Nieuwe wegen in de gezondheidszorg
Deel 2: Het gelaagde lichaam

Civis Mundi Digitaal #99

door Maarten Rutgers

 

Quaternitas perfecta

https://mystiekfilosofie.com/2020/05/21/panikkar-quaternitas-perfecta

 

In deel I hebben we gezien dat er op een andere wijze naar de gastheer, de mens kan worden gekeken. Het voert tot een andere opvatting van ziekte en gezondheid met gevolgen voor de behandeling, waarbij de eigenstandige rol van de zieke mens belangrijk is. Maar het gaat nog verder. Nadere observatie van de wereld en de mens voert tot nieuwe vensters op de werkelijkheid[1], om met Koo van der Wal, voormalig hoogleraar wijsbegeerte, te spreken.

 

Het dode lichaam

Wat hebben deze nieuwe vensters en modellen gemeen? Het centrale thema is dat de mens meer is dan zijn lichaam, meer dan het anatomische lichaam, meer dan een ‘doods’ object, dat bestudeerd kan worden, zoals een stuk steen. In de gangbare gezondheidszorg beschouwen we het lichaam als een “ding in het laboratorium”, zoals Annemarie Mol, hoogleraar antropologie van het lichaam, zegt in haar Socrateslezing[2].

Het lichaam wordt slechts vanuit de derde-persoon-situatie beschouwd. Hiertoe is het lichaam uit zijn natuurlijke context gehaald met als gevolg dat een deel van de werkelijkheid van het lichaam wordt genegeerd, wordt weggelaten, zoals Siri Hustved[3] schrijft. Zij is schrijfster en essayiste, thuis in filosofie en neurowetenschappen, om slechts enkele terreinen te noemen.

In dit verband is een citaat van Hugo Verbrugh relevant. In Op de huid van de tijd[4] schrijft hij over de relatie van de mens met zijn lichaam. Hier is vervreemding opgetreden. We laten ons lijf aan anderen. “De dokters ‘beheren’ het lichaam voor ons; nemen het in bewaring als er iets aan hapert en geven het ons terug als de storing verholpen is. Wat daartussen gebeurt gaat de ‘bewoner’ van het lichaam niets aan.”

Peter Sloterdijk, hoogleraar filosofie, formuleert het in een voordracht voor een medisch gezelschap, de geneeskunde beschouwend, iets anders: ‘de patiënt is tot menselijk materiaal geworden’. In zijn ogen is dit een metamorfose tot moderniteit, een gevolg van de moderne ontwikkelingen in de geneeskunde. Het laat zelfs ruimte voor proeven op dit materiaal, want waar is de mens gebleven?

De mens is er niet meer, niet alleen onzichtbaar geworden, maar zelfs als mens niet meer aanwezig, in ieder geval niet in de manier waarop wordt omgegaan met (zieke) mensen. Het ‘dode’ materiaal laat zich kneden, laat alles met zich doen, waarbij de relevantie voor de mens met vraagtekens omgeven is.

Als het niet om het lichaam als ding kan gaan, is de vraag aan de orde, wat is dan in de gezondheidszorg aan de orde? Het vraagt om een andere benadering in de gezondheidszorg. De groeiende belangstelling voor integratieve geneeskunde of integrale gezondheidszorg, zie ook mijn eerdere artikelen[5], laat zien dat deze vraag naar een andere aanpak sterker wordt en om antwoord vraagt. Een antwoord, dat verder zal moeten gaan dan de huidige geneeskunde een menselijk tintje[6] te geven.

 

Gelaagdheid

Het gaat dus om iets anders, het gaat om de mens in totaliteit. Ons ontbreken passende begrippen; we hebben nieuwe begrippen nodig. Hier komen we termen tegen als het levende lichaam, het ‘bezielde lichaam’, het ‘denkende lichaam’. Soms zijn ze al ouder, soms nieuw. Deze benamingen laten al zien dat er ook anders naar de mens gekeken kan worden. De opvallende overeenkomst hierbij is een denken in gelaagdheid; gelaagdheid in de werkelijkheid, zoals deze zich aan ons voordoet. De werkelijkheid die we waarnemen, direct of indirect, maar altijd rekening houdend met onszelf als waarnemer. De werkelijkheid is afhankelijk van ons. De positie die de waarnemer inneemt, binnen welke theorie de waarnemer aan de slag gaat, binnen welke discipline de waarnemer zich thuis voelt, bepaalt het beeld[7].

