Bevolkingsdruk en overdaad van de elite in roerige tijden

Civis Mundi Digitaal #107

door Piet Ransijn

Bespreking van Peter Turchin, Ages of Discord, Chaplin, Connecticut, 2016.

Inleiding

Er zijn de laatste jaren verontrustende ontwikkelingen geweest in de VS. Reële lonen (in de zin van koopkracht) zijn omlaag gegaan vergeleken bij 40 jaar geleden. Mensen moeten dubbel zo hard werken om hun huis te kunnen (af)betalen en vaak lukt dat niet. Maar er zijn 4x meer multimiljonairs. Ongelijkheid groeit, de infrastructuur laat te wensen over en de politiek heeft volgens Turchin “een giftig karakter gekregen” (p iii). Het vertrouwen in de politiek is verminderd. Psychisch gestoorde mensen lijken veel vaker naar wapens te grijpen en om zich heen te schieten: een twintig-voudige toename in de afgelopen veertig jaar. Daar wordt eindeloos over gesproken, maar dat lost niets op. Tussen 1999 en 2015 is het suicidecijfer 24 percent gestegen. In het algemeen zou de levensverwachting van de gemiddelde Amerikaan afnemen. Zou het iets te maken hebben met de polarisatie in het land, die ook de politiek en de volksvertegenwordiging in het Congres verdeelt? Heeft dat te maken met de concentratie van macht en kapitaal bij multimiljonairs?

http://peterturchin.com/dimensions-of-well-being/

 

Uit historische analyse blijkt dat perioden van relatief meer gelijkheid, welvaart en vrede worden afgewisseld door perioden van het tegendeel. Deze instabiele crisisperioden - “Ages of Discord” - lijken historisch gezien bepaalde overeenstemmende kenmerken te hebben in diverse samenlevingen. Zijn er misschien vergelijkbare oorzaken en factoren? Ages of Discord geeft daarvoor enige evidentie vanuit de Amerikaanse geschiedenis. De eerste Age of Discord ging volgens Turchin vooraf aan in de Amerikaanse Burgeroorlog. De huidige tijd betitelt hij als tweede Age of Discord. Zou die term ook niet op zijn plaats zijn voor de crisistijd van de jaren dertig? Dan zou het nu de derde Age of Discord zijn.

Volgens de theorie van Secular Cycles in zijn gelijknamige boek komen desintegrerende crisisperioden geregeld voor, zoals gezegd afgewisseld met integrerende stabiele perioden van welvaart. De geschiedenis heeft een cyclisch verloop, zoals dat ook volgens socioloog Sorokin e.a. het geval zou zijn. Het geldt ook voor economische cycli, die daarmee samenhangen. Marx, Schumpeter, Keynes e.a. probeerden hiervoor een verklaring te vinden. Daar zijn ze maar ten dele in geslaagd. Turchin doet een nieuwe ambitieuze en grootschalige poging op basis van analyse van grote hoeveelheid historische gegevens, die zijn theorie zouden bevestigen. Hierbij is het zaak ook de gegevens die niet in de theorie passen in acht te nemen. De vraag is of daarvan sprake is in zijn werken.

Turchin biedt ook een algemene oplossing, die eerder bleek te werken. Namelijk collectieve, coöperatieve actie, samenwerking. Hij probeert aan te tonen dat er factoren zijn die dit in de hand werken of juist belemmeren. Onder meer (competitie van) elites en bevokingsdruk - bevolkingstoename in verhouding tot beschikbare middelen van bestaan - spelen een belangrijke rol in zijn structural-demografische theorie, die in het boek wordt toegelicht. Hoe veranderen demografische, sociale en politieke trends van richting van gunstig naar ongunstig en omgekeerd en wat kunnen we eraan doen om in de richting te gaan van een meer evenwichtige en welvarende samenleving? 

 

http://peterturchin.com/cliodynamica/strange-disappearance/

 

Overzicht van de inhoud

Turchin begint in Deel 1 A Theoretical Introduction met een toelichting op zijn structureel-demografische theorie, die een model van historische cycli biedt. In Deel 2, getiteld Overview of Structural Demographic Variables: 1780–2030, gaat hij in op vier factoren: 1. bevolkingsdruk en welzijn, 2. de dynamiek van elites, met name onderlinge strijd en competitie, 3. de rol van de staat en 4 de dynamiek van sociaalpolitieke instabiliteit.

In Deel 3, getiteld A Complete Secular Cycle: from the Revolution to the Great Depression, c.1780–1930, toetst hij zijn theorie aan de hand van de geschiedenis van de VS vanaf de onafhankelijkheidsoorlog (1775-83) tot de beurscrash in 1929. In Deel 4 The Current Secular Cycle: from the Great Depression to the Present, c.1930–2010 gaat in op de periode vanaf de crash in 1929 zolang er gegevens zijn, tot ong. 2010 met prognoses tot 2020. Hij signaleert “sociale spanningen in de richting van instabiliteit vanaf de ‘Reagan Revolutie’ tot de hedendaagse problematiek” (hfst 13) en noemt onze tijd een Second Age of Discord (hfst 14).

De beurscrash van 1929 markeert een keerpunt, evenals het uitbreken van de Amerikaanse burgeroorlog (1861-65). Voor en na de Civil War waren er betrekkelijk stabiele perioden van groei en bloei, zoals de Era of Good Feelings (de 1820s) voor de burgeroorlog en de Gilded Age daarna, die rond de eeuwwisseling afzwakte en later overging in de ‘roaring twenties’. Deze perioden droegen echter het zaad van de latere desintegratie en schrijnende ongelijkheid reeds in zich, omdat bijv. de welvaart ongelijk verdeeld was en de spanningen toenamen. Deze ongelijkheid met name ook voor de periode voor de burgeroorlog, waartoe de afschaffingen van de slavernij de aanleiding was. De slavernij was een bron van rijkdom voor de slavenhouders, maar betekent bij uitstek ongelijkheid. Bij de burgeroolog speelden ook verschillen tussen de meer geïndustrialiseerde noordoostelijke en de agrarische zuidelijke en midwesterse staten een grote rol.

