Civis Mundi Digitaal #102
« Het is een échec voor de mensheid om het wel geweten te hebben, maar het niet te hebben voorkomen. Om een volgende epidemie te vermijden, moeten we veel eerder reageren en daarbij het onverbrekelijke verband tussen de gezondheid van mensen, dieren en het milieu erkennen ». Dit is de boodschap die deze zomer de uitvoerende directrice, Inger Andersen, van het Programma van de Verenigde Naties voor het milieu (PNUE) lanceerde. Het is een oproep om « na te denken » over de Covid-19 pandemie, om daarvan de oorzaken te begrijpen en zodanig te handelen dat de volgende pandemie wordt vermeden. Je mag hopen dat de mensheid en vooral ook de politieke leiders deze boodschap in hun oren knopen en hun acties daarop afstemmen. Deze boodschap probeer ik al veertig jaar zonder enig succes aan de man en de vrouw te brengen, dus ben ik redelijk sceptisch.
De gezondheidscrisis heeft deze nauwe interacties tussen wilde fauna, verlies van biodiversiteit en publieke gezondheidszorg weer eens duidelijk aan het licht gebracht. Zoals de meerderheid van infectieziektes die mensen treffen, is Covid-19 een zoönose, dat wil zeggen een infectie overgedragen door een dier. Sinds enige tientallen jaren komen epidemieën, met name van oorsprong zoönoses, steeds vaker voor. En dat vanwege het feit dat menselijke activiteiten – ontbossing, omzetting van gronden voor landbouw en veeteelt, intensivering van veefokkerij, etc. – bevolkingen steeds vaker in contact met de dierenwereld brengen. « Bevolkingsaanwas, industrialisering en geopolitieke problemen versnellen de veranderingen en veroorzaken belangrijke schade aan de biodiversiteit, de verslechtering van ecosystemen en grote migratiebewegingen van mensen en soorten, » lieten in 2018 de auteurs van een in « Frontiers in Veterinary Science » gepubliceerd artikel weten. « Deze snelle milieuveranderingen houden verband met de komst en terugkeer van infectie- en andere ziekten, » zeggen deze auteurs.
Gezien deze constatering gaan er steeds meer stemmen op om de benadering van « One Health » algemeen, mondiaal te maken: een bevestiging van de onderlinge afhankelijkheid van de gezondheid van dieren, mensen en ecosystemen die samenwerking en een transdisciplinaire aanpak vereist. « Covid-19 toont perfect aan waarom One Health essentieel is voor een gezonde en duurzame toekomst op onze planeet, » schreef de redactie van het wetenschappelijke blad « The Lancet » in mei van dit jaar. Een paar dagen eerder waren het de experts van de intergouvernementele groep biodiversiteit die opriepen om deze benadering op alle besluitniveaus te adopteren, van lokaal tot mondiaal. Met als titel: « Het vermijden van de volgende epidemie: hoe de keten van overdracht van zoönose ziekten te verbreken », bevestigt ook het recente rapport van het PNUE en het Internationale onderzoeksinstituut veefokkerij (ILRI) dat One Health de optimale oplossing is om dit risico het hoofd te bieden.
Het concept One Health werd twintig jaar geleden geboren in het spoor van de SARS-epidemie. In 2004 legde de « Wildlife Conservation Society » er de fundamenten voor tijdens een internationale conferentie via de « Principes van Manhattan ». Eind jaren 2000 werd deze benadering formeel aangenomen door een driezijdig akkoord tussen de Wereldgezondheidsorganisatie, de Wereldgezondheidsorganisatie voor dieren en de FAO: de organisatie van de Verenigde Naties voor voedsel en landbouw. Zij heeft als doel te strijden tegen infectieziekten, maar ook om het hoofd te bieden tegen andere bedreigingen voor de gezondheid, zoals de antibacteriële weerstand.
Vandaag de dag is en blijft het moeilijk om de balans van deze benadering op te maken. « Is het een lege huls of worden acties werkelijk met deze integrale benadering ondernomen? Moeilijk te zeggen », laat Coralie Martin, onderzoekster parasitologie verbonden aan het Franse « Institut National de la Santé et de la Recherche Médicale » (Inserm) en het « Muséum national d’histoire naturelle » mij weten: « Maar hoe dan ook, het is een nuttige benadering, want zij dwingt tot nadenken en discussie voor het hebben van een globale reflectie », zegt ze.
