Civis Mundi Digitaal #98
De Covid19-pandemie met het SARS CoV-2 virus houdt ons allen volop bezig. Van alle kanten komt er informatie op ons af, waaronder een bundel[1] met veel bijdragen van deskundigen onder redactie van Jaap van Dissel, de voorzitter van het OMT (Outbreak Management Team), de adviseursgroep van de regering in deze tijd. Ook is er verder nog nuttige informatie. De waarde van de informatie is soms gemakkelijk, soms (zeer) moeilijk in te schatten. Er zijn veel tegenstrijdige berichten in omloop.
Het leidt tot verwarrende discussies over hoe het verder moet. Dit geldt niet alleen voor de effecten van de pandemie op de samenleving, maar net zo goed voor de behandeling van COVID-19 zieken. Op dit laatste terrein buitelen de publicaties over elkaar heen. Iedere dag is er nieuws, dat de volgende dag alweer oud kan zijn. Het geeft de hecktiek van nu weer en de haast waarmee nieuwe gedachten en inzichten gedeeld worden. De meeste artikelen gaan over de verspreiding van het virus en over de mogelijke behandelingsresultaten. Maar er is meer.
In het eerste deel van deze korte artikelenserie wordt ingegaan op de mens als gastheer voor virussen, bacteriën e.d. De wisselwerking tussen beide bepaalt of en in welke mate ziekte optreedt. Enkele benaderingen om de gastheer een betere uitgangspositie te geven of zijn situatie zodanig te beïnvloeden dat zijn gezondheidstoestand en algemeen welzijn verbetert, worden besproken. Gezondheid wordt tot een dynamisch evenwicht tussen ziekmakende en gezondmakende factoren. De mens als geheel speelt hier een rol, niet alleen zijn lichaam.
In deel twee wordt aandacht besteed aan diverse benaderingen van de mens, waarbij de mens meer is dan zijn lichaam. Hierin wordt de mens als gelaagd beschreven, als bestaande uit meerdere geledingen, die in een onderlinge hiërarchische verhouding tot elkaar staan. De hogere delen omvatten de andere. Gezamenlijk is het de mens.
Deel drie laat zien dat deze nieuwe werkelijkheid nog meer facetten kent. Uiteindelijk dient ook de behandelrelatie hiermee rekening te houden. Hiertoe wordt een aanzet gegeven. Aan het slot wordt ingegaan op het feit dat een dergelijke benadering, waarbij de geledingen van de mens zijn mens-zijn, zijn ziek-zijn en zijn gezond-zijn, bepalen, weliswaar beschreven kan worden, maar om werkelijk inzichtelijk te zijn een transformatie verlangen, een innerlijke, spirituele ontwikkeling. Hoe die er uit zou kunnen zien, blijft hier verder slechts aangeduid.
Twee componenten
In de huidige fase van de pandemie lijkt het vanzelfsprekend dat alle aandacht uitgaat naar het voorkomen van verdere besmettingen en naar het behandelen van zieke mensen. Dit is nu het allerbelangrijkste. De blik is dus vooral gericht op het virus. Hierover worden we bij voortduring geïnformeerd. De zoektocht naar doeltreffende geneesmiddelen, zowel gericht op het remmen van het virus, als op het verminderen van de ziekteverschijnselen, is volop aan de gang, even als het ontwikkelen van een vaccin. Op dit moment wordt dit als een absolute noodzaak gezien. Over het virus is dus al veel gezegd en geschreven. En deze stroom berichten droogt nog lang niet op.
Maar we moeten niet vergeten dat de pandemie ook op indringende wijze laat zien, dat het ontstaan van ziekteverschijnselen bij de mens twee essentiële componenten telt. Het gaat hier om het virus en de gastheer. Zonder gastheer, in dit geval de mens, geen ziekte. Over de gastheer horen we veel minder. Wel is al gebleken dat veel mensen besmet zijn zonder dat ze ziekteverschijnselen vertonen of slechts geringe. Dit roept de vraag op, waarom de een na besmetting ziek wordt en de ander niet? En waarom de een nauwelijks en de ander heftig, tot aan overlijden toe?
Er circuleren de nodige verklaringen voor het optreden en de heftigheid van het ziek zijn. Voorop staat overgewicht. Om verder enkele te noemen, leeftijd, het hebben van bepaalde andere aandoeningen, zoals bijvoorbeeld hoge bloeddruk, suikerziekte, (chronische) longaandoeningen, verminderde effectiviteit van het immuunsysteem door behandelingen met chemotherapie, etc.
