Het raadsel Ludwig Wittgenstein
Deel 1: Familieachtergrond

Civis Mundi Digitaal #105

door Pieter J. van Strien

 

Over Wittgenstein hem als wijsgerig denker zijn planken vol boeken geschreven en op zijn ideeën hebben filosofen zo langzamerhand aardig greep gekregen, zowel van degene die hij voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft ontwikkeld (Wittgenstein I) als op de latere na 1930 (Wittgenstein II). Maar psychologisch gezien is zijn leven nog steeds omringd met raadsels. Waarom is hij in zijn denken halverwege zijn leven een zo sterke omslag doorgemaakt dat met van twee Wittgensteins is gaan spreken? En wie zich, al was het maar kort, heeft verdiept in zijn levensloop komt voor nog veel meer raadsels te staan: Waarom is hij filosoof geworden, terwijl hij een vader had die dankzij een sterke technische en economische begaafdheid groot was geworden in het zakenleven en vanuit het Habsburgse Oostenrijk tot de vijf à tien rijksten behoorde van de hele Westerse Wereld  Waarom kreeg hij zo vaak conflicten met mensen met wie hij net bevriend was geraakt? Waarom koos hij toen hij als filosoof goed op dreef was voor een armoedig bestaan als dorpsonderwijzer? Wat heeft de zelfmoord van drie oudere broers met hem gedaan? En waarom ging hij, terwijl hij veilig in Engeland zat, terug naar Oostenrijk om dienst te nemen in het leger? Om een antwoord te vinden wil ik nu in grote stappen zijn levensloop volgen en daarbij ook letten op zijn familieachtergrond.

 

http://www.planet-vienna.com/spots/Palais/wittgenstein/

 

Hoe mijn interesse voor Wittgenstein werd gewekt

In 1952 heb ik als student in het kader van een lift-tour Wenen bezocht. Toen ik daar wat rondkeek kwam ik langs een langgerekt wat in verval rakend gebouw met minstens tien dubbele rijen ramen aan de straat. Aan het ene uiteinde bevond zich een poort voor binnenkomende rijtuigen en aan de andere kant een poort waardoor ze, (zoals ik terugblikkend aanneem)  na de inzittende(n), op een binnenplein te hebben laten uitstappen, naar buiten konden rijden.

Op een bord naast de hoofdingang stond Palais Wittgenstein. Bij mijn studie filosofie naast mijn hoofdrichting psychologie ben ik Wittgenstein tegengekomen als vernieuwer van de logica en stichter van een nieuwe op taalgebruik gerichte stroming in de filosofie. Met de vraag hoe hij dat als enkeling teweeg heeft gebracht ben ik me pas gaan bezighouden toen ik me als emeritus hoogleraar psychologie uitvoeriger begon te verdiepen in de biografie van geniale vernieuwers in de wetenschap en de kunst. Ik ontdekte dat er over Wittgenstein als wijsgerig denker kasten vol boeken zijn geschreven en dat filosofen zo langzamerhand aardig greep op zijn ideeën hebben gekregen, maar dat zijn persoon psychologisch gezien nog steeds omgeven is door raadsels. Zoals past bij een psychologische studie van iemands persoon, begin ik bij zijn familieachtergrond.

 

De kleine Ludwig Wittgenstein had als kind al een ‘vorsende blik’

 

Familieachtergrond

Ludwig Josef Johann Wittgenstein (1889 – 1951) was de jongste zoon van acht kinderen van de steenrijke Joodse staalmagnaat Karl Wittgenstein. Voor een goed begrip is het verhelderend terug te gaan naar de Napoleontische tijd rond 1800, de tijd dat ieder in de Franse invloedssfeer woonachtige gedwongen werd een achternaam aan te nemen. De soms geuite veronderstelling dat de Wittgensteins afstamden van de vorstelijke familie Sayn von Wittgenstein, die een kasteel bewoonde in het in het Sauerland gelegen plaatsje Berleburg, berust niet op de feiten. Rond 1800 had de toenmalige vorst een Joodse zaakwaarnemer Moses Meier in dienst die, toen het aannemen van een achternaam verplicht werd gesteld de naam van zijn werkgever aannam, Vorst Wittgenstein vond dat een aanmatiging en gaf Moses er met de stok van langs. Maar diens zoon noemde zich daarna toch Moses Meier Wittgenstein, wat niets anders wil zeggen dan dat hij Meier (zaakwaarnemer) was aan het hof van de Wittgensteins). Hij gaf zijn zoon in de Duitstalige wereld gangbare voornamen Hermann Christian en werd om zich te vrijwaren van de gangbare antisemitische vooroordelen belijdend protestant. Ook de vrouw waarmee hij in 1839 trouwde, Franziska (Fanny) Figdor, dochter uit een oud in hoog aanzien staand Joods geslacht van Weense wolhandelaren werd protestant. Hermann nam zozeer afstand van zijn herkomst, dat hij zich eerder in antisemitische zin uitliet en zijn kinderen verbood met een jood te trouwen.