Na de beurscrash van 1929 volgt de crisisperiode van de aanhoudende recessie in de jaren 1930 die tot de Tweede Wereldoorlog duurde. De succesvolle New Deal politiek gevolgd door de oorlog markeert een omslag naar de periode van naoorlogse toenemende welvaart. Deze duurde ongeveer tot de jaren tachtig. De val van het communisme in 1989 neemt men vaak als keerpunt. De omslag begon al eerder. Volgens Turchin tijdens de ambtsperiode van President Ronald Reagan (1981-89), die hij de Reagan revolutie noemt. Een conservatieve revolutie, ongeveer gelijktijdig met de regeringsperiode van Premier Margaret Thatcher (1979-1990) in Groot-Brittannië, met in Nederland Van Agt, Lubbers (premier van 1982 tot 1994) en daarna de paarse kabinetten van Kok. Na de jaren ’80 volgt volgens Turchins gegevens een periode van toenemende ongelijkheid die gepaard gaat met desintegratie en concentratie van macht en kapitaal. De andere boeken van Turchin e.a. bieden bredere historische evidentie voor zijn hypothesen, waarop hij ter vergelijking teruggrijpt in Ages of Discord

http://peterturchin.com/cliodynamica/ages-of-discord-my-third-independently-published-book/

 

Cycli in historische en moderne samenlevingen

In zijn inleiding laat Turchin de kwetsbaarheid en het fragiele evenwicht zien van vroegere en moderne samenlevingen. Na de onafhankelijkheidsoorlog (1775-83) werden in de eerste tachtig jaar van de VS onvermijdelijke belangenconflicten betrekkelijk geweldloos opgelost, afgezien van de conflicten met indianen en de slavernij. Aan het begin van de burgeroorlog in 1861 lukt dat niet meer. De democratische instituties schoten tekort. Politieke elites slaagden er niet meer in geweldloos samen te werken en een compromis te vinden. De zuidelijke staten wilden de Unie verlaten, zonder zich de consequenties adequaat te realiseren. De eerste overwinning bij het uitbreken van de burgeroorlog, de inname van Fort Sumter, werd uitbundig gevierd. Iets dergelijks gebeurde in Duitsland bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Veel soldaten trokken toen enthousiast ten strijde (zie o.m. De geschiedenis van Norbert Elias). Na het eerste treffen in de Civil War werd de vlag van de VS in feeststemming neergehaald en vervangen voor de van de Confederatie. Die vlag zagen we ook bij de recente onlusten bij het Capitool begin januari 2021.

Met Amerikaanse burgeroorlog waren 620,000 slachtoffers gemoeid. Wat is daarvan anderhalve eeuw later geleerd? De samenwerking onder de Amerikaanse politieke elite lijkt een dieptepunt te hebben bereikt en de polarisatie een hoogtepunt. Is er een overeenkomst tussen toen en nu, hoewel de punten van verdeeldheid verschillen? De tijd zal het leren en de geschiedens spreekt boekdelen als we ons er grondiger in verdiepen via de boeken van Turchin. Raciale thema’s spelen nog steeds een rol. Verschillen tussen Noord en Zuid zijn gebleven. Er lijkt nog betrekkelijk weinig oog voor eventuele gevolgen, hoewel de term burgeroorloog wel gevallen is, o.a. bij Jan de Boer.

Rampzalige consequenties worden niet onmogelijk geacht. Turchin vindt het beter om uit te vinden wat er schort aan onze maatschappij en hoe dit te verbeteren is. Het verschil met vroeger is dat we meer kennis hebben van de werking van samenlevingen door multidisciplinair onderzoek van antropologen, sociologen, economen, wiskundigen en statistici, evolutiewetenschappers, biologen, psychologen, historici en archaeologen. Al deze disciplines zijn nodig en nog meer om de principes van de historische dynamiek te onderzoeken - hoe staten opkomen en in verval raken, en speciale omstandigheden die elke samenleving uniek maken. Turchin noemt de nieuwe samengestelde discipline die de historische dynamiek bestudeert cliodynamics. Clio is de muse van de geschiedenis in de Griekse mythologie. Dynamiek heeft te maken met hoe en waarom dingen veranderen.
 

https://twitter.com/peter_turchin/status/758521020101820416.

 

Leert de geschiedenis ons lessen?

Hoewel ons begrip van de historische dynamiek verre van compleet is, weten we genoeg om bezorgd te zijn omtrent de richting waarin de VS nu lijkt te bewegen. In 2010 voorspelde Turchin in Nature, dat “het volgende decennium mogelijk een periode van groeiende instabiliteit zal zijn in de VS en West-Europa”. Bij het schrijven van Ages in Discord toonden de zorgwekkende trends nog geen tekenen van ommekeer. Dat bleek duidelijk bij de presidentsverkiezingen van 2016 en 2020 en het tussenliggende presidentschap. Het boek laat vanuit een historisch perspectief zien wat er zorgwekkend is en hoe een betere toekomst mogelijk is door lessen te leren van de geschiedenis, hoewel het moeilijk is deze praktisch toe te passen. We zijn namelijk ook heel goed in staat om zaken erger te maken in plaats van op te lossen, zoals de afgelopen jaren is gebleken. De politieke leiders die medeverantwoordelijk waren voor de burgeroorlog, en dat geldt ook voor andere oorlogen, hadden toen geen idee van de rampzalige consequenties. Hebben ze die nu wel?

