vuren, ongeacht of je het object al dan niet ziet. Maar als je het object niet ziet, vuren de zenuwen asynchroon, en als je hem wel ziet, doen ze dat synchroon. Het EM-veld, dat al die coherente ionkanalen in de verschillende delen van de hersenen integreert en een synchroon vuurpatroon genereert, zou een rol kunnen spelen in de overgang van onbewust naar bewuste gedachten .”(3, p. 274)
1.3 Bundeling van energiepatronen.
Uit het bovenstaande kan ik concluderen dat als we een object niet bewust waarnemen het vuurpatroon van de zenuwen niet gebundeld is. Dat het niet gebundelde energie is. En als we het wel bewust waarnemen dan is het gebundelde energie is. Het bewust waarnemen bundelt de energiepatronen binnen de hersenen. De energiepatronen zelf kunnen dus niet het bewustzijn zijn, want als dat wel zo zou zijn, komt de vraag: Wat is de reden dat het de ene keer ongebundeld is en de andere keer gebundeld? Er is iets dat tot bundeling aanzet en dat blijkt het bewustzijn te zijn, terwijl bewustzijn niet de hersenactiviteit kan zijn. Bewustzijn heeft een relatie met het richten van aandacht. Maar wat stuurt die aandacht?
AKh&McF benadrukken dan ook dat het aanvoeren van ideeën, zoals EM-velden in de hersenen, en ook kwantum coherente ionkanalen om het bewustzijn te verklaren geen enkele manier zogenaamde paranormale verschijnselen, zoals telepathie kunnen verklaren.
Volgens hen komt dat omdat, “beide concepten alleen neurale processen kunnen beïnvloeden die zich afspelen binnen één brein. Zij zorgen niet voor communicatie tussen verschillende breinen. Er zijn in feite geen aanwijzingen dat de kwantummechanica überhaupt nodig is om het bewustzijn te verklaren.”
Toch stellen zij de vraag: “Is het waarschijnlijk dat de vreemde eigenschappen van de kwantummechanica, waarvan we hebben ontdekt dat ze betrokken zijn bij zoveel essentiële aspecten van het leven, niet betrokken zou zijn bij de meest mysterieuze eigenschap ervan, het bewustzijn? Dat mag de lezer zelf uitmaken.” (3, p. 275)
2. Het ontstaan van het leven
De drie grootste mysteries van de wetenschap zijn het ontstaan van het universum, het ontstaan van het leven en het ontstaan van bewustzijn. AKh&McF leggen in hun boek uit dat de kwantummechanica een grote rol speelt bij het ontstaan van het universum en het bewustzijn. Het lastige bij het begrip bewustzijn is dat een definiëring of een nadere omschrijving van bewustzijn bij hen ontbreekt. Daarnaast proberen zij te ontdekken of de kwantummechanica een verklaring voor het leven kan bieden. Ze vroegen zich af of leven toevallig zou kunnen ontstaan. Hun antwoord daarop is ontkennend, omdat toevallige processen zich binnen de macrowereld afspelen en dat daarbij de tijd een rol speelt. Dat toevallig de juiste combinaties binnen een cel zouden ontstaan is dermate klein dat dit verwaarloosbaar is. Volgens hen is het duidelijk dat we niet alleen op het toeval kunnen rekenen.
2.1 Zelfreplicatie
AKh&McF concluderen: “Ondanks vele pogingen heeft niemand ooit ook maar één zelfreplicerend molecuul RNA of DNA of eiwit gemaakt of er eentje in de natuur waargenomen. Dat is niet zo verbazend als je bedenkt wat een zware klus zelfreplicatie is. Leven ontstaat pas als een cel zich kan kopiëren. In de wereld van vandaag is er een hele levende cel voor nodig om dit voor elkaar te krijgen. Had het miljarden jaren geleden gedaan kunnen worden met een veel simpeler systeem? Dat moet ongetwijfeld gekund hebben, anders zouden wij er nu niet zijn om over dat probleem na te denken. Maar het is totaal niet duidelijk hoe dit volbracht is voordat er zich cellen ontwikkelden. Omdat het zo moeilijk is om biologische zelfreplicatoren te identificeren, kunnen we misschien inzicht krijgen door een meer algemene vraag te stellen: Hoe gemakkelijk is zelfreplicatie in een willekeurig systeem?” (3, p. 293)
“Wat de chemische stoffen ook waren die in de oersoep zaten, ze moeten een enorme hoeveelheid mogelijkheden hebben doorlopen om op een heel zeldzame zelfreplicator te stuiten. Diverse onderzoekers hebben onderzoek gedaan naar het idee dat bij het ontstaan van het leven ook een of ander kwantummechanisch zoekscenario een rol kan hebben gespeeld.” (3, p. 295)
