Civis Mundi Digitaal #100
Het jaar 2020 zou dat van een glorieuze viering moeten worden van het honderdjarig bestaan van deze staat. Op 1 september 1920 riep generaal Gouraud, de vertegenwoordiger van het Franse mandaatgezag over Syrië, de staat Groot-Libanon uit: een autonome eenheid los van Syrië met dezelfde grenzen als het huidige Libanon. Dit na de val van het Ottomaanse imperium en daarna het door Engeland en Frankrijk zonder enige inbreng van de daar wonende bevolkingen in invloedssferen verdeelde Midden-Oosten, de bron van alle spanningen en oorlogen in deze regio.
De wrede ironie van de geschiedenis wil dat Libanon, het land van de ceder, onafhankelijk sinds 1943, honderd jaar later op een natie in totaal verval lijkt. De ramp die zich over de hoofden van de bevolking, geconfronteerd met een vrije val van de Libanese munt en met een gierende armoede – meer dan 50 procent van de bevolking leeft nu onder de armoedegrens – voltrekt, is niet alleen een economische en monetaire catastrofe. Waar het in deze niet in omvang te beschrijven crisis om draait, ver boven de stabiliteit van het Libanese pond en het overleven van de middenklasse uit, is de toekomst van het land en zelfs van haar bestaansrecht.
Historisch gezien is Libanon altijd de arena geweest waar de staten van het Midden-Oosten hun rivaliteiten uitvochten. Egypte, Syrië, Israël, Iran en Saoedi-Arabië hebben ieder op hun beurt de crises die zich in Libanon afspeelden, van de burgeroorlog van 1975-1990 tot aan de gerichte moordaanslagen in de jaren 2000, gevoed en aangewakkerd. Gelijktijdig fungeerde Libanon, sterk door de dynamiek van zijn banksysteem en hotelwezen, als de brandkast van de elites van de regio. Het land heeft lange tijd als achterland gediend, met name voor de grote ondernemers en prinsen van de Golfstaten.
Deze twee regionale functies, die Libanon zowel ten goede als ten kwade in het centrum van alle aandacht plaatsten, zijn verleden tijd geworden. De banksector, waarvan de bloei sinds jaren berustte op een frauduleus piramidespel, is ingestort, en het zal jaren kosten om zijn geloofwaardigheid terug te krijgen. « Libanon heeft niet veel vrienden en zelfs ook geen vijanden meer. Libanon wekt alleen nog maar onverschilligheid op en dat is het allerergste » zegt Antoinette, onze Libanese vriendin en vroegere prof. literatuur aan de universiteit Beiroet, nu woonachtig in Limoux.
In oktober 2019 geloofde iedereen in een wederopstanding. De Libanezen zagen zich met tienduizenden verenigd in de straten om hun afkeer van de door en door corrupte leidende klasse uit te schreeuwen en om het einde van de communautarisering en het daarmee verbonden cliëntelisme te eisen. De Libanezen probeerden zich opnieuw uit te vinden. Maar deze totaal onafhankelijke beweging was geen lang leven beschoren. Slecht voorbereid, getroffen door de epidemie van Covid-19, en aan banden gelegd door de dagelijkse moeilijkheden, verlieten beetje bij beetje de muiters en de dromers het Plein van de Martelaren, het epicentrum van de opstand in Beiroet. Achter de schermen van de officieel door technocraten bemenste regering van Hassan Diab blijven de baronnen van het confessionele systeem – de basis van de verlammende communautarisering van het land – aan de touwtjes trekken en zich verzetten tegen werkelijke hervormingen die mogelijkerwijs internationale hulp zouden kunnen deblokkeren.
Nu maakt het schip van de staat Libanon water en zinkt weg. Gebrek aan olie, gerantsoeneerde elektriciteit. Ziekenhuizen hebben de airconditioning uitgeschakeld en de meeste verkeerslichten in Beiroet zijn buiten werking gesteld. Er wordt hongergeleden. Het prestigieuze Festival van Baalbek, de culturele trots van een open en gecultiveerd Libanon heeft zich zelfs met slechts één concert tevreden moeten stellen. Deze uitvoering op 5 juli, wegens het coronavirus uiteraard zonder publiek, werd op alle televisiekanalen van het land uitgezonden. In dit aangrijpende spektakel in de indrukwekkende ruïnes van de tempel van Bacchus hebben veel mensen een ode aan een toekomstige wedergeboorte van het land willen zien. Maar anderen, waaronder ikzelf, zijn pessimistischer, wellicht ook realistischer en hebben dit concert als een requiem beluisterd, een mis voor de begrafenis van een zeker Libanon.
De gruwelijke en arrogante stupiditeit van de waanzinnige verdeling van het in de Eerste Wereldoorlog ten onder gegane Ottomaanse imperium door Frankrijk en Engeland is een blijvende brandhaard in het hele Midden-Oosten.
Geschreven op 19 juli 2020