Spanningen binnen de Chinese macht

Civis Mundi Digitaal #97

door Jan de Boer

De effecten van de coronacrisis

De stad Wuhan, waar de Covid-19 pandemie zijn oorsprong vindt, opent zich weer langzaam naar de rest van China. Maar de sanitaire, economische en diplomatieke crisis is voldoende ernstig om politieke spanningen te provoceren. Op 8 april zat president Xi Jinping een vergadering voor van het Comité van het Politieke Bureau, het hoogste collectief van de Chinese Communistische Partij (PCC), waar hij zich onthield van elk triomfalisme. Integendeel, de algemeen secretaris van de PCC waarschuwde tegen het milieubederf, de toenemende economische moeilijkheden en de missers in het ontdekken van nieuwe besmettingsgevallen door het virus. De Amerikaanse kritiek inzake het Chinese verbergen van de ernst van de situatie, de polemieken over de kwaliteit van door Peking geleverd medisch materiaal aan Nederland en Spanje, de oplopende spanningen met Rusland wegens nieuwe besmettingsgevallen in het noordoosten van China op de grens van beide landen, hebben China in het defensief gedrukt. Vooral ook om de interne, altijd aanwezige spanningen onder de duim te houden.

Officieel hebben sinds begin dit jaar 5 miljoen Chinezen hun baan verloren, maar volgens ander onderzoek moeten zo’n 180 miljoen banen in de dienstensector zijn verdwenen. Mijn goede Franse vriend Michel, oud-coördinator drugsbestrijding Frankrijk - Zuidoost-Azië, laat mij weten dat een econoom van het fonds Upright Assets, geciteerd in het dagblad South China Morning Post in Hongkong, stelt dat de frictiewerkloosheid meer dan 200 miljoen personen betreft. Een duidelijke sociale bedreiging in een land dat geen werkloosheidsverzekering kent. De uitbanning van de omvangrijke armoede, die één van de grote overwinningen van de PCC in 2020 zou moeten zijn, is zo verre van verzekerd. Men onderschat inderdaad vaak de zwakheden van China.

Overigens blijft Wuhan een bron van spanningen. De sociale isolering van de stad mag dan officieel opgeheven zijn, maar reizen naar Peking vindt maar mondjesmaat plaats. Niet meer dan 1.000 personen per dag, terwijl er ten minste 10.000 kandidaten voor vertrek naar de Chinese hoofdstad zijn. De huidige campagne om hulde te brengen aan « de helden van Wuhan » is er niet voor niets. Begin maart had de secretaris van de PCC in Wuhan het schitterende idee om een happening van de inwoners van Wuhan te organiseren om hun dankbaarheid jegens Xi Jinping te tonen. De commotie in de sociale media was van dien aard, dat de propaganda van de PCC snel terugkwam op dit initiatief en het omkeerde: de PCC bedankte de inwoners van Wuhan.

 

Verdeeldheid binnen de partij

Op 3 april bekritiseerde Wang Chen, een expert inzake ademhalingsziektes en voorzitter van de Chinese Academie van Wetenschappen, in een video de aanpak van de crisis. In zijn ogen kunnen alleen wetenschappers de epidemie bestrijden: een kritiek op de politieke aanpak van de crisis. Tot verbazing van mijn vriend Michel was de video op 10 april nog op internet te zien: een mogelijk bewijs voor discussies in de top van de PCC. « Iedere keer als er een crisis in China is, is de PCC verdeeld. Dat was het geval in 1976 na de dood van Mao en In 1989 met de studentenbeweging van Tiananmen. En dat is ook nu weer het geval. » In Chinese diplomatieke kringen zijn deze ruzies overduidelijk. Een woordvoerder van het ministerie van buitenlandse zaken, Zhao Lijian, suggereerde op 12 maart dat het Amerikaanse leger het virus wellicht naar Wuhan had gebracht. De Chinese ambassadeur in de Verenigde Staten, Cui Tiankai, reageerde een paar dagen later met de opmerking dat een dergelijke theorie volkomen idioot is en dat het aan de wetenschappers is om de oorzaak van het virus op te sporen. De echte nationalistische rode garde is er nog steeds, opportunisten die denken dat beweringen zoals die van Zhao Lijian goed zijn voor hun carrière. Ook zijn er de oude rotten van de diplomatie, zoals Cui Tiankai, die proberen een tegenwicht tegen deze rode garde te vormen. In China is er sprake van een generatiekloof tussen hen die hun carrière zijn begonnen onder Deng Xiaoping om de opening van China naar de wereld te propageren en hen die alles of bijna alles te danken hebben aan Xi Jinping. Dat het officiële orgaan van de PCC, het Dagblad van het Volk, op 2 april het woord gaf aan Fu Ying, een belangrijke figuur van de Chinese diplomatie en de huidige vice-voorzitster van de commissie van buitenlandse zaken van de Nationale Volksvertegenwoordiging, om Cui Tiankai steun te betuigen, laat zien dat de oude garde de wapens nog niet heeft neergelegd.

In deze gespannen context is het de vraag op wie XI Jinping werkelijk kan rekenen. Sinds eind februari zijn de andere zes leden van het Comité van het Politieke Bureau zeer zwijgzaam. En in China houdt men zijn mond  als men het ergens niet mee eens is. De aankondiging op 7 april dat er een onderzoek is gestart door de commissie inzake de disciplinaire maatregelen van de PCC tegen Ren Zhiqiang, een « rode prins » die eind februari met veel bombarie het autocratische bestuur van Xi Jinping hekelde, is ook onderwerp van interpretatie. De meest duidelijke uitleg is dat niemand het recht heeft straffeloos de algemeen secretaris van de PCC te bekritiseren. Maar de zeer intieme relatie van Ren Zhiqiang met Wang Qishan, vice-voorzitter en belangrijkste bondgenoot van Xi Jinping bij het zeker stellen van zijn macht, doet sommigen denken dat het aanvallen van Ren betekent dat Wang het eigenlijke doelwit is. Wie het weet, mag het zeggen…

Wat wel zeker is, is dat Xi-Jinping zijn vertrouwelingen op sleutelposten plaatst. Als burgemeester van Shanghai en als algemeen secretaris van de stad Jinan heeft hij twee mannen benoemd, Gong Zheng en Sun Licheng, waarvan bekend is dat zij vertrouwelingen van hem zijn; zij hebben hun carrière bij respectievelijk  de douane en de disciplinaire en publieke veiligheid aan hem te danken. Het is duidelijk dat Xi Jinping probeert de PCC volledig lam te leggen en naar zijn hand te zetten.

 

Geschreven op 20 april 2020