Interessant is het fenomeen dat in Ferrera Erbognone, een stadje met zo’n 1200 inwoners in de provincie Pavia in Italië, geen zieken zijn aangetroffen, terwijl de mensen zeker niet allemaal zonder andere aandoeningen door het leven gaan. De reden is nog onduidelijk. Onderzoek had nog geen prioriteit.
Het maakt allemaal nog eens duidelijk dat de wisselwerking tussen virus en gastheer bepaalt of en in welke mate een mens ziek wordt. We spreken hier weliswaar over het virus, maar we moeten ons wel realiseren dat het bij een besmetting over miljoenen virussen gaat. Hierbij dienen we o.m. de volgende punten in acht te nemen:
1. Ten eerste is het is onduidelijk hoe groot de massa virussen moet zijn om werkelijk tot problemen te leiden. Waarschijnlijk is dit zelfs van mens tot mens verschillend.
2. Een tweede punt is dat er onderscheid gemaakt moet worden naar gelang de vele virussen alleen in de neusholte blijven hangen of door diep inademen direct verder de longen in getransporteerd worden, soms zelfs zeer diep. Hier is het laatste woord nog niet over gezegd.
3. Het derde punt is, zijn er maatregelen te nemen die zodanige veranderingen bij de gastheer teweegbrengen dat er geen of slechts in geringe mate ziekteverschijnselen ontstaan. Hiermee worden niet de externe beschermingsmaatregelen om besmetting te voorkomen bedoeld. Het gaat om maatregelen die onafhankelijk hiervan nuttig zouden kunnen zijn.
In algemene zin is de vraag of dit laatste niet voor alle aandoeningen met bacteriën, virussen etc. geldt. Dit betekent dan de aandacht in de geneeskunde niet alleen richten op externe factoren, maar op de mens als zodanig. Deze aandacht verloopt in hoofdlijnen langs twee sporen, waarbij we verder kijken dan de huidige problematiek van COVID 19.
Twee sporen
Het eerste is het spoor dat weliswaar nu nog mondjesmaat aandacht krijgt in de pers, maar op de achtergrond klinken toch steeds luider de signalen dat we meer moeten doen dan alleen naar de ziekteverwekker te kijken. De gastheer komt langzamerhand indringender in beeld.
Hoe kunnen we met de behandeling een bijdrage leveren aan een verbetering van de toestand van de gastheer, opdat het contact met een virus niet, nauwelijks of in beperkte mate leidt tot ziek zijn met alle gevolgen van dien. Langs deze weg, ook ‘disease tolerance’ genoemd, wordt onder meer gezocht naar medicamenteuze beïnvloeding van de gastheer met als doel een betere afweer[2]. Ook het ontwikkelen van een vaccin hoort hier thuis.
Een andere aanpak is aandacht hebben voor het feit dat mensen zelf een bijdrage kunnen leveren aan hun gezondheidstoestand. Hier gaat het er nu even niet om of dit op korte of lange termijn effect heeft. Het is als zodanig niet nieuw en het leverde ons in het verleden al verschillende modellen van aanpak op, zoals preventie, leefstijlgeneeskunde, tot op zekere hoogte revalidatiegeneeskunde, sociale geneeskunde met bijvoorbeeld algemene maatregelen rond hygiëne, vaccinatieprogramma’s en nog meer. En laten we vooral niet vergeten het aloude gezond leven, gezond eten, bewegen en dergelijke; nu in grote lijnen terugkerend in leefstijlgeneeskunde; daarmee overigens het vraagstuk medicaliserend, hetgeen weliswaar bij onze tijd past, maar zeker niet toegejuicht moet worden. Deze aanpak, dit eerste spoor, is in beginsel veel ruimer dan hier kort wordt geschetst. Ook veel andere vormen van ziek zijn kunnen baat hebben bij deze benadering, zoals steeds duidelijker wordt.