in de jaren 1970 bemerkten sociale wetenschappers een omslag van economische, sociale en politieke trends. Het inzicht in de samenhang liet te wensen over. De trends staan namelijk niet los van elkaar. De samenlevingen vormt een dynamisch geheel van samenhangende factoren. Er is meer inzicht nodig in deze samenhang om veranderingsprocessen om de mechanismen te begrijpen en daardoor mogelijk te kunnen bijsturen. Een dergelijk inzicht is het doel van cliodynamics. Daarbij worden voorspellingen vanuit een theorie getoetst aan historische gegevens. Huidige processen en crises kunnen daarmee worden vergeleken. Dan kan blijken in hoeverre deze uniek zijn en niet eerder vertoond of juist tot op zekere hoogte vergelijkbaar zijn. De geschiedenis herhaalt zich is een gevleugelde uitspraak, die zich ook laat toetsen door de historische dynamiek. Daardoor is het mogelijke lering te trekken uit de geschiedenis in plaats van oude fouten te herhalen.

Investeerders bijv. werden de laatste eeuwen door de ene na de andere speculatiedrift meegenomen. Zulke financiële bubbels barsten uiteindelijk altijd, maar voor de crash meent men vaak ‘dat het nu anders is’. Dat meent men nu ook vaak. Als men de geschiedenis interpreteert naar wat men wenst, zal deze vaak geen goede leidraad bieden.

Het probleem is dat de geschiedenis op verschillende manieren geinterpreteerd kan worden. “Een voorbeeld zijn de parellellen tussen het Romeinse Rijk en de huidige VS. Cullen Murphy (2008) vraagt zich af Are We Rome? De ondertitel, The Fall of an Empire and the Fate of America, suggereert dat that America hetzelfde lot treft als het antieke Rome. Maar Vaclav Smil (2010) zegt precies het tegendeel: Why America is Not a New Rome” (p 6).

De lessen van de geschiedenis dienen theoretisch te worden gefundeerd en empirisch te worden getoetst. Dat is de taak die de cliodynamics zich stelt. Op basis van gefundeerde kennis zijn praktische toepassingen mogelijk. Eerst dienen principes patronen en wetmatigheden van historische dynamiek te worden opgespoord, als die er zijn. Vervolgens komt de vraag of deze principes toepasbaar zijn op de huidige samenleving.

https://www.theamericanconservative.com/dreher/dangerous-times-age-of-discord-pandemic/

 

Dynamiek van sociaalpolitieke instabiliteit

Bovenstaande vragen komen in het boek aan de orde. Meer specifiek: “waarom zien we soms golven van sociaalpolitieke instabiliteit, die in extreme vorm tot een neergang en ineenstorting van een staat leiden?” (p 7). Volgens het onderzoek van Turchin e.a. blijken er cycli van stabiele integratie en desintegratie of instabiliteit te zijn, zowel langere als kortere cycli van resp. een paar eeuwen of een halve eeuw. Hij noemt dat ook in zijn boeken Secular Cycles en War and Peace and War ‘wheels within wheels’.

“Deze data en analyses geven aan dat een staat historisch gezien een volgorde doormaakt van relatief stabiele politieke regimes afgewisseld met instabiele perioden gekenmerkt door herhaalde golven van interne oorlogen. De kenmerkende lengte van de stabiele (of integrerende) en de instabiele (of desintegrerende) periode is een eeuw of langer en de hele periode van de cyclus is ongeveer twee of drie eeuwen” (p 7. Zie figuur, ontleend aan P.A. Sorokin, Social and Cultural Dynamics).

 

Verklaring voor historische patronen
Turchin baseert zijn bevindingen op studies van de geschiedenis van Europa, China en het Midden Oosten door diverse historici. Hij illustreert deze met diverse grafieken en probeert de gevonden patronen van regelmatig terugkerende instabiliteit te verklaren met de ‘structurele demografische theorie’. Volgens deze theorie heeft bevolkingsgroei en overmaat aan productiviteit verscheidene effecten op de maatschappelijke instituties. Namelijk:

1. prijsinflatie (lagere prijzen), lagere reële lonen, armoede op het platteland, migratie naar de stad en toenemende rellen over voedsel en lonen.

2. Snelle bevolkingsgroei, elite-overproductie (een teveel aan elite voor het beperkte aantal elite-funcies). Dit leidt tot competitie, rivaliteit en verdeeldheid binnen de elite en rivaliserende netwerken, die een beroep doen op overheidsgelden.

3. Bevolkingsgroei leidt tot vergroting van het leger en de bureaucratie inclusief de kosten ervan. Staten zijn dan genoopt de belasting te verhogen om de kosten te dekken, ondanks verzet van de elites en de bevolking. Vaak kunnen deze pogingen om de inkomsten te verhogen de toenemende kosten niet dekken. De fiscale crisis blijft dan.

“Als deze trends intensiveren resulteert dit in bankroet van de staat en verlies van militaire controle; conflicten binnen elites en regionaal en nationaal verzet en onlusten die door de elite worden gemobiliseerd en het verval van het centrale gezag laten zien. De sociaalpolitieke instabiliteit die het resultaat is van het verval van de staat heeft een feedback effect op de bevolkingsgroei door afname van het geboortecijfer, toenemende sterfte en emigratie. Verder verspreiden toenemende migratie en landloperij ziekten... resulterend in verhoudingsgewijs meer epidemieën en pandemieën tijdens de desintegrerende fasen” (p 11).