Er bestaan beschrijvingen[8] van de werkelijkheid als in algemeenheid gelaagd; een gelaagdheid die bij verschillende auteurs tot boeiende indelingen leidt zonder direct verband met ziekte en gezondheid. En daarmee voor ons thema hier geen verdere bespreking krijgen. Navolgend verscheidene voorbeelden van de ‘nieuwe’ werkelijkheid.

Deze, hieronder kort beschreven, andere invalshoeken passen slechts ten dele binnen de vigerende kaders. Ze passen, net als de andere genoemde, in wat Koo van der Wal de ‘nieuwe vensters op de werkelijkheid’ noemt. In een recenter boek, besproken door Toon van Eijk in Civis Mundi 98[9], werkt hij dit opnieuw uit met andere voorbeelden en literatuur.

 

Charles de Monchy: het denkende lichaam

Charles de Monchy, bij leven kinderarts, spreekt over het ‘denkende lichaam’[10]. Enerzijds zet hij zich af tegen Descartes, anderzijds neemt hij toch diens tweedeling over, maar dan als te onderscheiden delen in een intensievere samenhang. Hier geen epifyse – pijnappelklier - die de verbinding zou moeten zijn tussen geest en lichaam als twee delen, die “fundamenteel verschillend en gescheiden naast elkaar bestaan”, maar een “persoonlijkheid die twee gelijkwaardige delen omvat.”

Bij de Monchy zijn er een mentaal en een lichamelijk, fysiek deel. Het mentale deel is bij hem het Ik. Het is de stuurman, de regisseur. Alles wat met denken, temperament, sociale verhoudingen, ethische vraagstukken samenhangt hoort bij het Ik. De beide delen vormen een eenheid. Daarmee komt het op hoofdlijnen met andere indelingen overeen. Interessant is dat het fysieke deel bij hem beschreven wordt als bestaande uit: “lichaamsbouw, motoriek, houding, gelaatsuitdrukking, en andere uitwendige kenmerken die het unieke innerlijk functioneren van het individu weerspiegelen.” Zeker geen eenvoudig plaatje, maar eerder zeer complex met vele componenten. Het doet vermoeden dat er nog een hele wereld achter zit.

Hij gaat echter in zijn boek nauwelijks verder in op het fysieke lichaam. Hij ziet hier fysieke kenmerken, levenskenmerken en innerlijke kenmerken. Hij laat na hierover verder te spreken. De vanzelfsprekendheid waarmee deze beschrijving niet verder wordt uitgewerkt, staat in schril contrast met andere auteurs. Zij beschrijven vier delen, waarbij de door de Monchy aangegeven kenmerken tot zelfstandige delen worden. Hij houdt het op een enkel deel. Hij concentreert zich op het Ik en vooral op de relatie met het bewustzijn. En daarmee ook op de regisseursrol van het Ik.

De ondeelbare eenheid die de mens bij hem is, noopt tot anders omgaan met ziekte en gezondheid. Beide delen beïnvloeden elkaar wederzijds. In diagnostiek en behandeling dient hiermee rekening gehouden te worden. Hiertoe zijn naar zijn mening veranderingen noodzakelijk te achten in de geneeskunde. Hij noemt het een paradigmaverandering, ‘de derde revolutie in de geneeskunde’[11].

