Griekenland: de lange weg naar onafhankelijkheid

Civis Mundi Digitaal #104

door Jan de Boer

Mijn goede vriendin Lia Karavia, actrice en schrijfster « hors normes », heeft zacht gezegd weinig op met de Turken. Na de val van het Ottomaanse Imperium na de Eerste Wereldoorlog en de stichting van de Turkse staat door Mustafa Kemal Atatürk moesten haar ouders met honderdduizenden andere Grieken die in het gebied van Smyrna (nu Izmir) en langs de Ionische kust woonden, Turkije verlaten. Dit als gevolg van het verdrag van Lausanne (1923) dat de huidige grenzen van Turkije vaststelde. Arm en beroofd van al hun bezittingen arriveerden ze in Griekenland, waar ze met name door de Grieks-Orthodoxe kerk, de grootste onroerend-goedbezitter in het land, werden opgevangen. De Griekse bevolking werd daardoor verdubbeld. Enfin, ik heb daarover in het verleden al heel wat geschreven. Lia Karavia woont in Athene, in de wijk « Nieuw Smyrna ». Hier haar verhaal hoe de Grieken na 400 jaar Ottomaanse bezetting een lange vrijheidsoorlog voerden in de loop van de negentiende eeuw: een verhaal dat jullie waarschijnlijk onbekend is.

Het was een bloedige vrijheidsoorlog, die aan beide zijden veel slachtoffers tot gevolg had, zoals op het eiland Chios vlak voor de Turkse kust, waar de Grieken in maart 1821 in opstand kwamen tegen de sultan. De notabelen op het eiland aarzelden om zich te engageren, maar de opstandelingen dwongen hen daartoe met de komst van 2000 Griekse guerilla-strijders. Kara-Ali, admiraal van de Turkse vloot, organiseerde een tegenoffensief. Hij werd ondersteund door 30.000 Turken die plunderend op een flinke buit rekenden. De Griekse troepen trokken zich voor deze overmacht terug. Het bloedbad begon onmiddellijk. Het rijke Chios had rond de 100.000 inwoners, waarvan 25.000 gedood werden en 45.000 als slaaf werden weggevoerd. Drie maanden later bracht de Griekse kapitein Constantin Kanaris met een brander het Turkse admiraalschip tot zinken, waarbij Kara-Ali en 2000 Turkse zeelieden het leven lieten.

De Turken vielen vanaf de vijftiende eeuw Griekenland binnen. Zij hebben nooit geprobeerd de orthodoxe Grieken te bekeren. De christenen hadden overigens lang niet dezelfde rechten als de mohammedanen. De Turken installeerden er een bestuur dat in de loop der tijden zijn efficiency verloor, waardoor de lokale potentaten hun macht konden misbruiken, de belastingen konden verhogen om hun portemonnee te spekken en de veiligheid van eenieder konden veronachtzamen. Aan dit verval kan de verbreiding van de ideeën – égalité, fraternité, liberté – van de Franse Revolutie (1789) toegevoegd worden: ideeën die furore maakten bij de Griekse bourgeoisie.

Officieel begint de Griekse onafhankelijkheidsoorlog op 25 maart 1821, te weten bij het klooster van Aghia Lavra in het noorden van de Peloponnesus, waar de orthodoxe bisschop van Patras en 5000 boeren de Turkse ruiters die daarheen waren gekomen om de bisschop te arresteren, op de vlucht joegen. In werkelijkheid hadden de leden van de geheime revolutionaire organisatie Hetairie al onlusten op de noordelijke kust van de Peloponnesus ontketend. In januari 1822 werd in Epidaurus de onafhankelijkheid uitgeroepen door 59 vertegenwoordigers van de opstandige regio’s. Voor het eerst werd daar de huidige Griekse vlag gehesen en het devies van de toekomstige Griekse staat geproclameerd: « Eleftheria i thanatos », de vrijheid of de dood. De opstandelingen boekten in de eerste maanden enkele successen en doodden Turken. In Tripolizza in de Peloponnesus werden 12.000 mohammedanen om zeep gebracht. Als antwoord werden Grieken gedood in Istanboel, Saloniki, Smyrna en andere steden. De patriarch van Constantinopel, Gregorius V, hoofd van de Grieks-Orthodoxe kerk, werd opgehangen. Zijn lichaam werd drie dagen tentoongesteld en daarna aan een uitzinnige menigte gegeven… De onafhankelijkheidsoorlog kreeg zo ook het karakter van een heilige oorlog. De ottomaanse reactie liet niet op zich wachten. De troepen van sultan Mahmoud 11 bezetten het noorden van het schiereiland. Maar dat verhinderde de rebellen niet om hun operaties voort te zetten, vandaar het drama van Chios.

