De geboorte van het beroep van chirurg

Civis Mundi Digitaal #104

door Jan de Boer

Als je de geschiedenis van de chirurgie als zelfstandige discipline induikt, zie je dat deze heel intiem gelieerd is aan een fistel in de anus van de Franse koning Lodewijk XIV. Inderdaad, een haast niet te geloven geschiedenis. Hier het verhaal geïnspireerd op gegevens van professor Jean-Noël Fabiani, wetenschapper en chirurg van het Europees ziekenhuis George Pompidou in Parijs, ontleend aan de door een koninklijke secretaris tot in de kleinste kleinigheden beschreven operatie.

Niemand verbaast zich vandaag de dag erover dat chirurgen artsen zijn die opereren. Maar dat lag in het verleden wel even anders. De chirurgie was voorbehouden aan barbiers, aan baardscheerders, en wel om twee redenen. De eerste reden was dat de kerk in de middeleeuwen fel gekant was tegen artsen die « het ijzer en het vuur » gebruikten: twee middelen die evenwel onmisbaar zijn in de chirurgische praktijk. Dus moest iemand anders dat doen. De tweede reden was dat alleen barbiers echt goed snijdende messen tot hun beschikking hadden. Zij vulden snel het gat op dat door de kerkelijke instructies geschapen was.

Zo verrichtten nog in de zeventiende eeuw vaak medisch onwetende barbiers-chirurgen een aantal chirurgische ingrepen onder supervisie van artsen. Daarbij spande het vaak tussen de barbiers en de artsen. Maar totaal onverwacht waren het de anale problemen van Lodewijk XIV die aan deze situatie een einde maakten. Toen hij in 1686, terwijl hij al leed aan syfilis, ook nog eens last kreeg van een fistel in zijn koninklijke anus, vroeg hij Félix, zijn Eerste Chirurg, om advies. Volgens deze was er geen redding te verwachten zonder een « grote operatie » Maar die operatie vereiste een lange en diepe snede met een lancet tot aan de anale opening van de fistel waarbij de externe sluitspier van de anus doorgesneden moest worden. De artsen van de koning wilden daar niets van horen en prefereerden het koninklijke achterwerk met zalven en smeersels in te smeren en verband van poetskatoen te gebruiken bij de door hen voorgeschreven aderlatingen. Volgens hen was dat de beste methode om de fistel te laten verdwijnen. De artsen zagen geen heil in een chirurgische ingreep, om een aantal redenen. Allereerst had de door Félix voorgestelde « cruciale operatie » geen beste reputatie, en maar weinige artsen hadden er ervaring in. Maar vooral weigerden ze een zodanige belangrijkheid te geven aan « minderwaardige lakeien », aan barbiers-chirurgen. Er moest dus van alles geprobeerd worden om de behandeling medisch en niet chirurgisch te laten plaatsvinden.

Fagon, destijds de tweede arts van Lodewijk XIV, geloofde heilig in de wonderbare krachten van kuuroorden. Hij zond vier van zijn patiënten die aan hetzelfde euvel leden naar kuuroorden om in Barèges zwavelachtig water te drinken, terwijl vier andere patiënten gedurende drie maanden zout water dronken in Bourbonne. Maar tot grote spijt van de artsen waren deze proefnemingen een échec. Ook een door een monnik uitgevonden nieuwe pommade had geen effect.

Gedurende deze tijd moest Félix zeven keer een insnijding maken om de abcessen te draineren die zich steeds weer vormden. En dat terwijl hij wist dat deze insnijdingen beslist onvoldoende effect zouden hebben. Op een zekere dag vroeg de koning hoeveel insnijdingen er nog nodig zouden zijn om hem te genezen. Félix maakte van zijn hart geen moordkuil en antwoordde: « Majesteit, ik zou u kunnen genezen als ik toestemming zou krijgen om de « cruciale operatie » uit te voeren. En hij legde aan de koning en aan Louvois (één van zijn meest naaste raadgevers) uit wat deze operatie inhield. Louvois was een vurig voorstander van deze oplossing, temeer omdat in Parijs en aan alle hoven in Europa kletspraatjes over de gezondheid van de koning de ronde deden. Er gingen zelfs geruchten rond waarin de koning op het punt stond te gaan hemelen. Er moest dus snel en efficiënt gehandeld worden. Lodewijk ondervroeg opnieuw Félix. « Majesteit, ik weet hoe ik moet handelen, maar ik heb geen ervaring en moet die eerst opdoen ». De koning: « Mijn ziekenhuizen en mijn gevangenissen staan voor jou klaar om die ervaring op te doen ».

Gewapend met deze autorisatie opereerde Félix verschillende keren, want aan fistels was geen gebrek: de anale hygiëne in die tijd was meer dan bedroevend. Zo kon Félix zijn doeltreffendheid bewijzen en deze techniek op het koninklijke achterwerk toepassen. De operatie vond uiteindelijk plaats in de morgen van 18 november 1686 in Versailles. Slechts zes personen waren gewaarschuwd. Ook vier apothekers werden opgeroepen om de patiënt in de greep te houden, als dat nodig zou zijn. Na de mis, waarin de koning zijn lot in handen van God legde, ging hij naar de salon waar alles in gereedheid gebracht was. Hij knielde en ontblootte zijn koninklijke kont en pakte de hand vast van Louvois, die aan zijn zijde zat. De eerste fase van de operatie was niet de meest eenvoudige, want Félix moest het traject van de fistel vinden met een geribbelde sonde. Félix deed dit met de grootste voorzichtigheid en forceerde niets. Hij slaagde erin de sonde te plaatsen in het centrum van de wond die al door de vele voorafgaande insnijdingen in het abces veroorzaakt was. Hij waarschuwde de koning: « Majesteit, ik ga nu een incisie maken, het abces opensnijden » De Zonnekoning: « Vooruit dan maar!».