Waarom de derde? Hij ziet de door hem genoemde paradigmaverandering als een volgende stap na de tweede revolutie. Hij sluit hiermee aan op de publicatie van Foss en Rothenberger[12], waar hij naar verwijst, en die van Foss[13] alleen. Ook zij oefenen kritiek uit op de hedendaagse opvattingen in de geneeskunde, vooral op de eenzijdigheid van de fysieke, materiële geneeskunde. De vooruitgang die deze heeft gebracht, wordt door hen zeker niet ontkend; ze beschouwen het echter als niet voldoende. Er is een grote witte vlek. Hier is de moderne opvatting van het begrip informatie van belang. Iets dat tot nu toe in hun ogen nauwelijks aan de orde kwam. Hierin is langzamerhand verandering aan het komen. De nieuwe ontwikkelingen vragen om een andere benadering, die zij ‘infomedical’ noemen. Het wordt door hen de ‘tweede revolutie in de geneeskunde genoemd’.

Voor de Monchy is de derde revolutie de verandering waarbij het Ik van de mens een rol speelt in de geneeskundige aanpak. Persoonlijkheid en lichaam zijn intensief verbonden. De persoon van de patiënt komt centraal te staan, omdat zijn “onstoffelijke Ik een dominerende, regulerende, sturende functie uitoefent in het gehele organisme.” Ook bij andere auteurs vinden we onstoffelijkheid terug, zoals we zullen zien.

Met zijn derde revolutie zoekt de Monchy aansluiting bij de door Koo van der Wal beschreven natuurfilosofie[14].

 

Koo van der Wal: Ladder van zijnsvormen

In zijn boek over natuurfilosofie beschrijft van der Wal dat de natuur veelgelaagd is. Er zijn vele niveaus te zien. “Wat zich hier aftekent is het feit dat de natuur een reeks van niveaus van opklimmende structurele complexiteit te zien geeft.” Van oudsher werden in een dergelijk systeem vier niveaus van werkelijkheid onderscheiden, te weten “de fysische, organische, psychische en mentale laag.” Sommige lagen zouden wellicht uit meerdere kunnen bestaan, anderszins is het goed denkbaar dat er een oneindig aantal niveaus zou zijn, waarbij hij naar David Bohm, bij leven hoogleraar theoretische fysica, verwijst. Het is als het ware een ladder van zijnsniveaus met steeds complexere organisatiepatronen.

Van der Wal wijst erop dat er vele namen rondgaan, maar of het nu “structuur, configuratie, organisatiepatroon, vorm” heet, of veld, lichaam, laag, niveau, kunnen we eraan toevoegen, we ontkomen er niet aan dit als ”het meest basale kenmerk van de werkelijkheid” te zien. Kenmerkend is dat de ladder uit “kwalitatief verschillende, tot elkaar niet herleidbare zijnsvormen bestaat.” Tussen deze zijnsvormen bestaat discontinuïteit. Het leidt ertoe dat de diverse vormen niet uit elkaar af te leiden zijn. De hogere kunnen niet begrepen worden met “bouwdoosdenken”, met het proberen hun functie uit de lagere op te bouwen. “De systemen van hogere orde nemen de fenomenen van lagere niveaus in nieuwe samenhangen op en sturen vanuit hogere organisatieprincipes hun functioneren aan.”

Bij van der Wal is de mentale laag het bewustzijn. Het directe gevolg van deze opvatting is dat “bewustzijnsverschijnselen …., nogmaals principieel, niet reduceerbaar zijn tot fysische fenomenen en processen.” Het bewustzijn komt alleen voor bij “hoog ontwikkelde organismen”. Het heeft een zodanige positie op de ‘ladder’ dat het “lagere-orde processen in die organismen kan beïnvloeden en sturen, … Het bezit … een vorm van eigenstandigheid en ontplooit een eigen activiteit.” We zullen zien dat deze gedachten ook bij andere auteurs naar voren komen.

 

Buytendijk: het bezielde lichaam

Buytendijk, indertijd hoogleraar fysiologie en psychologie, respectievelijk te Groningen en Urecht, spreekt over het ‘bezielde lichaam’. Hij noemde het toen in Prolegomena van een antropologische fysiologie een ‘welbewuste her-invoering’, omdat er in een verder verleden in de geneeskunde altijd sprake was geweest van bezield zijn van het lichaam. Zijn benadering, geuit in het interbellum, past, net als de eerder genoemden, bij een mensopvatting die uit het mechanistische beeld getild is.

