Midden-Oosten

Civis Mundi Digitaal #107

door Jan de Boer

Het zeer politieke succes van de vaccinatiecampagne in Israël
De Arabische despoten en Israël
Joe Biden zoekt een uitweg uit het moorddadige Afghanistan

 

Het zeer politieke succes van de vaccinatiecampagne in Israël

 

Benjamin Netanyahu is een meer dan trouwe bezoeker van het « World Economic Forum » in Davos. Sinds 2009 leidt hij de Israëlische regering en in die functie laat hij zich door niets ter wereld de gelegenheid ontnemen het succes van zijn land te verkopen aan de grote ondernemers, die hij beschouwt als zijn gelijken. Jammer voor hem dat het Forum dit jaar uitgesteld is en wellicht wegens Covid-19 in de vorm van een videoconferentie gehouden zal worden.

Op 27 januari verklaarde Netanyahu in het kader van de vaccinatiecampagne dat Israël veel sneller dan welk land ook vaccineert. « De reden van dit succes is dat wij veel en snel ingekocht hebben, zonder te onderhandelen over de prijs, » zei hij. Hij had in eigen persoon « 21 gesprekken « gevoerd met de algemeen directeur van het Amerikaanse laboratorium Pfizer, Albert Bourla, om de bevoorrading aan zijn land te verzekeren. Hij had er in zijn eigen woorden een nieuw soort « wapenwedloop » van gemaakt.

Met 9,3 miljoen inwoners is Israël een kleine markt. Om de aandacht van Albert Bourla te trekken, had de premier hem gezegd dat hij een vaccinatiecampagne van een extreme snelheid kon organiseren. Hij beloofde ook samen met Pfizer de doeltreffendheid van het vaccin te meten, om zo vast te stellen in welk stadium een massale immuniteit verkregen zou zijn als een bepaald percentage van de bevolking een eerste dosis en vervolgens een tweede dosis zou hebben gekregen.

Israël had de vaccins al getest in samenwerking met vooral de Amerikaanse « Centers for Disease Control » (CDC). Zijn uitstekende publieke systeem van ziektekostenverzekeringen liet vier zorgleveranciers met elkaar concurreren. Sinds tien jaar hadden deze zich voorzien van een gecentraliseerd systeem inzake de behandeling van persoonlijke medische gegevens. Netanyahu had afgezien van elk publiek debat over de bescherming van deze gegevens en beloofde in het geheim aan Pfizer deze – overigens wel anoniem gemaakte – gegevens te leveren.

De onthulling van dit akkoord wekte de nodige herrie op, maar zelfs de meest kritische vrijheidsverdedigers erkenden dat het staatsbelang uiteindelijk het principe van een dergelijk delen kon legitimeren. Daarna werd er door een strakke organisatie in snel tempo gevaccineerd. Op 3 februari had een derde van de Israëlieten een eerste dosis gekregen, waarvan 86% ouder dan 60 jaar was. Het vaccineren van de resterende 14% stuitte en stuit op groot verzet. Ik kom daar later in dit artikeltje nog op terug. De leeftijdsgrens werd daarna verlaagd tot meer dan 40 jaar, vervolgens kwamen de middelbare scholieren aan de beurt, van wie de vaccinatie dringender werd geacht dan die van dertigjarigen.

Het land moet in maart de vaccins van het laboratorium Moderna ontvangen en miljoenen doses AstraZeneca zijn besteld. Tot nu toe heeft de meerderheid van de bevolking reeds het vaccin van Pfizer gekregen. De autoriteiten willen deze voorraden niet verkopen, maar zij denken er openlijk over na om ze te gebruiken in de bezette Palestijnse gebieden.

De Palestijnen wachten nog steeds op het Russische vaccin en op vaccins gedistribueerd door de Wereldgezondheidsorganisatie. Het contrast met Israël is ten hemel schreiend. De verdedigers van mensenrechten hebben Israël als bezettende macht opgeroepen om aan zijn verplichtingen te voldoen als ook voor de Palestijnse gevangenen in Israël. Maar de Israëlische regering wijst hen op de akkoorden van Oslo, die de verantwoordelijkheid op het gebied van gezondheidszorg aan de Palestijnse Autoriteit toebedelen in gebieden die onder haar controle staan.

Ramallah heeft dan wel geen officieel verzoek ingediend, maar er hebben discrete onderhandelingen plaatsgevonden, met als resultaat dat Israël akkoord is gegaan met de levering van 5000 eerste doses voor medisch personeel van Palestina. Israël heeft er natuurlijk alle belang bij zijn vaccinatiecampagne uit te breiden. De scheidingsmuur is beslist niet waterdicht: tienduizenden Palestijnen werken in Israël, anderen doen boodschappen in de supermarkten van de Israëlische kolonies in Palestijns gebied.

