Manipulatie met de inhoud van het begrip antisemitisme?

Civis Mundi Digitaal #107

door Kees Genet

Inleiding

De laatste jaren wordt de druk om de omschrijving van antisemitisme door de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) in 2016 over te nemen steeds groter. In dit streven vervult Israël een belangrijke rol. Zo zei op 4-11-2019 de President van Israël, Rivlin,  in een door hem bijeengeroepen  conferentie in Jerusalem met de speciale gezanten en coördinatoren uit Europa en Amerika, die zich bezig hielden met het bestrijden van het antisemitisme dat de IHRA (werk)definitie van antisemitisme op alle niveaus zou moeten worden geadopteerd. Op 23-01-2020 heeft hij ook een groot aantal staatshoofden, waaronder Willem Alexander, uitgenodigd voor een speciale bijeenkomst van het Wereld Holocaust Forum tegen antisemitisme in Jerusalem.

Probleem met deze vage en gebrekkige IHRA-omschrijving (zie verderop) is dat hierin kritiek op c.q. afkeer van de staat Israël, het zionisme, de Joodse godsdienst en Joden in het algemeen en van alle daaronder vallende individuen op een hoop worden gegooid. Het geen onderscheid maken tussen deze begrippen en tussen de verschillende daaronder vallende individuen, is mijns inziens juist een belangrijk kenmerk van een antisemiet. Dit geldt niet alleen voor de klassieke antisemieten, maar vreemd genoeg ook voor de Zionisten zelf. De Zionisten, van Weizmann tot Netanyahu, wekken minstens de indruk geen onderscheid te willen maken tussen Israëli’s, Israëlieten, Zionisten en Joden. Linke soep! Zeker ook omdat nogal wat Zionisten zich niet schamen om duidelijk een afkeer ten toon te spreiden van hun medesemieten: de Arabieren en Palestijnen.

Iets beweren over Joden, Israël of antisemitisme is overigens als het lopen in een mijnenveld. Eén woord dat in dit verband verkeerd kan worden uitgelegd en je wordt verdacht gemaakt c.q. aan het kruis genageld. Zie bijvoorbeeld de frequente pogingen om van Agt en Corbyn als antisemieten te ‘framen’. Omdat we in de media, jaar in jaar uit, nogal eens met bovengenoemde begrippen worden geconfronteerd, lijkt het mij verstandig eerst iets meer helderheid te krijgen over de betekenis hiervan.

 

Begripsomschrijvingen

Het woord antisemitisme wordt in mijn twaalfde druk van de Van Dale omschreven als Jodenhaat. Joden hebben blijkbaar iets met Semieten van doen.

Semieten omschrijft de Van Dale vervolgens als een benaming voor het ras dat in hoofdzaak de Arabieren en Israëlieten omvat (afstammeling van de in de Bijbel genoemde Sem, zoon van Noach).

Jood omschrijft de Van Dale als iemand behorend tot het Joodse volk, bestaande uit nakomelingen van de stammen Juda en Benjamin dan wel als iemand die het Joodse geloof aanhangt. Het woord jodendom wordt vervolgens omschreven als het joodse volk en als de joodse godsdienst.

Het zionisme omschrijft de Van Dale als het door Theodor Herzl geïnitieerde streven van joden een eigen nationale staat in Palestina te stichten en thans deze staat te handhaven.

Vanuit de term antisemitisme bezien, vind ik het opvallend dat de Van Dale geen omschrijving geeft van semitisme. Het antisemitisme keert zich immers toch tegen iets. Met bijvoorbeeld de Kruistochten in het achterhoofd waarin de Westerlingen zonder discriminatie bloedbaden aanrichten tegen de moslims en Joden in het Heilige Land zou ik dat wel hebben verwacht.

 

Wie waren / zijn de Israëlieten?

Het eerste Bijbelboek Genesis vermeldt de directe voorgeschiedenis van de Israëlieten, te beginnen met de drie aartsvaders. De eerste aartsvader was Abraham, de stamvader van zowel de Joden als de Arabieren. Zijn god Jahweh beloofde hem voor zijn nakomelingen het land Kanaän. Je zou deze belofte (het Verbond) kunnen zien als een soort goddelijke Balfourverklaring avant la lettre.

