Civis Mundi Digitaal #106
Ethiopië: gevaarlijke nieuwe spanningen
Europa en Afrikanen
Ethiopië: gevaarlijke nieuwe spanningen
Al eerder heb ik de nodige woorden gewijd aan het conflict van de federale staat Ethiopië en de dissidenten in de provincie Tigré. Nu de spanningen in heel Ethiopië oplopen, leek het mij goed om alle problemen eens op een rij te zetten. Dat maakt het mogelijk om incidentele berichtgeving in een breder kader te bezien.
De militaire actie door het Ethiopische leger en zijn bondgenoten in de dissidente provincie Tigré is duidelijk onvoldoende geweest om het fragiele federale Ethiopië te consolideren. Na de begin november vorig jaar uitgebarsten oorlog in het noordwesten van het land – een oorlog die overigens nog niet voorbij is – bedreigen twee nieuwe fronten de federale regering in Addis- Abeba, en ik vrees dat het daar niet bij blijft. Hoewel de premier met de Nobelprijs van de vrede, Abiy Ahmed, op 30 november vorig jaar plechtig de militaire overwinning van zijn troepen op het Volksbevrijdingsfront van Tigré (FPLT) aankondigde, zijn de spanningen daar nog verre van gekalmeerd. De regeringstroepen van Ethiopië en de Amhara-militie mogen dan de grote steden in hun macht hebben, op het platteland viert de guerrilla hoogtij. De regering in Addis-Abeba is er ook niet in geslaagd de dissidente leiders van de FPLT, die naar de bergen in de Tigré zijn gevlucht, gevangen te nemen. Er is een beloning van 205.000 euro uitgeloofd om te weten te komen waar ze zich ophouden. De provincie is van de hele wereld afgesloten en hulpverleners en journalisten krijgen geen toegang om de bevolking te hulp te komen of onderzoek c.q. verslaggeving te doen. De Europese Unie heeft daarom bepaalde financieringen voor de ontwikkeling van Ethiopië opgeschort. Verscheidene organisaties vrezen een menselijke ramp en de Verenigde Naties zijn bevreesd voor mogelijke oorlogsmisdaden, ook door troepen uit Eritrea die zich volgens de Verenigde Naties in dit conflict niet onbetuigd laten.
Terwijl de strijdkrachten van Abiy Ahmed alle moeite hebben om het conflict met de FPLT te beëindigen, is er een ander conflict ontstaan aan de grens met Soedan. Begin december vorig jaar hebben Soedanese soldaten de controle over de driehoek van Al-Fashaga, een gebied dat al tientallen jaren door Khartoem en Addis-Abeba wordt betwist, overgenomen. Volgens internationale verdragen behoort het aan Soedan, maar de grond wordt al meer dan 25 jaar door Ethiopische Amhara-boeren geëxploiteerd. De Soedanese autoriteiten, die tienduizenden Ethiopische vluchtelingen uit Tigré hebben opgevangen, hebben van de oorlog in Tigré geprofiteerd door hun soevereiniteit op Al-Fashaga te bevestigen. De op 13 december vorig jaar gehouden ontmoeting in Addis-Abeba van Abiy Ahmed en zijn Soedanese collega Abdallah Hamdok heeft niets opgelost. Integendeel, elk leger versterkt heel gevaarlijk zijn troepen bij de grens.
Deze spanningen tussen Ethiopië en Soedan komen op het moment dat de relaties tussen de landen al flink verstoord waren door de aanleg van de Ethiopische stuwdam genaamd « de Renaissance » in de Blauwe Nijl. Addis- Abeba besloot eenzijdig het waterreservoir van dit enorme bouwwerk, het grootste in heel Afrika, te vullen, en heeft zich daarmee de grote woede van Soedan en Egypte op de hals gehaald. Khartoem en Cairo zijn tegen dit project omdat zij – en niet onterecht – vrezen voor het watervolume van de Nijl in hun landen. Na herhaalde échecs staan de onderhandelingen op een dood punt.
En Abiy Ahmed is daarmee nog niet aan het einde van de crises gekomen. Hij heeft op 24 december vorig jaar het begin van een nieuwe militaire operatie in Ethiopië aangekondigd in Benishangul-Gumuz, een provincie met een miljoen inwoners in het westen van het land, ingesloten tussen de provincies Amhara en Oromia, en ten prooi gevallen aan gewelddadigheden tussen volksstammen. Aanvullende troepen worden met name ingezet op het platteland van Metekel, het theater van herhaalde massamoorden tussen de volksstammen Gumuz en Amhara. Het laatste bloedbad, op kerstavond vorig jaar, kostte 207 mensen het leven, in meerderheid Amhara, aldus de Ethiopische commissie van de rechten van de mens, die mij de gegevens voor dit artikel leverde.