Hij ontwierp een antropologische fysiologie, zoals Dekker in zijn proefschrift[15] over hem laat zien. Hij is er nooit toe gekomen een antropologische geneeskunde te formuleren, hoewel in zijn werk vele aanzetten daartoe te vinden zijn. Voor hem was geneeskunde “een menskundig geörienteerde wetenschap.” Daarmee is voor hem een uitsluitend natuurwetenschappelijke benadering te beperkt. Het “bestudeert maar één aspect van de mens en zijn ziektes, waarbij het zinvolle, het specifiek menselijke uit het gezichtsveld verdwijnt.” Schrijvend over wetenschap geeft hij aan dat “het gezichtspunt dat men inneemt bepalend is voor wat men ziet en niet ziet.” Hij beschrijft een driedeling in de wetenschap, waarbij er een “onherleidbaar verschil tussen de fysische, organische en menselijke orde” bestaat.” De betekenis hiervan is dat “de natuurwetenschappen vooral de anorganische natuur tot object van onderzoek hebben. De levenswetenschappen bestuderen de levensverschijnselen van plant en dier. De mens- of geesteswetenschappen richten zich op de mens en het specifiek menselijke.”

Bij de natuurwetenschappen sluit hij aan bij Heisenberg, hoewel hij niet in alles met hem overeenstemt. Het voert hier te ver om de verschillende wijze waarop beiden de subject-object-tegenstelling proberen op te heffen verder te bespreken. Wel onderschrijft Buytendijk volledig Heisenbergs opvatting dat natuurwetten gaan over onze betrekking tot de materiële deeltjes en de natuur, over onze kennis erover en niet over de natuur als zodanig.

Bij de levenswetenschappen blijft hij wat onvolledig. Hij kiest voor een fenomenologische benadering, maar wijst er tevens op dat binnen deze benadering plaats is voor een analytische, fysisch-chemische component, zoals die meer gangbaar is in de biologie. Zijn benadering noemt hij ’eigenlijke’ biologie of ‘bildbedingte’ biologie.

Dekker vraagt zich af waarom Buytendijk bij een driedeling is gebleven. Het was in zijn ogen logisch geweest om tot een vierdeling te komen. Er zijn immers nogal wezenlijke verschillen tussen plant en dier aan te wijzen, waardoor in de organische orde een tweedeling gemaakt zou kunnen worden. Over de mens zegt Buytendijk wel dat er een wezenlijk verschil met het dier is omdat de mens een geestelijk wezen is. Hier past ook een andere vorm van wetenschap bij. Veel is onaf bij Buytendijk. Zijn antropologische fysiologie is incompleet en daarmee onvoldoende gebleken om zijn aanzetten voor een andere geneeskunde in werkelijkheid tot deze geneeskunde om te vormen.

We houden Dekkers opmerking dat een vierdeling eigenlijk vanzelfsprekend was geweest even vast. Een vierdeling die recht doet aan de grote verschillen tussen de fysieke, minerale wereld, de plantenwereld, de dierenwereld en de menselijke wereld. Het is een vierdeling die ook bij andere auteurs op een of andere manier terug te vinden is.

 

Dooyeweerd: substructuren

Uit geheel andere hoek wordt ook op de gelaagdheid van de mens gewezen. Dooyeweerd, voormalig hoogleraar filosofie en grondlegger van de reformatorische wijsbegeerte, in de traditie van Abraham Kuipers, schreef een groot filosofisch oeuvre. Hierin komt ook zijn opvatting over het menselijk lichaam naar voren. Voor hem verwijst het lichaam naar de mens in zijn geheel, als totaliteit van zijn bestaan. Hij onderscheidt vier substructuren, de fysisch-chemische, de biotische, de psychische of sensitieve en de act-structuur[16].

