Civis Mundi Digitaal #95
Lao Tse
Zhuangzi sluit met zijn beeldende verhalen, dialogen en parabels aan bij het meest bekende geschrift van het daoïsme, nl. het Daodejing (Tao Tse Tsjing) van Laozi. Daarom is het van belang dit te bespreken. ‘Doadejing’ betekent letterlijk ‘boek van Dao, de weg en de deugd’ (=de of teh). Laozi zag het verval van de cultuur met lede ogen aan volgens een Chinese geschiedschrijver en wilde de deugd herstellen door bewustwording van Tao. Er zijn verschillende teksten en interpretaties van het geschrift. De auteur kiest voor de tekst waarin het “contemplatieve grondpatroon het meest compleet en consistent naar voren komt, [en…] duidelijk herkenbaar is door de hele Daodejing heen” (p 43).
Dit grondpatroon gaat uit van het onderscheid tussen het profane en het open bewustzijn.
Laozi maakt in de eerste regel duidelijk, dat ‘de Dao waarover mensen spreken, niet de ‘eeuwige’ Dao is’. “Dao toont zich als ‘moeder der tienduizend objecten’ als we deze namen geven; en als we geen woorden gebruiken… als ‘de oorsprong van hemel en aarde’” (p 43, 44). Laozi onderscheidt het absolute, ongemanifesteerde Dao van het gemanifesteerde Dao in de talloze geschapen objecten.
Het open bewustzijn “is het Dao gewaar in zijn ‘eeuwige’ aspect..., ruim en ontvankelijk, zonder begeerten” (p 44). Dit open bewustzijn contrasteert met het wereldse bewustzijn dat Dao alleen ziet in de gedaante van ‘de tienduizend objecten’. “De werkelijkheid is één en valt uiteen in objecten… in de menselijke waarneming.” Dat gebeurt met name als wij er begeerten op projecteren. “Het is het menselijke bewustzijn dat als het ware een ‘objectwereld’ projecteert op Dao.”
Zhuangzi geeft vergelijkbare beschrijvingen: “Dit is Tau; er is beweging en bewegingloosheid, maar het doet niet en heeft geen vorm… Het kan begrepen worden, maar toch niet gezien. Het heeft zijn wortel en grond in zichzelf. Voor hemel en aarde waren, was Tau. Uit Tau kwam voort het geheimvol bestaan van geestelijke wezens en God [Sjang Ti, de opperste Heerser], de hemel en de aarde… Het was boven de Ether, toch kan het niet hoog genoemd worden. Het was beneden alle ruimten, toch kan het niet laag genoemd worden. Het bestond vóór hemel en aarde, toch kan het niet lang geleden genoemd worden. Het is ouder dan de oudste oudheid, toch kan het niet oud genoemd worden… Niemand kent er het begin van, niemand het einde” (Leeringen van Tsjwang Tze, p 107-08, hfst 6, par 7). Deze poëtische beschrijvingen lijken op de teksten van de Indiase Oepanishaden over het absolute Brahman en Atman alsonze innerlijke essentie.
https://www.singulart.com/en/artworks/prashant-prabhu-lao-tse-goes-away-35497
De betekenis van de term Dao
Het is mogelijk Dao in zijn oorspronkelijke essentie gewaar te zijn als het bewustzijn zonder begeerten en zonder objecten is en zonder gedachten en gevoelens, die ook objecten zijn van het bewustzijn. “Het woord ‘Dao’ betekent zowel ‘weg’ als ‘spreken’, en heeft dus de dubbele betekenis van ‘methode’ en ‘leer’” (p 45). Het ongemanifesteerde, eeuwige Dao is echter ook de oorsprong, de grondeloze bestaansgrond. Ðit is een meer fundamentele betekenis. “Voor hem [Laozi] is Dao een dimensie die buiten het bereik van de zintuiglijke waarneming, het intellect, en de taal valt, maar tegelijkertijd wel de hele zintuiglijk waarneembare wereld als totaliteit voortbrengt en draagt.” Het gesproken concept van Dao is niet de Dao als zodanig, als ‘ongedeelde totaliteit’.