De tweede aartsvader was Isaak, de tweede zoon van Abraham. Abraham kreeg deze zoon onverwachts bij zijn lange tijd onvruchtbare eerste vrouw Sara.  De eerste zoon van Abraham (bij de slavin Hagar) was overigens Ismael, de stamvader van de Arabieren. Isaak kon aartsvader worden omdat zijn moeder Sara er in geslaagd was Ismael, met zijn moeder het huis, c.q. de tent, uit te werken. Abraham ging volgens het verhaal zo ver, dat hij in opdracht van Jahweh zijn zoon Isaak als brandoffer op een door hem opgericht altaar voor Jahweh vast bond.

De derde aartsvader was Jakob, de zoon van Isaak en Rebekka. Jacob werd op zijn beurt aartsvader omdat hij met behulp van een bord linzen zijn oudere broer Esau het eerstgeboorterecht ontfutselde. Deze Jakob kreeg 12 zonen en krijgt in de Bijbel als nieuwe naam: Israël. De nakomelingen van deze zonen vormden de twaalf stammen van Israël, ook wel de Israëlieten genoemd.

In de Bijbel is er sprake van de Joden als het door God uitverkoren volk. Op zich is het dus niet zo vreemd dat deze nakomelingen van Abraham op de gedachte kwamen dat zij een streepje voor hebben op anderen, omdat God achter hen staat en hen beloften heeft gedaan, die hij moet nakomen. Men moet zich hierbij wel realiseren dat de Thora het boek is van de Joden en het derhalve niet zo vreemd is, dat zij door hun eigen god worden bevoordeeld. Jahweh kan immers worden gezien als een stammengod. Vele volkeren c.q. stammen hadden in het verleden hun eigen god(en) en de god van de overwinnaar was na een onderlinge strijd beter gebleken dan die van de anderen en dus geloofwaardiger. Zou het semitisme, als dat woord al zou hebben bestaan, onbewust bij bovenstaande kunnen aansluiten als een vorm van positieve discriminatie (door God / Jahweh / Allah)? De christenen gaven in het verleden ook wel eens aan jaloers te zijn op de bijzondere positie van de Semieten.

Volgens de latere traditionele joodse wetgeving luidt de definitie van ‘wie is Joods’ en Jood-zijn: alleen die persoon waarvan de moeder ten tijde van de geboorte een Jodin was of de persoon die zich vrijwillig tot het jodendom heeft bekeerd is op grond van de Joodse wetten Joods. Dus eerst ging het jood-zijn volgens het patrilineaire systeem (zie de aartsvaders) en daarna volgens het matrilineaire systeem. Een en ander impliceert dat de etniciteit c.q. het ras een niet onbelangrijke rol speelt in het jodendom zelf.

 

Beperking van het begrip antisemitisme

Het begrip antisemitisme beperken tot Jodenhaat impliceert op een tweetal gronden een onlogische keuze. Waarom dit begrip beperken tot Joden en niet tot alle Semieten, en dus ook de Arabieren en de islam? En waarom alleen spreken over ‘haat’ en niet over lichtere vormen van ‘afkeer’, leidend tot discriminatie, daar ook onder laten vallen? In de Middeleeuwen speelde de afkeer van de Arabieren en Moslims bij ons, zeker in de geopolitieke beeldvorming, een nog belangrijker rol dan de afkeer van Joden. De Joden werd in Europa soms toegestaan een synagoge te bouwen, terwijl het bouwen van een moskee in Europa nagenoeg ondenkbaar was. Op grond van de gemeenschappelijke vervolging en slachtingen van Joden en moslims door de christenen, zoals tijdens de Kruistochten, is de uitsluiting van de Arabieren / moslims bij de omschrijving van het begrip antisemitisme niet alleen onlogisch, maar ook kan men stellen dat momenteel in het Westen de Arabieren- / moslim- / islamhaat c.q. afkeer weer duidelijk groter lijkt dan de Jodenhaat c.q. afkeer. Vijandige daden tegen Joden lijken in onze publieke media toch een prominentere plek te krijgen dan vijandige daden tegen Arabieren / moslims.

Net als nagenoeg alle andere groepen beschouwen mensen die zich joods noemen ook als bijzonder. Wanneer een groep overwegend op basis van geboorte wordt bepaald en niet iedereen tot deze groep kan toetreden, ligt het gevaar op de loer dat de leden en niet-leden van die groep elkaar gaan bezien in termen van resp. ‘wij’ en ‘zij’.

Dat Joden zelf de Arabieren / moslims uitsluiten van hun ‘wij’ begrip is minder onlogisch. Ondanks hun gemeenschappelijke semitische oorsprong, beperken zij de eigen groep tot de Joodse familie. In Joodse kring spreekt men ook over de Joden en de niet-Joden (Gojem). Anders dan de moslims zien zij de zich ook op de Bijbel baserende monotheïstische christenen en moslims niet als verwanten.

