Civis Mundi Digitaal #100
Bespreking van: Peter Hein van Mulligen, Met ons gaat het nog altijd goed. 8 sombere mythes over Nederland ontrafeld. Prometheus, 2020.
Van Mulligen laat het niet in het ongewisse: het gaat beter dan ooit in Nederland. Hij trekt deze conclusie als hoofdeconoom van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). Het boek neemt statistieken als uitgangspunt. De Corona-klap is nog niet terug te vinden. Statistieken? Het belooft een saai boek op te leveren, maar dat is het niet. Mede doordat de eraan ten grondslag liggende statistieken tot uiting komen in duidelijke grafieken. Dit houdt overigens wel in dat niet duidelijk is welke gegevens er precies aan ten grondslag liggen en hoe men aan die gegevens kwam.
De titel roept wat bedenkingen op. Over wat ‘goed’ is kun je redetwisten. Dit is een morele kwestie. Maar als je de ogen sluit voor individuele nood, dan kun je er niet om heen: het gaat steeds beter in Nederland op de gebieden die Van Mulligen aan de orde stelt. Allerlei zaken die niet goed gaan komen slechts sporadisch aan bod. Denk aan de armoede bij sommigen, aan het onderwijs, discriminatie, de jeugdzorg, de huizenmarkt, de politie… Van Mulligen laat positieve kanten zien, gebaseerd op feiten. Maar met sommigen van ons gaat het niet goed. Dit blijft buiten het gezichtsveld als je van landelijke gemiddelden uitgaat. Het gaat in het boek om de macro-welvaart en niet om het micro-welzijn. Van Mulligen wijst hier ook op. Daarmee is de keuze die hij maakt verdedigbaar. Voor mijn gevoel komt, mede door de focus op Nederland, het probleem van de rechtvaardigheid van de wereldwijd toenemende ongelijkheid te weinig aan bod.
Fundamentele vragen betreffende de economie als wetenschap komen nauwelijks aan de orde. Van Mulligen gaat voorbij aan de huidige kritiek op het neoliberalisme, een kritiek die aangeeft dat het niet goed gaat. Het mag dan op allerlei terreinen ‘goed’ gaan, wereldwijd en op den lange duur zijn daar allerlei vraagtekens bij te stellen. Van Mulligen lijkt hiermee een aanhanger van het huidige neoliberale regeringsbeleid te zijn. Dat is een keuze, maar maakt zijn boodschap niet geloofwaardiger. In hoeverre dit beleid ook ons welzijn op den duur ten goede komt is discutabel.
Het algemene beeld van groei
Het boek is opgedeeld in acht hoofdstukken waarin een ‘waarom’-vraag aan de orde wordt gesteld: waarom groei goed is; waarom we rijker zijn dan ooit; waarom de ongelijkheid niet gegroeid is… Er komen overigens ook onderwerpen aan de orde die maar zijdelings met economie te maken hebben: veiligheid; migratie; achterstand van vrouwen…
Verschillende bevindingen zijn contra-intuïtief. Als mogelijke oorzaak wordt de functie van de nieuwsvoorziening en de social media genoemd. Het is kennelijk lucratief en interessant om slecht nieuws te verspreiden. Daardoor ontstaan vrij algemeen aanvaarde beelden waarbij het niet goed gaat, ook al wordt door sommige politici het tegenovergestelde beweerd.
In de eerste drie hoofdstukken komt de ontwikkeling naar voren die de economie de laatste tijd doormaakt, waardoor onderdelen soms moeilijk onderling vergelijkbaar zijn. Het bbp (bruto binnenlands product) is voor veel statistieken de belangrijkste graadmeter voor de groei of de teruggang van de economische activiteit (wat er geproduceerd wordt). Het ‘meten’ van de economen blijft toch voor een deel ‘inschatten’. Dat kan vanuit verschillende gezichtspunten: de productie, de besteding en de inkomens. Het is soms verwarrend omdat niet alle gegevens onderling vergelijkbaar zijn.
Het algemene beeld dat in het boek naar voren koment is, dat we de laatste zeventig jaar een enorme sprong voorwaarts hebben gemaakt in termen van het door de mainstream economen gemeten welvaart. Sinds 1982 (Akkoord van Wassenaar) is echter wel een abrupt einde gekomen aan de gestage groei van de lonen, die de laatste 20 jaar nauwelijks zijn gestegen. De groei die wel degelijk plaatsvond kwam ten goede aan de overheid en het bedrijfsleven (de aandeelhouders). Via de overheid kwam volgens Van Mulligen een deel toch weer terecht bij de burgers via allerlei maatregelen.