Het tweede spoor stelt de fundamentele vraag naar wat eigenlijk ziekte is, wat gezondheid is? De definitie van gezondheid van de WHO[3] (Wereldgezondheidsorganisatie) probeert antwoord te geven. Deze luidt: “Health is a state of complete physical, mental and social well-being and not merely the absence of disease or infirmity.” Mooi gezegd, maar het nadeel is dat nu gezondheid wel heel ruim gesteld wordt en daarmee vrijwel iedereen als ziek gezien kan worden. Daarnaast blijkt het dat ziek en gezond veelal als polair gezien en beleefd worden. Ze staan als het ware tegenover elkaar. Ook in beschrijvingen treffen we vaak de volgende termen aan: gezondheid betekent niet ziek zijn, ziek zijn betekent niet gezond zijn. Je zou de beantwoording van de vraag kunnen omschrijven als een logische negatie. Kortom je bent ziek of je bent gezond.
Dit blijkt bij nadere beschouwing niet op te gaan. Je kunt immers ziek zijn, terwijl je je gezond voelt, hoewel je het niet bent. Je kunt gezond zijn, hoewel je je ziek voelt en het niet bent. Met ziek zijn en gezond zijn is dus meer aan de hand. Het zit ingewikkelder in elkaar dan op het eerste gezicht lijkt. Verder weten we ook dat ziek en gezond in de tijd een verschillende betekenis hebben gehad. Anders gezegd, dat wat nu ziek of gezond heet, is ten dele anders dan vroeger en zal in de toekomst ook weer anders zijn.
Niet verwonderlijk dat gezocht is naar een verklaring voor ziek en gezond, maar ook, zij het in mindere mate, voor de tijdgebondenheid ervan. Vroeger traden er andere ziekten op dan nu, vaak ook in andere aantallen. De moderne tijd wordt gekenmerkt door aandoeningen als hart- en vaatziekten, diverse vormen van kanker, suikerziekte, chronische longaandoeningen, e.d. In de achter ons liggende eeuwen werden veel meer infectieziekten gezien. Deze verandering, deze tijdgebondenheid van ziekten, wordt meestal snel afgedaan met het argument dat we vandaag de dag veel meer weten en de medische wetenschap verder is voortgeschreden. Het betekent in ieder geval dat we anders naar ziekte en gezondheid kijken; het waardeoordeel laten we even terzijde.
Deze zoektocht naar wat ziek en gezond dan betekenen, heeft nog niet tot een algemeen aanvaarde oplossing geleid. Wel zijn er verschillende benaderingen zichtbaar. De klassieke, de gangbare benadering van de moderne geneeskunde laten we voor wat het is. Op het daarmee in hoge mate samenhangende eerste spoor werd al kort gewezen.
Andere benaderingen
Het bovenstaande benadert ziekte en gezondheid geheel en al vanuit het perspectief van distantie, afstandelijk dus. De onderzoeker kijkt en observeert. Het kan ook anders.
Wat nu als we eens naar ons zelf kijken en onze eigen ervaringen serieus nemen. Hoe gaan we er zelf mee om. Dit komt tot uiting in de volgende twee vragen: ‘Ben je gezond? Ben je ziek?’ Het antwoord is zelden ja. Meestal klinkt het zo: ‘Ik voel mij gezond’, ik voel mij ziek’. Of nog anders, genuanceerder: ‘Ik voel mij een beetje ziek, erg ziek, goed gezond’, etc. Al deze uitdrukkingen geven aan dat we ziekte en gezondheid toch meer als een glijdende schaal zien. Verder wordt duidelijk dat ziek-zijn en gezond-zijn betrekking hebben op mij, als persoon, als uniek mens. Ziekte en gezondheid raken het mens-zijn, mìjn mens-zijn; het zijn vormen van mens-zijn. We mogen deze kant van de medaille absoluut niet vergeten.
Dit alles betekent dat ziek en gezond meer facetten hebben dan aanvankelijk gedacht. Het voert buiten het kader van dit artikel om een zo compleet mogelijk overzicht te geven van andere benaderingen.
Er kan hier worden gewezen op benaderingen die onder de noemer holistisch, complementair of alternatief, bekend zijn. Een deel ervan wordt ook in de integratieve gezondheidszorg gebruikt en wetenschappelijk onderzocht. Hierover schreef ik eerder in Civis Mundi[4].
Hier beperk ik mij tot twee voorbeelden, de benaderingen van Antonovsky, salutogenese en van Huber, positieve gezondheid, die beide redelijk breed ingang hebben gevonden in de reguliere gezondheidszorg.