Wellicht niet verwonderlijk dat de eerste structuur te maken heeft met de materie, de moleculen, de tweede met het organisme, het leven, de derde met bezieling, bezield zijn, en de vierde met het vrije handelen van de mens. Zij hebben geen zelfstandigheid, maar zijn geïntegreerd in een eenheid, het menselijk lichaam en daardoor als deelstructuur te begrijpen. De samenhang tussen de vier noemt hij vormgebondenheid. Zonder deze verbondenheid volgen de substructuren eigen wetmatigheden. Deze zijn het duidelijkst bij de fysisch-chemische substructuur. Deze valt uit elkaar, zoals we zien na het sterven van de mens. Ook Dooyeweerd schreef uiteindelijk, net als Buytendijk, nooit een volledige antropologie. Tot zover kort iets over zijn werk.

 

Jan Piet Kuiper en Nicolai Hartmann: categorieën van zijnden

In het interbellum verscheen de gelaagdheid van de werkelijkheid vaker in beeld. In zijn boek[17] ‘Mensopvatting en gezondheidszorg’ wijst Jan Piet Kuiper, bij leven hoogleraar sociale geneeskunde te Amsterdam, op het werk van Nicolai Hartmann, hoogleraar theoretische filosofie in Duitsland in die tijd. Ook Van der Wal wijst kort naar hem. Hartmann publiceerde een analyse van de werkelijkheid, waarin hij vier lagen van zijnden onderkende. Dit zijn de anorganische laag, de organische laag, de zielslaag en de geestelijke laag. Dit leidt tot vier categorieën van zijnden.

Het gaat hier om de categorie van de dingen of de niet-biologische structuren, de categorie van de planten, de categorie van de dieren en de categorie van de mensen. De hogere categorieën omvatten steeds de eronder gelegen categorieën, maar komen er niet uit voort. In een hogere categorie heeft de lagere een nieuwe dimensie verkregen; ze blijft niet hetzelfde. Een hogere categorie brengt steeds iets nieuws, iets dat er nog niet eerder was. Tussen de categorieën is afstand, discontinuïteit. Het zijn sprongen.

 

Schumacher: niveaus van Zijn

De gelaagdheid verschijnt in 1977 opnieuw, enige tijd na het plotselinge overlijden van de auteur, in een boek[18] met de intrigerende titel A Guide for the Perplexed. De auteur was E.F. Schumacher, eerder bekend van Small Is Beautiful[19]. Schumacher was van huis uit econoom, maar met grote belangstelling voor andere vraagstukken, zoals: wat is wetenschap en wat is de mens? Hij was zeer belezen. Met zijn zwager Werner Heisenberg, de kwantumfysicus, voerde hij uitgebreide discussies.

In zijn boek is hij zoekende naar de structuur van de wereld. Hij grijpt terug op de vierdeling, zoals die eerder bekend was en we intussen ook bij anderen zagen, mineraal, plant, dier en mens. Hij noemt dit de niveaus van Zijn. De overgangen tussen de niveaus zijn discontinu; de niveaus kunnen niet tot elkaar gereduceerd worden. Deze niveaus worden gekarakteriseerd door vier elementen, stof, leven, bewustzijn en zelfbewustzijn. Dit betekent dat de minerale wereld uit stof, materie bestaat, de plantenwereld wordt gekenmerkt door leven, de dierenwereld kent bewustzijn en de mens zelfbewustzijn.

Natuurwetenschap kan uitsluitend uitspraken doen over het eerste niveau, materie, het dode materiaal. En zelfs daar is in de quantumfysica nog wel het een en ander over te discuteren. Blijft de vraag hoe we kennis kunnen verwerven van de andere niveaus. Dit is in zijn beleving alleen mogelijk wanneer we een innerlijke spirituele ontwikkeling doormaken.

 

Eva Jablonka, Marion Lamb en Mary Jane West-Eberhard: informatie

Met een geheel andere benadering[20] komen ook Eva Jablonka, hoogleraar genetica in Tel Aviv, en Marion Lamb, voormalig docent genetica in Londen, tot een vierdeling. Zij houden zich bezig met erfelijkheid en evolutie. Zij spreken over informatie die vererfd wordt. Informatie die in de evolutie een rol speelt. Zij zien hierin aanleiding om de evolutietheorie van aanpassingen te voorzien.