Instabiliteit heeft een negatieve invloed op de productiviteit van een samenleving. Een sterke staat beschermt de productieve bevolking tegen bedreigingen (van roof en rellen), hetgeen de productiviteit bevordert. Gedetaileerde studies van Engeland, Frankrijk, het oude Rome en Rusland bevestigen deze bevindingen (Turchin en Nefedov, Seculate Cycles, 2009).

”De dynamische feedback tussen bevolkingsgroei en sociaalpolitieke instabiliteit is precies zoals gepostuleerd door het model: bevolkingsdruk... veroorzaakt toenemende instabiliteit, terwijl hoge instabiliteit de bevolkingsgroei vermindert. Andere feedback relaties betreffen het negatieve verband tussen beschikbare arbeidskrachten en reële lonen en een positief verband tussen armoede en ‘Verelendung’ onder de bevolking en het groter worden van de elite (toename in aantal, inkomen en consumptie). De gegevens voorspellen ook dat overmaat (overproductie) van de elite een van de meest betrouwbare voorspellers is van neergang van de staat en hoge politieke instabiliteit”  (p 12, Secular Cycles, p 314).

Naast sociale, politieke en demografische factoren kunnen ook het klimaat en technologische vooruitgang een rol van betekenis spelen bij het optreden, verminderen of uitstellen van instabiliteit. Dat geldt ook voor veroveringen en kolonisatie.  

https://www.salon.com/2016/10/01/breaking-point-america-approaching-a-period-of-disintegration-argues-anthropologist-peter-turchin

 

Van agrarische naar industriële samenlevingen

Gelden de bevindingen, die zijn getoetst in agrarische samenlevingen, ook voor moderne industriële samenlevingen? Welke aanpassingen van de theorie zijn dan nodig? Ages of Discord is een casestudy van de VS. De uitgangspunen zijn:

1. het principe van de bevolkingsdruk, de bevolking groeit te snel in verhouding tot de beschikbare middelen van bestaan. Dit zgn. ‘neo-malthusiaanse principe’ is genoemd naar Thomas Malthus.

2. het principe van elite-overproductie, een te omvangrijke elite,

3. de structureel-demografische factoren van politieke instabiliteit.

In moderne samenlevingen zijn er meer factoren en meer complexe factoren die de levensstandaard beïnvloeden zoals technologische vooruitgang en de werkgelegenheid, die bij Keynes een cruciale variabele bleek.

 

 https://twitter.com/robkhenderson/status/1307051705603948550

 

Drie predicties die worden getoetst zijn:

  1. 1.           Het principe van de beschikbaarheid van arbeidskrachten. Dit hangt samen met de bevolkingsgroei. Het gaat er in industriële samenlevingen vooral om of er genoeg werk en inkomen is voor de toenemende bevolking. Als het arbeidsaanbod groter is dan de vraag, dalen de lonen. Daardoor komt de levensstandaard onder druk te staan. Het leidt tot verarming van de bevolking, maar schept gunstige voorwaarden voor de elite om gebruik te maken van goedkopere arbeidskrachten en de onderhandelingspositie te versterken.
  2. 2.           Gunstige economische conjunctuur voor de elites leidt tot een toename van het aantal leden en aspirant leden van de elite en een groei van hun consumptie. Ze raken gewend aan een hoger niveau van consumptie en de status die ‘opzichtige consumptie’ in de zin van Veblen met zich mee brengt. Dit alles kan de draagkracht van de samenleving overtreffen. De bevolking kan de toenemende kosten van (de consumptie van) de elite niet meer opbrengen. Dit brengt competitie en conflicten binnen de elite met zich mee. De strijd om schaarser wordende middelen en posities, de ‘jacht op geld en goed en baantjes’, spitst zich toe.
  3. Het principle van sociaalpolitieke instabiliteit. Deze wordt bepaald wordt door

a. elite overproductie, competitie en conflict,

b. verarming en dalende levensstandaard van de bevolking en

c. een fiscale crisis van de staat.

Het inkomen en de levensstandaard en de consumptie van de bevolking daalt, maar de consumptie van de elite neemt toe, met als gevolg een toenemende ongelijkheid. De te verdelen ‘koek’ moet over een groter aantal mensen worden verdeeld, maar wel door de bevolking worden opgebracht. De drie factoren a,b en c kunnen elkaar versterken. Rivaliserende vertegenwoordigers van de elite kunnen proberen de massa en de onvrede onder de bevolking te mobiliseren, zoals we bij populistische politici zien. De staat biedt niet genoeg baantjes voor de elite, die de staat onder druk zet.

Genoemde factoren blijken in verschillende studies niet alle drie altijd even belangrijk, te zijn. Overproductie van de elite blijkt in het algemeen de meest belangrijke factor. Verdeeldheid van de elite is vaak bepalend voor het effect van volksopstanden. Overbevolking en fiscale crisis zijn factoren die competitie van de elite kunnen versterken.

https://www.theamericanconservative.com/dreher/dangerous-times-age-of-discord-pandemic/

 

Verschillen met Malthus en Marx

De structurele demografische theorie wijkt af van de inzichten van Malthus. Er zijn ook ideeën van Karl Marx en Max Weber in opgenomen. Het functioneren van de elites toont enige overeenstemming met de theorie van de circulerende elites van Pareto (zie Civis Mundi nr 101). Bij Malthus ontbreekt dit inzicht [Maarten R1] in de rol van de elite en tegenstellingen tussen klassen, bevolkingsgroepen en sociale lagen, dat bij Veblen wel aanwezig is. Het model van Turchin toont overeenstemming met het klassenconflict-model van Marx, maar Turchins theorie neigt niet naar de monocausale tendens van Marx. De klassenstrijd in de vorm van tegenstrijdige belangen van bevolking en elite intervenieert met de bevolkingsdruk, die een onmisbare variabele is in het model van Turchin. In zijn boek Secular Cycles gaat hij meer uitvoerig in op zijn schatplichtigheid aan Malthus, Marx, Ibn Khaldoun en anderen.