“Deze onvoorwaardelijk schenkende oerdimensie gaat het menselijk begripsvermogen ver te boven. Immers de mens zelf wordt ook door Dao voortgebracht… De wereld der objecten is volgens Laozi een verschijningsvorm van Dao… Het profane bewustzijn verwart [deze] met Dao zelf” (p 46-47). De dualiteit tussen oorsprong en verschijningsvorm, subject en object, ‘ik hier’ en ‘dat daar’, ontstaat door denken en spreken of taal. “Han de Wit noemt dit ‘de dualistische breuk’… Dao doet zich… niet meer voor als ongedeelde totaliteit van het zijn [maar] als de wereld der ‘tienduizend objecten’” (p 47). We verliezen daardoor de verborgen, onmanifeste oorsprong uit het oog.
www.zhuangzireception.org/publications
Meditatie, verstilling en ‘ontlediging’ als de weg naar de oorsprong
Het Tao is dus gemanifesteerd in ‘de tienduizend dingen’ en een ongemanifesteerde eenheid. “In Zhuangzi wordt dit inzicht als volgt verwoord: ‘Met namen en materie ben je in het rijk der objecten. Zonder namen en zonder materie zijn er geen objecten, maar is er leegte. Je kunt erover praten en je kunt erover denken, maar hoe meer je erover praat, des te verder je ervan af raakt” (p 49). Voor de afstemming op Tao is het zaak voorbij het denken te gaan, het denken te transcenderen.
Het sleutelbegrip woewei (niet-doen) wijst enerzijds op stil zijn en verstilling, meditatie, anderzijds op handelen vanuit die stille grond van open bewustzijn. “Het is een handelen dat voortkomt uit een bewustzijn dat voeling heeft met de onbegrensde openheid van de oorsprong, waarin alles nog op natuurlijke wijze met elkaar is verbonden, en niet door concepten en begeerten van het profane bewustzijn is gescheiden” (p 50). Door een op macht en beheersing gericht organisatorisch keurslijf verliezen we “de voeling met de oorsprong”.
“Politiek, bestuur en economie snijden volgens Laozi de eenheid des levens aan stukken omdat machthebbers het leven van de mensen hanteerbaar en organiseerbaar willen maken” (p 51). Ze verdelen het leven om erover te kunnen heersen. Zo raakt men “vervreemd van het besef dat het leven een geschenk is… De onbegrensde openheid van Dao onttrekt zich dan aan ons blikveld, waardoor we onze beperkte horizon voor absoluut houden. Onze elementaire menselijkheid kan zo niet tot volle bloei komen, waardoor we zowel onszelf als de rest van het kosmische levensverband tekort doen en zelfs schaden” (p 51-52). Deze diagnose van de oude meester geldt ook voor onze tijd.
“Als je constant begeerten hebt, zie je alleen datgene wat je zoekt en verlangt… Met begeerte bedoelt Laozi de algemene beheptheid om de dingen en de wezens waar te nemen in het licht van zijn eigen doeleinden” (p 52-53). Het komt overeen met de benadering vanuit instrumentele rationaliteit in termen van middelen tot een bepaald doel, bijv. winst maken. Om ons hiervan te bevrijden is het zaak terug te keren naar het open bewustzijn, in contact te komen met de bron, het onmanifeste Dao, dat ook de oorsprong van ons denken en handelen is.
Het deprogrammeren van de zintuigen door de ogen te sluiten
“De ‘terugkeer’ naar het oorspronkelijke bewustzijn vindt plaats via lichaamsgerichte meditatie.” Deze werd overgedragen door mondeling onderricht. Dat geldt ook voor andere vormen van meditatie zoals transcendente meditatie. Toen ik hierover voor het eerst hoorde als methode van ‘no doing’, dacht ik gelijk aan de term niet-doen van Lao Tse en zag ik deze eenvoud als ‘kenmerk van het ware’. Mijn onderzoek van verschillende vormen van meditatie van christelijke en oosterse herkomst sluit aan bij de inzichten van de contemplatieve psychologie van Han de Wit en het taoïsme. Zonder ervaring met meditatie is het wellicht wat minder toegankelijk waar Laozi en Zhuangzi op doelen.
