Europa en Afrikanen

Civis Mundi Digitaal #106

door Jan de Boer

Afrikanen zijn er in de geschiedenis van Europa altijd geweest en hun aanwezigheid kan niet beperkt worden tot de slavernij en kolonisatie, zoals men te vaak denkt.

Voor de Grieken in de oudheid vertegenwoordigden de Afrikanen alle mensen die ten zuiden van de Middellandse Zee leefden. Het mediterrane bekken werd gezien als het centrum van uitwisselingen tussen diverse volkeren en de Afrikanen waren de hoofdrolspelers in deze interacties. Het veel wredere Romeinse imperium, ook gegeven de grote aantallen slaven in het keizerrijk, was toch op zekere hoogte ook een multiculturele samenleving. In een levensloop speelden geografische afkomst en huidskleur vaak een minder grote rol dan persoonlijke ambitie. Zo kon de in het jaar 146 in het huidige Lybië geboren Lucius Septimus Severus keizer in Rome worden en er een dynastie vormen. En natuurlijk zijn er talrijke filosofen uit Noord-Afrika die de Europese geschiedenis hebben gemarkeerd, zoals Augustinus en Apuleies.

In de middeleeuwen was geografische afkomst een veel mindere overdrager van raciale vooroordelen dan religie. Inderdaad wordt de verhouding van het christelijke Europa tot de islam in de middeleeuwen geïllustreerd met een veelzeggende « rijkdom » aan vooroordelen op religieuze basis. In de context van rivaliteit tussen deze twee monotheïstische religies, in het bijzonder rond de Middellandse Zee, zijn ongunstige karakteristieke eigenschappen aan de mohammedanen toebedeeld. In de elfde eeuw worden ze in Frankrijk in het epische gedicht « la chanson de Roland » als « verschrikkelijke beesten » beschreven. Maar alle Europeanen kunnen hier niet over één kam geschoren worden. De door de Vikingen tot slavernij gebrachte Ieren werden bijvoorbeeld door de Engelsen beschouwd als te civiliseren wilden en dus als een volk om de baas over te spelen.

De katholieke kerk werd gekenmerkt door een zekere ambivalentie met betrekking tot Afrikanen. Zij bood de mogelijkheid van de komst van zwarte heiligen, terwijl zij ook de donkere huid met de kleur van het kwaad verbond. De boodschap kon als volgt samengevat worden: door berouw te hebben kon men gered worden, zelfs als men als zwarte geboren was. Zo werd het mogelijk dat in de zestiende eeuw in Zuid-Europa een aantal zwarte heiligen verscheen, zoals de Franciscanen Benoît le More en Antonio da Noto, die in Noord-Afrika in een mohammedaanse familie werd geboren. Na door Siciliaanse piraten gevangengenomen te zijn werd hij op dat eiland als slaaf gehouden, waar hij zich tot het katholicisme bekeerde en zich onderscheidde door zijn vroomheid. Ondanks zijn opmerkelijke levensloop is hij in vergetelheid geraakt. Dit in tegenstelling tot Benoît le More, die vandaag de schutspatroon van Palermo is.

In Europa was er in de zestiende eeuw een flinke aanwezigheid van zwarte mensen. Vanaf de vijftiende eeuw werden gevangengenomen Afrikanen via Venetië en Lissabon vervoerd naar Europese steden, van Amsterdam tot Sevilla. Hun christelijke meesters kochten ze via Arabische tussenhandelaren. Veel van hen waren mannen die gedwongen werden te werken in de velden en boerderijen, met name in Zuid-Italië. Voor de tijd van de slavenhandel van Afrikanen voorzagen de rijke families in Noord- en Midden-Italië zich van huispersoneel afkomstig uit het huidige Oost-Europa, uit Rusland en Centraal-Azië. Maar na de val van Constantinopel in 1453 werden de Afrikaanse slaven steeds talrijker. Op de schilderijen van de renaissance, goede getuigen van die tijd, zien we deze zwarte aanwezigheid in Europa afgebeeld.

Er is een verband tussen de verontmenselijking van de zwarten en de geboorte van een Europese identiteit. De vooroordelen gebaseerd op huidskleur verduurzaamden in de tijd van de trans-Atlantische slavenhandel en die van de handel in gevangengenomen Afrikanen. In de vijftiende eeuw ontstond er een op winst beluste samenleving van Portugezen, Fransen, Engelsen, Nederlanders, Spanjaarden, Zweden en Venetianen die zich in een dolle rit in (gewapende) concurrentie met elkaar stortten op jacht naar voedingsmiddelen en kruiden, naar goud en slaven. Dit idee van « wij tegen de rest van de wereld om deze te veroveren » werd een machtige katalysator inzake de Europese identiteit, waarbij negers tot slaaf werden gemaakt wegens hun veronderstelde inferioriteit. De verontmenselijking van zwarte vrouwen begon al eerder. Vanaf de dertiende eeuw ausculteerden Europese artsen hun genitaliën en concludeerden dat zij meer geneigd waren tot seksuele relaties dan blanke vrouwen.