Bij Malthus is de bevolkingsgroei de bepalende factor. Neemt deze af dan zou volgens Malthus de levensstandaard weer stijgen en de politieke instabiliteit verminderen. Dat hoeft volgens de theorie van Turchin e.a. niet het geval te zijn. De overproductie van de elite zou meer van invloed zijn op de politieke instabiliteit. Als de (bevolkings)druk van de elite afneemt, zou de stabiliteit weer toenemen. De sociale structuur blijkt dus medebepalend te zijn, met name de interactie van de elite en de bevolking, de klassenstructuur en de politieke structuur: de relatie van de overheid en de elite (beschikbare posities e.d.).

 http://peterturchin.com/age-of-discord/

 

Conclusie

Ages of Discord toetst de structurele demografische theorie bij de VS en past de drie hoofdfactoren aan bij industriële samenlevingen. In de geschiedenis van de VS zijn twee perioden met weinig politiek geweld, de Era of Good Feelings (na 1820) en de naoorlogse peroide van toenemende welvaart in de vijftiger jaren, de Era of Good Feelings II genoemd. Tussen deze twee perioden was er een toename van socaalpolitieke instabiliteit.

http://peterturchin.com/cliodynamica/the_2020/ 

Na de vijftiger jaren zijn er meer incidenten en politiek geweld en nam de sociaalpolitieke stabiliteit af. Pieken van instabiliteit werden vastgesteld in 1970, 1920 (roaring twenties) en 1870 (Gilded Age), met tussenliggende perioden van 50 jaar. In 1820 ontbreekt de piek die zich om de 50 jaar toont. Maar die piek is wel weer te zien bij de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog met Engeland (1775–83). De volgende piek na 50 jaar zou dan in 2020 zijn. Dat lijkt aardig te kloppen: het begin van de coronacrisis. Het ontbreken van een piek in 1820 kan te maken hebben met de betrekkelijk jonge bevolking van kolonisten door immigratie, de enorme hoeveelheid beschikbaar land, de verschuivende ‘frontier’, hoewel deze doorlopend verschoof en er land genoeg beschikbaar bleef.

https://wickershamsconscience.wordpress.com/2013/12/01/inequality-historic-cycles-greed-and-human-stupidity

https://www.unz.com/article/peter-turchin-and-the-coming-crisis-of-the-2020s/

http://peterturchin.com/cliodynamica/a-feature-article-in-nature-on-cliodynamics/

 

In het algemeen worden de predicties van de theorie bevestigd, met name de sleutelrol van arbeidsaanbod en loonsverlaging, die ook in de economie van Keynes cruciaal zijn. In moderne samenlevingen is het arbeidsaanbod in verhouding tot de vraag niet de enige factor die de lonen bepaalt. Anders dan bij het 19e eeuwse laissez-faire kapitalisme kunnen tegenwoordig sociale normen, sociale wetgeving en werknemers- en werkgeversoverleg een belangrijke rol spelen om de invloed van de

Volgens het tweede principe zouden lagere lonen van de bevolking tot een hogere consumptie van een aantal leden van de elite leiden en overproductie van de elites, toenemende ongelijkheid en competitie en binnen de elites competitie en politieke fragmentatie. Dit wordt bevestigd door de onderzoeksresultaten.

Bij het derde principe wordt sociaalpolitieke instabiliteit in verband gebracht met demografische en structurele druk en spanningen, namelijk:

1. een teveel aan leden van de elite hetgeen leidt tot competitie en conflicten,

2. verarming en ‘Verelendung’ van de bevolking door een dalende levensstandaard,

3. een fiscale crisis van de staat.

Deze laatste factor blijkt niet altijd van significante invloed volgens de onderzoeksgegevens. Maar de twee componenten ‘massa mobilisatie’ en ‘mobilisatie van de elite’ geven over een langere periode blijk van samenhang met welzijnsindicatoren en de Political Stress Index (PSI) in de Amerikaandse geschiedenis. Deze PSI stijgt voor de Civil War van 1861–65 en ook in onze tijd, maar heeft nog niet het niveau van voor de Civil War bereikt. Toch is het spanningsniveau zorgelijk. Zullen we in staat zijn collectief actie te ondernemen om erger te vermijden? Is er een geweldloze uitweg uit de crisis? Met deze vragen eindigt Turchin zijn studie. Hij verwijst geregeld naar zijn eerder studies, met name naar Secular Cycles, die in volgende artikelen worden besproken. Daarin gaat hij in op pre-industrële agrarische samenlevingen.

 

De toekomst is onzeker. http://peterturchin.com/cliodynamica/the_2020/. http://peterturchin.com/cliodynamica/tag/polarization/.

 

Schetsmatig commentaar vanuit de generatiesociologie

De generatiesociologie heeft raakvlakken met de theorie van Turchin. (Zie o.m. Karl Mannheim, de grondlegger van de generatiesociologie, Het generatieprobleem / Das Problem der Generationen); Henk Becker, voormalig hoogleraar sociologie te Utrecht, Generaties en hun kansen en De toekomst van de verloren generatie. De kansen, waardenoriëntaties en het “gemeenschappelijk lot” van generaties hangen volgens Becker e.a. af van ingrijpende processen zoals oorlogen, crises en recessie of juist welvaart en hoogconjuctuur (Generaties en hun kansen, p 20 e.v.).