Woei-Lien Chong heeft het ook over ‘deprogrammering van de zintuiglijke waarneming’ (p 56). “De vijf kleuren maken het oog blind en de vijf tonen maken het oor doof” (aforisme 12). Een eenvoudige vorm van deprogrammeren is simpelweg de ogen te sluiten en de aandacht naar binnen te laten gaan en de open dimensie van het bewustzijn zonder zintuiglijke indrukken en denkactiviteit gewaar te worden. Met open ogen is het moeilijk om de zintuigen te deprogrammeren en het lijkt mij ook niet wenselijk, omdat in het dagelijks leven open ogen nodig zijn.
Zhuangzi https://moral.followcn.com/
‘De terugkeer naar het open bewustzijn’
De oefenweg is gericht op het voeling krijgen met het open bewustzijn door regelmatige meditatie, en ook tijdens het handelen het contact daarmee niet te verliezen. De auteur beschrijft dit als ‘de terugkeer naar het open bewustzijn’ door de geest te ‘ontledigen’ van zintuigelijke ervaringen, gedachten en begeerten. Als de stroom van gedachten tot rust komt en daarbij alertheid aanwezig blijft, “komt het diepere niveau van bewustzijn naar voren. Het is zeker niet de bedoeling passief weg te zinken; je moet wakker en alert blijven. In het begin is er alleen een korte glimp van louter gewaar zijn of awareness, maar naarmate je meer geoefend raakt, kun je de ervaring langer laten duren. De ware aard van het bewustzijn als louter helderheid en gewaar zijn manifesteert zich dan steeds duidelijker” (p 58).
Bij het proces van verstilling tijdens meditatie is er een transcenderend proces, dat voorbij gedachten en innerlijke gewaarwordingen gaat en uitkomt bij een zuiver gewaar zijn, een stil en open bewustzijn. Door regelmatige meditatie werkt dit bewustzijn door na de meditatie tot het in de verlichte bewustzijnstoestand blijvend gevestigd is. Dit kan het geval zijn geweest bij Laozi en Zhuangzi, die beschrijvingen geven van deze bewustzijnstoestand.
Laozi heeft het over ‘terugkeren naar de wortel’. “Ik breng de ontlediging tot het uiterste [d.w.z. de oorsprong] en bewaar zorgvuldig de stilte… De toestand waarin alles is teruggekeerd naar zijn wortel heet ‘stilte’” (aforisme 16, p 59-60). Dit is volgens sommige auteurs op te vatten als een verslag van een meditatie-ervaring van een open, ontledigd bewustzijn waarin het ik een kosmisch Zelf wordt. “Zodra zijn innerlijk centrum… stil was geworden, ontvouwde zijn bewustzijn zich tot zijn oneindige ruimte… de wirwar van objecten kwam tot rust: de dingen verloren hun object karakter,… ‘keren terug naar het objectloze’” (p 60).
Woei-Lien Chong citeert de sleutelverzen van Daodejing die ook door anderen worden aangehaald, zoals Karen Armstrong en Mircea Eliade. Lau Tse heeft natuurlijk meer verzen geschreven dan hier worden weergegeven. Hij uit onder meer ook een zekere aversie tegen oorlog en geweld, gekunsteldheid, onoprechtheid en belangrijkdoenerij, zoals Zhuangzi ook doet. Het Daodejing is wellicht de meest bekende Chinese tekst en terecht. Als ik naar een onbewoond eiland gestuurd zou worden en een paar boeken mocht meenemen zou Doadejing er één van kunnen zijn.
De kosmische levensenergie
Tijdens meditatie keert het bewustzijn terug naar “zijn oorspronkelijke, objectloze toestand”. Een ander woord voor terugkeren is transcenderen, voorbij het denken en zintuiglijk ervaren gaan.