De aanzet[5] van Antonovsky stamt uit 1979. Hij is een Amerikaanse wetenschapper met een Israelische achtergrond. Hij is een tijdlang als hoogleraar medische sociologie verbonden geweest aan de Universiteit van Jeruzalem; hij heeft meegewerkt aan de start van de medische faculteit van de Ben Gurion Universiteit[6].
Zijn uitgangspunt was de invloed van stress op de mens. Hij kwam op grond van door hem gedaan onderzoek tot de conclusie dat het ondergaan van (veel) stress tot geheel verschillende uitkomsten leidde als het gaat om onder moeilijke omstandigheden overleven en (relatief) gezond blijven, ja zelfs je gezond voelen. Vervolgens heeft hij geprobeerd hiervoor verklaringen te vinden.
Zijn belangrijkste vragen zijn: hoe kunnen mensen gezond zijn, gezond worden en gezond blijven?
De volgende beschrijving is gebaseerd op diverse artikelen[7] over het onderwerp.
In zijn benadering zet hij zich niet af tegen het gangbare model van ziekte en gezondheid. Wel meent hij dat er tekortkomingen zijn, witte vlekken. Hij beschrijft een tegenhanger. Beide tezamen geven het volledige beeld. Het gangbare model, het pathogenetische, beschrijft ziekte als gevolg van externe factoren die het lichaam in negatieve zin beïnvloeden. In deze formulering ziet Antonovsky de witte vlek. De mens is in dit model samengevallen met zijn lichaam. Voor hem is dit eenzijdig. De mens is meer dan zijn lichaam.
Zo komt hij tot de conclusie dat er meer aandacht zou moeten zijn voor gezondheid als een proces waar heel de mens bij betrokken is. Een tweede punt is bij hem dat de mens niet alleen is, de mens heeft een leefomgeving, waarin andere mensen een rol spelen, maar niet alleen dat, de omgeving zelf waarin hij leeft, heeft grote invloed. Dit alles speelt mee bij ziekte en gezondheid. Dus ook niet-fysieke aspecten. Deze laatsten spelen bij hem een grote rol. Hij vraagt zich af hoe deze zo te beïnvloeden zijn, dat de mens in staat is gezond te worden en te blijven.
Hij postuleert dat ziekte en gezondheid geen polariteiten zijn, maar veel meer een continuüm. In dit continuüm gaat het erom overeind te blijven in een situatie die geen evenwicht kent; om je zelf in stand te houden, is het nodig factoren die ons in balans brengen en houden te vinden in een permanente toestand van disbalans. Een disbalans die groot of klein kan zijn.
Salutogenese
De volgende stap is na te gaan hoe dat continuüm er dan uitziet. Antonovsky kiest hier de insteek dat ziek en niet-ziek de punten zijn waartussen een rechte lijn getrokken kan worden. Ieder mens bevindt zich op elk moment ergens op deze lijn. Interne of externe factoren veroorzaken spanning en verandering. De reactie op deze verandering bepaalt of wij opschuiven richting ziek-zijn of richting niet ziek-zijn. Opschuiven richting ziek-zijn noemt hij pathogenese, het begrip dat wij ook uit de gangbare benadering kennen. De andere richting noemt hij salutogenese. Dit beeld wordt ook wel uitgewerkt als een stroom, een rivier, waarin we ons bevinden. De krachten in de stroom bepalen waar we zijn en in welke richting we gaan; richting de oever van ziek-zijn of van die van niet ziek-zijn.
Uit Antonovsky’s onderzoek kwamen de volgende drie componenten naar voren die bij de onderzochte mensen van belang waren.
Het geheel noemt hij het coherentiegevoel. Met deze componenten kan de mens zelf de kwaliteit van zijn leven vormgeven. Dit stelt hem in staat, onbewust, problemen te vermijden, situaties meester te worden en te blijven. Niet in het minst zorgt het er ook voor dat bij inbreuk op de gezondheid herstel plaats vindt, zowel in fysiek, maar belangrijker nog in de niet-fysieke toestand van de mens, zijn welbevinden. Het gaat verder dan het bekende begrip ‘coping’. Voor Antonovsky is coherentie de regisseur, die gebruik maakt van copingstrategieën. Coherentie bouwt de mens op in zijn ontwikkeling van kind tot volwassene. Daarna zou het nog slechts beperkt veranderen.
