Civis Mundi Digitaal #105
Aan de andere kant van de Middellandse Zee, in Algerije, was er tussen 1991 en 2000 een opstand van islamisten, die door het leger bevochten en overwonnen werd ten koste van 150.000 doden. Haar ideologie stak de zee over en vergiftigde het lot van de Franse bevolking…
Tipasa, lente 1992. Een Algerijnse arts en een Franse journaliste liepen in de door Albert Camus bezongen ruïnes. In het dorp groetten een paar zeldzame voorbijgangers beide wandelaars. De caféhouder was blij dat hij nog iets kon verdienen. Er was al begonnen met het doden op grote schaal niet alleen hier, maar bijna overal. Groepen gewapende moslimstrijders (GIA) wilden de Algerijnse regering omverwerpen die de tweede ronde van de parlementsverkiezingen in januari had geannuleerd. Het « Front islamique du salut » (FIS) dreigde deze ronde van verkiezingen te winnen net als de eerste door hun gewonnen ronde op 26 december 1991. Het doel van de FIS: een op de charia gegronde islamitische Staat. Op de muren van de door de beide wandelaars gepasseerde dorpen tijdens hun terugkeer van Tipaza naar Algiers was het woord « vrijheid » uitgewist en vervangen door « Dawla Islamyia » oftewel Islamitische Staat. Beide wandelaars haastten zich, want de nacht was niet veilig. De nieuwe Algerijnse president, een bekende persoon uit de onafhankelijkheidsoorlog tegen Frankrijk, Mohamed Boudiaf, had beloofd het land te redden. Als een liefhebbende vader beschermde hij de vrouwen: een belangrijk doelwit van de moslimstrijders. Mohamed Boudiaf werd door één van zijn lijfwachten op 29 juni 1992 in het cultuurpaleis van Annaba vermoord
De arts van Tipasa heette Lâadi Flici. Hij had gevochten tegen de Fransen voor de onafhankelijkheid van Algerije en had gevangen gezeten in de gevangenis van Serkadji waar de Fransen hem martelden. Hij werd door drie islamisten in zijn artsenpraktijk in het hart van de kashba van Algiers vermoord. De journaliste heeft het bovenstaande in haar memoires beschreven
Na Läadi Flici werd de journalist en dichter Tahar Djaout op 2 juni 1993 vermoord. Hij schreef: » De stilte is de dood, en jij, als je zwijgt, sterft en als je spreekt sterf je ook, dus spreek en sterf. » Na hem werd de psychiater Mahfoud Boucebci voor zijn ziekenhuis op 15 juni doodgeschoten. En na hun van week tot week, van maand tot maand, van jaar tot jaar tienduizenden anderen. Eerst artsen en journalisten, daarna intellectuelen en politie-agenten en vervolgens onderwijzers en professoren. Omdat er geen joden meer waren, werden christenen gedood. Daarna alle vrouwen van 7 tot 87 jaar, die buiten op straat liepen. Het doel was de hele samenleving te destabiliseren
Hoe heeft het fundamentalisme in Algerije binnen kunnen dringen? Het FIS was het monstrueuze product van allerlei huichelarij. Allereerst was er vanaf de eerste uren van de onafhankelijkheid de Arabo-islamitische keuze van het FLN die de leerkrachten en de Egyptische imams, sympathiserend met de Mohammedaanse Broederschap, in staat stelde de conditionering van de jeugd in handen te nemen. En vervolgens ook het cynische inpikken van de rijkdommen van het land door de nomenklatoerna van het FLN