Félix sneed met een ferme handeling het fisteltraject open en vervolgde de operatie waarbij ook een schaar gebruikt werd. En dat zonder verdoving… Lodewijk gaf geen krimp, kneep de hand van Louvois vrijwel fijn. Het poetskatoen, dat gebruikt werd voor het breeuwen van schepen, diende om de wond samen te drukken, die flink begon te bloeden. Maar na enige minuten flink aandrukken was ook die ellende voorbij en werd een verband aangelegd. Alle handelingen van de chirurg werden te boek gesteld door een koninklijke secretaris, die ook de heldhaftigheid van de koning vastlegde.

Een uur na de operatie onderging Lodewijk een aderlating, dringend voorgeschreven door D’Aquin, zijn Eerste Arts, die kennelijk van mening was dat de bloeding van de operatie niet voldoende was. Dezelfde avond hield Lodewijk eraan vast om de Koninklijke Raad voor te zitten. De volgende ochtend ontving hij de ambassadeurs, terwijl hij verging van de pijn, wat te zien was aan zijn grimassen. Maar het prestige van de Zonnekoning stond op het spel en hij moest zich goed voordoen voor het oog van de wereld. Het verband werd elke dag door Félix zelf vernieuwd, evenals het koninklijke ondergoed, bevochtigd met wijn uit Bourgogne, waaraan men exceptionele deugden toedacht.

Met kerstmis dacht iedereen dat de koning geheel hersteld was. Maar toch waren er nog een paar kleine handelingen noodzakelijk, want Félix wilde niet dat de wond zich te snel zou sluiten. De totale genezing werd op de eerste april van 1687 afgekondigd, op dezelfde datum waarop Madame de Maintenon in de Saint-Cyr een plechtige ode zong, getiteld « Dieu sauve le Roy », gecomponeerd door Jean-Baptiste Lully, ter ere van het herstel van haar echtgenoot voor wie, hoe morganatisch hij ook was, zij altijd en elke dag bad.

De operatie door Félix maakte veel ophef: de anale fistel werd « mode » aan het Franse hof. Meer dan dertig hovelingen, en niet de minsten, wilden door Félix geopereerd worden en waren boos als hij hen verzekerde dat daarvoor geen enkele noodzaak was. De koning was zeer tevreden met zijn Eerste Chirurg, die de aanzienlijke som van 150.000 livres en nog heel wat andere giften ontving, hetgeen natuurlijk veel jaloezie opwekte. De Zonnekoning schonk hem ook het gebied van de « Moulineaux à Tassy », wat hem tot de adelstand verhief.

Jacques 11 Stuart, in ballingschap op het kasteel van Saint-Germain, was als buurman bij de ceremonie aanwezig. Hij was zo ontroerd door de schoonheid van de melodie die door de dames van de Saint-Cyr gezongen werd, dat hij zijn neef, de zonnekoning, vroeg of hij deze melodie mocht gebruiken als muziek voor zijn « huis ». Zo werd door een historisch toeval de door een Italiaanse meester gecomponeerde aria om de genezing van de koning van Frankrijk te vieren « God save the King »: het nationale volkslied van Engeland. Weten jullie dat ook weer.

Op een goede dag verzamelde Félix al zijn moed om de koning de vraag voor te leggen die hem al lange tijd kwelde: « Sire, uwe Majesteit moet interveniëren voor mijn collega’s… De verwarring heeft haar top bereikt en niemand weet meer waar hij aan toe is. Er zijn « maîtres-chirurgiens », « barbiers-chirurgiens », « barbiers-perruquiers-chirurgiens » naast artsen die alles willen reglementeren. Het zou wellicht eens tijd kunnen zijn om baardscheerderij en chirurgie te scheiden en specifiek chirurgie-onderwijs te organiseren met beëdigde professoren. Dat geeft aan hun leerlingen autoriteit en verantwoordelijkheid voor hun praktijk… ». Lodewijk nam de tijd om hierover na te denken, maar uiteindelijk volgde hij het voorstel van Félix. Hij koos dus de zeer politieke optie om een specifieke status voor barbiers en pruikenmakers te creëren: een zeer begeerde, financieel aantrekkelijke positie, waarbij hij chirurgen verbood om haren te knippen. En hij verbood « maîtres-barbiers » om chirurgische ingrepen te verrichten.

Félix had zijn missie volbracht: dankzij het koninklijke achterwerk van Lodewijk XIV was hij erin geslaagd het beroep van chirurg het levenslicht te laten zien. Hij prefereerde daarna zich terug te trekken op zijn nieuwe landgoederen en af te zien van zijn functies aan het koninklijke hof. Men zegt dat hij zodanig door emoties overmand was, dat hij zijn scalpel niet meer zonder te beven kon hanteren… Hoewel het bevelschrift van november 1691 officieel de baardscheerderij en de chirurgie scheidde, bleven de chirurgen in de steden buiten Parijs nog lange tijd barbiers, en ondanks talrijke officiële teksten en de stichting van de Koninklijke Academie van Chirurgie in 1731, duurde het tot in de tweede helft van de achttiende eeuw voordat beide beroepen overal definitief volledig gescheiden waren.

 

Geschreven op 12 november 2020