Civis Mundi Digitaal #100
Bespreking van: Sander Heijne en Hendrik Noten, Fantoomgroei. Waarom we steeds harder werken voor steeds minder. Atlas Contact, 2020.
De ondertitel van het boek maakt wat overdreven duidelijk waar het boek over gaat. We worden aangezet om mee te werken aan een groeiende economie, maar krijgen er niet méér door betaald. De schrijvers (Hendrik en Sander) gaan uit van hun eigen verontwaardiging. Hendrik is bestuurskundige bij de Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN) en Sander is onderzoeksjournalist bij de Volkskrant en de Correspondent.
Het boek is een zoektocht naar een nieuw verhaal voor de economie. Hun verhaal gaat met kriskras stappen door de geschiedenis, met de bedoeling om inzicht te verkrijgen in de materie. Het leest vlot weg en is luchtig geschreven en toont veel feitelijke gebeurtenissen. Zo wist ik niet dat de moeder van Frederik Philips een zus was van de moeder van Karl Marx. De verhalen schetsen het beeld dat de verdiensten van bedrijven en hun aandeelhouders in de loop van de tijd toenamen, terwijl de verdiensten van de werknemers vanaf 1982 nauwelijks toegenomen zijn. Het plot van het reisverslag valt wat tegen – het is geen roman, dus ik kan het wel verklappen – het BBP (Bruto Binnenlands Product) wordt gedumpt en: het begrip ‘economie’ moet volgens de schrijvers geherdefinieerd worden…
De schrijvers zijn op zoek naar een nieuw verhaal dat de economie beter beschrijft. Ze hebben het volgens mij nog niet gevonden. Wat niet weg neemt dat ze in drie delen inzichtelijk maken hoe in de loop van de tijd de economische toestand is ontstaan die we nu kennen. De schrijvers geven een uitzicht naar een andere toekomst.
Deel 1 Fantoomgroei
Ondanks de matige inkomensontwikkeling voelen we ons rijker dan voorheen. Dit komt omdat we enorm op de pof leven. We creëren welvaart door kredieten af te sluiten. We sluiten leningen af voor een hogere studie, om een woning te kopen, om een onderneming te starten… Nederland maakt in een jaar meer schulden dan we in dat jaar verdienen. Eén op de vijf huishoudens heeft een betalingsachterstand. De koopkracht wordt door de overheid op peil gehouden door allerlei nivelleringsmaatregelen: huurtoeslag, aftrekpost voor hypotheekrente, kinderopvangtoeslag…
Om de economie te stimuleren heeft de overheid tientallen miljoenen bezuinigd op de zorg, het onderwijs, de krijgsmacht, de sociale zekerheid…
Aan de hand van de geschiedenis die Philips doorgemaakt heeft wordt het ontstaan van grote bedrijven toegelicht. Dat begon in 1886 toen Gerard Philips in Glasgow zijn ogen uitkeek toen hij voor het eerst zag hoe je door elektriciteit licht kon maken. Terug in Nederland klopte hij aan bij zijn vader (Frederik), een bankier in Zaltbommel, om samen een fabriek in gloeilampen te beginnen. Ze vonden een locatie in een dorpje, in het straatarme Brabant.
Ze ontwikkelden een röntgen lamp, medische apparatuur, consumentengoederen… Philips was eerst een bedrijf dat alles zelf produceerde, opgesplitst in verschillende zelfstandige bedrijfsonderdelen, de productie werd later steeds meer overgelaten aan onderaannemers…
Bedrijven werden gezien als zonnestelsels: in het midden de ster (het hoofdkantoor), daaromheen de manen (onderaannemers) en om de manen heen de satellieten (zzp’ers). Door de opkomst van de digitalisering ontstonden wereldwijd werkende platforms die via internet niet alleen de wereld bedienden maar ook zelf geen arbeidscontracten meer afsloten. Dat lieten ze over aan de intekenaars van diensten (zzp’ers) zonder binding met het bedrijf.
Terwijl afscheid werd genomen van het klassieke ondernemingsmodel kwamen ook de vakbonden steeds vaker buitenspel te staan. Kortetermijnwinst ging voor langetermijnwaarde. Winstmaximalisatie werd het adagium.
Deel 2 De stille revolutie
Bij de beschrijving van de rol van de overheid speelt topambtenaar Frans Rutten een hoofdrol. Op het ministerie spreekt men van de Rutten-boys (naar analogie van de Chicago-boys, de neoliberalen rond Friedman). Ik begrijp overigens niet waarom een sekte-achtig verhaal, dat niets te maken heeft met de functie van deze ambtenaar, in het boek opgenomen is. Zijn invloed lijkt groot te zijn geweest bij de ommezwaai van de verzorgingsmaatschappij naar de neoliberale aanpak van het kabinet Lubbers/Nijpels.
Op 13 januari 1976 is in het NRC Handelsblad een open brief gepubliceerd door de topmannen van de AKZO, AMRO Bank, Philips, Stork, en nog een aantal anderen. Premier Joop den Uyl werd opgeroepen om meer oog te hebben voor de noden van het bedrijfsleven. Hij zou geen oog hebben voor de hoge loonkosten. Ruud Lubbers was minister van Economische Zaken.