          Hermann ging als wol-koopman naar Leipzig en kocht in de wijde omgeving verwaarloosde landhuizen van verarmde landadel op tegen een voordelige prijs, ging er met zijn gezin een tijd in wonen, knapte ze op en verkocht ze met ruime winst. Hij vatte het protestantisme waarin zijn ouders hem hadden laten dopen op met het door de socioloog Max Weber beschreven arbeidsethos: woekeren met de je door God toebedeelde gaven en materiële middelen en als “rentmeester’ tegenover Hem daarover verantwoordelijkheid moeten kunnen afleggen. ook zijn kinderen voedde hij op in die geest. Hermans vrouw Fanny Wigdor, die van hetzelfde hout was gesneden, ging daarin mee. Een van de belangrijkste talenten die  ze beiden en ook hun kinderen bezaten was een hoge muzikale begaafdheid. Thuis trad vader Hermann op als een oudtestamentisch patriarch die de aan het gezin gegeven gaven stimuleerde en de kinderen opvoedde in zijn geest. en hen zijn wil oplegde. Op de achtergrond dreigden in die tijd steeds lijfstraffen.

          Zelf speelde hij verdienstelijk viool en gaf muziek een grote plaats in het gezinsleven. Een van de dochters kreeg les van Brahms en een andere van Stockhausen. Hij nam ook een neefje in huis, Joseph Joachim, die zich tot een beroemd violist ontwikkelde. Vanuit Duitsland trok hij naar het in die tijd economisch en cultureel hoger ontwikkelde Habsburgse rijk

 

 

Karl Wittgenstein, Ludwigs vader en grootvader Hermann Wittgenstein. De vader lijkt  op Ludwig

 

Ludwigs vader Karl – een man van staal

Ondanks dit bevoorrechte milieu probeerde Hermanns hoogbegaafde maar eigenzinnige zoon Karl op zijn elfde van huis weg te lopen. Te vergeefs, want hij werd al snel gevonden. Toen hij achttien was verdween hij opnieuw. Hij had in een opstel op school twijfel geuit over de onsterflijkheid van de ziel en omdat hij ook verder een opstandige leerling was gebleken, had men hem van school gestuurd. Om niet weer zo snel te worden teruggehaald, dook hij eerst twee maanden lang onder in Wenen en wist toen met een pas van een vriend Bremen te bereiken, waar hij zich inscheepte naar Amerika. Met geen cent op zak maar wel met zijn viool mee wist hij zich er doorheen te slaan met allerlei losse werkjes: kelner in een pub, nachtwachter, violist bij een groepje negerzangers, stuurman op een rivierschip dat balen stro vervoerde. Op den duur kreeg hij heimwee en ook spijt over wat hij had gedaan en schreef naar huis. Omdat hij bang was voor de woede van zijn weinig zachtzinnige vader stuurde hij eerst een brief aan een vertrouweling onder het personeel, die de brief aan zijn moeder gaf. Die reageerde meteen, maar Karl durfde pas een volgende stap te zetten als hij zijn gevreesde vader ook onder ogen kon komen. Daartoe voelde hij zich pas gerechtigd toen hij een job kreeg als docent wiskunde, Grieks en Latijn op een middelbaar college, want in Wenen op het gymnasium had hij omdat de lat daar behoorlijk hoog had gelegen daarvan heel wat opgestoken. En hij bezat genoeg flair om zijn pupillen te boeien.

