Civis Mundi Digitaal #103
Vergeleken met de landen in het centrum van Afrika, waar de meeste leiders een hinderlijke neiging hebben om eeuwig aan de macht te blijven door de mensenrechten met voeten te treden, toont West-Afrika vooralsnog een bemoedigende democratische vitaliteit. Maar de laatste tijd lijkt deze te verbleken. In hartje zomer heeft een groep officieren de gekozen president van Mali, Ibrahim Boubacar Keïta (IBK), van zijn macht beroofd. De komende presidentiële verkiezingen, op 18 oktober in Guinee en op 31 oktober in Ivoorkust, zullen naar mijn mening ook niet vreedzaam verlopen. Die van Burkina Faso op 22 november en van Nigeria op 27 december zullen plaatsvinden onder dreiging van groepen jihadisten. Daarbij kunnen gevoegd worden: Togo, waar de dynastie van de Gnassingbé al 53 jaar aan de betwiste macht is, en Benin, waar president Talon langzaam maar zeker het systeem van lokale democratie om zeep helpt in naam van economische ontwikkeling.
Het democratiseringsproces in West-Afrika dreigt geslachtofferd te worden door bedoeld ongeldige of gebrekkige electorale procedures. De staatsgreep in Mali is hiervan een schoolvoorbeeld. Ik merk hierbij wel op dat deze anti-democratische manoeuvre nog relatief weinig op het hele continent plaatsvindt. De staatsgreep-pleger in uniform met zonnebril is niet meer in de mode. Volgens het « Center for Global Impact » van het Amerikaanse « International Republican Institute » is dit soort gebeurtenissen gedaald van 120 in het decennium 1960-1970 tot « slechts » 24 tussen 2010 en 2020. Zij kunnen ook een andere gedaante aannemen. Zo hebben de Malinese militairen verklaard dat zij een via verkiezingen legaal geïnstalleerde president hebben afgezet, met als doel om samen met de bevolking het door de corrupte en cliëntelistische politieke klasse verscheurd democratisch contract te herstellen.
De politieke basis van Ibrahim Boubacar Keïta smolt inderdaad als sneeuw voor de zon weg na zijn eerste overhaaste verkiezing in 2013. In die tijd was het opgewaaide stof van de Franse gevechtswagens in de operatie « Serval » tegen de jihadisten nog maar nauwelijks neergedaald, maar Parijs wilde niet wachten met het houden van deze verkiezingen. De herverkiezing van IBK in 2018. in een nog altijd even arm land dat opnieuw opgeschrikt werd door aanvallen van gewapende groepen radicale islamieten, bracht zacht gezegd weinig enthousiasme teweeg. De lokale verkiezingen in 2020 gaven hem de genadeslag: fraude en machtsmisbruik veranderden zijn stembusnederlaag in een overwinning, hetgeen een brede protestbeweging in de straten tot gevolg had. Een beweging gesteund door een groep militairen die vooropliep om gebruik te maken van de aspiraties van een deel van de bevolking, meestal jong en werkloos en in de steek gelaten door hun ouder wordende leiders, om aan de macht te komen.
Sinsdien probeert de « Communauté économique des Etats de l’Afrique de l’Ouest » (Cédéao), die 15 staten van deze regio omvat, de brokken weer te lijmen. Zeer wel bewust van de tekortkomingen en de corruptie van het voorafgaande regime, kan de Cédéao desalniettemin de putsch van de militairen niet legitimeren. Daarbij komt nog dat de morele en politieke autoriteit van deze organisatie verzwakt is door het « spelen » van een deel van haar leden met de sinds het einde van de één-partij-periode in het begin van de jaren 1990 vastgestelde democratische normen.
Dat is het geval met de constitutionele « arrangementen » in Ivoorkust en Guinee. In de laatste maanden hebben beide landen zich voorzien, via een door de oppositie zeer betwiste uitleg van een juridisch gegeven in de grondwet, van een nieuwe grondwet die de aftredende en ouder wordende presidenten, respectievelijk Alassane Ouattara (78 jaar) en Alpha Condé (82 jaar) in staat stelt een derde en ook nog een vierde ambtstermijn te aanvaarden. In een op 14 september gepubliceerde nota is het « Africa Center for Strategic Studies » van oordeel dat dit soort « aanpassingen » het democratisch regeren in Afrika grondig aantast. Het betreft niet alleen een morele houding. Steunend op het klassement van « Transparency International » laten de auteurs een direct verband zien tussen de duur van de machtsperiode en de mate van corruptie van regeringen. In de nota wordt ook opgemerkt dat het feit dat « negen van de tien Afrikaanse staten die geconfronteerd worden met burgerlijke conflicten (islamitische opstanden niet meegerekend), het aantal presidentiële mandaten niet gelimiteerd heeft ».
Parallel aan de beperking van de duur en het aantal mandaten is wellicht het respect voor en de duurzaamheid van de vastgestelde regels het belangrijkst. Het betreft hier het evenwicht van machten in een omgeving die gekenmerkt wordt door een relatieve zwakte van onafhankelijke democratische instituties als de wetgevende en juridische macht, en die van de publieke functie, de veiligheid, de strijdkrachten, de media… Het (extreme) voorbeeld van de militaire putsch in Bamako, de hoofdstad van Mali, laat de moeilijkheid zien om een democratisch systeem te realiseren in de context van een zwakke staat. En Mali staat daarin niet alleen. Wellicht herinnert u zich de letterlijk moorddadige crisis in Ivoorkust in 2010, veroorzaakt door de weigering van president Laurent Gbagbo om zijn electorale nederlaag tegen Alassane Ouatttara te erkennen. In Guinee zijn sinds oktober 2019 tientallen personen gedood door de veiligheidstroepen tijdens georganiseerde manifestaties tegen het derde mandaat van Alpha Condé, hetgeen het vooruitzicht op de op 18 oktober geplande verkiezingen er niet geruster op maakt.
Ondermijnd door het gebrek aan rechtvaardigheid en transparantie verliest de stembusgang haar rol als vreedzame uitvoerder van legitieme grieven en wordt zij zo een potentiële bron van gewelddadigheden die de kwetsbare democratische constructies in West-Afrika volledig (kunnen) destabiliseren.
Geschreven op 14 oktober 2020