Na de Tweede Wereldoorlog wordt de naoorlogse geboortegolf geboren in een tijd van toenemende welvaart en volop kansen. Bij de daaropvolgende generatie nemen de kansen door recessie af. Vandaar de naam ‘verloren generatie’. Als de naoorlogse geboortegolf volwassen wordt rond 1970 en maatschappelijke posities wil gaan innemen, botst zij met de elite van de vorige generatie, die als autoritair wordt bestempeld en weggezet door de zogenoemde ‘opstandige generatie’ of ‘’protest generatie’ van na de oorlog. Op zijn beurt bezet de naoorlogse geboortegolf dan de beschikbare maatschappelijke posities en vormt een nieuwe elite van o.m. Nieuw Links. Het progressieve kabinet Den Uyl gaf uiting aan de geest van die tijd. Daarna nam de gevestige generatie de politieke macht voor een groot deel weer over met de kabinetten van Van Agt.

Het tij keerde in toenemende werkloosheid. De Koude Oorlog en de wapenwedloop bracht na de oorlog in Vietnam de gemoederen in beroering. Er kwam een tijd van kerende kansen en ‘verminderde verwachtingen’ met een term van de historicus Christopher Lasch (The Age of Narcissism: American Life in an Age of Diminishing Expectations, 1979). De generatie die volgt op de (eerste) naoorlogse geboortegolf (de ‘vroege babyboom generatie’ bij Becker), wordt ‘de verloren generatie’ genoemd, de ’late babyboom generatie’ of generatie (Ni)X. De omvangrijke naoorlogse generatie bezette de meeste beschikbare posities. De daaropvolgende generatie kwam minder gemakkelijk aan de bak. De werkloosheid onder jongeren tierde welig. Demografisch gezien in termen van bevolkingsdruk ten opzichte van de beschikbare middelen en banen zijn er ongelijke kansen voor verschillende generaties.

Daarnaast komt het neoliberalisme op, dat vooral de belangen van de (grote) ondernemers en de gevestigde elite behartigt ten koste van het gros van de bevolking, die erop achteruit gaat. De elites  komen meer op voor hun eigen belangen ten koste van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid volgens Christopher Lasch in The Revolt of the Elites and the Betrayal of Democracy. Inkomensongelijkheid en kapitaalconcentratie nemen toe. Er ontstaat geleidelijk een groeiend aantal kansarmen en ‘deplorables’, die vaak meer geneigd zijn polariserende populistische politici te volgen. (Zie bijv. Petra Bolhuis e.a., Rattenvangers van onbehagen). Polarisatie neemt toe en escaleert soms in geweld. De coronacrisis verergert deze tendensen. Hierover valt veel meer te zeggen. In dit bestek slechts deze schets.

We leven in spannende tijden. De toekomst is onzeker. Staat ons meer van hetzelfde te wachten, meer onrust en polarisatie of keert het tij en komt er transformatie? Het hangt mede af van onze collectieve opstelling. Gaan we meer samenwerken of polariseren? De milleniumgeneratie wordt volwassen. Enerzijds zijn er volop kansen, bijv. in de informatietechnologie maar ook op andere gebieden, ondanks de spanningen. Anderzijds zijn er grote problemen en uitdagingen om de wereld in veiliger vaarwater te brengen en de tendens tot polarisatie en toenemende ongelijkheid om te buigen in samenwerking en een meer evenwichtige verdeling van kansen en bedreigingen, die wij samen het hoofd moeten bieden. 

      

Henri de Saint Simon (1760-1825), Auguste Comte (1798-1857), Karl Marx (1818-1883), Emile Durkheim (1858-1917), Max Weber (1864-1920), Pitirim Sorokin (1889-1968) en Norbert Elias (1897-1990) 

Bijlage: belangrijke factoren bij sociale verandering bij klassieke sociologen

Turchins theorie gaat uit van bevolkingsdruk, antagonisme van bevolking en elite en competitie binnen de elite en is vooral geïnspireerd op het werk van Malthus en Marx. Genoemde variabelen zijn nogal materieel. Zijn theorie zou je materialistisch kunnen noemen. Er zijn uiteraard meer variabelen die van belang zijn bij sociale verandering. Een model vereenvoudigt de werkelijkheid tot een paar hoofdfactoren. Een sterk punt van Turchins theorie is de toetsing. De theorieën van Malthus en Marx bleken niet houdbaar, ondanks een aannemelijk plausibel gehalte. Gecombineerd en aangepast in de theorie van Turchin blijkt dat hun idee”en tot op zekere hoogte steekhoudend zijn.

Een belangrijke vraag, die in het verlengde ligt van de vraag van Turchin wat we kunnen leren van de geschiedenis, is wat we kunnen doen om ‘het tij te keren’ in een meer wenselijke richting van toenemende welvaart en sociale integratie, dus een constructieve golf kunnen stimuleren. In zijn andere boeken benadrukt hij daarbij het belang van samenwerking en gezamenlijke collectieve actie, of ‘asabiya’ met een term van Ibn Khaldoun, zie vorig artikel over Turchin (deel 1). Dit inzicht komt overeen met dat van andere sociologen, zoals Comte, Durkheim, Sorokin en latere sociologen. Zij hadden ook theorieën over sociale verandering, die in het volgende de revu passeren en de benadering van Turchin aanvullen.