           Nu keerde hij als wijs geworden rouwmoedige verloren zoon terug naar huis en hing daar nogal apathisch rond tot zijn moeder met de suggestie kwam hem een technische opleiding te geven. Omdat de industrialisatie in de tijd dat hij in Amerika was al in volle gang was en hij zijn ogen goed de kost had gegeven, sprak hem dit meteen aan en op de Technische Hogeschool bloeide hij inderdaad snel weer op. Toen hij naar eigen dunken genoeg had geleerd ging hij zonder diploma de praktijk in. Daarbij zocht hij het vooral in de richting van ijzer en verder alles wat verband hield met het in Oost-Europa snel groeiende railvervoer. Toen hij bij verschillende werkgevers genoeg ervaring had opgedaan, bereikte hij in hoog tempo een leidinggevende positie in de staalbranche. Overal wist hij met zijn energie, wilskracht, charisma en praktische zin respect af te dwingen. Niemand had de voor en nadelen van een bepaalde propositie zo snel door als hij. Als ergens in de Oekraïne een nieuw spoortraject moest worden aangelegd wist hij internationale concurrenten af te troeven door voordelen in het vooruitzicht te stellen die hij op dat moment nog niet waar kon maken maar door er bovenop te zitten wist bij het beloofde toch op tijd te leveren. Toen er bij het kleinere walswerk in het Karpatenstadje Teplitz waar hij aanvankelijk werkte onenigheid ontstond over de leiding nam hij ontslag, trad in  dienst van een even kleine concurrent, en wist dat bedrijf door rationalisering in korte tijd zo sterk te maken dat hij het bedrijf in Teplitz kon overnemen. Toen alle staalbedrijven in het Habsburgse Rijk besloten samen te gaan, koos men hem als leider van het overkoepelend geheel. Het in die tijd expanderende Russische spoorwegnet bood kansen die  hij meteen benutte. Het hele in die tijd machtig conglomeraat van deels Duits-, deels anderstalige Midden-Europese landen dat onder keizer Franz Josef in Wenen behalve Oostenrijk-Hongarije ook het huidige Tsjecho-Slowakije, delen van Polen en van de Oekraïne en zuidwaarts grote delen van de Balkan en Noord Italië omvatte vormde het speelveld voor zijn zaken. Zonder Wilhelm Tell had Zwitserland ook tot dit rijk behoord. Op het zenit van zijn loopbaan had Karl in de staalbranche een met Krupp in Duitsland en Carnegie in Amerika vergelijkbare positie bereikt. Als apin in zijn web koos hij nu domicilie in Wenen.

 

Karl Wittgenstein behoorde tort de rijkste industriëlen van Europa en laat dat zien in zijn ‘paleis’

 

Karl wordt geziene burger in Wenen

In Wenen betrok hij een comfortabele woning en ontpopte hij zich tot mecenas van de kunsten. Evenals Carnegie schonk hij ruimhartig grote bedragen aan culturele instellingen, waarbij hij vooral vernieuwingsbewegingen ruim bedacht. Het was dankzij zijn steun dat in Wenen kort voor de eeuwwisseling het door Joseph Olbrich ontworpen Secessions-gebouw als centrum van de artistieke vernieuwingsbeweging tot stand kwam.

          Bij het huwelijk van zijn dochter Margarete kleedde hij in een met blokjes gouddraad doorweven bruidsjapon en liet haar in dit pronkgewaad door de beroemde Secessions-schilder Klimt ten voeten uit portretteren. Zelf vond ze het portret niet mooi en verbande het naar de zolder, maar intussen is het een museaal pronkstuk geworden, waarvan nog steeds kunstkaarten worden verkocht.

          Ook aan de muziek besteedde hij ruimschoots aandacht In het centrum van Wenen richtte hij het voorname brede “Palais” in dat ik als student had gezien. Naast woonruimte bevatte het een indrukwekkende concertzaal waarin zich een compleet pijporgel bevond. In dit Palais liepen kunstenaars in en uit en gaven beroemde musici zoals Gustav Mahler en Richard Strauss concerten.

          Voor zichzelf en zijn familie en het ontvangen van vertrouwde vrienden betrok Karl een riante villa in de periferie van de stad . Daarnaast werd hij eigenaar van het kasteelachtige buitenverblijf Hochrieth in het heuvelland buiten Wenen waar de familie vaak de zomer doorbracht. Om zich wanneer we veel familie tegelijk was terug te kunnen trekken liet hij op een steenworp afstand een blokhut bouwen, compleet ingericht met een slaapvertrek en modern sanitair.

 

Karl en Leopoldine Wittgenstein, Ludwigs vader en moeder

 

Ludwigs moeder

Al in Teplitz was Karl getrouwd met de drie jaar jongere muzikaal hoogbegaafde Leopoldine (Poldi) Kalmus. Zij kwam uit een eveneens gegoede half joodse maar overtuigd katholieke Weense familie en liet haar kinderen katholiek dopen en in het christelijk geloof opvoeden, iets waarin Karl haar de vrije hand gaf, want zelf was hij volledig geassimileerd. Wat hen verbond was de liefde voor de kunst, vooral muziek. Ze was klein van stuk en ook kleine handen die nog maar net een octaaf konden omspannen maar speelde met zoveel gevoel dat als zij op de piano speelde, Karl en de aanwezige kinderen zich met hun instrumenten om haar vleugel schaarden en de teksten van de gekozen liederen meezongen of – zoals Ludwig - meefloten.

