Albert Camus: De pest en de coronacrisis
Deel 1: Inleiding, hoofdthema’s, visie van Camus

Civis Mundi Digitaal #95

door Piet Ransijn

 

De pest is al besproken in mijn eerste artikel over Camus in nr 90. Dat leek me toen wel voldoende wat betreft De pest. Nu de Coronacrisis is uitgebroken en dit vele associaties oproept, is het echter interessant om De pest weer te herlezen, ook al wordt er in mijn komende artikelen over Camus nog vaker naar verwezen. Over Corona wordt genoeg geschreven. Daarom zal het hier vooral gaan over De pest. Het is de meest complexe roman van Camus, die hem over de hele wereld beroemd maakte en hem met zijn andere werken in 1957 de Nobelprijs verschafte. Het boek dateert van 1947. Het is grotendeels in de oorlog geschreven. De pest is dan ook het zinnebeeld van de oorlog, die Camus beschrijft als een soort natuurramp, die mensen overkomt, hoewel zij er zelf de oorzaak van zijn. In ruimere zin is de pest het zinnebeeld van het precaire menselijke bestaan in een onbegrijpelijke, dreigende en onbarmhartige wereld.

 

Typering van Oran voordat de pest uitbreekt

De pest speelt zich af in de Algerijnse handelsstad Oran, “een stad zonder duiven, zonder bomen, zonder tuinen, een stad waar wiekslag noch bladergeritsel te horen valt; kortom een neutraal oord... Onze medeburgers werken hard, maar altijd om meer geld te vergaren. Zij interesseren zich vooral voor de handel en ‘zaken doen’... Natuurlijk voelen zij ook wel voor de zogenaamde eenvoudige genoegens... Maar die genoegens bewaren zij heel verstandig voor de zaterdagavond en de zondag, terwijl zij zich de andere dagen van de week uitsloven om veel geld te verdienen... Men zal opmerken, dat dit alles niet alleen aan onze stad eigen is... Zonder twijfel bestaat er heden ten dage niets natuurlijkers dan dat mensen van de morgen tot de avond werken om daarna bij kaartspel, in cafés en onder kletspraatjes de tijd te verdoen, die hun rest om te leven. Maar toch zijn er wel steden en landen, waar de mensen een vermoeden hebben van iets anders. Ook al verandert dat niets aan hun levenswijze, zij hebben toch in elk geval dat vage vermoeden en dat is tenslotte al iets. Oran daarentegen is een stad, waarin zulke vermoedens blijkbaar niet bestaan, dat wil zeggen: een volmaakt moderne stad... Wat moest worden duidelijk gemaakt, is de banale indr..uk, die de stad maakt en het leven, dat men er leidt.”

Aldus begint het boek met een wat laconieke maar typerende beschrijving van niet alleen een moderne stad, maar ook de moderne tijd. “Een stad zonder ziel... Onze stadsgenoten waren door niets voorbereid op... een reeks ernstige gebeurtenissen, die wij hier willen laten beschrijven” (p 7-9). Camus beschrijft vervolgens hoe de pest ingrijpt in dit banale bestaan en hoe dit volkomen verandert en wordt ontwricht. “De ware hoofdpersoon van het boek is de bevolking van Oran,” schrijft Van Gennep in zijn proefschrift (Albert Camus: Een studie van zijn ethische denken, p 159). Andere hoofdpersonen komen nog aan de orde.

 

Op zichzelf teruggeworpen 

Hoofdthema’s

Het antwoord op de rampzalige situatie die de stad treft, is bij Camus de solidariteit, de inzet voor de medemensen. Hij beschrijft hoe de hoofdpersonen in zijn boek zich verzetten tegen de pest. Ze treffen maatregelen tegen de overmacht en vinden elkaar in de geteisterde stad in hun strijd op leven en dood. Naast solidariteit in het verzet speelt het hoofdthema van de plotselinge onoverbrugbare scheiding van dierbaren die buiten de stad moeten verblijven vanwege de quarantaine, de lockdown. Camus heeft hierin zijn oorlogservaringen als Franse verzetsstrijder verwerkt.

Behalve de verbondenheid en afgescheidenheid van de mensen is een onderliggend thema de verwerping van het aardse en het hemelse gerecht, dat mensen ter dood veroordeelt. Dit wordt in zijn volgende boek De mens in opstand uitgewerkt. Camus plaatst verder de menselijke solidariteit tegenover een onverschillige, zwijgende paternalistische God en een onaanvaardbaar lot. Tevens plaats hij het menselijk drama in een omvattend en begeleidend natuurgebeuren, dat het menselijke gebeuren weerspiegelt en ermee resoneert, maar er tegelijkertijd onverschillig en gescheiden van blijft. In de pest toont de natuur zijn onbarmhartige kant, waarmee de mensen moeten leven en hun antwoord erop geven.