In die tijd boden de Afro-Europeanen weerstand tegen het racisme. Dat nam verschillende vormen aan in de cultuur, met name het theater, en in de religie via de broederschappen. Deze zwarte congregaties, gesticht in Lissabon en Sevilla, boden de slaven de gelegenheid elkaar te ontmoeten om over religie te praten. Hun meesters lieten deze bijeenkomsten toe in de hoop dat hun bekering tot het christendom hun neiging om in opstand te komen teniet zou doen. Al gauw gingen deze ondersteuningsgroepen verder dan waar ze eigenlijk voor bedoeld waren. De slaven bouwden netwerken op, wisselden kennis en knowhow uit. Met deze netwerken hielden ze zich overeind tegen hun overheersers en overleefden ze in geestelijk opzicht. Deze broederschappen, die ook een rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van het christendom, vertegenwoordigden een vorm van weerstand, een overlevingsstrategie. Zij getuigen ook van de lange traditie van Afro-Europees activisme.

Bepaalde Afro-Europeanen hadden ook contacten met de elite van de toenmalige gemeenschappen. Alessandro de Medicis, die een zwarte Afrikaanse moeder had, was een machtige persoon in de Renaissance, maar werd niet als een zwarte beschouwd. Wanneer hij door zijn tijdgenoten figuurlijk zwartgemaakt werd, was dat voor zijn immoreel geachte gedachten. Maar na zijn dood was er een poging om zijn Afrikaanse afkomst uit te wissen, zoals men kan constateren op de schilderijen die hem laten zien. In de zestiende eeuw werd er over Juan Latino, een eminent taalkundige, dichter en latinist in Granada ook heel wat gesproken. Hij werd als slaaf geboren, maar wordt nu beschouwd als een monument van de Spaanse renaissance. In Frankrijk had Joseph Boulogne de Saint-George, geboren in 1745 in de Caraïben met een kolonist als vader en een slavin als moeder, ook een bijzondere levensloop: een muzikaal genie, schermer, militair en strijder voor afschaffing van de slavernij. Na zijn dood raakte hij in vergetelheid, ondanks zijn bijdrage aan de Franse culturele, politieke en sportieve geschiedenis.

In Frankrijk wilde men al snel deze Afro-Europeanen controleren. Met name in Parijs in de periode voor de Franse revolutie (1789) maakten de autoriteiten zich zorgen vanwege het grote aantal negers. Onder hen waren vrije mannen en vrouwen, maar de meesten waren slaven die hun meester op bezoek in Parijs vergezelden. De autoriteiten verdachten deze negers ervan opstandige ideeën te willen verkondigen als zij weer op de plantages waren teruggekeerd. Dat was niet ten onrechte, want de koloniën werden bedreigd door slavenopstanden. Om de aanwezigheid van deze ongewenste zwarten in Parijs te controleren werd er in 1777 een speciale politie-eenheid opgericht. De vrije negers werden gedwongen een pasje bij hun verblijf te hebben, op straffe van uitwijzing naar de koloniën. Zij die hun meester naar Parijs vergezelden, mochten zich niet meer ontschepen en werden bij hun aankomst direct in hechtenis genomen in afwachting van het vertrek van hun meester.

Natuurlijk is er geen directe lijn te trekken tussen de achttiende en de eenentwintigste eeuw, maar de manier waarop mensen met een zwarte huid vandaag de dag in Frankrijk door de politie vaak met dwang en geweld behandeld worden, is geen product van de hedendaagse geschiedenis. Op dezelfde manier en op Europese schaal is de migratiepolitiek geworteld in deze erfenis, want het idee dat men de als massaal beschouwde komst van buiten-Europeanen, in het bijzonder Afrikanen, moet controleren, is geboren in de koloniale geschiedenis.

Laten we niet vergeten dat Afrikanen en Europeanen een gemeenschappelijk verleden hebben: zeker een door de Europeanen veroorzaakte gewelddadige geschiedenis, maar ook een geschiedenis van uitwisselingen, samenwerking, migraties en van veerkracht. Het zou goed zijn als dit laatste in de Europese betrekkingen met Afrika en de Afrikanen de leidinggevende gedachte wordt.

Maar wie denkt dat in Europa de slavernij is afgeschaft, vergist zich deerlijk. De moderne slaven zijn met name de illegale migranten/vluchtelingen die op een schandalige manier uitgebuit worden. Wellicht een onderwerp voor een volgend artikel?

Wie overigens meer over de geschiedenis van de Afro-Afrikanen in Europa wil weten, kan onder meer te rade gaan bij het recente werk « African Europeans, An Untold History » (Hurst Publishers) van de Kameroenese Olivetti Otele, professor koloniale geschiedenis aan de Universiteit van Bristol, Engeland.

 

Geschreven op 7 januari 2021