          Hoewel Karl haar op handen droeg ontbrak het bij hem vaak aan invoelingsvermogen in haar belevingswereld en ze gaf geen tegenspel als zij het ergens niet mee eens was. Als hoofd van het huishouden gaf zij onvoldoende leiding en als mensen uit het personeel hun werk niet goed deden greep ze niet in en deed het desnoods zelf. Karl werd volledig door zijn eigen plannenmakerij in beslag genomen en had niet door als zij ergens mee zat en zij verbeet zich liever dan hem lastig te vallen. Zelfs als ze pijn had hield ze zich stil als een muis. Toch heeft ze Karl overleefd

 

Helene, Rudi, Hermine, Ludwig, Margarethe, Paul, Hans en Kurt Wittgenstein

 

Ludwigs oudste zuster Hermine

Van zijn zusters hield Ludwig het meest van de oudste, Hermine. Zij was vijftien jaar ouder dan hij en toen hij de kleuterschoenen nog maar net was ontgroeid al een rijpe jonge vrouw. En omdat hun vader sterk in beslag werd genomen door zijn eigen zaken en hun moeder zo passief was, kwam het erop neer dat Hermine vaak hun rol moest vervullen. Toen Ludwig als student bij Russell in Cambridge was gaan studeren ging ze zelf naar Russell toe en was trots toen hij haar zei: “We expect the next big step in philosophy to be taken by your brother”.

          Binnen het gezin was Hermine haar vaders lieveling en hij nam haar al vrij jong mee op zijn zakenreizen en als hij na afloop van een onderhandeling bij haar terug kwam, vertelde hij haar opgewekt hoe hij het nu weer had geflikt, wat verder bijdroeg aan de bewondering de ze toch al oor hem voelde. Ook bij contacten met familieleden van de generatie van haar ouders was ze vaak aanwezig en als ze als oude vrouw op de Hochreith haar herinneringen ophaalde was de reactie van de overige familieleden: “schrijf dat toch op want anders weet niemand het straks meer!”.

          Omdat ze een goed geheugen had en een grote familiezin ging ze In 1949, twee jaar voorhaar dood, gebruikmakend van brieven, dagboeken en oude foto’s aan de slag en dat resulteerde in een manscript Familienerinnerungen dat de basis is geworden van vrijwel alle biografieën van Ludwig en Paul. Meer dan een halve eeuw later is het als boek van meer dan 500  bladzijden gepubliceerd onder redactie van nazaten van de Wittgensteins en naaste vrienden. (L. Wittgenstein, 2015).

          Lange tijd besteedde ze haar vrije tijd voornamelijk aan schilderen maar toen de tijd om een huwelijk aan te gaan voorbij was gegaan begon ze haar krachten in dienst te stellen van een initiatief van een andere dame uit de burgerij:: sociaal werk in een opvanghuis voor moeilijke jongens. Zoals het ook  bij haar vader placht te gaan, werd het steeds meer háár werk en op feestdagen verzon ze allerlei gezamenlijke projecten, zoals het beschilderen van een blinde muur waardoor onaangepaste kinderen creatief samenwerkten aan iets waar ze trots op konden zijn. Helaas is het gebouw waarover ze beschikten na de Machtübernahme door de Duitsers gevorderd als lokaal voor de Hitlerjugend.

 

Een tijdsbeeld: Leven op een vulkaan

Het leven in Wenen en in een groot deel van Europa had in die tijd ondanks een hoge bloei van het culturele keven het karakter van het dansen op een vulkaan. De satirische schrijver Karl Kraus noemde het Wenen van die dagen “een proeftuin voor creatieve zelfvernietiging”. De oerconservatieve keizer Franz Josef had alle vernieuwingen decennialang tegengehouden maar nu begonnen ze zich met kracht door te zetten. Bovendien ontstond er vanuit de door één centraal bestuur bijeengehouden rijksdelen: Tsjechen, Hongaren, Roemenen, Slovenen enzovoort een toenemende behoefte aan autonomie. Ook tussen de oude en de jonge generatie ontstond er een toenemende afstand. De nieuwe generatie herkende zich niet meer in de waarden van de voorgaande maar kon daar ook niet echt los van komen. Dat gaf bij de ouderen een besef van te worden genegeerd en bij de voor zichzelf een weg zoekende jongeren met onzekerheid gemengde opstandigheid in de zin van “ze kunnen me wat!”. Het aantal zelfmoorden nam schrikbarend toe in deze tijd, niet alleen in Oostenrijk maar in de hele Westerse wereld. De Frans-Joodse socioloog Emile Durkheim zocht in zijn boek Suïcide (1897) de oorzaak in anomie: wegvallen van de oude wetten en regels. Op dit breukvlak groeide Wittgenstein op (Janik & Toulmin, 1973).