Inspiratiebronnen voor het boek waren onder meer Oorlog en vrede van Tolstoien Journal of a Plague War van Daniël Defoe. Beide boeken zijn deels als gefingeerde, maar tevens waarheidsgetrouwe historische kronieken geschreven, waarin zich menselijke drama’s afspelen. Oorlog en vrede was het grote voorbeeld voor Camus. Als hij tijd van leven had gehad, had hij zelf ook wel een poging willen wagen om zo’n monumentaal epos te schrijven. De pest is echter ook tot de algemeen bekende, grote klassieke romans gaan behoren. Bij (her)lezing wordt duidelijk waarom.

 

 

Wat zegt Camus zelf over De pest?

"De pest kan op drie manieren worden gelezen. Het is tegelijkertijd een verhaal over de bezetting van de Nazi’s (en de verbeelding van ieder totalitair regime waar dan ook) en ten derde, de concrete illustratie van een metafysisch probleem, dat van het kwaad..." (Camus in Olivier Todd, Albert Camus: A Life, p 168). Het betreft de algemeen menselijke situatie van de ’condition humaine’, niet alleen een oorlogssituatie of een epidemie. "Ik wil door de pest uitdrukking geven aan de verstikking waaraan wij allen lijden en aan de sfeer van bedreiging en verbanning waarin wij leven. Ik wil tegelijkertijd ook het bestaan in het algemeen zo duiden," noteerde hij in zijn dagboek (Ger Verrips, Albert Camus: Een leven tegen de leugen, p 103)

“De pest heeft een sociale en een metafysische zin. Dat is precies hetzelfde. De dubbelzinnigheid is ook die van De vreemdeling” (Dagboek,  p 105). “Betekenis van het werk: Zoveel mensen ontberen genade. Hoe kan men leven zonder genade? We moeten doen wat het christendom nooit heeft gedaan: ons ontfermen over de verdoemden,” d.w.z. de slachtoffers, schrijft hij in zijn notities over De pest. (Selected Essays and Notebooks, Ph. Thody ed., p 231-32).

De pest is vooral een pleidooi voor de menselijke solidariteit als antwoord op de absurditeit van ons bestaan, die het hoofdthema was in De vreemdeling en De mythe van Sisyphus. Deze solidariteit noemt hij in zijn Dagboek (p 94) en aan het eind van De pest: “heldendom zonder God – kortom de pure mens. Met alle menselijke deugden, ook de eenzaamheid ten overstaan van God.” Hij plaatst zijn werken op zijn (levens)weg “als fasen... op de weg naar een volmaaktheid zonder beloning. De vreemdeling is het nulpunt. Idem de Mythe. De pest is een vooruitgang, niet van een nulpunt naar de oneindigheid, maar naar een diepere complexiteit, die nog te bepalen is. Het eindpunt zal de heilige zijn.”

In De pest beschrijft Camus de hoofdpersonen op hun levensweg naar dit eindpunt. Met name de hoofdpersonen dokter Rieux en zijn medestander Tarrou zijn al een eind op weg. In zijn Dagboek (p 112) schrijft hij verder: “Ik wil door middel van de pest uitdrukking geven aan de benauwenis waaronder wij allen hebben geleden en de sfeer van bedreiging en ballingschap waarin wij hebben geleefd. Tegelijkertijd wil ik deze interpretatie uitbreiden naar het begrip existeren in het algemeen. De pest moet het beeld geven van hen, aan wie deze oorlog het nadenken, de stilte was toebedeeld – en ook het geestelijk lijden.”

 

De pest als objectief verslag en als persoonlijke belevenis

Camus wil een objectief schrijver zijn, schreef hij in zijn essay ‘Het raadsel’ in de bundel De zomer, die in een volgend artikel wordt besproken. De pest is geschreven als een kroniek, een objectief, feitelijk verslag, afgewisseld met gesprekken van de hoofdpersonen, die eigenlijk te indringend en levensecht zijn voor een kroniek. De hoofdpersoon dokter Rieux is de belangrijkste bestrijder van de pest. In de loop van de roman krijgt hij medestanders in zijn onversaagde strijd. Een van de kenmerken van Rieux is dat hij niet oordeelt over anderen, wel over de pest. In De pest beschuldigt hij niemand en oordeelt hij over niemand. Hij laat wel zien welke consequenties de daden en wandaden hebben voor de mensen die deze daden verrichten. Rieux toont ook een zeker mededogen voor een criminele hoofdpersoon in het boek, Cottard. Hoewel Rieux vele mensen had zien sterven, “viel het misschien zwaarder te denken aan een man die schuldig was, dan aan een man die dood was” (p 220). Camus gaf ook de schuld van de oorlog niet aan de Duitsers, zoals in de oorlog gebruikelijk was. Daarom laat hij de pest als een bovenmenselijke ramp zien, zoals nu het Corona-virus.