In de Thora / Bijbel valt de focus vanzelfsprekend op (het belang van) de Joden. Daarbij gaat dat soms wel erg ver. Zo draagt Jahweh in de boeken Deuteronomium 7 en Numeri 33 de Joden op alle bewoners uit het Beloofde Land te verdrijven en hen zelfs radicaal uit te roeien. De inname van het Beloofde Land lijkt daar duidelijk gebaseerd te zijn op een vorm van genocide.

Het antisemitisme richt zich volgens de Van Dale tegen joodse mensen, qua etniciteit ofwel qua godsdienst. Met deze tweeledige interpretatie kan een antisemiet vele kanten op. Wat dat betreft heeft Wilders van de PVV het gemakkelijker. Hij haat niet de Arabieren / moslims, maar de Islam, dat is althans zijn verdedigingslinie. Aangezien Arabieren ook Semieten zijn, hoopt hij zich op deze wijze te vrijwaren van de beschuldiging van antisemitisme (in ruime zin).

 

Verbreding van het begrip antisemitisme

Sinds 1890 (zie Birnbaum) is een Zionistische beweging ontstaan die streeft naar een nationale staat voor de Joden. Zionisten zijn overigens niet alleen te vinden onder Joden, maar ook bij conservatief evangelische groeperingen. In Zionistische kringen is men in het algemeen niet alleen voor het monopoliseren van het begrip antisemitisme tot Jodenhaat, maar gelijktijdig doet men ook verwoede pogingen om dit begrip in een andere richting te verbreden. Onder aanvoering van premier Netanyahu probeert men de begrippen antizionisme en anti-Israël(isch) als vormen van antisemitisme erkend te krijgen. Zo streven zij er naar in de verschillende nationale wetgevingen opgenomen te krijgen dat ‘claiming that the existence of a State of Israel is a racist endeavor’ en ‘applying double standards by requiring of Israel a behavior not expected or demanded of any other democratic nation’ vormen van antisemitisme zijn.

Op 19 juli 2018 nam de Israëlische Knesset een Basis Wet aan, inhoudend:

A)          het land Israël is het historische thuisland van het Joodse volk, waarin de staat Israël is gevestigd;

B)          de staat Israël is het nationale thuis van het Joodse volk, waarin het haar natuurlijke, culturele, religieuze en historische recht op zelfbeschikking vervult;

C)          het recht op nationale zelfbeschikking in de staat Israël is alleen voor (unique to) het Joodse volk.

Gezien bovenstaande is het niet verwonderlijk dat Israël alle Joden als (mogelijke) Israëlische staatsburgers beschouwt en van oordeel is dat elke Jood  solidair dient te zijn met Israël. Dit is geheel in overeenstemming met bovenstaand zionistisch streven. Voor de regeringen van Israël bestaat er blijkbaar geen verschil tussen Israëliet,  Israëliër, zionist en Jood. De rest van de wereld moet die visie van Israël maar ongezien overnemen. Zo niet, dan dreigt een beschuldiging van antisemitisme. De vermenging van de begrippen Jood, zionist en Israëliër is duidelijk in het belang van Israël. Op deze wijze kan Israël niet alleen de Joodse achterban vergroten, maar ook kritiek op haar staat afdoen als antisemitisch.

Ook lijkt het begrip ‘haat’ in de praktijk weer te worden verbreed. Misplaatste grappen over Joden, zionisten of Israëli’s krijgen al snel in onze media het label antisemitisch. Laat staan het ophangen van een Palestijnse vlag, het schelden door gefrustreerde voetbalfans of het inslaan van een ruit bij een Israëlisch restaurant door een gefrustreerde Palestijn. Zelfs het (be)noemen van Joden, zionisten of Israëli’s kan al leiden tot een beschuldiging van antisemiet.