3. Kan de kwantummechanica uitkomst bieden?
AKh&McF nemen het volgende voorbeeld. “Stel je voor: een heel klein oerpoeltje werd 3,5 miljard jaar geleden uitgestoten door een moddervulkaan. Hier heb je Darwins warme poeltje, met allerlei ammonium- en fosforzouten, licht, warmte, elektriciteit enz., waar chemisch een eiwitverbinding werd gevormd, klaar om nog complexere veranderingen te ondergaan …... Stel dat er een eiwitverbinding was, een soort proto-enzym, maar die nog niet een zelfreplicerend molecuul was. Stel dat enkele van de deeltjes in dit enzym naar andere posities zouden kunnen gaan, maar daarvan weerhouden worden door energie barrières. Maar zowel elektronen als protonen kunnen met behulp van een kwantumtunneleffect door energie barrières heen gaan bij enzymen.” (3, p. 295-296)
Dit is een cruciaal aspect bij de werking van enzymen. Een heel bijzonder kenmerk van het kwantumniveau is dat het mogelijk is dat een elektron of proton tegelijk aan beide kanten van de barrière aanwezig zijn. Ze kunnen op twee plaatsen tegelijk zijn. Als we ons voorstellen dat dit binnen onze proto-enzymen gebeurt, zouden we verwachten dat de verschillende combinaties gepaard zullen gaan met het vermogen om verschillende soorten chemische reacties te versnellen, waaronder misschien een reactie van zelfreplicatie.
AKh&McF geven een symbolisch voorbeeld om ons een idee te geven hoeveel mogelijkheden er kunnen zijn voordat er een combinatie aanwezig is die zelfreplicerend kan zijn. Een Chinese koopman had de keizer een grote dienst bewezen. De keizer zei tegen hem dat hij maar hoefde aan te geven wat hij wilde hebben en hij zou het krijgen. De koopman wees naar een schaakbord. Hij zei tegen de keizer dat hij op het eerste veld van het schaakbord één rijstkorrel wilde hebben. Op de tweede twee, op de derde vier, enzovoort. Steeds moest het aantal rijstkorrels worden verdubbeld. De keizer zag hierin geen probleem en stemde toe. Het schaakbord heeft 64 velden. Op de laatste veld komen dan 264 aantal rijstkorrels. Dat was meer dan de gehele Chinese rijstvoorraad die de keizer tot zijn beschikking had!
3.1 Configuraties
Om één molecuul te laten veranderen moet de oorspronkelijke ordening van de atomen binnen dit molecuul worden ontmanteld en moeten de deeltjes waaruit het bestond opnieuw geordend worden tot een nieuwe moleculaire configuratie. Met configuratie wordt bedoeld de specifieke ruimtelijke rangschikking van de atomen in een molecuul.
AKh&McF gaan er nu voor het gemak vanuit dat er in totaal 64 protonen en elektronen nodig zijn in ons denkbeeldige proto-enzym, die elk naar een van de twee verschillende posities kunnen tunnelen. Ze weten natuurlijk niet precies hoeveel er in werkelijkheid nodig is, maar het gaat om het aantonen hoeveel mogelijke configuraties er kunnen ontstaan voordat er een zelfreplicator kan ontstaan. Het totale aantal structurele variaties dat in hun denkbeeldige proto-enzym ter beschikking staat is gigantisch, namelijk 264. Dat zijn ontzettend veel mogelijke configuraties.
“Stel je nu voor dat slechts één van de configuraties de benodigde eigenschappen heeft om een zelfreplicerend enzym te worden. De vraag is, zal de zelfreplicator ooit gerealiseerd worden in ons warme poeltje? Beschouw om te beginnen het proto-enzym als een volkomen klassiek molecuul, dat niet in staat is tot kwantumkunstjes, zoals superposities of het tunneleffect. Het molecuul moet op elk moment een van de mogelijke 264 verschillende configuraties aannemen en de kans dat dit proto-enzym een zelfreplicator zal zijn is 1 gedeeld door 264. Inderdaad een uiterst kleine kans. Als de kans zo klein is, zal het klassiek proto-enzym blijven steken in een van de saaie configuraties die zichzelf niet kunnen repliceren.” (3, p. 296)
3.2 Proto-enzym in een superpositie
Gezien vanuit de klassieke natuurkunde, dus in de macrowereld, kost dit proces het proto-enzym ontzettend veel tijd om zelfs maar een fractie van de 264 chemische configuraties uit te proberen. Recent heeft men ontdekt dat het leven, een zelfreplicator, al vrij vroeg op aarde is ontstaan. Dat betekent dat er geen tijd was om alle configuraties uit te proberen in de macrowereld.