 

Suïcide

Ook vroeger kwam het voor dat ouderen een eind maakten aan hun leven omdat ze merkten dat hun denkbeelden niet aansloegen bij de nieuwe generatie; ze hadden, meenden ze, vergeefs geleefd. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de beroemde Berlijnse hoogleraar fysiologie Johannes Müller, die een van de internationaal geëerde voormannen was geweest van het in de eerste helft van in zijn vak heersende vitalisme en moest aanzien dat bij zijn leerlingen een omslag in de richting van het materialisme plaatsvond, zo radicaal dat ze elkaar met een eed beloofden in hun werk van geen andere dan natuurlijke krachten uit te zullen gaan. Hij raakte in een depressie en stierf in zijn 56e jaar, mogelijk door zelfmoord.

          Beter gedocumenteerd is de dood  van de beroemde Weense hoogleraar natuurwetenschappen Ludwig Bolzmann. Omdat hij zich met zijn toch al tanende geestkracht niet opgewassen voelde tegen de kritiek van de steeds invloedrijker wordende Ernst Mach en een nog verdere aftakeling voorzag, benam hij zich het leven. Dat de jonge Ludwig Wittgenstein als opkomend talent al het voornemen had opgevat bij hem te gaan studeren kon hij niet weten.

          In de nieuwe eeuw waren er in toenemende mate ook jongeren die er een eind aan maakten, meestal omdat ze binnen de ruimte die hun ouders hun lieten geen perspectief voor zichzelf zagen, bij sommigen onder hen om als het op een andere manier niet lukte toch aandacht te trekken (narcistische suïcide).

          Nog voor zijn twintigste levensjaar werd Ludwig Wittgenstein van dichtbij met verschillende varianten van zelfmoord geconfronteerd.

 

De demonstratieve zelfmoord van Otto Weiniger

Zoals Goethes Das Leiden des jungen Werthers een eeuw eerder een stroom van zelfmoorden teweeg had gebracht, gebeurde dat nu door de demonstratieve zelfmoord van de drieëntwintigjarige Joodse student Otto Weiniger·*. Hij had een uiterst erudiet en diepgravend boek Geschlecht und Charakter (1903) geschreven dat vol stond met nogal speculatieve beweringen en negatieve oordelen over Joden en vrouwen en hoewel het ons vandaag doet denken aan een omgevallen boekenkast, werd het aan de universiteit als proefschrift geaccepteerd. Toen de ontvangst ervan bij het Weense publiek nogal louw was en de opschudding die hij had willen wekken uitbleef, sloot hij zich op in het sterfhuis van Beethoven en joeg na een theatrale afscheidsbrief te hebben geschreven een kogel door zijn hart. De ruchtbaarheid over zijn wanhoopsdaad leidde onder veel jongeren die de weg kwijt tot een epidemische opeenvolging van demonstratieve zelfdoding.

 

Ludwigs oudste broers

Karls zonen hadden het evenmin gemakkelijk. Hun vader gunde hun eenzelfde fortuinlijke loopbaan als die van hemzelf en had al sleutelposities in zijn staalimperium in gedachten. Maar mede dankzij het artistieke klimaat waarin ze thuis waren opgegroeid was dit niet wat ze wilden. Vader Karl kon heel dwingend zijn en zag zijn oudste zoon Hans als opvolger in zijn zaken. Dat hij de hoge muzikaliteit van zijn moeder had geërfd, ’s zondags in de kerk de zang met zijn viool begeleidde en thuis koralen van Bach  eerst op het harmonium en later op de piano prachtig kon spelen overtuigde zijn vader niet, Om een goed koopman en technicus te worden liet hij hem in verschillende bedrijven in binnen- en buitenland rondkijken. Dat hijzelf in zijn jeugd was weggevlucht had hem moeten waarschuwen, maar nu bleek Hans hetzelfde te doen. Hij verdween plotseling en werd later in Amerika dood gevonden; vermoedelijk een kwestie van zelfmoord.