 

Verklaringen voor ontstaan antisemitisme 

In de literatuur worden als mogelijke gronden voor het ontstaan van antisemitisme onder meer genoemd:

1)           de vermeende schuld van Joden aan de dood van Jezus Christus;

2)           jaloezie van de Christenen op de bevoorrechte positie van de Joden in de Bijbel;

3)           het herkenbaar anders zijn van Joden doordat zij als enige groep niet gedwongen werden christelijk of moslim te worden omdat het Jodendom als voorloper van het Christendom en de Islam werd getolereerd;

4)           Joden als afzonderlijke (en minder aan het land gebonden en mobielere) groep gemakkelijk tot zondebok werden gekozen bij het optreden van maatschappelijke (zie epidemieën) en economische problemen;

5)           de gebrekkige integratie in de samenlevingen waarin de Europese Joden zich vroeger bevonden door een sterke overlap van ras, godsdienst en culturele en sociale identiteit en het al dan niet gedwongen leven in eigen kring;

6)           twijfel aan de loyaliteit van de Joden aan de samenlevingen waarin zij woonden;

7)          Joden bij het uitlenen van geld geen rente mochten vragen aan Joden, maar wel aan niet-Joden, waardoor zij soms (grote) schuldeisers werden;

8)           de oververtegenwoordiging van Joden destijds bij de middenstand / winkeliers in Oost-Europa;

9)           de vermeende invloed van Joden;

10)         vermogen van demonen om mensen aan te zetten tot antisemitisme.

Wanneer we naar de afgelopen eeuw kijken en inzoomen op het ontstaan van het huidige Israël en de relatie daarvan met het antisemitisme, dan is het zinvol eerst aandacht te vragen voor een aantal gebeurtenissen die ook van belang zijn geweest voor de inkleuring van deze relatie.

In de Balfourdeclaratie van 2 november 1917 stelt de Britse regering: ‘His Majesty’s government view with favour the establishment in Palestine of a national home for the Jewish people’, Als reden voor deze verklaring van Balfour wordt gerefereerd aan de veronderstelde propagandawinst daarvan voor de geallieerde oorlogsinspanningen onder de wereldwijde joodse gemeenschap. De woordvoerder van de zionisten, Weismann, had niets nagelaten om Balfour ervan te overtuigen dat de zionisten met hun joodse achterban in de VS en Rusland de doorslag zouden kunnen geven in de Eerste Wereldoorlog.

De eerlijkheid gebiedt te stellen dat een en ander omstreden was, zeker ook in joodse kring. Zo was de Joods-Britse Kabinetsminister Montagu mordicus tegen de ondertekening van de Balfourdeclaratie en bestempelde hij deze zelfs als antisemitisch. De Joden hadden in zijn ogen net gelijke burgerrechten gekregen in Engeland en nu pretendeerden die paar zionisten dat zij voor alle Joden in de wereld spraken en dat de Joden naar een eigen natie moesten gaan streven.

Met het oog op de Tweede Wereldoorlog kan ook gewezen worden op het uitroepen van een boycot tegen Duitse goederen in 1933. De kop in de Daily Express luidt op 24 maart 1933: ‘Juda declares war on Germany met als subkop ‘Jews of all the world unite in action’. In dit artikel is sprake van een wereldwijde boycot van Duitse goederen en van een heilige oorlog. Vlak daarna werd in Amsterdam nog een Internationale Boycot Conferentie georganiseerd door de World Jewish Economic Federation onder leiding van de vooraanstaande en behendige Amerikaanse advocaat Samuel Unterm(e)yer. Zijn oproep tot een boycot leidde overigens tot een scherpe afwijzende reactie van een professor Cohen uit Utrecht.

Waarom noem ik deze zaken? Om aan te geven dat enerzijds Duitsers en Joden / zionisten reden hadden om minder vriendelijk over elkaar te denken en anderzijds in Joodse kring ook toen al heel verschillend over het zionisme en de plaats van de Joden in de wereld werd gedacht. Ook toen al speelde de verwarrende vermenging van de begrippen Jood en zionist een belangrijke rol. En dan hebben we het nog alleen over het Westen en niet over de bewoners van Palestina, die als gevolg daarvan plaats moesten maken voor Israël. Zij zagen een steeds aanzwellende stroom van Joodse immigranten aankomen, maar onderschatten het zionistisch gevaar daarvan voor henzelf.

De genocide op de Joden in de Tweede Wereldoorlog heeft een doorslaggevende rol gespeeld bij het ontstaan van Israël in Palestina in 1948. De zionisten konden hierdoor op meer goodwill rekenen voor hun streven bij zowel de Joden zelf als de rest van de wereld. Na het uitroepen van de staat Israël en zeker ook de nasleep daarvan voor de (islamitische, christelijke en joodse) Palestijnen, ontstaat echter de vraag, in hoeverre hierdoor het antisemitisme is aangewakkerd.

Duidelijk is ook dat nogal wat Israëli’s en zionisten bewust en onbewust geneigd zijn elke vorm van kritiek op hen als antisemitisch te bestempelen in de hoop daarmee de eigen positie bij Joden en niet-Joden te versterken. Men schuwt daarbij zelfs niet terug voor het aanwakkeren van afkeer c.q. haat tegen de Arabische landen en de Islam in de rest van de wereld door ze als antisemitisch weg te zetten.