In hun rapport geven de PNUE en de ILRI voorbeelden waar de werking van deze benadering tot werkelijke successen heeft geleid, zoals de strijd tegen een virale hersenontsteking veroorzaakt door beten van de kattensoort Serengeti in Tanzania, of tegen de dynamiek van de overdracht van « de koorts van het dal van de Rift » die met name Oost-Afrika treft. Het artikel van « Frontiers in Veterinary Science » laat ook duidelijk zien hoe samenwerking tussen artsen, veeartsen, biologen, ecologen en instituten van volksgezondheid plaatsvond om de oorsprong van de verschijning in 2013 van bilharziasis – een ziekte die in tropische en subtropische zones thuishoort – op Corsica duidelijk te krijgen. De gezondheid van het milieu is de zwakke schakel van deze triptiek, de bruggen tussen de gezondheid van mensen en die van dieren is veel makkelijker aan te tonen. Het belangrijkste obstakel voor de veralgemenisering van de benadering One Health is duidelijk: de barrières tussen de disciplines zijn moeilijk te slechten. De medische wetenschap heeft altijd de andere wetenschappen gedomineerd. En in de onderzoekswereld wordt de interdisciplinaire aanpak niet op waarde geschat. Maar gelukkig komt daar met name bij de jonge generatie van onderzoekers verandering in.
De algemeen directeur van de ILRI, Jimmy Smith, onderstreepte begin juli nog eens de dringende noodzaak om deze obstakels uit de weg te ruimen: « Wij moeten als nooit tevoren samenwerken. Om het hoofd te bieden aan pandemieën moeten we op elk niveau – van lokaal tot mondiaal – samenwerken, niet alleen over grenzen maar ook over disciplines heen ».
De PNUE en de ILRI roepen ook op om een mondiaal vroegtijdig waarschuwingssysteem in te stellen voor het ontdekken van en een halt toeroepen aan ziekten voordat zij pandemieën worden. Dat houdt in het investeren in veterinaire, in publieke, medische en milieu- gezondheidsdiensten om tijdig uit het veld informatie te krijgen en te analyseren. « Wij moeten er alles aan doen om vroegtijdig bedreigingen te ontdekken, met name bij dieren, voordat de mens de kanarie in de steenkoolmijn wordt om ons voor het gevaar te waarschuwen » laat Jimmy Smith mij weten.
Om de infectieziekten beter te begrijpen moet er flink geïnvesteerd worden. In een in het blad « Environmental Research Letters » gepubliceerd onderzoek wijzen onderzoekers bijvoorbeeld op de zwakke kennis over verbanden tussen bossen, ontbossing en verschijnende infectieziekten en het belang van het verdiepen van deze kennis, « daarbij rekening houdend niet alleen met milieu-elementen maar ook met antropo-sociologische, economische en politieke factoren ».
« De vraag is nu, hoe slagen wij erin deze benadering van « One Health » te realiseren? Wat moet voorgesteld worden om hier vooruitgang te boeken? Dat vereist nadenken in de hoop dat het geen fata morgana blijkt te zijn, » verzucht Coralie Martin.
De bal is nu niet meer in het kamp van de wetenschap, maar in het kamp van de totale mensheid en met name dat van de politiek. De politiek, die op elk niveau in deze integrale aanpak van One Health moet investeren zal het naar mijn mening helaas uiteindelijk af laten weten. Door de benadering van One Health zal zij namelijk duidelijk geconfronteerd worden met de problemen van onze samenleving en onontkoombare keuzes moeten maken wat betreft de verstoringen die onze geglobaliseerde wereld teweegbrengt in de natuurlijke milieus en de biodiversiteit door ontbossing en het omzetten van gronden voor landbouw en veeteelt. Wij moeten onze manieren van het bewonen van de ruimte, onze steden, onze manieren van produceren, consumeren en handeldrijven totaal herzien. Een neoliberaal beleid en een economisch kapitalistisch systeem gebaseerd op een oneindige groei staan haaks op One Health. De mens is van een omnivoor verworden tot een onovertroffen roofdiersoort, die ook in omvang te groot is geworden voor een evenwicht in aards leven. Om de onvermijdelijk komende epidemieën van met name infectieziekten te kunnen bestrijden, zijn wezenlijke cultuurveranderingen noodzakelijk. Wij moeten met de benadering van One Health volledig onze relatie met de levende wereld, met haar ecosystemen en biologische diversiteit, die zowel een waarborg voor evenwicht als een bron van dodelijke gevaren zijn, herzien. Kortom, de mensheid staat voor zeer ingrijpende keuzes, zoals in de jaren 1970 al aangegeven door Dennis Meadows, die dat voor de Club van Rome « Grenzen aan de groei » beschreef en wiens gedachtegoed ik op mijn manier met name in Noord-Nederland in woord en geschrift tevergeefs heb uitgedragen.
De werkelijke vraag is nu, in hoeverre kunnen wij nu nog zover en zoveel mogelijk de benadering van One Health en de daaruit volgende conclusies voor onze menselijke samenleving nog realiseren. Wat dat betreft ben ik niet erg optimistisch: de mensheid en zeker de politiek is horende doof en ziende blind…
Geschreven op 10 september 2020