          Zoon Rudolf, die eigenlijk toneelspeler wilde  worden ging toen hij op de weerstand van zijn ader stuitte naar Berlijn en met het voorbeeld van Weiniger voor ogen nam hij zich daar in een druk café voor de ogen van het publiek, terwijl er een bandje een door hem gekozen melodie speelde, het leven door cyaankali in zijn glas te doen. In een nagelaten brief vond  men aanwijzingen voor homofilie.

          De minder briljante zoon Kurt volgde wel het voorbeeld van zijn vader. Van de omstandigheden waaronder ook hij suïcide pleegde bestaan verschillende lezingen.: als officier in het leger sloeg hij, toen zijn manschappen in een kritieke situatie weigerden zijn bevelen te volgen, de hand aan zichzelf; maar het kan ook zijn dat het een bevel van de leiding was waarvoor hij de verantwoordelijkheid niet wilde nemen.

.. De oorlog werd ook voor de jongere zoon Paul, die omdat vader Karl hem daarin vrijliet een professioneel pianist was geworden, bijna fataal: hij verloor in de strijd zijn rechterarm. Maar met de typisch Wittgensteinse onverzettelijkheid begon hij al in Russische krijgsgevangenschap onder Siberische omstandigheden met zijn linkerhand vingeroefeningen te doen op een op een kistje getekend toetsenbord. Hij werd zo virtuoos in het spelen met de linkerhand, dat bekende componisten zoals Richard Strauss, Maurice Ravel en Sergej Prokowjev speciaal voor hem pianocomposities voor de linkerhand schreven en daarmee boekte hij successen op talloze podia. In 1925 trad hij op in het concertgebouw in Amsterdam en oogstte een staande ovatie waarbij vooral de vrouwen van geen ophouden wisten….

 

Ludwigs jeugd

In deze door opstandigheid, onverzettelijkheid en op alles of niets gerichte dodendans werd Ludwig als de jongste van de acht in 1889 geboren. Hij had een minder opvallende jeugd dan de anderen. Hij was ook niet extra voorlijk. Evenals Einstein begon hij pas uitzonderlijk laat te praten. Blond en blauwogig, had hij ook beslist geen Joods uiterlijk. Toen Otto Weiniger en ook zijn oudste broers zich he leven namen, was hij juist in zijn puberteit en vanaf zijn veertiende begon hij, al waren daarvoor weinig uiterlijke redenen, ook serieus aan zelfmoord te denken. Reden tot rebellie waren er bij hem minder dan bij zijn broers, omdat zijn vader door het verlies van zijn oudste zonen milder was geworden. Ludwig was integendeel een gemakkelijk kind dat het anderen graag naar de zin maakte. Hij toonde geen behoefte een instrument te leren bespelen maar kon wel hele composities uit zijn hoofd zuiver fluiten. Verder had hij aardigheid0 in het knutselen met materialen. Van lucifers bouwde hij een klein naaimachientje dat zelfs enkele steken kun naaien en hij construeerde ook vliegers en vliegtuigmodellen. En al jong oefende hij op een draaibank

 

Wittgenstein op school met Hitler (in de hoek)

 

Ludwigs verlate schooltijd.

Omdat vader Karl vond dat je op school alleen maar slechte dingen leerde hield hij hem thuis en trok verschillende huisleraren aan die hem het nodige bijbrachten. Tot dat nodige hoorde volgens Karl vooral Latijn en wiskunde. Vader Karl vond dat je de rest vanzelf wel op in de loop van je leven oppikte.  Dat de school ook een sociaal vormende functie heeft besefte hij niet.

          Omdat hij nog steeds hoopte op een opvolger em Ludwig bij zijn knutselwerk blijk ad gegeven van technisch inzicht viel zijn keuze niet op het gymnasium in Wenen (waar broer Paul wel naar toe ging) maar op de praktisch georiënteerde Oberschule in Linz. Dat  dit dezelfde school was waar Adolf Hitler op zat, kon hij niet weten. En omdat die als zittenblijver in een lagere klas zat was de kans op “infectie” sowieso klein.

          Tussen zijn klasgenoten voelde Ludwig zich een vreemde eend in de bijt. Hij was verzorgder gekleed dan de anderen, sprak zijn klasgenoten aan met Sie en sprak een uiterst correct Hoogduits. De zoon van zijn hospita was zijn enige vriendje; in de anderen zag hij plebejers waarmee hij zo weinig mogelijk contact wilde hebben. Hun gedrag stoorde hem mateloos en het verbaast niet dat zijn schoolprestaties matig waren, net genoeg voor het afsluitende Matura.