De frustratie van het volk vond een uitweg in de politieke islam. En toen het regime zich gedwongen zag concessies te doen na de bloedige onderdrukking van de rellen in oktober 1988, voltrok de overgang naar een meerpartijenstelsel zich in een complete chaos: een veertigtal partijen meldden zich. De FIS kwam zonder moeite boven drijven en werd de opium van het volk. De internationale situatie was in haar voordeel. In 1990 werd Algerije bewerkt door de teruggekomen leden van de moedjahedin uit de oorlog in Afghanistan. Bedreven in vechttechnieken en terroristische praktijken vormden ze de harde kern van de toekomstige bewapende groepen moslimstrijders. In april 1990 waren zij het die in gevechtskleding de campagnes voor de gemeenteraadsverkiezingen aanvoerden. Ongeduldige jongens die hun mannelijkheid wilden tonen en haatpredikers tegen het Westen voegden zich bij hun
De tegenaanval op deze hold-up wa senorm: immense optochten van vrouwen, oudere en jonge mensen, professoren, winkeliers… Tranen vloeiden er voor de doden, mensen omarmden elkaar. In de dorpen werden spontaan burgerwachten gevormd. Maar deze tegenaanval stond helaas alleen op zichzelf. Frankrijk was blind, reageerde niet op de SOS- boodschappen van de Algerijnse regering. De Franse pers was bijna unaniem: nee, de moordenaars waren geen moordenaars. Nee, wij weten niet wie wie doodt (zelfs niet als alles in het Arabisch, Frans en Engels door het FIS opgeëist werd!). Wat in Algerije gebeurt, kan hier nooit gebeuren, stel je voor in een beschaafd land als dat van ons. Het djihadisme is een bedenksel; het islamisme, een vrije keus van de mohammedanen; de fundamentalistische sluier, een vrijheid. Vrijwel de hele Franse pers las Algerije de les…Een heel leger van in mijn ogen verdwaasde sociologen en experts verhief hun stem om de Fransen af te schilderen als handlangers van de generaals van de Algerijnse regering, deze reactionairen die leefden in een « nostalgerije «: een typisch koloniaal concept. Volgens hun houden de Fransen niet van mohammedanen, dus… De Fransen begrijpen niets van wat goed voor de Algerijnen is…
Ondertussen ging in Algerije het verlies aan mensenlevens door. Honderden vrouwen werden ontvoerd om de djihadistische strijders te dienen, werden uitgekleed om ze niet te laten ontsnappen aan de bordelen bestemd voor het sexuele genot van de strijders van Allah om ze daarna dood te schieten. Dit alles werd beschreven, gedocumenteerd en onderzocht. Het in die jaren opgerichte onafhankelijke weekblad Marianne hield als één van de zeer weinige bladen voor de Franse rechtbanken een pleidooi tegen de Franse ideologische inquisiteurs, beschreef de werkelijkheid van de Algerijnse slachtoffers van het islamisme
Het generaalsregime in Algerije zette alles op alles om de politieke islam het hoofd te bieden. Geboren in een onafhankelijkheidsoorlog en gehard in een onderlinge machtsstrijd riep het de staat van oorlog uit en voerde oorlog. Zijn soldaten waren geen engelen: het was oog om oog tegen de gewapende groepen moslimstrijders
De gebeurtenissen vernevelden in een media- mist, maar de propaganda van de beulen stak de Middellandse Zee over. Talrijke islamisten werden welwillend in Frankrijk ontvangen. Parijs onderschatte volledig hun capaciteit voor het veroorzaken van overlast waarbij in de kranten verklaard werd dat de verantwoordelijkheid daarvoor bij de « generaals » lag. Paradoxaal genoeg was het asielrecht gunstiger voor hen die volgens de termen van de Ofphra (het Franse instituuut voor bescherming van vluchtelingen en staatlozen) « het bewijs kunnen leveren dat de bedreigingen het feit zijn van de Staat en zijn politie » dan voor mogelijke slachtoffers van groepen fundamentalisten. De specialist van de islam en de contemporaine Arabische wereld, professor Gilles Kepel, schrijft dat de « Algerijnse crisis door het populariseren van de slogans van de islamisten aan de overkant van de Middellandse Zee bijdroeg aan hun