Civis Mundi Digitaal #94
De econoom Bob Rijkers van de Wereldbank ontdekte dat een prijsstijging van olie gepaard ging met een toevloed van kapitaal naar de belastingparadijzen. Toen hij deze ontdekking deed, vroeg hij zich af of ontwikkelingshulp dezelfde effecten zou hebben. En het antwoord is helaas « ja »! In het rapport met de vraag « Verkrijgen door list en bedrog de elites een deel van ontwikkelingshulp? » concludeert het op 18 februari gepubliceerde rapport van de Wereldbank: « De overgemaakte ontwikkelingsgelden aan de meest afhankelijke landen vallen samen met een belangrijke toename van overboekingen naar financiële offshore centra die bekend staan door hun ondoorzichtigheid en hun privé-beheer van grote fortuinen «. Anders gezegd: een deel van de publieke steun voor de ontwikkeling van arme landen wordt verduisterd en ondergebracht in belastingparadijzen. Het zou gaan om gemiddeld 7,5 procent van de totale ontwikkelingshulp.
In een op 13 februari jongstleden gepubliceerd artikel in The Economist valt te lezen dat de top van de Wereldbank niet gelukkig was met de conclusies van de drie onderzoekers, waarvan twee onafhankelijk zijn, in bovengenoemd rapport. De publicatie zou in november 2019 geblokkeerd zijn door de leiding van de in Washington gevestigde Wereldbank, hetgeen geleid zou hebben tot het vroegtijdig vertrek van hoofdeconoom Pinelopi Goldberg die haar aftreden begin februari aankondigde, slechts vijftien maanden na haar aantreden. « Het is mogelijk dat de Wereldbank geïrriteerd was en besloot tot het blokkeren van de publicatie van een onderzoek van haar eigen équipe «, schrijft de Economist. Ook noemt men andere hypotheses, zoals de reorganisatie van de Wereldbank, die de hoofdeconoom onder toezicht van de nieuwe operationele directrice Mari Pangestu stelt. In het op 5 februari rondgezonden intern bericht waarin mevrouw Goldberg haar aftraden aankondigde, zei zij dat de beslissing haar « moeilijk » viel, maar dat het tijd was voor haar om terug te keren naar de universiteit van Yale (Connecticut) om les te geven.
Niels Johannesen, één van de onafhankelijke co-auteurs van het rapport en verbonden aan de Universiteit van Kopenhagen, liet op zijn website weten dat het eerste rapport teruggetrokken werd om aangepast te worden. Deze week is deze aangepaste versie door de Wereldbank geaccepteerd. In de eerste versie verklaarden de auteurs dat de overgemaakte ontwikkelingshulpbedragen de « oorzaak » zijn van overboekingen naar de offshore-centra, terwijl in de eindversie gesproken wordt van een (toevallige) samenloop van omstandigheden… In een op 18 februari gepubliceerd communiqué verklaarde de Wereldbank, die rond de 400 onderzoeken per jaar publiceert, dat zij « de corruptie en de daarmee fiducière risicio’s zeer serieus neemt ».
De onderzoekers hebben de gegevens van de Bank van internationale overschrijvingen (BRI), te weten de financiële stromen tussen belastingparadijzen en 22 arme landen, gekruist met aan hen door de Wereldbank uitbetaalde hulp. Deze twee vallen (toevallig) samen steeds met een tussenpoos van drie maanden. De arme landen die een publieke ontwikkelingshulp ontvangen ter grootte van 1 procent van hun bruto binnenlands product zien hun overboekingen naar de offshore-centra met gemiddeld 3 procent vermeerderen in verhouding tot de landen die geen hulp ontvangen. De auteurs hebben na verificatie andere hypotheses die deze overboekingen zouden kunnen verklaren uitgesloten. Zij hebben ook geconstateerd dat deze vermeerdering geen andere meer transparante financiële centra (Frankrijk of Duitsland) ten deel valt.
22 voornamelijk arme Afrikaanse landen werden betrokken in de steekproef voor dit onderzoek, om het resultaat niet te laten bepalen door één land. De gebruikte gegevens zijn verzameld vanaf 1990 en gaan niet verder dan 2010. « Bepaalde landen zijn erg terughoudend met het toestaan dat de BRI ons recente gegevens levert », laat Niels Johannesen mij weten. Maar ondanks alles zijn de auteurs van dit onderzoek van mening dat het vrijwel zeker is dat de begunstigden van dit naar de offshore-centra gezonden geld op het moment dat hun land ontwikkelingshulp ontvangt, behoren tot de leiders en de economische elite van de betreffende landen. De bevolking van deze arme landen heeft vaak geen enkele bankrekening, laat staan in het buitenland.
Wetenschappelijk moet hier inderdaad gesproken worden van « vrijwel zeker », omdat hard juridisch bewijs veelal ontbreekt. Maar voor mij staat het voor de volle 100 procent vast dat de leiders en de economische elites die prachtige paleizen bewonen, in weelde baden en in buitenlands onroerend goed investeren, hier de doortrapte schurken zijn die de bevolking van hun landen in vaak bittere armoede laten verrekken. De Wereldbank mag dan zeggen dat zij de corruptie c.a. zeer ernstig neemt – ik neem dat graag aan – maar al te vaak wordt ook door Westerse leiders om geopolitieke redenen de hand boven deze corrupte misdadigers gehouden. Geopolitiek en ethiek gaan zelden samen, en daar kan ik mij goed kwaad over maken!