AKh&McF stellen: “Maar de situatie is totaal anders als we ervan uitgaan dat de 64 belangrijkste deeltjes in de proto-enzym elektronen en protonen zijn die tussen hun verschillende posities heel snel heen en weer kunnen tunnelen. Omdat het een kwantumsysteem is kan het proto-enzym in een superpositie van al zijn mogelijke configuraties verkeren.” (3, p. 297)
Met superpositie wordt het verschijnsel bedoeld, waarbij deeltjes twee of honderd, of een miljoen dingen tegelijk kunnen doen. Tegelijk betekent dat het buiten de tijd valt.
“Als je ervan uitgaat dat het proto-enzym in zo’n kwantumsuperpositie verkeert, wordt het zoekprobleem van het vinden van die ene van de 264 mogelijke structuren die zelfreplicator is, oplosbaar.” (3, p. 297)
“Als het kwantum-proto-replicatormodel uiteindelijk terecht komt in een zelfreplicatortoestand, zal het zich gaan vermenigvuldigen en zal de replicatie het systeem dwingen tot een onomkeerbare overgang naar de klassiek natuurkundige wereld. Natuurlijk zal zich bij deze replicatie een of ander biochemisch proces moeten voltrekken, binnenin het molecuul of tussen het molecuul en zijn omgeving, dat heel anders is dan de processen die zich afspeelden voordat de ordening van de proto-replicator was gevonden. Met andere woorden er moet een mechanisme zijn dat deze speciale configuratie verankert in de klassieke wereld, voordat deze verloren gaat en het molecuul overgaat tot de volgende kwantumordening.” (3, p. 298)
AKh&McF doen een voorzichtig voorstel dat ze als volgt formuleren: “Kan ons nieuwe inzicht in het leven de ziel vervangen door een kwantummechanische levensvonk? Velen zullen alleen al het stellen van deze vraag verdacht vinden, iets wat de grenzen van de conventionele wetenschap oprekt voorbij het respectabele en zo verlegt naar het domein van de pseudowetenschap of zelfs een soort spiritualiteit. Dat is niet wat wij hier voorstaan. In plaats daarvoor willen wij een idee naar voren brengen waarvan we hopen dat het mystieke en metafysische speculaties kan vervangen door iets wat althans het karakter heeft van wetenschappelijke theorie.” (3, p. 321)
4. Bewustzijn
AKh&McF stellen dat er een mechanisme moet zijn dat de tunneling van de cel op het juiste moment vastzet, waardoor de tunneling stopt en de bereikte situatie een blijvend karakter krijgt in de macro-wereld. Hierdoor kan er een celdeling plaats vinden. De vraag is nu, wat dit voor mechanisme zou kunnen zijn. Mechanisme vind ik niet juist uitgedrukt. Een mechaniek kan de tunneling niet vastzetten. Zou het een bepaalde stof kunnen zijn die we over het hoofd zien, zoals schrijvers ook suggeren? Maar een bepaalde stof/element zou een toevoeging zijn van de hierboven gestelde 64 elementen die de schrijvers als voorbeeld hebben genomen. Deze nog onbekende stof/element zou dan gewoon mee gaan tunnelen met de andere 64. Dus dat kan ook geen mogelijkheid zijn. Eerder kunnen we ons afvragen of er een energie bestaat die gaat bepalen dat de speciale configuratie verankerd wordt in de macro materiële wereld. Alles in het universum is tenslotte energie. Het kan geen energiedeeltje zijn dat massa heeft, omdat we nu weten dat dode massa niet spontaan door een andere dode massa tot leven kan komen. Dan komt de energie van ons zonlicht naar voren. Zonlicht bestaat uit fotonen die geen massa hebben. Zou zonlicht de mogelijkheid hebben om de tunneling vast te zetten? We weten dat zonlicht o.a. voor de energie zorgt die de cel nodig heeft om te blijven bestaan. Cellen kunnen alleen levend zijn als ze voortdurend energie toegevoegd krijgen. Dat doet o.a. het zonlicht. Er zijn tot nu toe echter geen aanwijzingen gevonden, dat zonlicht het vermogen heeft om dode materie tot leven brengen. Zonlicht is wèl mede noodzakelijk voor het in stand houden van leven. Wat voor soort energie zou er kunnen bestaan die de tunneling vast kan zetten?