De wreedheid van de Turkse onderdrukking zorgde voor veel beroering. Het Britse koninkrijk dreigde met het verbreken van de diplomatieke relaties. In Rusland verenigde prins Golitsyn fondsen om de slachtoffers te helpen en de slaven terug te kopen. In 1824 kocht koning Charles X voor het Louvre het schilderij van Eugène Delacroix « Scènes des massacres de Scio ». De filhelleense beweging van steun aan de Grieken breidde zich in heel Europa uit. Men vindt er de liberalen die in Frankrijk in 1830 op de barricaden stonden en later in Europa de revoluties van 1848 aanjoegen. Maar ook waren er christenen solidair met de gemartelde orthodoxen, vroegere soldaten van Napoleon, intellectuelen, artiesten, figuren van de romantiek.

Maar toch, de grote machten wilden niet in beweging komen. Na de val van Napoleon hadden de Heilige-Alliantie en haar congressen de grenzen van de Europese staten en de soort van hun regime bevroren met het simpele doel alle oorlogen en alle revoluties te verhinderen. Prins Metternich, kanselier van het Oostenrijks-Hongaarse imperium en politieagent van Europa: « De Turken zijn vooral goede mensen. Zij vermoorden Grieken. De Grieken doden hen. De Griekse revolutie heeft niets met menselijke beschaving te maken ». Maar wat Metternich niet voorzien had, was dat de omvang van de Turkse slachtpartijen een hevige emotie teweegbracht. Overal in Europa kwamen filhelleense comité’s van de grond. Het waren eerst vooral Zwitserse en Duitse comité’s die de toon aangaven. Daarna veroverde het filhellenisme Londen en Parijs. De vrienden van de Grieken organiseerden zich overal: in Nederland, in Italië, in Scandinavië, in Pruisen… De keuze was niet moeilijk: beschaving tegen barbaarsheid. En was bovendien Griekenland niet de bakermat van de Europese cultuur? Shelley, één van de grootste Engelse dichters: « Wij zijn allemaal Grieken, onze wetten, onze literatuur, onze kunsten hebben allemaal Griekse wortels ».

Dus in naam van een zekere erkentelijkheid had Europa, het Westen, het Christendom, de plicht om in Griekenland in te grijpen. De Corsicaanse kolonel Baleste landde in Kreta en vormde een eenheid naar Europees model: de Tacticon. Een veertigtal Italiaanse officieren van de Napoleontische oorlogen leidden deze nieuwe formatie op. Toen Baleste werd gedood, volgde een zekere Tarella hem op. De generaal graaf Karl von Normann-Ehrenfels uit Wurtemberg voegde zich in Peta in Epirus bij de Tacticon, evenals de filhelleense vrijwilligers die de Turken probeerden te weerstaan. Ze werden verslagen en hun troepen werden vermoord. Maar zij hadden eeuwige glorie verkregen.