In 1982 werd het Akkoord van Wassenaar gesloten, wat volgens de schrijvers het keerpunt markeert naar het afscheid van de verzorgingsstaat. Een periode van loonmatiging begint. in 1994 schudt Wim Kok zijn ideologische veren af. Hij volgt het beleid van de Rutten-Boys. De komst van de paarse kabinetten wordt door velen gevoeld als een bevrijding van de moralistische christelijke politiek, maar economisch zijn ze toch een voortzetting van het beleid van Lubbers: loonmatiging, een golf van privatiseringen en het schrappen van regels om bedrijven in toom te houden. In 2017 is Mark Rutte trots op de staat waarin Nederland verkeert.
Het idee dat groei belangrijk is begint op 24 oktober 1929, als de beurskoersen plotseling beginnen te dalen. President Roosevelt geeft Simon Kuznets de opdracht een overzicht te ontwikkelen van alle uitgaven en inkomsten die er in het land plaatsvinden. Kuznets ontwikkelt een cijfer dat de groei en de vermindering/vermeerdering van de welvaart uitdrukt: het bruto nationaal product. De Tweede Wereldoorlog brak uit en de VS raakte erbij betrokken. Kuznets statistische model wordt gebruik om de economische staat van verschillende landen in te schatten. De ideeën van Keynes vinden ingang. Een hogere staatsschuld is geen ramp. Schulden zullen door inflatie minder hard drukken.
In de roes van mei 1945 hangt Heineken-directeur Dirk Stikker de hoofdstad vol met stencils. Hij roept werkgevers en werknemers op zich in te zetten. Dit leidt tot de oprichting van de Stichting van den Arbeid: vakbonden en werkgevers maken afspraken. In 1950 treden de vakbonden toe tot de SER, de Sociaal Economische Raad. De periode van 1945 tot 1975 is een periode van uitzonderlijke welvaartsgroei in Nederland. Na 1982 volgt de koerswijziging: de ideeën van Hayek, Friedman, Keynes en Rutten worden gevolgd. Na de val van het communisme is er nauwelijks tegenwicht meer tegen het triomverende neoliberalisme. Dat begint nu pas op te komen, nu we met de gebakken peren zitten.
Deel 3 Een nieuw verhaal
Pas in Deel 3 wordt de vraag gesteld wat economie nu eigenlijk is. Ik heb minstens acht definities of omschrijvingen langs zien komen. Het verhaal begint in de Griekse Oudheid. Wat onder ‘economie’ verstaan wordt verschilt, afhankelijk van de tijd waarin en de theorie die gehanteerd wordt.
Bekend is ‘de onzichtbare hand’ van Adam Smith. Het denken van Smith was complexer en verreikender dan wat velen er van maken: laat de onzichtbare hand zijn gang gaan, zo min mogelijk regelgeving van de overheid, laissez-faire. Laat vraag en aanbod vrijelijk bij elkaar komen, dan komt het vanzelf allemaal goed. Maar Smith waarschuwt zijn tijdgenoten ook voor de toenemende invloed van handelaren en fabrikanten op de politiek. Smith heeft het nauwelijks over ‘de onzichtbare hand’. De economie was toen nog onderdeel van de moraalfilisofie, het eigenlijke vak van van Smith. Moraal en economie gaan bij hem samen en zijn complementair. Dat wordt nu vaak vergeten bij het eenzijdige streven naar winstmaximalisatie.
Vroegere (sociaaleconomische) denkers hadden doelen voor ogen: welvaart voor iedereen, werk, een bloeiende samenleving… Veel moderne denkers zien slechts processen die ze bij voorkeur in formules vastleggen.
We leven in een wereld die vorm krijgt in verhalen die we elkaar vertellen. In sommige verhalen zijn we gaan geloven, dat zijn fantomen.
De schrijvers trekken naar aanleiding van hun zoektocht in het verleden de conclusie: “economie is niets meer (of minder) dan het vermogen van een groep mensen om samen een probleem op te lossen”. Dit is de enige zin in het boek die vet gedrukt is. En daarmee laten de schrijvers ons achter…
De oorspronkelijke vraag waarmee ze hun boek begonnen was: “Waarom profiteren werkende mensen steeds minder van de rijkdom die ze creëren?” Hun antwoord is ”omdat we het onrechtvaardig vinden dat een steeds kleinere groep een steeds groter deel van de koek opeist”. De schrijvers bekennen overigens dat ze “onbewust het kruispunt van de veronderstelde objectiviteit naar een politiek geladen activisme [zijn] overgestoken”.
Hun “nieuwe verhaal” vertelt dat het bbp niet meer voldoet als graadmeter voor welzijn. Het bbp (bruto binnenlands product) is de graadmeter waaraan de groei van de welvaart wordt afgemeten. Van echte groei is geen sprake omdat allerlei zaken in de bbp-index niet meegerekend worden, zoals de schade aan het milieu. De nieuwe index “zou moeten gaan over milieu, veiligheid, toegang tot een woning, gezondheid, werk, inkomen en sociale zekerheid”.
De schrijvers eindigen met een paar voorbeelden van pioniers (projecten) die volgens hen het nieuwe verhaal schrijven (gele hesjes beweging, Europese Green New Deal, Occupy beweging, een verhaal over het Deense eiland Samo, over coöperaties…)
Conclusie
Een vlot leesbaar boek, geschreven vanuit de optiek dat er iets mis is met de economie, vooral met de manier waarop werknemers delen in de welvaart. Het is geschreven als een aaneenrijging van korte verhalen waardoor het wat rommelig in elkaar gestoken is. Een index ontbreekt. Geïnteresseerden in een eerste globaal overzicht van sommige ontwikkelingen in het verleden, een mogelijk betere toekomst en een andere economie vinden in het boek stof tot nadenken.