Niet vergeten mag worden dat nogal wat Israëli’s en Joden elders in de wereld zo nu en dan felle kritiek uiten op (het beleid van) Israël en het zionisme. Denk maar aan prominenten als de professoren Noam Chomsky, Norman Finkelstein en Ilan Pappe en in ons land Hajo Meyer en Jaap Hamburger. Maar anderzijds zijn er ook nogal wat niet-Joden die zich tot het uiterste inspannen om de IHRA (de Joodse International Holocaust Remembrance Alliance) werkdefinitie van antisemitisme door de regeringen te laten onderschrijven zoals Segers (CU) en Yesgilsoz-Zegerius (VVD). Deze definitie luidt:Antisemitisme is een bepaalde perceptie van Joden die tot uiting kan komen als een gevoel van haat jegens Joden. Retorische en fysieke uitingen van antisemitisme zijn gericht tegen Joodse of niet-Joodse personen en/of hun eigendom en tegen instellingen en religieuze voorzieningen van de Joodse gemeenschap’. Na deze vage en gebrekkige definitie volgen 11 voorbeelden van hedendaags antisemitisme, waarvan er 7 betrekking hebben op Israël en die er in de praktijk op neer komen dat er geen kritiek op Israël kan worden geuit, althans als men niet voor antisemiet wil worden uitgemaakt. Op 7 februari 2021 kwamen  62 Britse academici met een Israëlisch paspoort met een open brief naar buiten waarin zij protest aantekenden tegen het dwingend opleggen van deze IHRA werkdefinitie aan de universiteiten door de Britse regering.

Als zodanig lijkt het beschuldigen van  antisemitisme  een belangrijk  politiek instrument van Israël om haar machtspositie in het Midden Oosten te ondersteunen. Ja, belangrijker dan het bezit van kernwapens, waarvan men het bestaan officieel niet erkent, hoewel men er af en toe wel mee dreigt.

 

Hoe verder?

Hoe het antisemitisme in bijvoorbeeld ons onderwijs tegemoet treden? Een aantal suggesties:

1)           Ons realiseren het begrip antisemitisme, qua oorsprong en geschiedenis, niet alleen betrekking heeft op Joden, maar op alle Semieten c.q. het joodse en het islamgeloof (ook relevant voor het proces Wilders). 

2)           Erkennen dat de afkeer van Nederlanders en Joden tegen Arabieren en moslims evenzeer moet worden bestreden als de afkeer van Nederlanders en Arabieren tegenover Joden (zie het proces Wilders).

3)           Beschuldigingen van antisemitisme door Israël en het CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israël)  niet kritiekloos overnemen.

4)         Niet alleen aandacht schenken aan de gevoeligheden van Nederlandse Joden ten aanzien van de Tweede Wereldoorlog, maar ook aan die van de islamitische Nederlanders t.a.v. het kolonialisme in het Midden Oosten (ooit was Nederland het grootste islamitisch land en nu behoort Nederland met de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk tot de grootste vrienden van Israël).

5)           In het geschiedenisonderwijs ook aandacht schenken aan het feit dat de geschiedenis veelal wordt geschreven door de overwinnaars en niet door de verliezers.

6)           Erkennen dat het Nederlandse buitenlandse beleid t.a.v. het Midden Oosten weinig evenwichtig is geweest omdat daarbij altijd de veiligheid van Israël op de eerste plaats heeft gestaan, ook als dat ten koste ging van het internationale recht en de mensenrechten.

7)           Erkennen dat het zelfbeschikkingsrecht voor het Joodse volk niet betekent dat dit recht kan worden toegepast in een gebied / land zonder toestemming van de aldaar wonende mensen.

8)           Het begrip ‘terroristische organisatie’ niet te gemakkelijk misbruiken als rechtvaardiging voor het vernietigen van de uitslag van democratische verkiezingen en van de sociale en economische infrastructuur van een volk.

9)           Erkennen dat wanneer Israël een bijzondere band claimt van alle Joden met dat land en bepaalde groepen Joden of zionisten deze claim ook onderschrijven, het dan ook toegestaan is die groepen aan te spreken op de afwezigheid van schuldgevoel ten aanzien van het treurige lot van de Palestijnen door het ontstaan van de staat Israël en daarin gevoerde beleid.

 

18-02-2021