De hoofdpersonen komen sympathiek en levensecht over, hoewel het tevens typen zijn, die een beroep of functie typeren met een bepaalde enigszins stereotype manier van doen, die hen herkenbaar maakt. Ze vertegenwoordigen allen aspecten van Camus zelf en van mensen en situaties uit zijn leven: een journalist, een anarchist en wereldverbeteraar, een arts die met zijn benen op de grond blijft staan, een kleine kantoorman en een priester en ideoloog die mensen wil bekeren.

De pest is ook zijn verwerking van de situatie waarin de oorlog hem bracht, die onder meer wordt gekenmerkt door een pijnlijke scheiding van zijn vrouw. Zij verbleef in Oran terwijl Camus in Frankrijk was en niet meer naar haar toe kon gaan. Algerije was namelijk bezet door de geallieerden en Frankrijk door de Duitsers. Ook zijn ervaringen als tuberculosepatiënt zijn erin verwerkt. Hij heeft de dood herhaaldelijk onder ogen moeten zien. Hij schreef De pest in het oord ’Le Panelier’, waar hij herstelde van zijn ziekte. De naam van pater Paneloux, een van de hoofdpersonen, is ervan afgeleid. De naam van dr. Rieux, is ontleend aan zijn arts Rioux, maar deze hoofdpersoon toont meer gelijkenis met diens collega Le Forestier, die in het verzet actief was en met Albert Schweitzer had gewerkt. Tarrou, een andere hoofdpersoon, toont overeenstemming met Pascal Pia, de collega-redacteur van Camus. Alle hoofdpersonen hebben trekken van hemzelf. Samenvattend zijn er zijn dus onder meer de volgende hoofthema’s: de rampzalige oorlogssituatie en het verzet, de scheiding van dierbaren die deze met zich meebrengt en de menselijke solidariteit als antwoord (Todd, p 161-168, Verrips, p 105-09).

 

Eigen ervaring

Toen hij de Nobelprijs kreeg verklaarde Camus in Stockholm aan journalisten: “Ik zou er niet over hebben kunnen spreken als ik het niet beleefd had; ik heb geen verbeelding” (F O Van Gennep, Albert Camus: Een studie van zijn ethische denken, p 280). Hij noemt De pest een bekentenis, een confessie, van zijn eigen belevenissen. Dat maakt het boek zo indr..ingend en levensecht, hoewel het een absurde situatie is, waarin de pest de mensen heeft geplaatst. Over de karakters die hij creëerde heeft Camus gezegd: “Ik heb het gevoel dat ik ze allemaal ben, hoewel de ene meer gelijkenis toont dan de andere” (Catherine Camus, Albert Camus: Solitude & Solidarity, p 186, persconferentie in Stockholm). Zijn visie wat betreft zijn betrokkenheid en de solidariteit als schrijver komt in een later artikel over de ontvangst van de Nobelprijs aan de orde.

Camus heeft nooit de moed verloren stelling te nemen tegen onrecht en ellende. Zo vinden de hoofdpersonen levensmoed en levenszin ondanks alle ontzetting. Hoe spelen ze dat klaar? Ze laten zich net als Camus inspireren door hun ‘fundamentele menselijkheid’, in termen van de contemplatieve psychologie van Han de Wit, waarover een volgend artikel gaat, dat ook verwijst naar Camus.

Camus werd ooit aangehouden door een politieagent, die hem naar zijn beroep vroeg. “Schrijver,” zei Camus. Over misdaad of over liefde, vroeg de politieman. “Een beetje van beide,” zei Camus. Deze kanten zien we ook in De pest, hoewel het vooral een kroniek en een bekentenis wil zijn van de heroïsche strijd van een groepje solidaire mensen met een onaanvaardbaar lot. Het geeft uitdrukking aan de solidariteit die Camus heeft beleefd in zijn verzetsgroep rond verzetskrant Combat, waarvan hij de hoofdredacteur was en waarvoor ook Sartre schreef.