alledaags maken bij een deel van de geïmmigreerde jongeren afkomstig uit Algerije. Dat vertaalde zich in het midden van de jaren 1990 door het in Frankrijk rijkelijk verschijnen van het terrorisme dat de burgeroorlog in Algerije kenmerkte » (« Quatre-vingt-treize », Gallimard 2012). Tussen 1994 en 1995 sloeg de GIA in Frankrijk toe: de aanslag op de RER B (regionale trein) bij Saint-Michel, de aanslag - toen al! - op een joodse school in Villeurbanne, een aanslag op het plein Charles-de-Gaulle in Parijs……Men zag de eerste Franse djihadist verschijnen: Khaled Kelkal die in de voorstad Vaulx -en-Velin van Lyon opgroeide. Hij « radicaliseerde zich » - een woord dat men toen nog niet gebruikte - tijdens een verblijf in de jaren 1993-1995 op het Algerijnse platteland in zijn geboorteplaats Mostaganem. Kelkal zou na een lange klopjacht later door de politie doodgeschoten worden
De jaren 2000. Het Algerijnse leger overwon de djihadisten. Generaal Bouteflika kwam als redder aan de macht. Hij liet het referendum over de « burgerlijke eendracht » accepteren waarin alle reflexie over het bloedige decennium werd vermeden en verplichtte de overlevenden contact te hebben met de officiele « bureaus voor boetvaardigen » om daar hun wapens in te leveren. Maar toch staken weer djihadistische stormen op in de onherbergzame gebieden van Algerije. De Franse opinie bleef evenwel aan geheugenverlies lijden. Ondanks de moord op de monniken van Tibhirine, de kaping van een vliegtuig van Air France en de aanslagen in 1995 op de nationale bodem, leek zij het islamistische nihilisme pas te ontdekken op 11 september 2011 met de ineenstorting van de tweelingtorens in Manhattan. Maar toch één jaar later in 2002 werd er door een flink deel van de media wederom geen aandacht geschonken aan de publicatie van « Territoires perdus de la République » (éditions des Mille et Une Nuits) waarin de progressie van het fanatisme werd beschreven
De conclusie van dit verhaal: het djihadisme in Frankrijk is grotendeels aan het Franse onbegrijpelijk tolerante en zelfs « begrijpende » gedrag te wijten met tot voor kort zeker op lokaal niveau (met name door ultra-linkse bestuurders) ook met een voor mij onbegrijpelijke en naïeve samenwerking met fundamentalistische organisaties als de Mohammedaanse Broederschap en door haatzaaiende door de bevriende landen Qatar, Saoedie-Arabië en Turkije gefinancierde imams en moskeeën met rust te laten. En ik benadruk hier nogmaal weer eens dat de overgrote meerderheid van de Franse mohammedanen in Frankrijk het eerste slachtoffer van deze politiek is
Nu er eindelijk gerichte actie ondernomen wordt mee via de nieuwe « wet op het separatisme » vraag ik mij af of dat zeker met het in Frankrijk levende racisme, het laten verloederen van de zogeheten ghetto-wijken, etc. niet te laat is. Ook nu wordt het Franse beleid gekenmerkt door repressiviteit (eigen aan deze monarchale republiek met absolutistische trekken zoals ik gisteren in mijn artikeltje over de nationale Franse politie schreef) en alleen daarmee win je niet de oorlog, laat staan de vrede. Dat heeft zelfs Valérie Pécresse, een kandidate van centrum rechts voor de presidentsverkiezingen in 2022 begrepen die dezer dagen stelde dat als nu de ghetto-vorming geen halt wordt toegeroepen (zij vond het een schandaal dat het herstelplan voor steden van de vroegere minister Borloo achteloos door Macron naar de prullenbak werd verwezen), Frankrijk de leus van de Republiek: Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap, wel kan vergeten
Geschreven op 10 december 2020