Naast het eerste aspect, het coherentiegevoel, noemt hij een tweede aspect: weerstand. Hij beschrijft alle mogelijke factoren als weerstandsfactoren. Dit kunnen zowel fysieke als niet-fysieke zijn. Bedoeld zijn hier lichaamseigen factoren, verschillend per individu, geestelijke factoren, waaronder intelligentie, cognitieve vermogens, emotie, en omgevingsfacoren, zoals leefomgeving, gezin etc.
Het coherentiegevoel in relatie tot de weerstand bepaalt uiteindelijk of en in welke mate ziek-zijn ontstaat, ziekte optreedt, maar ook hoe je ermee omgaat. En dus ook hoe het beperkte evenwicht dat gezondheid heet, behouden blijft of weer tot stand gebracht kan worden.
Dit model van persoonlijkheidskenmerken heeft vooral ingang gevonden in de aanpak van gezondheidsbevordering, in preventie. Op velerlei terrein is het (nog) niet in beeld[8]. Medisch-specialistische zorg is hierop geen uitzondering[9]. Met dit voorbeeld gaan we zeker niet voorbij aan anderen die eveneens aandacht besteden aan andere factoren en aspecten van gezond zijn en ziek zijn. Op hoofdlijnen komen daar overeenkomstige beelden uit.
Om gezond te zijn dient er een bepaalde mate van intern evenwicht te zijn. Verstorende invloeden van binnen of van buiten kunnen daarmee worden opgevangen. Om dit goed te kunnen doen beschikken we over mogelijkheden[10], over ‘strategiën’. Salutogenese is er een van. Daarnaast zijn er meer, zoals bijvoorbeeld ‘resilience’, veerkracht, positieve adaptatie en robuustheid.
Veranderingen oproepende factoren zorgen ervoor dat deze ‘strategieën’ evenwichtbewarende en evenwichtverstorende processen tot actie brengen. Het uiteindelijke gevolg is dat er veranderingen in diverse lichamelijke systemen optreden, waardoor meetbare veranderingen in fysiologische zin zichtbaar worden. Deze veranderingen voeren tot ziekten, zijn de ziekte zelf of blijven binnen de perken, waardoor we tot geen ziekte besluiten.
Positieve gezondheid
Machteld Huber[11], onderzoeker en voormalig huisarts, formuleerde met een aantal medewerkers het begrip ‘positieve gezondheid’. Hierbij gaat het vooral om aspecten die hierboven genoemd zijn. De beschrijving van gezondheid luidt hier als volgt: ”Gezondheid als het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, mentale en fysieke uitdagingen van het leven.” Er wordt hier een beroep gedaan op de veerkracht van de mens. Dit is een relatief begrip; de veerkracht kan onder iedere omstandigheid verschillend zijn. Ook nu de mens als uitgangspunt, de mens in al zijn facetten.
In dit onderzoek komen een zestal dimensies naar voren, die voor de onderzochte groep van groot belang waren als het om ziek-zijn en gezond-zijn gaat. Verdere uitwerking liet zien dat deze dimensies min of meer universeel zijn.
Het gaat om de volgende:
Deze dimensies spelen altijd en overal. Iedere dag opnieuw bepalen ze hoe we ons voelen, hoe we reageren, hoe we omgaan met anderen, met onszelf, met hetgeen op ons pad komt. Ze bepalen hoe we ons en ons mens-zijn voelen, hoe we ons verhouden tot ons zelf, tot anderen en de dingen. Ze bepalen ons leven. Ieder van ons heeft zijn eigen soort basisinstelling in deze dimensies.
De waarde die ze voor iedereen hebben, blijken in het onderzoek niet hetzelfde. Wanneer we patiënten beschouwen, zien we dat ze voor allen ongeveer dezelfde waarde hebben. De ene dimensie is niet belangrijker dan de andere.
Hulpverleners kijken veelal anders naar deze dimensies. Hun begrip van gezondheid is anders, veel meer geënt op afwezigheid van ziekte. Bij ziekte wordt door hen sterk gekeken naar lichaamsfuncties, mentale functies en dagelijks functioneren. Vooral medisch specialisten verengen het beeld van ziekte en gezondheid. De spirituele/existentiële dimensie met zingeving en sociaal-maatschappelijke participatie past nauwelijks of niet in het beeld dat zij hebben van ziek zijn. Verpleegkundigen bezien in hun benadering van ziekte en gezondheid het gehele spectrum, waardoor ze lijken op de patiënten.