De provincie Benishangul-Gumuz is een waar etnisch mozaïek, in 1991 gecreëerd bij de installatie van het federale regime in Ethiopië na de val van de « Rode Negus », de ex-dictator Menghistu Haile Mariam. Volgens de grondwet van deze kleine provincie wordt de macht er gedeeld door de volksstammen Gumuz, Berta en Shinasha. Maar de ook in deze provincie wonende leden van de twee meerderheidsgroepen in Ethiopië, de Oromo en de Amhara, betwisten steeds meer en vaker deze voorrechten. De regio is een afspiegeling van de huidige ellende van Ethiopië. De territoriale eisen hebben de gemeenschappen hun politiek een etnisch karakter doen geven, de « autochtone » volksstammen vrezen hun grond te verliezen aan de Oromo en Amhara en wijzen op het gebrek aan toegang tot onderwijs, aan vertegenwoordiging in de media en racistische vooroordelen waarvan zij het slachtoffer zijn. Een gevoel dat leidde tot geweld in het gebied van Metekel, waar de lage vruchtbare grond, historisch gezien van de Gumuz, wordt betwist. « De Amhara zeggen dat Metekel van hen is en willen het hele gebied annexeren. Deze eisen brengen de Gumuz ertoe bloedbaden aan te richten uit vrees opnieuw te worden overmeesterd, » laat Tsegaye Birhanu van de Universiteit van Asosa mij weten.
Deze spanningen hebben eind 2020 een nieuwe draai gekregen. De Amhara-nationalisten hebben op het nationale toneel aan invloed gewonnen na de overwinning van hun militie in Tigré. Zij zijn erin geslaagd met geweld twee gebieden, Wolkait en Raya, bij hun provincie te voegen en willen het daar niet bij laten. « Metekel is historisch gezien van ons, » verzekerde Belete Molla, voorzitter van de Nationale Beweging van Amhara, een partij dichtbij de macht die de nationalistische aspiraties van de Amhara vertegenwoordigt, in een interview. In aansluiting daarop heeft de provincie Amhara gevraagd haar speciale troepen in te mogen zetten in Benishangul-Gumuz met het risico daarbij de spanningen te vergroten. Dit werd eerst door de macht in Addis-Abeba geweigerd, maar de optie van een interventie van de Amhara-militie zij aan zij met de federale troepen kan niet geheel door de premier uitgesloten worden. « Abiy Ahmed moet erop letten de factie Amhara van de federale regering die hem in staat stelde zijn oorlog tegen de PFLT in Tigré te voeren, niet tegen zich te krijgen » zegt Tsegaye Birhanu.
Maar toch, in Benishangul-Gumuz is de marge van handelingsvrijheid van de regering beperkt. Wanneer hij opnieuw gebruik maakt van militaire kracht, geeft Abiy Ahmed het imago af van een oorlogszuchtige premier. In een ongemakkelijke positie moet hij een balans zien te treffen tussen expansiebedoelingen en respect voor de grondwettelijke orde. Een interventie van de Amhara-militie creëert een gevaarlijk precedent dat de deur kan openen voor talloze territoriale conflicten in de rest van het land. En daar ben ik bang voor.
Een bijkomende moeilijkheid voor Abiy Ahmed is dat de grote stuwdam de « Renaissance » in deze zone van Metekel ligt. Een eruptieve situatie in Benishangul-Gumuz kan heel goed dit pronkstuk, dat gezien wordt als het bouwwerk dat het land uit de armoede moet halen, in gevaar brengen.
De federale staat Ethiopië kraakt in zijn voegen, mede door incompetentie van Abiy Ahmed, en dat levert grote gevaren op voor de hele regio in Afrika. Ook een reden dat je nooit te vroeg wie dan ook de Nobelprijs van de vrede moet toekennen, zoals ik al eerder betoogde.
Geschreven op 19 januari 2021
Europa en Afrikanen
Afrikanen zijn er in de geschiedenis van Europa altijd geweest en hun aanwezigheid kan niet beperkt worden tot de slavernij en kolonisatie, zoals men te vaak denkt.