4.1 Voorwaarden voor het vastzetten van de tunneling
Ik zal een aantal voorwaarden noemen waaraan deze energie moet voldoen wil ze in aanmerking komen om de tunneling vast te zetten.
1. Het eerste vereiste is dat het een energie is die geen massa heeft.
2. Deze energie moet over een enorme informatie capaciteit beschikken om de
miljarden combinatie mogelijkheden (264) te omvatten.
3. Het moet instaat zijn te Weten wat de juiste configuratie is om die cel vast te
zetten, zodat deze tot celdeling kan overgaan.
4. Tevens moet deze energie de capaciteit hebben om het hele evolutionaire proces
te kunnen blijven ondersteunen.
5. Deze energie bevat meer informatie dan genen, omdat bij het ontstaan van de
eerste celdeling het DNA nog over zeer eenvoudig informatie beschikte. En het
DNA is pas ontstaan na het vastzetten van de tunneling. Genen kopiëren alleen.
Ze kunnen niet iets kopiëren wat er niet is en ze kunnen geen dode stof tot leven
brengen.
6. Een ander punt is dat kwantumprocessen niet tijdsgebonden zijn. Zou
tijdsgebonden energie dergelijke kwantumprocessen vast kunnen zetten?
Het lijkt me logisch gezien niet mogelijk dat een tijdsgerelateerde energie een
proces vast kan zetten die niet gerelateerd is aan de tijd, zoals een
kwantumproces. Dan komen we uit bij energie die sneller moet gaan dan het
licht.
4.2 De lichtsnelheid
Volgens AKh&McF kan een object in de kwantumwereld door schijnbaar ondoordringbare barrières heengaan. Zou het dan ook mogelijk zijn dat deze energie zich aan de andere kant van de barrière van de lichtsnelheid bevindt?
De scheikundige Prigogine zegt hierover in zijn boek, ‘Orde uit chaos’, (zie deel 1) het volgende: “De voorstelling van de lichtsnelheid als de grootst mogelijke snelheid is een van de basispostulaten van de relativiteitstheorie. Het bestaan van de lichtsnelheidsbarrière is nodig om het begrip causaliteit een betekenis te geven. Veronderstel dat we in een ruimteschip de aarde zouden kunnen verlaten met de snelheid die groter is dan de snelheid van het licht. Dan zouden we lichtsignalen kunnen inhalen en zo voorafgaan aan ons eigen verleden.” (7, p. 310)
Het voorbeeld van Prigogine speelt zich af in onze gewone materiële wereld. En daardoor is het begrijpelijk dat sneller gaan dan de lichtsnelheid niet mogelijk is. Als er sprake is van energie die sneller gaat dan het licht, dan kan dit alleen als deze al aanwezig is in een andere dimensie dan waarin de materiële energie zich begeeft. In die andere dimensie is ons tijdsbegrip afwezig. Daar bestaat geen lineaire volgorde in de tijd, geen verleden of toekomst, maar alleen het eeuwige NU.
4.3 Stoffelijk en onstoffelijk
Gezien bovenstaande voorwaarden kom ik al gauw uit bij de begrippen stoffelijk en onstoffelijk. Deze begrippen zijn echter ongeschikt om in deze context te gebruiken en worden in het algemeen slordig gebruikt. Het onderscheid tussen deze twee begrippen wordt vrij algemeen gebruikt in de vorm van het wel of niet hebben van massa. Stoffelijk betekent dan dat het massa heeft en onstoffelijk is dan zonder massa. Aan dit onderscheid kleeft een bezwaar. Zonlicht bestaat uit fotonen die geen massa hebben. Dat betekent dat bij deze definiëring zonlicht tot het onstoffelijke gerekend moet worden. Dit lijkt me geen logisch uitgangspunt. Bovendien worden deze begrippen meestal ook niet op deze wijze gebruikt. Ik leg daarom het onderscheid bij de snelheid van de energiedeeltjes. Is de snelheid van de energie de lichtsnelheid of minder, dan noem ik dat materiële energie. Is de snelheid hoger dan de lichtsnelheid dan noem ik dat immateriële energie. De materiële energie valt binnen ons tijdsbegrip. De immateriële energie valt daarbuiten.