Henri de Saint-Simon en zijn eigengereide secretaris Auguste Comte worden beschouwd als grondleggers van de sociologie. Saint-Simon zag aan het begin van de industriële revolutie als belangrijkste factoren bij maatschappelijke verandering de ontwikkelingen in de industrie, wetenschap en techniek, alsmede bij degenen die zich daarmee bezig hielden, de ‘industrialisten’, wetenschappers, technici, bestuurders, maar ook arbeiders. Dit inzicht is gemeengoed geworden. Ook de positivistische visie van Comte benadrukt de rol van het positieve wetenschappelijke denken. Hij legt evenals Emile Durkheim in zijn voetspoor ook veel nadruk op consensus, solidariteit en moraliteit. Zie Durkheim, La division du travail social / The Division of Labour in Society, over mechanische en organische solidariteit, Moral Education en Over moraliteit. Hij wilde over verschillende richtingen van het socialisme boeken schrijven, maar kwam niet verder dan het socialism van Saint-Simon, omdat zijn interesse toen nog meer uitging naar religie en de sociale functies ervan (Socialism and Saint-Simon, The Elementary Forms of the Religious Life).

Karl Marx is o.m. beïnvloed is door het socialisme en ‘industrialisme’ van Saint-Simon. Bij Marx verschuift het accent naar de productieverhoudingen en de klassenstrijd, zoals reeds naar voren kwam. Max Weber probeert de wat eenzijdige materialistische visie te compenseren door de rol van culturele, religieuze en wereldbeschouwelijke factoren te onderzoeken, o.a. in zijn beroemde studie The protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme en andere godsdienstsociologische studies. Charisma and Institution Building is een typerende titel voor een selectie uit zijn werk door S.N. Eisenstadt. Bij Weber is de dominante factor het rationalisatieproces. Wetenschap, techniek, bureaucratie en organisatievorming zijn daarvan onderdelen. Instrumentele rationaliteit ging het leven domineren, een proces waarover niet alleen hij zich zorgen maakte, maar velen na hem, o.a. Karl Mannheim, de Frankfurter Schule en Jürgen Habermas.

Ook bij Pitirim Sorokin vinden we een sterk accent op culturele factoren in wisselwerking met de sociale structuur en sociale mobiliteit. Ook rampen, oorlog en revolutie komen aan de orde in zijn werken (Sociology of Revolution, Man and Society in Calamity). Evenal Turchin probeerde bij zijn theorieën te baseren op historische en statistische gegevens. Daarin kwamen eveneens cyclische processen en fluctuaties naar voren. Volgens Sorokin wisselen materialistisch en ideëel gerichte cultuurtypen elkaar af en is de wijze waarop wij de werkelijkheid beschouwen cruciaal (Social and Cultural Dynamics: A study of change in major systems of art, truth, ethics, law and social relationships). Bij Sorokin komt evenals bij Comte, Durkheim en Turchin de rol van constructieve samenwerking en altruïsme naar voren, o.a. in The Reconstruction of Humanity dat hij na de oorlog schreef, en in The Power of Love: Types, Factors and Methods of Moral Transformation.

Sorokin zag evenals Saint-Simon, Comte, Durkheim en Weber ook het belang in van bewustzijnsverandering en spiritualiteit in de richting van een meer ontwikkeld ‘supramentaal’ bewustzijn (een term van de Indiase visionair Aurobindo). Na de jaren ’60 van de vorige eeuw is spiritualiteit en bewustwording een belangrijke factor gebleven bij maatschappelijke verandering, hoewel sociaaleconomische factoren en een materialistische visie in het algemeen dominant bleven. Materialistische theorieën hebben vaak een meer mechanistisch en deterministisch karakter. Theorieën die meer nadruk leggen op kennis en wetenschap, inzicht en bewustwording laten meer ruimte voor eigen initiatief. Over Sorokin zie nr 97: De crisis van onze eeuw volgens Sorokin, Deel 1: Inleidend overzicht en cultuurkritiek, Deel 2: Bewustwording, solidariteit en altruïsme.

In het werk van Norbert Elias ligt in Het civilisatierproces de nadruk op toenemende onderlinge afhankelijkheid of interdepentie. Omdat mensen door bevolkingstoename dichter op elkaar komen te zitten, dienen ze meer rekening met elkaar te houden. Dit zou op lange termijn leiden tot een verfijning van de omgang(svormen). Volgens critici zou dat niet het geval zijn in perioden van sociale onrust, crises en oorlogen. Dan zouden er omgekeerde processen van ‘decivilisatie’ en barbarsering plaatsvinden. De maatschappelijke ontwikkeling verloopt niet strikt lineair, maar ook cyclisch met afwisselende perioden van integratie en desintegratie volgens Turchin en Sorokin. Bovendien spelen moraliteit, spiritualiteit, religie en levensvisie daarbij een niet te veronachtzamen rol, die ook Turchin  opmerkt in zijn boek War and Peace and War. Zie ook de vele boeken over religie van Karen Armstrong (zie o.m. nrs. 53 en 96).

Sociale verandering

In mijn artikel in nr 96 Ingrijpende sociale veranderingen, Deel 1: Verklaringen voor sociale verandering en Deel 2: Mogelijke veranderingen bij de coronacrisis wordt een onderscheid gemaakt in de volgende cruciale factoren: 1. leidende personen, 2. economische (en technologische) factoren, 3. waarden en levensbeschouwelijke en ideële factoren, 4. onderlinge afhankelijkheid. Daar zijn uiteraard meer factoren aan toe te voegen zoals bevolkingsdruk, klimaatverandering, oorlogen en rampen, diffusie van cultuurelementen en verworvenheden, enz. in een multicausale benadering, die de theorie van Turchin kan aanvullen. Met name bij de vraag wat we kunnen doen om een crisis het hoofd te bieden met constructieve verandering, is bewustwording en inzicht van belang, zoals ook Turchin benadrukte.