Voor de Grieken in de oudheid vertegenwoordigden de Afrikanen alle mensen die ten zuiden van de Middellandse Zee leefden. Het mediterrane bekken werd gezien als het centrum van uitwisselingen tussen diverse volkeren en de Afrikanen waren de hoofdrolspelers in deze interacties. Het veel wredere Romeinse imperium, ook gegeven de grote aantallen slaven in het keizerrijk, was toch op zekere hoogte ook een multiculturele samenleving. In een levensloop speelden geografische afkomst en huidskleur vaak een minder grote rol dan persoonlijke ambitie. Zo kon de in het jaar 146 in het huidige Lybië geboren Lucius Septimus Severus keizer in Rome worden en er een dynastie vormen. En natuurlijk zijn er talrijke filosofen uit Noord-Afrika die de Europese geschiedenis hebben gemarkeerd, zoals Augustinus en Apuleies.
In de middeleeuwen was geografische afkomst een veel mindere overdrager van raciale vooroordelen dan religie. Inderdaad wordt de verhouding van het christelijke Europa tot de islam in de middeleeuwen geïllustreerd met een veelzeggende « rijkdom » aan vooroordelen op religieuze basis. In de context van rivaliteit tussen deze twee monotheïstische religies, in het bijzonder rond de Middellandse Zee, zijn ongunstige karakteristieke eigenschappen aan de mohammedanen toebedeeld. In de elfde eeuw worden ze in Frankrijk in het epische gedicht « la chanson de Roland » als « verschrikkelijke beesten » beschreven. Maar alle Europeanen kunnen hier niet over één kam geschoren worden. De door de Vikingen tot slavernij gebrachte Ieren werden bijvoorbeeld door de Engelsen beschouwd als te civiliseren wilden en dus als een volk om de baas over te spelen.
De katholieke kerk werd gekenmerkt door een zekere ambivalentie met betrekking tot Afrikanen. Zij bood de mogelijkheid van de komst van zwarte heiligen, terwijl zij ook de donkere huid met de kleur van het kwaad verbond. De boodschap kon als volgt samengevat worden: door berouw te hebben kon men gered worden, zelfs als men als zwarte geboren was. Zo werd het mogelijk dat in de zestiende eeuw in Zuid-Europa een aantal zwarte heiligen verscheen, zoals de Franciscanen Benoît le More en Antonio da Noto, die in Noord-Afrika in een mohammedaanse familie werd geboren. Na door Siciliaanse piraten gevangengenomen te zijn werd hij op dat eiland als slaaf gehouden, waar hij zich tot het katholicisme bekeerde en zich onderscheidde door zijn vroomheid. Ondanks zijn opmerkelijke levensloop is hij in vergetelheid geraakt. Dit in tegenstelling tot Benoît le More, die vandaag de schutspatroon van Palermo is.
In Europa was er in de zestiende eeuw een flinke aanwezigheid van zwarte mensen. Vanaf de vijftiende eeuw werden gevangengenomen Afrikanen via Venetië en Lissabon vervoerd naar Europese steden, van Amsterdam tot Sevilla. Hun christelijke meesters kochten ze via Arabische tussenhandelaren. Veel van hen waren mannen die gedwongen werden te werken in de velden en boerderijen, met name in Zuid-Italië. Voor de tijd van de slavenhandel van Afrikanen voorzagen de rijke families in Noord- en Midden-Italië zich van huispersoneel afkomstig uit het huidige Oost-Europa, uit Rusland en Centraal-Azië. Maar na de val van Constantinopel in 1453 werden de Afrikaanse slaven steeds talrijker. Op de schilderijen van de renaissance, goede getuigen van die tijd, zien we deze zwarte aanwezigheid in Europa afgebeeld.
Er is een verband tussen de verontmenselijking van de zwarten en de geboorte van een Europese identiteit. De vooroordelen gebaseerd op huidskleur verduurzaamden in de tijd van de trans-Atlantische slavenhandel en die van de handel in gevangengenomen Afrikanen. In de vijftiende eeuw ontstond er een op winst beluste samenleving van Portugezen, Fransen, Engelsen, Nederlanders, Spanjaarden, Zweden en Venetianen die zich in een dolle rit in (gewapende) concurrentie met elkaar stortten op jacht naar voedingsmiddelen en kruiden, naar goud en slaven. Dit idee van « wij tegen de rest van de wereld om deze te veroveren » werd een machtige katalysator inzake de Europese identiteit, waarbij negers tot slaaf werden gemaakt wegens hun veronderstelde inferioriteit. De verontmenselijking van zwarte vrouwen begon al eerder. Vanaf de dertiende eeuw ausculteerden Europese artsen hun genitaliën en concludeerden dat zij meer geneigd waren tot seksuele relaties dan blanke vrouwen.