4.4 Materiële en immateriële energie
Daar fotonen geen massa hebben is de vraag of fotonen mogelijk sneller kunnen gaan dan het licht. Als dat zo is, dan gaat deze energie door een bepaalde barrière waardoor deze buiten ruimte en tijd valt en in een andere dimensie terechtkomt. Of de lichtfotonen in staat zijn door deze barrière te gaan weten we niet.
Indien ze dat wel zouden kunnen, komt de vraag, op welke wijze ze dan aan de informatie komen die nodig is om de tunneling op het juiste moment vast te zetten. De veronderstelling dat lichtfotonen zich versnellen van materiële energie naar immateriële energie roept de nodige vragen op. Ik ga ervan uit dat de lichtenergie niet door de tijdsbarrière heen kan. Mijn suggestie is eerder dat er mogelijk wel immateriële energie zou kunnen bestaan, maar dat is dan niet de materiële lichtenergie die zich versneld heeft, omdat deze energie niet over de juiste informatie beschikt. Immateriële energie zou dan wel de mogelijkheid moeten hebben om de kwantumwisselingen, c.q. tunneling, in de juist situatie stil te zetten en op deze manier de cel vast te zetten in de macro materiële werkelijkheid. Deze energie bezit de informatie die hiervoor nodig is. Maar deze energie beschikt ook over het vermogen te Weten, nl. dat wat er nodig is om leven te laten ontstaan en in stand te houden.
Mijn hypothese veronderstelt dat deze energie een binding aangaat met de cel, zonder ermee te versmelten. De verbinding houdt in, dat ze invloed uitoefent op het proces om de orde binnen die cel te handhaven, ofwel de entropie laag houdt. Doordat deze energie over een zeer grote capaciteit van informatie moet beschikken, die de materiële energie te boven gaat, komt de hypothese naar voren om deze immateriële energie, die een informatieveld is en ook over een Weten beschikt, bewustzijnsenergie te noemen.
Mogelijk zet deze bewustzijnsenergie niet alleen de tunneling vast, maar beïnvloedt ze ook het gehele levensproces van de plant, dier en mens gedurende zijn leven. Het materiële deel van de mens heeft de informatie van de immateriële energie voortdurend nodig om zich te kunnen handhaven door de entropie zo laag mogelijk te houden. Op het moment dat deze energie de levensvorm loslaat sterft de cel en stopt de celdeling. Het levende, dat gebaseerd is op orde, verandert in wanorde. Dat wil zeggen dat de entropie sterk toeneemt. Zolang de binding tussen de materiële en immateriële energie gehandhaafd blijft, zal er celdeling plaatsvinden. Met andere woorden een cel kan alleen de ordening handhaven door de binding aan te gaan met de immateriële energie.
Door bovenstaande verbinding wordt het kwantumniveau (microniveau) naar het macroniveau overgeheveld waar de klassieke natuurkundige wetten gelden. Zou deze verbinding niet het gehele leven aanwezig zijn, dan komt de vraag naar voren wat dan het stervensproces in gang zet. De entropie in een mens blijft gemiddeld wel zeventig jaar heel laag, of anders gezegd, de ordening blijft op een hoog niveau gehandhaafd binnen een wereld waarin overal de entropie hoog is. We dienen ons te realiseren dat we het hier hebben over energieën op kwantumniveau waar andere wetmatigheden gelden dan in de klassiek natuurkunde.
4.5 Voorwaarden voor de immateriële energie als bewustzijn
Het probleem met bovenstaande hypothese is, dat deze energie buiten onze waarnemingsmogelijkheden valt en daardoor niet meetbaar is. Gezien mijn hypothese kan ik de volgende voorwaarden formuleren waaraan deze immateriële energie moet voldoen.
Het is nodig dat,
1) kwantumprocessen niet tijdsgerelateerd zijn. Een tijdsgerelateerde energie kan
geen proces vastzetten dat niet gerelateerd is aan de tijd
2) deze energie de snelheid heeft om zich binnen de kwantumtunneling te
kunnen handhaven. Dat betekent sneller dan de lichtsnelheid.
3) deze energie over de informatie beschikt om te Weten wanneer de juiste
combinatie, die uit miljoenen mogelijkheden kan bestaan, is bereikt die celdeling
mogelijk maakt.
4) deze energie het vermogen heeft om die cel combinatie vast te zetten in de
materie, zodanig dat de kwantumtunneling tot stilstand wordt gebracht en
daardoor in de materiële werkelijkheid tot celdeling kan komen.
