Civis Mundi Digitaal #95
In 1972 verscheen het befaamde rapport Grenzen aan de groei van de Club van Rome. Als verdediger van het milieu ontdekte ik nu des te meer de samenhang van economie, ecologie en macht. Veel later schreef ik met mijn kennis van toen en in eenvoudig Nederlands het in 1992 door de Friese Pers Boekerij uitgegeven boekje Samen leven en overleven, een geschiedenis van economie, ecologie en macht met een uiterst positief voorwoord van de bekende econoom professor Anton Heertje.
Ik schreef : «Wanneer wij de menselijke geschiedenis goed bestuderen, dan kunnen we een algemeen proces herkennen, dat de in standhouding van beschavingen beheerst en dat steeds weer veranderingen binnen die beschavingen op gang brengt. De kern van dat algemeen geldende proces is de intensivering van de productie als antwoord op de steeds weerkerende bedreiging van de levensstandaard. Toch is de intensivering van de productie in principe altijd nadelig voor de productie zelf, omdat intensivering altijd en overal leidt tot uitputting van de directe omgeving. Immers vroeg of laat moet bij de intensivering van de productie gebruik gemaakt worden van moeilijker bereikbare, minder betrouwbare en minder overvloedige landbouwgronden, mineralen en energiebronnen. Daarbij moet steeds harder en langduriger gewerkt worden door mensen en machines en moeten steeds grotere kapitalen geïnvesteerd worden zoals bijvoorbeeld in de permanente zoektocht naar olie.
Deze verminderde doelmatigheid leidt onvermijdelijk tot een lagere levensstandaard wat precies het tegenovergestelde is van wat men hoopte te bereiken. Het gevolg is dan, dat iedereen minder voedsel, minder warmte en onderdak krijgt, terwijl de omgeving uitgeput en het natuurlijk milieu aangetast en soms geheel vernietigd wordt. Intensivering van de productie kan nooit een deugdelijke blijvende oplossing bieden voor de steeds weerkerende bedreiging van de levensstandaard op een begrensde aarde die hooguit voldoende biedt voor ieders beperkte behoeften maar zeker onvoldoende voor ieders hebzucht. Onbeperkte groei in een beperkte omgeving is nu eenmaal onmogelijk. Talrijke beschavingen zijn door dit mechanisme aan hun einde gekomen.
Alleen beschavingen die nieuwe technologieën uitvinden als de levensstandaard daalt (zoals de industriële revolutie) kunnen overleven. Maar uiteindelijk zullen ook deze nieuwe technologieën, die tot verdere intensivering leiden, tot een steeds ergere uitputting van de omgeving en een steeds ernstiger aantasting van het ecologisch evenwicht leiden, een daling van de levenssstandaard en toenemende armoede tot gevolg hebben.
Vanuit dat besef heb ik vanaf de verschijning van het rapport «Grenzen aan de groei» van de Club van Rome in toenemende mate in woord en geschrift gepleit voor een andere benadering die ervoor kan zorgen dat onze onherbergzame aarde ons nog generaties lang een verantwoord bestaan kan bieden: een culturele revolutie in die zin, dat gestreefd moet worden naar een maximum aan welzijn bij een minimum aan consumptie. Gebaseerd op onder meer een groene kringloopeconomie in harmonie met de natuurlijke omgeving en een gedecentraliseerde groene energiepolitiek.
Tot zover het citaat uit mijn boekje Samen leven en overleven, een geschiedenis van economie, ecologie en macht. Wat de gedecentraliseerde groene economie betreft ben ik ook altijd een groot tegenstander geweest van de in mijn ogen levensgevaarlijke atoomenergie, mede gebaseerd op het niet bestaan van een «0-risico», gezien menselijke fouten,technische tekortkomingen, natuurlijke catastrofes en terrorisme. Bovendien is er nog geen deugdelijke oplossing voor de nu massale opslag van radio-actief afval, veelal boven de grond, en de waarschijnlijkheid van in de (verre) toekomst wederom een botsing tussen een asteroïde en onze planeet met een serieuze kans dat de aarde omgeven gaat worden met een radio-actieve deken: dag vogels, dag bloemen , dag mensen... Daarom schreef ik onderstaand Frans gedicht, dat door de Franse anti-nucleaire beweging is gebruikt en vertaald gepubliceerd is in Italië.
le nucléaire
le jour viendra où il n’y aura plus de jour,
que les secondes feront marche arrière,
que le vent tombera du ciel qui est vide, sans âme,
que le risque zéro finira dans la folie et la mort,
que l’histoire n’écrira plus d’histoire.
le grand chanteur, le vent, il est la voix
qui s’élève dans les salles du Tout,
il est le chuchoteur de l’espace
et l’atome divin voyage sur son dos,
il rit de nous en miettes dans sa symphonie diabolique.
Los Alamos, Hiroshima, Tchernobyl, Fukushima ………
apprentis sorciers dans le monde fermenté des ténèbres errantes,
où les corps humains retournent à la poussière,
où le pétale de rose se réduit à son idée précieuse,
nous devons être nés à l’envers.
le jour est aveugle, parce que la nuit était extralucide
pour nos gouvernements avec leur mains pleines d’orgueil,
avec peau et tout, corps et bien, jusqu’à la racine,
nous avons pleuré nos dernières larmes
pour laisser amadouer notre destin: un trou dans le vide.
le jour viendra où il n’y aura plus de jour,
que la langue sera étouffée et le feu refréné,
que la dernière pensée s’étiolera,
que le silence parlera avec son écho,
que l’histoire n’écrira plus d’histoire.
Letterlijke vertaling die het niet haalt bij het origineel
Kernenergie
de dag zal komen waarop er geen dag meer zal zijn,
waarop de seconden achteruit lopen ,
waarop de wind uit een lege, zielloze hemel tuimelt,
waarop het 0-risico eindigt in gekte en dood,
waarop de geschiedenis geen geschiedenis meer schrijft.
de grote zanger, de wind, is de stem
die zich verheft in de zalen van de kosmos,
hij is de fluisteraar van de ruimte
en het goddelijke atoom reist mee op zijn rug,
lacht ons aan stukken in zijn duivelse symfonie.
Los Alamos, Hiroshima, Tsjernobyl, Fukushima …….
tovenaarsleerlingen in de gistende wereld van dwalende duisternis,
waar menselijke lichamen in stof verkeren,
waar het rozenblad teruggebracht wordt tot zijn kostbaar idee,
wij moeten averechts geboren zijn.
de dag is blind omdat de nacht helderziend was
voor onze bestuurders
met hun handen vol hoogmoed,
met huid en haar, met man en muis, met wortel en tak
hebben wij onze laatste tranen gehuild
om ons lot te vermurwen: een gat in de ruimte.
de dag zal komen waarop er geen dag meer zal zijn,
waarop de taal verstikt en het vuur gedoofd zal zijn,
waarop de laatste gedachte zal verwelken,
waarop de stilte zal spreken met zijn echo,
waarop de geschiedenis geen geschiedenis meer schrijft.