Kolonel Charles Nicolas Fabvier reorganiseerde samen met de Franse maarschalk Auguste Regnaud de Saint-Jean d’Angely het Tacticon. Wat later arriveerden Duitse en Zwitserse vrijwilligers onder aanvoering van de Beierse generaal Carl Wilhelm von Heideck. De filhelleense troepen kwamen zo op een sterkte van 4000 manschappen. Zij redden het garnizoen van de Acropolis bij de inname van Athene door de Turken. Sinds 1824 kregen de Griekse opstandelingen de nodige tegenslagen. De sultan kreeg steun van zijn vazal, de pasja van Egypte Mehmet-Ali, die zijn zoon Ibrahim Pasja stuurde. Deze laatste viel Moree, een regio in de Peloponnesus, binnen met een goed uitgerust leger dat deze regio verwoestte. In 1862 belegerde hij Missolonghi, een strategische plaats bij de ingang van de golf van Corinthe. Een flamboyant personage kwam daar op 5 januari 1824 aan: Lord George Gordon Byron, de grote Engelse ster van de romantiek. Een hartstochtelijk dichter, maar ook een infernale persoonlijkheid. Hij werd hartelijk ontvangen door Alexandros Mavrokordatos, één van de grote figuren van de Griekse onafhankelijkheid die later verschillende keren eerste minister van zijn bevrijde land werd. Lord Byron trok zijn beurs, betaalde de soldij en probeerde een legertroep te vormen en te bewapenen. Maar getroffen door hevige koorts in het moerassige gebied bij Missolonghi stierf hij op 19 april 1824. Voor de Grieken stierf hij voor hun bevrijding. Het romantische Europa was in rouw gedompeld.

Ibrahim Pacha maakte zich twee jaar later van dit symbool van Griekse heldhaftigheid meester. De laatste uitgeputte en vrijwel doodgehongerde verdedigers van de stad probeerden nog een uitval te doen. Drie groepen stortten zich op de Turken. In de eerste linie 2000 strijders, daarachter 5000 gewapende bejaarden, vrouwen en kinderen. De Turken richtten een geweldig bloedbad aan, maar 1800 mensen wisten toch te ontsnappen. Toen de Ottomanen de stad binnendrongen, liet een aantal overlevenden zich met het kruithuis opblazen, de anderen werden vermoord of verkocht als slaven. De Turkse overwinnaars staken 3000 afgehouwen hoofden op houten palen op de stadswal. Dit keer was het te veel van het goede. Rossini, directeur van het Italiaanse theater in Parijs, organiseerde een concert om de belegerden te eren. Studenten haastten zich naar de Tuilerieën om koning Charles X te overtuigen om de Grieken te helpen. Eugène Delacroix vierde met zijn schilderij « La Grèce sur les ruines de Missolonghi » een ware triomf. Jean-Gabriel Eynard, bankier en Zwitsers diplomaat, en koning Lodewijk 1 van Beieren gaven fortuinen uit om de vrouwen en kinderen van Missolonghi die als slaven in Egypte verkocht waren, vrij te kopen. In Rusland pleitte Poesjkin voor de Grieken.

Metternich had verloren. Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland erkenden het recht op zelfbeschikking van Griekenland en besloten te interveniëren. Op 20 oktober 1827 verwoestte een Engels- Franse vloot 60 Turkse en Egyptische schepen in de baai van Navarin in het westen van de Peloponnesus. In 1882 landden 15.000 Franse soldaten onder leiding van generaal Nicolas-Joseph Maison in Griekenland. Zij maakten zich binnen een maand meester van alle versterkte plaatsen in de regio van Moree. Reguliere Griekse troepen namen de strijd over en heroverden Missolonghi. In hetzelfde jaar vielen de Russen Turkije binnen en veroverden Georgië. De sultan capituleerde. Het verdrag van Constantinopel op 21 juli 1832 bevestigde de Griekse onafhankelijkheid na tien jaar van afschrikwekkende gevechten. Een heel klein onafhankelijk Griekenland, beperkt tot de Peloponnesus en een paar eilanden van de Cycladen, zag het licht. De machtige bondgenoten drongen de jonge staat een uit Beieren afkomstige koning op: Othon 1, die zich ontpopte als een zeer autoritaire man die niets van een grondwet wilde weten. Hij werd in 1862 verjaagd.

De mars van de Grieken vanuit de Peloponnesus naar hun vrijheid zou nog heel lang duren…

 

Geschreven op 5 november 2020