In Israël is er een wedstrijd aan de gang tussen de doeltreffendheid van het vaccin en de snelle verbreiding van het virus en zijn variaties. Bevreesd voor de verschijning van nieuwe varianten hebben de autoriteiten eind januari de grenzen gesloten. Deze radicale maatregel verklaart zich ook door de electorale kalender: Israël moet op 22 maart weer naar de stembus, voor de vierde keer in twee jaar. Intussen is er ook een begin gemaakt met de hoorzittingen van het corruptieproces van Netanyahu. De vaccinatiecampagne moet een zeer betwiste bestrijding van de epidemie op lange termijn doen vergeten: het resultaat van de desorganisatie van de staat en electorale berekeningen op de korte termijn.

Op 31 januari was er een duidelijke illustratie van deze beperkingen. Een paar uur voordat de regering de derde lockdown verlengde, in december vorig jaar ingesteld, waren de straten van Jeruzalem bomvol met duizenden ultra-orthodoxe joden die de doodskist van een door het virus overleden rabbijn vergezelden. De politie deed er weinig of niets aan om deze enorme optocht te beëindigen. Heel veel van deze ultra-orthodoxe joden, die leven van staatssteun, hun hele leven wijden aan het bestuderen van de heilige geschriften en wonen in arme en overbevolkte wijken, weigeren te gehoorzamen aan de algemene regels ter bestrijding van Covid-19 en willen ook niet gevaccineerd worden.

De onwankelbare steun van de (ultra)orthodoxe partijen aan Netanyahu, wiens politieke bestaan van deze partijen afhangt, beschermt deze radicaliserende joden, die zo’n 14% van de bevolking uitmaken. Netanyahu stelt zich onderdanig op door met de kleinzoon van een ziekelijke opperrabbijn, Chaim Kanievsky, hen te verzoeken de algemene regels ter bestrijding van Covid-19 en de vaccinatie te aanvaarden. Resultaat: geen enkel succes! Zelfs de rabbijnen verliezen hun autoriteit. Eind januari stonden hun jongeren vooraan in het oproer tegen de politie. Het wereldse publiek van Israël stond er verbijsterd en aan de grond genageld bij. Deze verdeeldheid gaat wellicht zwaar wegen bij de komende verkiezingen. Ondertussen heeft de staat geen andere keus dan te proberen haar vaccinatiecampagne in de ultra-orthodoxe wijken toch te doen slagen…

 

Geschreven op 11 februari 2021

 

 

De Arabische despoten en Israël

 

De oorzaken van de Arabische ellende zijn vooral terug te voeren op de funeste rol van de olie. In plaats van de ontwikkeling en sociale vooruitgang te vergemakkelijken – toch essentieel voor democratische ontwikkeling – werden de opbrengsten van de olie na de dekolonisatie ingepikt door de elites, die deze gebruikten voor politieke klantenbinding en hun ijzeren greep op de macht. Van Algerije tot aan de Golfstaten, Irak en Libië kwamen de rijkdommen van de olie- en gasvoorraden veel meer ten goede aan het geluk van deze despoten dan dat van hun volk. Maar de regimes in het Midden-Oosten konden ook nog eens rekenen op Israël.

De nooit geheelde wonden van de verjaging van de Palestijnen in 1948 en de bezetting in 1967 van Cisjordanië, de Gazastrook en de Golan-hoogvlakte vormen een bron van destabilisatie, waar de machten in de regio altijd munt uit wisten te slaan. De recente golf van normalisaties tussen Israël en vier Arabische landen – de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), Bahrein, Soedan en Marokko – heeft dit compromisprincipe tot een hoogtepunt gebracht, maar dit is in feite niets nieuws. Na de Yom Kippoer-oorlog ontving het Syrië van Hafez Al-Assad (1930-2000) op de Grote Verzoendag in 1973 miljarden dollars van de Golfstaten als frontstaat met « de Israëlische vijand ». Deze fondsen, die officieel bestemd waren voor het financieren van de herbouw en de herbewapening van het Baas-regime, hebben vooral de baas van Damascus de gelegenheid gegeven daar een dictatoriaal en rovend regeringssysteem te institutionaliseren.

In het begin van de jaren 1980 ging Hafez Al-Assad naar de net geboren Islamitische Republiek Iran om er zijn vijandschap met Israël ten gelde te maken. Het met de mollahs van Teheran ondertekende verdrag leverde hem miljoenen tonnen gratis olie op. Dat consolideerde zijn macht nog meer, die toch door een interne opstand, geleid door de Mohammedaanse Broederschap, beproefd werd. In deze tijd gebruikte het Egyptische regime van Anouar El-Sadat dezelfde tactiek, maar dan wel in tegengestelde richting. In ruil voor het in 1979 in Camp David getekende vredesverdrag met Israël kreeg hij financiële hulp van de Verenigde Staten. Van de door Washington jaarlijks overgemaakte 1,3 miljard dollar profiteerde met name het Egyptische leger, dat niet alleen de grenzen van het land verdedigt maar niet in de laatste plaats ook zijn belangen in politieke en economische zaken. Zijn deelname in 2013 aan de omverwerping van het bewind van de democratisch gekozen president Mohamed Morsi heeft dat duidelijk aangetoond.