In die tijd boden de Afro-Europeanen weerstand tegen het racisme. Dat nam verschillende vormen aan in de cultuur, met name het theater, en in de religie via de broederschappen. Deze zwarte congregaties, gesticht in Lissabon en Sevilla, boden de slaven de gelegenheid elkaar te ontmoeten om over religie te praten. Hun meesters lieten deze bijeenkomsten toe in de hoop dat hun bekering tot het christendom hun neiging om in opstand te komen teniet zou doen. Al gauw gingen deze ondersteuningsgroepen verder dan waar ze eigenlijk voor bedoeld waren. De slaven bouwden netwerken op, wisselden kennis en knowhow uit. Met deze netwerken hielden ze zich overeind tegen hun overheersers en overleefden ze in geestelijk opzicht. Deze broederschappen, die ook een rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van het christendom, vertegenwoordigden een vorm van weerstand, een overlevingsstrategie. Zij getuigen ook van de lange traditie van Afro-Europees activisme.
Bepaalde Afro-Europeanen hadden ook contacten met de elite van de toenmalige gemeenschappen. Alessandro de Medicis, die een zwarte Afrikaanse moeder had, was een machtige persoon in de Renaissance, maar werd niet als een zwarte beschouwd. Wanneer hij door zijn tijdgenoten figuurlijk zwartgemaakt werd, was dat voor zijn immoreel geachte gedachten. Maar na zijn dood was er een poging om zijn Afrikaanse afkomst uit te wissen, zoals men kan constateren op de schilderijen die hem laten zien. In de zestiende eeuw werd er over Juan Latino, een eminent taalkundige, dichter en latinist in Granada ook heel wat gesproken. Hij werd als slaaf geboren, maar wordt nu beschouwd als een monument van de Spaanse renaissance. In Frankrijk had Joseph Boulogne de Saint-George, geboren in 1745 in de Caraïben met een kolonist als vader en een slavin als moeder, ook een bijzondere levensloop: een muzikaal genie, schermer, militair en strijder voor afschaffing van de slavernij. Na zijn dood raakte hij in vergetelheid, ondanks zijn bijdrage aan de Franse culturele, politieke en sportieve geschiedenis.
In Frankrijk wilde men al snel deze Afro-Europeanen controleren. Met name in Parijs in de periode voor de Franse revolutie (1789) maakten de autoriteiten zich zorgen vanwege het grote aantal negers. Onder hen waren vrije mannen en vrouwen, maar de meesten waren slaven die hun meester op bezoek in Parijs vergezelden. De autoriteiten verdachten deze negers ervan opstandige ideeën te willen verkondigen als zij weer op de plantages waren teruggekeerd. Dat was niet ten onrechte, want de koloniën werden bedreigd door slavenopstanden. Om de aanwezigheid van deze ongewenste zwarten in Parijs te controleren werd er in 1777 een speciale politie-eenheid opgericht. De vrije negers werden gedwongen een pasje bij hun verblijf te hebben, op straffe van uitwijzing naar de koloniën. Zij die hun meester naar Parijs vergezelden, mochten zich niet meer ontschepen en werden bij hun aankomst direct in hechtenis genomen in afwachting van het vertrek van hun meester.
Natuurlijk is er geen directe lijn te trekken tussen de achttiende en de eenentwintigste eeuw, maar de manier waarop mensen met een zwarte huid vandaag de dag in Frankrijk door de politie vaak met dwang en geweld behandeld worden, is geen product van de hedendaagse geschiedenis. Op dezelfde manier en op Europese schaal is de migratiepolitiek geworteld in deze erfenis, want het idee dat men de als massaal beschouwde komst van buiten-Europeanen, in het bijzonder Afrikanen, moet controleren, is geboren in de koloniale geschiedenis.
Laten we niet vergeten dat Afrikanen en Europeanen een gemeenschappelijk verleden hebben: zeker een door de Europeanen veroorzaakte gewelddadige geschiedenis, maar ook een geschiedenis van uitwisselingen, samenwerking, migraties en van veerkracht. Het zou goed zijn als dit laatste in de Europese betrekkingen met Afrika en de Afrikanen de leidinggevende gedachte wordt.
Maar wie denkt dat in Europa de slavernij is afgeschaft, vergist zich deerlijk. De moderne slaven zijn met name de illegale migranten/vluchtelingen die op een schandalige manier uitgebuit worden. Wellicht een onderwerp voor een volgend artikel?
Wie overigens meer over de geschiedenis van de Afro-Afrikanen in Europa wil weten, kan onder meer te rade gaan bij het recente werk « African Europeans, An Untold History » (Hurst Publishers) van de Kameroenese Olivetti Otele, professor koloniale geschiedenis aan de Universiteit van Bristol, Engeland.
Geschreven op 7 januari 2021