Civis Mundi Digitaal #95
De onverwachte zichtbaarheid van extreem-rechts in Duitsland ondermijnt alle zekerheden. De realiteit van een georganiseerd en gewelddadig extremisme is meer dan stuitend in het land dat het nazisme voortbracht, een land dat lange tijd een voorbeeld was door de afwezigheid van een rechts-radicale politieke partij. Maar in de laatste vijf jaar verschenen in de publieke ruimte de anti-vluchtelingenbeweging Pegida, en kort daarna de politieke partij AFD (Alternative für Deutschland), met weerzinwekkende politieke uitspraken die herinneren aan een duister verleden, waarvan iedereen dacht dat dat definitief achter ons lag. Na de misdaden van het netwerk NSU (verboden nazisme) zijn er nu binnen acht maanden drie rechts-extremistische aanslagen gepleegd. Iedere keer door via internet geradicaliseerde personen, verbonden aan extreem-rechtse netwerken. Deze ideeën en deze netwerken hebben overigens sinds 1945 zowel in West als in Oost-Duitsland altijd onopvallend bestaan. Het land dat zich met een bezeten afkeer van het nazisme en fascisme een nieuwe identiteit gaf, heeft zijn eigen verblinding veroorzaakt. In het Westen, in de Bondsrepubliek Duitsland werd deze identiteit vormgegeven met democratische structuren onder aansporing van de bezettende machten. Bovendien was dat moreel gezien na Hitler ook de enig mogelijke optie voor de Duitsers. Het overal aanwezige en bewonderingswaardige werk met betrekking tot de verwerking van het verleden heeft onmiskenbaar bijgedragen aan de success story van dit federale Duitsland.
Sinds de jaren 1960 is democratische vorming via kennis en verwerping van de racistische en autoritaire ideologie een absolute verplichting op scholen. Dat wordt bovendien in de media versterkt door talrijke verenigingen en instituties, zoals de « Bundeszentrale für politische Bildung ». Bij de creatie van dit instituut in 1952 moest deze ook strijden tegen het communisme. Het federale Duitsland kon zo een positieve identiteit opbouwen door de dubbele verwerping van het nazisme in het verleden en het communisme in het heden. De neonazi-partij SRP werd in 1952 verboden, gevolgd door de communistische KPD in 1956. In de jaren 1970 werd men evenwel ongeruster over de gewelddadige extreem-linkse Rote Armee Fraktion (RAF) dan over de nog altijd aanwezige fascinatie met Hitler. De signalen van de extreem-rechtse beweging met zijn racistische en antisemitische acties werden geminimaliseerd, omdat deze realiteit doodeenvoudig niet denkbaar was in federaal Duitsland, waar de illusie van een geslaagde immunisatie van de samenleving volop aanwezig was.
Het antifascisme van de Deutsche Demokratische Republik (DDR) was ook de sokkel van een nieuwe, van het nazisme bevrijde identiteit. Het Oost-Duitse bewind werd gebouwd op de mythe dat het proletariaat van nature slachtoffer is van machtige personen, dus in verzet tegen nationalisme en fascisme: vergif als puur product van het kapitalisme. Maar waar het antifascisme in alle redevoeringen en in alle sociale rituelen van de DDR aanwezig was, werd de bevolking nooit werkelijk geconfronteerd met het nazi-verleden. Dat creëerde voor iedereen de illusie dat zij schone handen hadden, waardoor een gewelddadige neo-nazibeweging zich in verborgenheid kon ontwikkelen. Ook daar is deze realiteit verloren gegaan, omdat zij strijdig was met het geconstrueerde model. Als daaraan een sterk lokaal chauvinisme in Oost-Duitsland, de lange afwezigheid van democratische politieke ervaring en de teleurstelling over de beloften van de hereniging toegevoegd worden, heeft men alle ingrediënten voor een van de verrassingen na 1990: het openlijke racistische en xenofobe geweld in de nieuwe « länder », met tegelijkertijd de entree van de extreem-rechtse partij NPD in de regionale parlementen. Deze neo-nazipartij groeide in de jaren 1960 in de Bondsrepubliek Duitsland, maar later zag men deze partij slechts als randverschijnsel dat op sterven na dood was.
Het huidige gewelddadige extreem-rechts is het resultaat van onverwachte uitwisselingen tussen het in 1990 verenigde Oosten en Westen: in het Oosten lijkt de « haat tegen de Turken » heel wat gemakkelijker voet aan de grond gekregen te hebben dan de solide democratische waarden vanuit het Westen. Waarom heeft men de huidige situatie niet aan zien komen, terwijl het gewelddadige extreem-rechts sinds de hereniging al meer dan 150 doden op zijn geweten heeft? Waarom zo laat ingegrepen? Het antwoord zit in een collectieve blindheid, omdat we hier te maken hebben met een taboe. Het zijn de onopgeloste sociale problemen en vooral ook de langdurige minimalisering en zelfs ontkenning van het rechts-extremisme, omdat het de fundamenten van de gevestigde orde ter discussie stelt. Die zijn van het federale Duitsland naar het Oosten uitgebreid, berusten op een overwinning op het totalitaire verleden waarover nog steeds gesproken wordt, en zijn een element van trots en identiteit geworden. Het is een paradox: hoe meer het antinazisme deel uitmaakt van de nieuwe Duitse identiteit, hoe minder men gewapend is tegen een mogelijke terugkeer van de oude demonen.
De ontgoocheling is wreed. Maar het is niet zeker dat deze terugkeer naar de realiteit het aantal stemmen op de AFD doet dalen. Deze partij, die de angst voor de criminele buitenlander aanwakkert, laat cynisch genoeg weten dat de AFD in geen enkel opzicht verantwoordelijk is voor moorden door veronderstelde eenzame en xenofobe wolven. En dat terwijl deze misdadigers duidelijk gevoed worden door de haat die de AFD schaamteloos propageert.