In hun indeling gaat het om niveaus.

  1. Het eerste niveau is het ons bekende niveau waar de genen een rol spelen. Het is het niveau van toevallige veranderingen, die met natuurwetenschappelijke methoden bestudeerd kunnen worden.
  2. Niveau twee is het organisme, het leven, waar groei, waar epigenetica thuishoort, met doelgerichte veranderingen. Ontwikkelingen van meercellige organismen kunnen niet zonder. Hierdoor wordt leven mogelijk.
  3. Niveau drie gaat over dieren en mensen. Hier gaat het om bewustzijn en gedrag, dat vererfd kan worden zonder dat er DNA in het spel voorkomt.
  4. Het vierde niveau is de mens, waar symbolen van belang zijn, waar taal een belangrijke rol speelt. Ook hier vererving zonder invloed van het DNA.

Zij zien een hiërarchie; de bovenliggende niveaus regelen de onderliggende en maken er gebruik van. In de evolutie is de ontwikkeling van niveau een naar niveau vier gegaan.

Hun onderzoek sluit aan bij eerder onderzoek[21] van Mary Jane West-Eberhard, een theoretisch biologe, die evolutie bestudeert. Zij toonde aan dat in de evolutie verandering in de genen volgt op veranderingen in fenotype en aanpassingen van dieren aan hun omgeving. En niet omgekeerd! Zij is luid en duidelijk in haar uitspraak: “The idea that genes can directly code for complex structures has been one of the most remarkably persistent misconceptions in modern biology.”

In haar onderzoek wordt duidelijk dat de evolutie grotendeels niet afhankelijk is van toeval, maar contextafhankelijk en doelgericht is. James Barham[22] bespreekt haar ideeën en constateert : “… far from being cast out of biology, teleology turns up at its very heart.” In zijn eigen dissertatie[23] komt hij langs andere wegen ook tot de slotsom dat bij levende organismen teleologie een rol speelt. Daarmee wordt een causale, materiële verklaring voor de fenomenen van het leven onmogelijk. Ook Thomas Nagel[24], hoogleraar filosofie, trekt een soortgelijke conclusie. Hij komt hiertoe bij het nagaan hoe fenomenen als waarden, maar vooral bewustzijn ontstaan zijn. Het zijn geen epifenomenen van materie; ze zijn doelgericht tot stand gekomen.

 

Arie Bos: lichamen of velden?

Huisarts en filosoof Arie Bos beschrijft enkele van bovenstaande vierdelingen[25]. Hij spreekt niet over verschillende ordes, niveaus of structuren, maar over lichamen, teruggrijpend op Aristoteles en Rudolf Steiner. Lichaam is bij hem een vorm waarin gelijksoortige processen plaatsvinden. Hij geeft wel aan dat een mogelijk nu beter te verstaan begrip veld zou zijn, zoals heden ten dage in de fysica gebruikelijk voor “onzichtbare krachten binnen de beperking van hun invloedsfeer.” In Civis Mundi 26[26] schreef Piet Ransijn hier een en ander over.

Zo worden onderscheiden het fysieke lichaam of veld, het levenslichaam of -veld, het bewustzijnslichaam of -veld en het zelfbewustzijnslichaam of -veld, beter bekend als Ik. Ook in deze indeling is er sprake van een hiërarchie. Bij het fysieke gaat het om de materie, bij het leven om planten, bij bewustzijn om dieren en bij het Ik om de mens. Steeds omvat een volgende stap de vorige. Ook hier discontinuïteit, geen geleidelijke overgangen.

Het fysieke lichaam is datgene dat na het sterven nog enige tijd aanwezig is, maar wel uit elkaar valt. Op dit niveau is toeval en verval, verbinding en toevoegen, onveranderlijkheid, causaliteit aan de orde. Het kenmerk is levenloos, dood.