De geschiedenis herhaalt zich nu. Voor het erkennen van Israël krijgen de VAE het bagatel van 50 F-35 jachtvliegtuigen en 18 gevechtsdrones. Het akkoord verzekert ook de versterking van de relaties met de Israëlische industrie inzake cybersurveillance. Deze heeft al aan de Al Nahyane dynastie, die in Abu Dhabi aan de macht is, spionagesoftware geleverd, waarmee de inhoud van de smartphones van haar tegenstanders afgeluisterd kan worden. Een van de doelwitten van dit systeem is de in 2017 gearresteerde en tot tien jaar gevangenisstraf veroordeelde Ahmed Mansour. Een van de groepen aan de top van de offensieve cyberveiligheids-activiteiten van de VAE heeft aangekondigd een afdeling in Tel-Aviv te gaan openen.

In Bahrein zou de normalisatie niet zijn gebeurd als het parlement in 2011 geen gas teruggenomen had bij de onderdrukking van een volksopstand ten gunste van een echte constitutionele monarchie. Maar in het parlement hebben zeventien politieke bewegingen en organisaties uit de burgerlijke samenleving, van links tot islamistisch, en waaronder met name de sjiitische conservatieve partij Wifaq, die bijna de helft van de parlements-zetels bezet, tegen het akkoord met Israël geprotesteerd. Deze diplomatieke ommezwaai trekt nog meer een wissel op de kansen van een terugkeer naar de situatie van voor 2011, toen Bahrein met Koeweit een van de meest pluralistische Golfstaten was. In Soedan hebben de onder druk van de Verenigde Staten aangegane diplomatieke relaties met Israël de coalitie van militairen en burgers, die het land naar vrije verkiezingen moet leiden, sterk verzwakt. De militairen juichen de toenadering tot Israël toe, terwijl de anderen van oordeel zijn dat het toekomstige parlement hierover moet beslissen. Het risico dat de militairen nu de democratische transitie willen afbreken, moet niet onderschat worden. Het gevolg is dat het land weer in een bestuurlijke chaos terugkeert. Wat Marokko betreft, heeft koning Mohammed VI in ruil voor de heropening van het Bureau voor betrekkingen met Israël de erkenning van de Verenigde Staten verkregen van zijn soevereiniteit over het westen van de Sahara; een gebied dat nu door het Marokkaanse leger gecontroleerd wordt, tot groot ongenoegen van het volk van de Sahraoui, dat dit gebied bewoont en opeist.

In de pro-normalisatiekringen in de Verenigde Staten, de Golfstaten en Israël wordt uitgekeken naar zelfs de kleinste peilingen die hun voor deze diplomatieke draai ook maar enige legitimiteit bieden. Zonder overtuigend resultaat. De meeste onderzoeken tonen een grote oppositie van 60 tot 80% van de ondervraagde personen tegen de erkenning van Israël zonder een regeling van de Palestijnse kwestie. Een sprekend signaal: criminalisering van pro-Palestijnse activiteiten duikt op in verscheidene van deze landen, met name in Bahrein en in de Emiraten.

Heel lang hebben de Arabische regimes hun despotisme gerechtvaardigd met de oorlog tegen Israël. De onderdrukking van hun onderdanen wordt nu cynisch maar niet verbazingwekkend gerechtvaardigd in naam van de vrede met Israël. Waar dit op uit gaat lopen, mag Joost weten, maar ik hoop dat deze Arabische despoten binnen een zekere tijd toch eens in het zand van hun eigen woestijnen bijten.

 

Geschreven op 4 februari 2021

 

 

Joe Biden zoekt een uitweg uit het moorddadige Afghanistan

 

Afghanistan doet zijn reputatie als « kerkhof van wereldmachten » eer aan. De Verenigde Staten waren van mening dé oplossing gevonden te hebben om een einde aan de twintig jaar durende oorlog op Afghaanse grond te maken door op 29 februari 2020 een vredesakkoord met de Taliban te sluiten, zonder daarbij overigens hun bondgenoten te betrekken. Maar nee, de Verenigde Staten staan opnieuw met de rug tegen de muur. Verdeeld tussen het risico het land in totale chaos achter te laten en een nieuwe oorlog te beginnen die zij niet wil, heeft de regering van Joe Biden maar een paar weken om zijn biezen te pakken, net als indertijd in Vietnam voor « een fatsoenlijk vertrek ». De kansen daarop zijn zo gering dat de westerse regeringen bezig zijn de sluiting van hun ambassades in Kaboel te regelen.