Ook volgens vele anderen dienen de elite en de bevolking hun verantwoordelijkheid te nemen in meer onderlinge verbondenheid en samenwerking, zie bijv. Charles Wright Mills (nr 102), Albert Camus in mijn eerere artikelenserie over zijn werk, en Teilhard de Chardin in nr 98,102 en 105. Ook George Orwell verwijst naar een Universele broederschap, die echter niet uit de verf komt en door totalitarisme de kop wordt ingedrukt. Zo zijn er meer (sociale) wetenschappers met een visie op sociale verandering. In het eerste artikel over Charles Wright Mills worden een aantal Amerikaanse sociologen genoemd. Bij hen komt eveneens het belang van samenwerking en verbondenheid naar voren [1].

Sociale veranering dient samen te gaan met bewustzijnsveranering. Anders volgt ‘meer van hetzelfde’ of een variatien ervan, geen kwalitatieve of substantiële veranderingen, maar een continuering van het nastreven van eigenbelang, vaak ten koste van anderen. Dit te doorbreken vraagt bewustwording van een bovenpersoonlijk of ego-overstijgend bewustzijn. Bij Max Weber houdt dit verband met het ‘charisma’ bij begenadigde personen; bij Sorokin met het ‘bovenbewuste’, ‘the supraconscious’ [2]. Dit bewustzijn zou een bron zijn van bovenperoonlijke waarden, die belangrijk zijn om eigenbelang te overstijgen en te integreren met belangen van anderen en zo samenwerking te bevorderen die liedt tot vooruitgang, zoals Turchin in benadrukt in Utrasociety: How 10.000 years of war made human the greatest coöperators on earth.

Zonder ego-overstijgende waarden dient sociale verandering vaak de belangen van de grootste schreeuwers, die het collectieve onbehagen mobiliseren, dat volgens het boek van Wilson [1] vaak ten grondslag ligt aan sociale en politieke bewegingen. Desintegratie en verval van waarden om te zetten in constructief handelen en beleid vraagt een vorm van bezieling, visie en inspiratie, die voorbij het ego gaat. De wijzen van de ‘spiltijd’ boden een dergelijke visie in de vorm van het principe van de Gulden Regel: ‘wat gij niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’ [3]. Het realiseren van dit principe vraagt een ego-overstijgend bewustzijn en oog voor gemneenschappelijke belangen.

Gemeenschappelijke waarden en ethiek behoren een essentiële rol te spelen volgens o.m. Adam Smith, Max Weber en Mariana Mazzucato, om maar een paar prominenten te noemen [4]. Dat geldt ook voor het vermogen om (min of meer onpartijdig) vanuit het standpunt een ander te kunnen kijken of vanuit een gemeenschappelijk belang (volgens o.m. Smith en econoom en ethicus Henry Sidgwick: ‘het gezichtpunt van het universum’, of de ‘gegeneraliseerde ander’ bij pragmatist George Herbert Mead) [5]. Dit vraagt een ruimer, ego-overstijgend bewustzijn, dat zich (het gezichtspunt van) in een ander kan verplaatsen. 

Noten

  1. Andere grote sociologen komen aan de orde in Mart-Jan de Jong, Grootmeesters van de sociologie en Lewis Coser, Masters of Sociological Thought. Veel sociologen hebben een wat statische visie op de samenleving, terwijl de samenleving voortdurend verandert. Alles verandert was de treffende titel van de afscheidsbundel Opstellen voor en over J. Goudsblom, mijn voormalig hoogleraar sociologie. Van belang bij sociale verandering zijn sociale bewegingen, zie het overzichtswerk Introduction to Social Movements van John Wilson en een kort overzicht in o.m. H de Jager en A L Mok, Grondbeginselen van de sociologie, Harry Hendrix, Werkboek Sociologie, J. Macionis e.a., De samenleving en Society: The Basics, N Smelser ed, Sociology. Veel overzichtswerken eindigen met een hoofdstuk over sociale verandering. N. Wilterdink e.a. gaan in Samenlevingen uit van een ontwikkelingsperspectief.
  2. Max Weber, Sociology of Religion; S.N. Eisenstadt, Max Weber on Charisma and Institution Building P.A. Sorokin, The Ways and the Power of Love: Types, Factors and Techniques of Moral Transformation, vooral hfst 6 ‘The Supraconscious in man’s Mental structure, Creativity and Cognition’; zie ook E. Tiryakian ed., Sociological Theory, Values and Sociocultural Change: Essays in honor of Pitirim A. Sorokin, Introduction to the Transaction Edition Updating Sorokin (2013).
  3. Zie Civis Mundi 96 en 97; Karen Armstrong, The Great Transformation; Karl Jaspers, Socrates, Buddha, Confucius, Jesus: The Paradigmatic Individuals (met oog voor ‘The Common Ground and the Differences’); S.N. Eisenstadt, The Origins and Diversity of Axial Age Civilizations.
  4. Adam Smith, De theorie over morele gevoelens, zie de serie atikelen hierover van Herman Hümmels;Max Weber, Wirtschaftethiek der Weltreligionen, Wirtschaft und Gesellschaft en Mariana Mazzucato, De waarde van alles: Onttrekken toevoegen of aan de wereldeconomie. In het klassieke werk van Samuel Huntington, Botsende beschavingen spelen waardenconflicten een centrale rol naast machtsconflicten en economische wedijver.
  5. George Herbert Mead, Mind, Self and Society. Kararzyna de Lazari-Radek en Peter Singer, The Point of View of the Universe: Sidgwick and Contemporary Ethics: Henry Sidgwick, The Methods of Ethics; Williams, Bernard, "The Point of View of the Universe: Sidgwick and the Ambitions of Ethics". The Sense of the Past: Essays in the History of Philosophy. pp. 277–296; Peter Singer, Een ethisch leven; Eén wereld: Ethiek in een tijd van globalisering.

 [Maarten R1]Zijn theorie stamt dan ook veel vroeger, 1798

 [Maarten R2]Hier ontbreekt het een en ander