Per saldo is dan, afgeleid van de groei van het bbp, de uitkomst positief.
Uiteindelijk gaat het volgens Van Mulligen in de economie om nutsmaximalisatie: hoe mensen met schaarste omgaan en met de beperkte middelen toch zo veel mogelijk behoeften bevredigen. Dit gaat wel veel verder dan alleen financiële kwesties.
Specifieke trends: ongelijkheid, onveiligheid, criminaliteit, milieuproblematiek
Toenemende ongelijkheid? Nee hoor. Wereldwijd is de ongelijkheid afgenomen. Economische groei is daarvoor noodzakelijk. Maar: in de club van rijke landen is de inkomensongelijkheid het grootst geworden in de laatste halve eeuw. In Nederland heerst daarbij het gevoel dat vooral de rijken rijker worden. Maar: er zijn volgens de statistieken slechts een paar landen waar de ongelijkheid minder is dan in Nederland… Door een nivellerend overheidsbeleid wordt de ongelijkheid afgezwakt. Van Mulligen vindt armoede maar “een lastig begrip. (…) Het slechte nieuws is dat er nog steeds 1 miljoen Nederlanders zijn die in armoede leven. (…) Het goede nieuws is dat het aantal mensen in armoede de afgelopen decennia wel is gedaald”. 1 miljoen Nederlanders in armoede. Gaat het dan goed?
Nederland onveilig? Nee hoor. Het aantal doden door moord en doodslag neemt af (sinds 2000). Het aantal door de politie geregistreerde misdrijven neem af (sinds 1990). Het aantal verkeersdoden neemt af (sinds 1970).
Zorgen maken over de criminaliteit onder migranten? Niet nodig. De criminaliteit onder hen ligt “op een lager niveau dan in de jaren tachtig en negentig, toen Nederland veel minder migranten telde. (…) Migratie is bij uitstek een onderwerp waarbij mensen hun mening meer op emoties dan op feiten baseren”.
Nederlanders asocialer? Helemaal niet. Tachtig procent (vijftien jaar een ouder) is lid van een vereniging, zestig procent is actief lid. Bijna de helft van alle Nederlanders doet vrijwilligerswerk, van mantelzorg en informele hulp tot verenigingswerk.
”Veel mensen kennen het raadsel van de chirurg wel: een man en zijn zoon worden na een verkeersongeluk zwaargewond bij het ziekenhuis gebracht. Ze worden beiden naar een operatiekamer gebracht, maar de chirurg die de jongen op de snijtafel krijgt roept verschrikt uit: ‘Nee, ik kan niet mijn eigen zoon opereren’.
Hoe kan dit?”
Spelen vrouwen geen rol? Ook op dit gebied is er volgens van Mulligen veel ten goede veranderd. Is ‘veel veranderd’ ook ‘goed gaan’?
Negatief is de invloed die we op het klimaat en het milieu hebben. Wellicht. Al is ook op dit gebied, vooral sinds de jaren negentig, veel verbeterd. Uitstoot van ozon aantastende en verzurende stoffen is sterk verminderd, evenals de uitstoot van fijnstof. “Dankzij schonere lucht is de levensverwachting sinds 1980 met zes jaar toegenomen.”
Nederland telt ongeveer 90.000 hectare bos méér dan in 1900. Het ‘open natuurgebied’ is overigens wel sterk verminderd in deze periode. De groei van het Europees bos is zo groot dat het opweegt tegen de kap in tropische gebieden voor palmolieplantages en weilanden.
Geen toekomst voor onze kinderen? Onzin. Als we willen hebben wij mensen allerlei mogelijkheden om negatieve processen om te buigen. Ons laten leiden door angst is zinloos en niet nodig. Het boek eindigt met de conclusie: “zolang een oplossing volgens de natuurwetten mogelijk is”, zal de mens in staat zijn die te vinden om “daarmee een verdere vergroting van onze welvaart en ons welzijn” mogelijk te maken.
Van Mulligen schets een positief beeld van het gemiddelde verloop van allerlei maatschappelijke processen. Hij vult dit op sommige plekken aan met een persoonlijke mening. Uit de door hem gepresenteerde feiten volgt een beeld dat het nog zo slecht niet gaat. Beter op veel punten dan de publieke opinie. Van Mulligen suggereert dat die opninie onjuist is, ondanks het feit dat ook vanuit de hoek van de economen kritiek geuit wordt, met name na de crisis van 2008. Daar gaat Van Mulligen niet op in. Zijn poging om “sobere mythes over Nederland uit de wereld te helpen” mist daarmee het doel dat hij met het schrijven van dit boek voor ogen had.