 

https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/6/61/Helene%2C_Ludwig%2C_Hermine%2C_Paul_und_Margarethe_Wittgenstein_OeNB_5086848_%28A%29.jpg

 

Ludwigs zuster Margarete

Thuis in de vakanties voerde hij diepgaande gesprekken over levensvragen met Margarete, de meest intellectuele van zijn zusters. Ze bracht hem in aanraking met het gedachtengoed van Schopenhauer, met de toneelstukken van de Noorse dichter Henrik Ibsen en met het juist al genoemde Geschlecht und Charakter van Otto Weininger. Ze kende ook Freud en had uitvoerige gesprekken met haar broertje over diens psychoanalyse. De welvoorziene bibliotheek van huize Wittgenstein bood daarbij ruimschoots aanknopingspunten, ook op andere gebieden.

          Wat hem vooral aansprak in Weiniger was diens uitspraak dat het ware (alleen aan mannen gegeven) mens-zijn bestaat uit een spiritueel leven vrij van seks en gewijd aan God met geniale prestaties of de anders dood als vooruitzicht. Dit was het devies dat hij in zijn eigen leven wilde volgen.

          Het vruchtbare intellectuele contact met Gretl heeft maar vrij kort geduurd. Zij kwam in contact met een Joods-Amerikaanse jongeman Jerome Stonborough die in Chicago medicijnen had gestudeerd en bezig was zijn studie in Wenen voort te zetten. Hij wekte de indruk uit een rijke familie te komen maar volgens biograaf Waugh (2008) viel dat in werkelijkheid tegen Waugh vermoedt dat Gretl hem nam omdat hij haar door zijn vaak nogal ongedurige optreden aan haar vader Karl herinnerde. Een van de weinige dingen die hen tijdens hun huwelijk verbond was het kopen van kunst – mede betaald met geld dat Gretl als bruidsgeschenk inbracht. Gretl verzamelde zelf ,ook voor ze Jerome ontmoette, partituren van  componisten, zoals haar vader dat ook al jaren deed, en Paul inmiddels ook, en in Wenen had je daarin een ruime keus. Gretl is daarna met Jerome eerst nog een tijd naar Duitsland gegaan voor verdere studie en daarna met hem naar de Verenigde Staten verhuisd waar ze twee zonen kregen. Geleidelijk ontstond er een verwijdering die na de Tweede Wereldoorlog uitliep op een scheiding.

          Ludwig was intussen naar Berlijn gegaan voor zijn technische studie en daarna naar Engeland. Daar had hij piloot willen worden maar  kkos toen toc voor de filosofie. We zullen straks zien hoe hij daar vrienden maakte, en hoe hij toen in 1914 de oorlog uitbrak terugkeerde naar Oostenrijk en na een tussenperiode waarin hij andere beroepen uitoefende weer naar Engeland ging, hoogleraar werd. In Cambridge en daar school maakte  Dit alles komt in et tweede deel van dit artikel ter sprake. Hier eerst nog iets meer over zijn familie in Wenen.

 

Overlijden van vader Karl

Begin 1913, dus nog voor de oorlog, stierf Ludwigs vader. Door het roken van zware sigaren had hij (evenals Freud vijftien jaar later) keelkanker opgelopen en de pijnlijke operaties die hij onderging hielpen niet. Terwijl de familie zich rond zijn bed verzamelde haalde hij herinneringen op aan zijn vlucht als jongen naar Amerika en hoe moeilijk het voor hem was geweest de weg naar huis terug te vinden en zich bij zijn vader te verontschuldigen.

Blijkens een brief aan een vriend had Ludwig een goed gevoel over de manier waarop zijn vader was gestorven. Na afscheid te hebben genomen was hij rustig in slaap gevallen als en kind. Ludwig had zich geen moment verdrietig gevoeld en vond “dat deze dood een heel leven waard was”. Zo zou hij ook wel willen sterven wanneer zijn tijd was gekomen

Met een vooruitziende blik had Karl het grootste deel van zijn vermogen in Amerikaanse aandelen belegd en voor een deel ook naar Zwitserland overgeheveld, zodat het niet wegsmolt tijdens de catastrofale hollende naoorlogse inflatie die in Oostenrijk na de oorlog intrad. Van zijn erfdeel had Ludwig een substantieel bedrag (100.000 kronen) voor steun aan kunstenaars bestemd. De dichter Rilke was een van de begunstigden. en ook de architect Adolf Loos, de tegenstander van ornamenten in de bouw (“Ornament is Verbrechen!”)