Daar waar er leven is, is altijd sprake van in ieder geval het fysieke omvat door het levenslichaam. Hier zien we groei, ontwikkeling, herstel, samentrekking en uitbreiding, metamorfose – om met Goethe te spreken, vorm en gestalte, vitaliteit, zonder bewustwording, als het ware in slaap, maar wel in leven. Het belangrijkste kenmerk is leven, vernieuwing.

Met het bewustzijnslichaam zijn we in de dierenwereld. De externe wereld, maar ook de interne wereld, leiden tot waarnemingen, ervaringen, beleving, tot waarneembare uitingen en gedrag. Daarnaast valt op dat er een binnenkant is, een binnenwereld. Er is orgaanvorming, met een binnenkant; ze zijn ‘hol’. Het kenmerk is bewustzijn.

Over het Ik spreken we alleen bij de mens. Het is het kennende deel, het is verantwoordelijk voor de uitingen, de woorden, de cultuur, symbolen en kennis. Ook voor verbinden van verleden en heden, denken over toekomst. Het is de regisseur, de stuurman. Het kenmerk is zelfbewustzijn.

 

De vierdeling bij Peter Heuser

Deze vierdeling komt ook uitgebreid aan de orde[27] bij Peter Heuser, hoogleraar medische anthropologie in Witten, Duitsland. Zijn insteek is om via een kentheoretische benadering te laten zien dat kennis en wetenschap ruimer zijn dan meestal wordt aangenomen. Niet alleen meetbare verschijningen zijn kenbaar. Hij adstrueert dit aan talloze voorbeelden uit diverse wetenschappelijke disciplines.

Hij laat zien dat de fenomenen van de vier bovengenoemde verschillende structuren ontologisch zelfstandig zijn en ze eigen wetmatigheden kennen. Hij grijpt in zijn overwegingen, die over meer gaan dan over kennis, terug op Rudolf Steiner, maar daarnaast op Goethe, Fichte en nog vele anderen, zoals Troxler, Franz Brentano, Max Scheler, Helmuth Plessner etc. Van oorsprong medicus, ligt Heuser de integratieve geneeskunde aan het hart, maar dan wel op de juiste manier onderbouwd. Hij gaf in zijn praktisch handelen als medicus ook gevolg aan zijn opvattingen omtrent de vierdeling en de daarbij behorende aanpak in diagnose en behandeling.

Kijkend naar de mens is een gelaagde werkelijkheid tevoorschijn gekomen, zoals gedocumenteerd door auteurs met een zeer uiteenlopende achtergrond. Hierbij komt ook tot uitdrukking dat deze nieuwe kijk ruimer is dan alleen de mens. Het gaat om de gehele natuur. Intrigerend is dat de lagen, de niveaus, de velden of hoe ze ook genoemd worden, een eigen ontologie hebben, maar dat er ook een hierarchie bestaat met een neerwaarts gericht causaliteit. De hogere niveaus bepalen in het samengestelde geheel waar de onderliggende niveaus voor staan. Daarmee is het samenstel niet alleen meer dan de delen, maar ook anders, nieuw. In het volgende deel zullen we zien dat er nog meer invalshoeken zijn die tot gelaagdheid voeren. Een gelaagheid die tot in de behandelrelatie ingrijpt. Het gaat uiteindelijk om de ‘macht van het idee’, zoals Koo van der Wal verwoordt, om een ‘nieuw natuurbeeld met ideële dimensies’[28].

 

NOTEN



[1]   Wal G.A. van der: Nieuwe vensters op de werkelijkheid. Contouren van een natuurfilosofie in ontwikkeling. Klement, Zoetermeer, 2011

[2]   Mol A: De burger en het lichaam. Socrateslezing 2002

[3]   Hustved S: The delusions of certainty. Simon Schuster, New York, 2016

[4]   Verbrugh H.S: Op de huid van de tijd. De Toorts, Haarlem, 1985

[5]   Rutgers M.J: Integrale zorg, wie durft? Civis Mundi 68, 2018 (www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=4446)

Rutgers M.J: Zoektocht in de zorg. Civis Mundi76, 2019, (https://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=4810)