Beleidsmakers scoren weer anders. Voor hen zijn bij ziekte vooral de dimensies lichaamsfuncties en kwaliteit van leven van belang. Vrouwen en oudere mensen hebben een hogere waardering voor de diverse dimensies. Ook maakt het verschil of ondervraagden ervaring hebben met een chronische aandoening. Dit geldt voor alle betrokkenen, dus ook hulpverleners en beleidsmakers. Ze zijn patiënt geworden, ook in hun waardering voor de dimensies.
In dit model wordt rekening gehouden met de patiënt en zijn of haar leefwereld. Er kan samen met de patiënt bezien worden in welke dimensie stappen gezet kunnen worden om de situatie te veranderen en te verbeteren. Zingeving is hier een belangrijk onderwerp. Het gaat hier niet om de waarde – die was voor de zes dimensies immers ongeveer gelijk, maar om de individuele score op een dimensie in de huidige situatie. Dus als de score op kwaliteit van leven laag is, kan daaraan gewerkt worden. Dit laat onverlet dat de waarde van deze dimensie voor de patiënt even hoog is als voor zingeving, waarop wellicht hoog gescoord wordt.
Deze aanpak vraagt van de patiënt een forse eigen inbreng, maar ook de hulpverlener moet zich anders opstellen en vooral meer tijd investeren. Of dit alles altijd mogelijk is, behoort tot de kritische kanttekeningen bij deze aanpak. Op alle mogelijke plekken wordt met dit concept ervaring[12] opgedaan, in huisartsenpraktijken, in ziekenhuizen, maar ook elders in de gezondheidszorg. Eveneens wordt er in opleidingen mee gewerkt. Dit alles niet alleen in Nederland, maar ook elders in de wereld.
Dynamisch evenwicht
De bovenstaande voorbeelden brengen ons er wel toe om anders naar gezondheid te gaan kijken zonder daarmee direct één model te omarmen. Gezondheid wordt gezien als een dynamisch evenwicht, geen statische toestand waarin de mens verkeert. Het evenwicht kan stevig of ook zeer wankel zijn. Antonovsky laat een mogelijkheid daartoe zien. Een ander model ziet een continuum met aan de ene zijde ziekte makende, verstorende factoren, aan de andere kant gezondheid bevorderende, gezond makende factoren. Iedere patiënt beleeft dit anders en duidt dit anders. Iedere patiënt heeft zijn eigen evenwicht. Iedereen heeft als het ware zijn ‘eigen’ ziekte, is uniek in zijn ziek-zijn, maar ook zijn eigen dynamische evenwicht, zijn eigen gezondheid.
Gezond-zijn en ziek-zijn beschouwen we zo als normale menselijke verschijningsvormen. Beide, gezondheid, gezond-zijn zowel als ziekte, ziek-zijn behoren tot het mens-zijn; ze lopen in elkaar over, ze zijn een proces, een krachtenspel. Ziek-zijn is anders-zijn, maar wel een vorm van mens-zijn, evenals gezond-zijn. Ziektes worden zo gezien als rimpelingen, als hobbels, in een leven. De betekenis ervan is voor iedereen anders, moet door iedereen zelf bepaald worden, al dan niet met behulp van derden.
Vanuit dit perspectief wordt een nieuwe en andere benadering van de patiënt verlangd. Er moet rekening gehouden worden met de mens, met zijn omgeving. Er kan niet alleen naar zijn lichaam worden gekeken. Er wordt gevraagd naar zijn opvattingen. En vooral naar wat het ziek-zijn en het medisch handelen voor zijn dagelijkse gang van zaken betekent, welke invloed het heeft op zijn leven, op hem als individu[13].
Deze benadering vraagt ook om een andere houding van professionals. Het is echter niet zo dat er helemaal geen belangstelling bestaat bij professionals voor deze insteek. Die belangstelling is er zeker, maar grotendeels nog beperkt tot de eerstelijns gezondheidszorg, het sociaal geneeskundig domein en de GGZ.
Het begrip salutogenese kan en wordt ook daadwerkelijk in een beperktere zin, zoals bij Antonovsky, gebruikt, maar ook voor iedere aanpak die gericht is op het versterken van die factoren die gezondheidbevorderend zijn, in de ruimste zin . Dit wil dus ook zeggen onder omstandigheden waarin ziekte aanwezig blijft, maar ziek-zijn een andere dimensie krijgt. Vanzelfsprekend kan ook zonder de aanpak salutogenese te noemen in dezelfde zin gehandeld worden.