 

De Nazi’s en het goud van de Wittgensteins

        Terwijl Ludwig veilig in Engeland zat kreeg zijn familie in Wenen het na de Anschluß van Oostenrijk bij nazi-Duitsland het moeilijk. Het vermogen dat vader Karl had opgebouwd was grotendeels bij een Zwitserse bank ondergebracht en alleen opneembaar met instemming van minstens twee familieleden. De twee nog levende dochters Hermine en Helene zaten nog in Wenen. Hermine, die op de Hochrieth woonde, dst zij van haar vader had geërfde, wilde daar graag blijven. Helene was gebonden doordat haar man ziek was. De enige die  nog vrij kon reizen was Margarete die een Amerikaans paspoort bezat. In de tijd voor het uitbreken van de oorlog zat ook zij in Wenen. De eenarmige pianist Paul wilde zo lang mogelijk kunnen optreden, omdat dat zijn enige bron was van zelf verdiend geld, maar wilde zo nodig ook toegang hebben tot het geld in Zwitserland en zag dat Amerika daarvoor de beste uitvalsbasis was.

           Over de manier waarop de Nazi’s een flink deel van het vermogen in handen hebben gekregen kwam ik twee lezingen tegen: die van de Engelsman Alexander Waugh die de vinger vooral legt op de spanningen binnen het gezin (A family at war, 2008) en die van Hermine Wittgenstein in haar Famlienerinnerungen. Het kan ook zijn dat beide lezingen elkaar aanvullen. Volgens Waugh reisden om de hand op het geld te kunnen leggen enkele Nazi-prominenten af naar Amerika, dat in 1938 nog neutraal was, en arrangeerden in een New Yorks hotel een gesprek met de in de USA levende Wittgensteins: Paul en de Stonboroughs, die wel begrepen wat ervan afhing voor de nog in Wenen achtergebleven zusters, omdat ze voor de Nazi’s als gijzelaars konden dienen.

           Hermine vermeldt niets van deze onderhandelingen in New York, maar bericht uitvoerig over de druk die er op haar werd gezet om het geld af te staan, waarbij zij na een Joegoslavisch paspoort, dat naderhand vervalsd bleek, te hebben bemachtigd een aantal dagen gevangen is gezet. Toen is ze met Margarete, die eerst ook een paar dagen vast had gezeten, naar een hoge instantie in Berlijn gereisd en verkreeg daar tegen betaling voor Hermine en Helene de status van Mischling. In de onderhandeling kwam ook de mogelijkheid ter sprake dat voorvader Hermann Christian niet door Mozes Meyer was verwekt maar een bastaardzoon was van vorst Wittgenstein. Hoewel in de kerkelijke doopakten waarin de familie had gezocht geen aanwijzing was te vinden, kon dat de status van Mischling rechtvaardigen: wel geen telg van het Arische Herrenvolk, maar toch nog een halve. De Wittgensteins hebben 1.7 ton aan goud aan de Deutsche Reichsbank moeten afdragen om hen niet slachtofferte laten worden van de Endlösung van het “jodenvraagstuk”.Gelukkig heeft vader Karl dit niet meer mee hoeven maken.

Deze serie wordt voortgezet in volgend nummer. Daarin meer over de opmerkelijke loopbaan van Wittgenstein met daarin twee filosofische fasen: Wittgensein I en Witgensten II, die worden toegelicht aan de hand van zijn werken.

            Literatuur Deel 1

         Bartley, W. III (1983). Wittgenstein, ein Leben. München: Matthes & Seitz(in 1985 ook in het Engels verschenen)

         Janik, A. & Toulmin, S. (1973). Wittgensteins Vienna. London: Weidenfeld and Nicolson

         McGuiness, B. (1988). Wittgenstein, a Life; Young Ludwig 1889 – 1921. London: Duckwood

         Monk, R (1991). Ludwig Wittgenstein; the duty of genius. London: Vintage

         Waugh, A. (2008). The house of Wittgenstein; A family at war. London: Bloomsbury Publishing

         Wittgenstein, H. (2015). Familienerinnerungen. Insbruck / Wien: Haymon

         Wuchterl, K & Hübner, A (197). Wittgenstein. Reinbeck bei Hamburg: Rowohlts Monographien·



[1]          * Ik draag dit artikel op aan mijn inmiddels overleden collega J.J.A. Mooij, hoogleraar filosofie en algemene literatuurwetenschappen die als klankbord diende bij het schrijven van dit artikel.

[2]          * Arnon Grunberg, zelf ook Jood, heeft onder de schuilnaam Marek van der Jagt in 2005 een boek geschreven met als titel Otto Weiniger of bestaat de jood.