“Het contact met Dao als oorsprong… wordt ervaren als een allesomvattend energieveld, of gemeenschappelijke ademruimte [waarin…] Tao werkzaam kan worden in het lichaam van de beoefenaar in de hoedanigheid van qi, de kosmische levensenergie.” Deze energie die ook de adem omvat en in India prana wordt genoemd, manifesteert zich vanuit Dao als “allesomvattende en doordringende ruimte van mogelijkheid, een openheid die zich onttrekt aan onze zintuigen en intellect” (p 61-62).
Laozi duidt het meditatieproces aan als ‘het dichtstoppen van de openingen’ en ‘het sluiten van de poorten’, nl. de zintuigen en het denkvermogen. Met andere woorden: de ogen sluiten en ophouden met denken door het tot rust te laten komen in wat hij het ‘niet-zijn’ noemt, de ‘objectloze staat’ (aforisme 40, p 63). Hij zou hierbij verwijzen naar een meridiaan of energiekanaal waar de levensenergie doorheen gaat langs de ruggengraat, in India kundalini genoemd.De verwijzing kan betrekking hebben op een lichaamsgerichte vorm van meditatie. “Het lijkt waarschijnlijk dat het een oefening was in het naar binnen richten van de aandacht, en het loslaten van spanningen en fixaties, zowel lichamelijk, geestelijk, als emotioneel.”
Leerlingen werden persoonlijk geïnitieerd en daarna individueel begeleid, net als in andere oude culturen. “De ingewijden… deelden een bepaald esoterisch vocabulair… In Laozi treffen we flarden aan… zonder bijbehorende uitleg. Desondanks kunnen we wel het een en ander uit de tekst opmaken” (p 61-62). Enige ervaring met meditatie en het proces van ontlediging, terugkeren of transcenderen kan verhelderend zijn. Zonder dergelijke ervaring kan het een mysterieuze, raadselachtige of ontoegankelijke indruk maken.
Artwork A.P.POLO - LAO TSE 1984_18.ZYKLUS 2.EPOCHE
https://www.pictorem.com/232711/A.P.Polo%20-%20Lao%20Tse%201984_18.Zyklus%202.Epoche%20.html
‘Het centrum bewaren’
Meditatie betekent letterlijk naar het midden gaan. Door regelmatige oefening gaat men meer functioneren vanuit het midden, het centrum, dat in het hart en in de buik werd gelocaliseerd. Het betreft ook het objectloze innerlijke centrum. Van daaruit manifesteren zich gedachten en gevoelens en gewaarwordingen. Het is echter moeilijk dit binnenste op een bepaalde plaats te localiseren. Volgens de auteur verwijst de tekst behalve naar (lichaamsgerichte) meditatie mogelijk ook naar ‘qi-technieken’ als qigong (p 64).
‘Het centrum bewaren’ betekent ‘gevestigd zijn in jezelf’, in je eigen centrum, zowel fysiek als geestelijk en energetisch. Zhuangzi geeft dit beeldend weer als “ademen door de hielen.” Dat komt neer op geaard zijn, energetisch verbonden zijn met de aarde. Adem staat voor levensenergie. Het is geen proces van onthechting van het aardse, maar wel er vrij in kunnen vertoeven, verbonden met de ‘kosmische adem’. Deze stroomt dan als het ware door ons heen, zoals bij een blaasbalg (p 72-75).
Het gaat erom open en alert te zijn en zonder blokkades mee te bewegen met de stroom van energie, mee te bewegen met de beweging van de ander en deze om te buigen in de gewenste richting. Dat gebeurt ook bij oosterse vechtsporten. Daarbij is het van belang niet in het ego vast te zitten. “Aan iemand die niet in zijn ego vastzit manifesteren zich de dingen vanzelf. Zijn bewegen is als stromend water… Als hij het zou willen vasthouden zou hij het verliezen,” zegt Zhuangzi (p 81). “Deze terugkeer [naar het centrum] vindt plaats via een meditatieve oefenweg. Deze bestaat uit het loslaten van alle mentale en fysieke blokkades.” Uiteindelijk culmineert dit in eenwording, in energetische verbondenheid in de open ruimte van het ‘bewustzijn-als-zodanig’ (p 88). Dit wordt het ‘contemplatieve grondpatroon’ genoemd, dat we ook bij andere culturen en meditatieve wegen aantreffen.