De regering Trump dacht de oplossing gevonden te hebben door met alle pracht en praal in Doha (Qatar) een akkoord met de Taliban te tekenen dat voorzag in het stoppen van gevechten tussen de Amerikaanse soldaten en de belangrijkste Afghaanse opstandige beweging, tegen de belofte van Washington om het land op 1 mei 2021 te verlaten. De Taliban beloofden van hun kant alle terroristische groepen te verbieden het land te betreden en een nationaal verzoeningsproces met het regime in Kaboel op gang te brengen. En zij beloofden « het geweld te verminderen ». Ik heb in het verleden al laten weten dat dit vrome wensen zijn en dat de Taliban maar één doel voor ogen heeft: Afghanistan tot een streng islamitisch land te maken, met invoering van de sharia.

Begin februari was het Pentagon ervan overtuigd via sociale media dat Al Qaida in 2020 alweer in Afghanistan teruggekeerd was. Bovendien had het geweld tegen de Afghaanse veiligheidsgroepen opnieuw het hoogste niveau van tijdens de oorlog bereikt en waren gerichte moorden weer dagelijkse kost. Het interafghaanse vredesproces, in 2020 gelanceerd in Doha, is op sterven na dood. De Taliban weigeren terug te keren naar de onderhandelingstafel sinds het aan de macht komen van Joe Biden, wiens regering aankondigde het akkoord van Doha van 2020 te willen « herlezen ».

De benodigde tijd voor de regering-Biden om het nakomen van de beloften van de Taliban te evalueren maakt het vrijwel onmogelijk de overeengekomen volledige terugtrekking van de Amerikaanse troepen op 1 mei te realiseren. Het kost in termen van logistiek negentig dagen om de bases te sluiten en de resterende 2500 soldaten te laten vertrekken.

De hypothese van een gewapend Amerikaans her-engagement lijkt mij ook niet erg waarschijnlijk. Joe Biden heeft er nooit een geheim van gemaakt het land uit deze heikele situatie te willen halen. In 2009 sprak hij zich uit tegen de beslissing van president Obama om het aantal troepen in Afghanistan te vermeerderen. Hij deed hetzelfde toen Donald Trump op zijn beurt besloot versterkingen te sturen. Anthony Blinken, de nieuwe Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, verklaarde in januari dat de wens van een snelle terugtrekking recht overeind stond.

Maar dat moet acceptabel zijn. Daarom is er een derde weg gekozen. In een op 4 februari gepubliceerd rapport aan het Congres wordt voorgesteld « de termijn van de terugtrekking van de Amerikaanse troepen op 1 mei te verlengen » en om een minimum van veiligheid te verzekeren, door tot aan het definitieve vertrek het aantal soldaten te verhogen tot 4500. De Verenigde Staten willen het akkoord van Doha niet verbreken, maar zij moeten ook niet eenvoudigweg de sleutels van Afghanistan aan de Taliban geven, zegt het rapport aan het Congres, mede ondertekend door onder meer zwaargewichten van de Republikeinse Partij. De auteurs hopen ook de krachtsverhoudingen tussen de Taliban en het regime in Kaboel in evenwicht te brengen door de laatste meer te bevoordelen dan gebeurde door de regering Trump.

Voor de Taliban, die meent elke regel van het akkoord te hebben gerespecteerd, heeft de beslissing van het handhaven van de soldaten na 1 mei de consequentie dat het akkoord van de baan is. En niets wijst erop dat zij bereid zijn om een nieuwe termijn van terugtrekking te accepteren, wat de door de regering toevertrouwde missie aan Zalmay Khlilzad zou moeten bewerkstelligen. Mochten de Taliban dat toch accepteren, dan zal daar heel wat tegenover moeten staan: vrijlating van meer gevangenen, een einde aan het reisverbod, het verwijderen van namen van de zwarte lijst van de Verenigde Naties… En vanaf 1 mei zal de Taliban ongetwijfeld weer aanvallen plegen op buitenlandse troepen en infrastructuren in Afghanistan om Washington onder druk te zetten.

Om geen gezichtsverlies te lijden proberen de Verenigde Staten nog deze laatste joker in het spel te brengen, terwijl zich in het land een nieuwe burgeroorlog aftekent tussen de Taliban, die in de sterkste positie verkeert, en een regime dat alleen stand kan houden zolang Washington het steunt.

Biden moet zich toch kunnen herinneren dat het pro-Moskou regime van Mohammed Najibullah het slechts drie jaar heeft overleefd, nadat in 1989 de Sovjettroepen uit Afghanistan waren vertrokken.

 

Geschreven op 17 februari 2021