Tot zover ziekte en gezondheid in een ander perspectief met ook een andere aanpak als het gaat om het behandelen. De zieke mens wordt hier als een geheel beschouwd, niet alleen als een lichaam, waarmee iets aan de hand is. In deel twee staat de mens als meer dan een lichaam centraal; een lichaam dat dan ook geheel anders beschouwd kan worden.
Noten
[1] Dissel J. van, et al: Help, ik ben besmet. Cahier Biowetenschappen en maatschappij 39 (1), 2020
[2] Ayres J.S: Surviving COVID-19: A disease tolerance perspective, Science Advances 6 (18), april 2020 (doi:10.1126/sciadv.abc1518)
[3] Preamble to the Constitution of the World Health Organization as adopted by the International Health Conference, New York, 19-22 June, 1946; signed on 22 July 1946 by the representatives of 61 States (Official Records of the World Health Organization, no. 2, p. 100) and entered into force on 7 April 1948, http://www.who.int/about/definition/en/print.html
[4] Rutgers M.J: Integrale zorg, wie durft? Civis Mundi 2018, 68 (https://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=4446)
[5] Antonovsky A: Health, Stress and Coping. Jossey-Bass, San Francisco, 1979
[6] Lindström B., Eriksson M: Professor Aaron Antonovsky (1923-1994): the father of the salutogenesis. J Epidemiology Community Health 59: 511, 2005 (https://jech.bmj.com/content/59/6/511.full)
[7] Bengel J., Strittmatter R., Willmann H: Was erhält Menschen gesund? Antonovskys Modell der Salutogenese – Diskussionsstand und Stellenwert. BZga, Köln, 2001 (https://www.bug-nrw.de/fileadmin/web/pdf/entwicklung/Antonowski.pdf)
Lindstrøm B., Eriksson M: Salutogenesis. J Epidemiol Community Health 59: 440-442, 2005 (https://jech.bmj.com/content/59/6/440.full)
Mittelmark M.B. et al. (Eds) The Handbook of Salutogenesis. Springer Verlag, Cham, 2017 (doi.org/10.1007/978-3-319-04600-6_37)
Suominen S., Lindstrøm B: Salutogenesis. Scandinavian J public Health 36: 337–339, 2008 (https://journals.sagepub.com/doi/abs/10.1177/1403494808093268)
Super S. et al: Strengthening sense of coherence: opportunities for theory building in health promotion. Health Promotion Int 31 (4): 869-878, 2015 (doi: 10.1093/heapro/dav071)
Wydler H., Kolip P., Abel Th (Eds): Salutogenese und Kohärenzgefühl. Beltz Juventa Verlag, Weinheim Basel, 2013
[8] Bauer G.F. et al: Future directions for the concept of salutogenesis: a position article. Health Promotion Int 34 (3): 1-9, 2019 (doi: 10.1093/heapro/daz057)
Vaandrager L., Koelen M., Dieleman F: Perspectives on Salutegenesis of Scholars writing in Dutch. In: Mittelmark M.B. et al. (Eds) The Handbook of Salutogenesis, 363-366. Springer Verlag, Cham, 2017 (doi.org/10.1007/978-3-319-04600-6_37)
[9] Dietscher Chr., Winter U., Pelikan J.M: The Application of Salutugenesis in Hospitals. In: Mittelmark M.B. et al. (Eds) The Handbook of Salutogenesis, 277-298. Springer Verlag, Cham, 2017 (doi.org/10.1007/978-3-319-04600-6_37)
[10] Huber M.A.S: Towards a new, dynamic concept of health. Proefschrift Universiteit Maastricht, 2014
[11] Zie voetnoot 8 en verder:
Huber M.A.S. et al.: How should we define health? BMJ 2011; 343:d4163
Huber M.A.S. et al.: Towards a ‘patient-centred’ operationalisation of the new dynamic concept of health: a mixed methods study. BMJ Open 2016;5:e010091 (doi:10.1136/bmjopen-2015- 010091)
[12] Zie voor verdere informatie: Institute for Positive Health (www.iph.nl)
[13] Gijn J. van: De taal van de geneeskunde. Ned Tijdschr Geneeskd, 147:1-3, 2003
Gijn J. van: De menselijke maat. Ned Tijdschr Geneekd, 148: 1-3, 2004