[6]   Heuser P: Editorial. Integrative Medicine and the Quest for Humanism in Medicine. Forsch Komplementmed 18: 172-173, 2011 (doi: 10.1159/000330650)

[7]   Hustvedt S: “Borderlands: First, Second, and Third Person Adventures in Crossing Disciplines” Keynote lecture for Gutenberg Fellowship. Mainz, juni 2012. Gepubliceerd in: Hustvedt S: A Woman Looking at Men Looking at Women: Essays on Art, Sex, and the Mind. Simon Schuster, New York, 2017

[9] Eijk T. van: een symfonisch wereldbeeld. Civis Mundi 2020, 98. (https://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=5825)

[10]  Monchy Ch. de: Het denkende lichaam. De Driehoek, Rotterdam, 2013

[11] Monchy Ch. de: De derde revolutie in de geneeskunde. Bezorgd door Prof. Dr. Koo van der Wal. De Driehoek, Rotterdam, 2016

[12] Foss L., Rothenberger K: The Second Medical Revolution: Biomedicine to Infomedicine. Shambhala, Boston, 1987

[13]  Foss L: The End of Modern Medicine. State University of New York Press, Albany, 2002

[14] Zie voetnoot 1

[15] Dekkers W.J.M: Het bezielde lichaam. Proefschrift Radbouduniversiteit Nijmegen, Kerckebosch, Zeist 1985

[16] Friessen J.G: 32 Propositions on Who Man is (https://jgfriessen.files.wordpress.com/2016/12/32propositions.pdf)

Dooyeweerd H: De leer van de mensch in de Wijsbegeerte der Wetsidee. Correspondentiebladen Ver. Calvinistische Wijsbegeerte 7: 134-144, 1942 (overgenomen uit Glas G: Emotie als struktuur-probleem. In: Philosophia Reformata 54 (1): 29-43, 1989 en uit Bos A: Hoe de stof de geest kreeg. Christofoor, Zeist, 2008)

Glas G: Christian Philosophical Anthropology. A Reformation Perspective. Philosophia Reformata 75: 141-189, 2010

[17] Kuiper J.P: Mensopvatting en gezondheidszorg. Van Gorcum, Assen, 1980

[18] Schumacher E.F: A Guide for the Perplexed. Harper & Row, New York, 1977

[19] Schumacher E.F: Small Is Beautiful: A Study of Economics As If People Mattered. Blond & Briggs, London, 1973

[20] Jablonka E., Lamb M: Evolution in Four Dimensions – Genetic, Epigenetic, Behavorial, and Symbolic Variation in the History of Life, MIT Press, Cambridge (Mass), 2005/2014 (rev.)

[21] West-Eberhard M.J: Developmental Plasticity and Evolution, Oxford University Press, Oxford, 2003, geciteerd naar Hustved S: The delusions of certainty. Simon Schuster, New York, 2016

[22] Barham J: Subverting Darwinism from Within: The Quiet Revolution of Mary Jane West-Eberhard. Evolution News & Science Today, 30 mei 2012 (https://evolutionnews.org/2012/05/subverting_darw/)

[23] Barham J.A: Teleological Realism in Biology. Proefschrift Notre Dame University, Indiana, 2011

[24] Nagel Th: Mind and Cosmos: Why the Materialist Neo-Darwinian Conception of Mature is Almost Certainly False. Oxford University Press, Oxford, 2012

[25]  Bos A: Hoe de stof de geest kreeg. Christofoor, Zeist, 2008

[26] Ransijn P:Dichter bij de wetenschap, een complementaire visie Deel 2: Dichter bij de natuurkunde. Kwantumfysici over complementariteit van wetenschap, filosofie en religie.

Civis Mundi 2014, 26 ( https://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=2365)

[27] Heusser P: Anthroposophie und Wissenschaft. Eine Einführung. Verlag am Goetheanum, Dornach, 2016

[28] Wal K. Van der: Een reactie op kritische vragen bij mijn herziening van het klassiek-moderne natuurbeeld. Civis Mundi 23, 2014 (https://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=2248)