5) deze energie het vermogen heeft de entropische beweging in onze wereld te
stoppen, dat wil zeggen de beweging van orde naar chaos om te draaien naar
een beweging van orde uit chaos voort te brengen. Dat wil zeggen van een hoge
entropie naar een lage entropie.
6) deze energie constant nodig is om te voorkomen dat de celdeling stopt,
of met andere woorden, dat er entropie ontstaat door de krachten om haar heen.
Deze energie is dan nodig als een beschermende factor tegen de entropische
krachten van de materiële wereld.
7) deze energie voldoende krachtig is, dat wil zeggen de frequentie moet
voldoende hoog zijn om dit proces te kunnen beheersen.
Kwantumprocessen bevinden zich vaak al op lichtsnelheidsniveau. Om dan
krachtiger te zijn is het nodig een hogere frequentie te hebben. Volgens de
vergelijking van Planck betekent dit dat de snelheid dan hoger moet liggen dan
de lichtsnelheid..
8) deze energie alom aanwezig is, omdat leven op onze aarde overal aanwezig
is, zowel in het kleinste als in het grootste en al de miljarden variaties kan
omvatten.
9) deze energie ook over een zeer grote capaciteit beschikt om informatie op te
nemen, omdat bij het evolueren van levensvormen de informatiestromen binnen
dat leven ook enorm toenemen. Als dit niet zo is, kan deze energie de
levensprocessen niet beschermen tegen de entropische krachten van de
materiële wereld waarbinnen het leven zich tracht te handhaven.
10 deze energie sterker is dan de entropische krachten van de materiële wereld.
11) deze energie het vermogen heeft de communicatie tussen twee
verschillende groepen cellen tot stand te brengen. Dit vermogen wordt ook wel
telepathie of intuïtie genoemd.
Als er een energie bestaat die aan bovenstaande voorwaarden voldoet dan noem ik deze energie bewustzijnsenergie.
Conclusie
Mogelijk bestaat er een immateriële bewustzijnsenergie die in staat is de kwantumtunneling van de cel in het juiste punt vast te zetten, zodat ze tot celdeling kan overgaan in de macro materiële werkelijkheid en zo tot leven komt. Op het moment dat de immateriële bewustzijnsenergie het lichaam loslaat kunnen de cellen van het lichaam hun positie van celdeling niet meer vasthouden en verlaten ze deze positie en neemt de entropie toe. Daardoor sterft het lichaam.
De materiële benadering om het leven te zien als een computer die over een enorme informatie capaciteit beschikt is een beperking omdat ze alleen naar de hardware kijkt. Een computer functioneer alleen maar als er van buitenaf software wordt toegevoegd. Er is als het ware ook software nodig om te weten wat nodig is om leven mogelijk te maken. De bewustzijnsenergie is als het ware de software van het leven. De hardware produceert niet uit zichzelf nieuwe software. De software wordt altijd van buitenaf toegevoegd. De hersenen behoren tot de hardware en zijn daarom niet het bewustzijn en kunnen niet zelfstandig het bewustzijn voortbrengen. Het materiële lichaam is de hardware en de immateriële energie is de software. En deze combinatie maakt leven mogelijk.
In ons huidig wetenschappelijk paradigma wordt het universum gezien als een materieel verschijnsel dat onder bepaalde omstandigheden leven voortbrengt. Mogelijk is het omgekeerd. Er is een bewust universum dat onder bepaalde omstandigheden materie voortbrengt. En dit bewustzijn manifesteert zich via het levende organisme dat een combinatie is van immateriële en materiële energie.
Noten
1. https://en.wikipedia.org/wiki/Johnjoe_McFadden 21-7-2019
2. https://en.wikipedia.org/wiki/Jim_Al-Khalili 18-9-2019
3. Al-Khalili, J., Johnjoe McFadden, Hoe leven ontstaat, Op het snijvlak van biologie
en kwantumleer, Atlas Contact, Amsterdam, 2015
4. https://nl.wikipedia.org/wiki/tunneleffect 9-9-2019
5. https://nl.wikipedia.org/wiki/foton 9-9-1919
6. https://nl.wikipedia.org/wiki/kwantumverstrengeling 24-10-2019
laatste referentie uit 2008
7. Prigogine, I., Isabelle Stengers, Orde uit Chaos, De nieuwe dialoog tussen mens
en de natuur. Uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 1988