Het financiële piramidespel

Civis Mundi Digitaal #108

door Erik Jansen

Bespreking en discussie m.b.t. Dirk Bezemer, Een land van kleine buffers. Er is genoeg geld, maar we gebruiken het verkeerd. Uitgeverij Pluim, augustus 2020.

In dit nummer van CM is een korte samenvatting en bespreking opgenomen van dit boek (zie H. Hümmels, Kleine buffers). We gaan in dit artikel nader in op het thema dat Dirk Bezemer, hoogleraar ‘economie van de internationale financiële ontwikkeling’ te Groningen en columnist van De Groene, in dit vlot geschreven boekje aankaart: gaat de groei van de financiële sector ten koste van de financiële ruimte voor overheid, bedrijven en huishoudens? Zijn de financiële waarden leidend geworden en andere doelen als opbouw van het maatschappelijk en natuurlijk “kapitaal” verwaarloosd? In zijn analyse volgt Bezemer in grote lijnen de analyse van Mariana Mazzucato in De waarde van alles (zie elders in dit CM nummer).

Financialisering

De afgelopen veertig jaar is het modaal besteedbare inkomen van de werkenden niet of nauwelijks gestegen, terwijl het inkomen van aandeelhouders en vermogenden sterk toegenomen is. De drijvende kracht achter deze inkomensongelijkheid is de ‘financialisering’, het aansturen en beheren van bedrijven, huishoudens en de overheid vanuit overwegend financiële criteria. Door marktwerking en privatisering zijn steeds meer taken zoals zorg, onderwijs, infrastructuur, openbaar vervoer, woningbouw onder de tucht van de markt gekomen. Dat betekent dat efficiëntie en rentabiliteit voorop is komen te staan, vaak ten koste van de sociale meerwaarde. Door afslanking van het aantal bedden in de ziekenhuizen, de bezuinigingen op de politie en justitie, is de weerbaarheid van de samenleving afgenomen, zoals nu blijkt bij de Coronacrisis. Ook binnen de bedrijven zijn korte termijn financiële criteria leidend geworden, al of niet aangewakkerd door excessieve bonussen. De verabsolutering van de markt leidt tot een economisch systeem dat zó ingericht wordt dat allereerst afroming en ophoping van vermogen plaats vindt.

Een tweede drijver van de financialisering zijn de toegenomen schulden van bedrijven en huishoudens. Het bankwezen is ooit opgezet om met spaargeld van particulieren bedrijven aan geld te helpen voor zinvolle investeringen om zo de welvaart van allen te doen toenemen. De aandacht voor innovatie en investeringen valt tegenwoordig echter in het niet bij activiteiten die zelden productief zijn, zoals de financiering van bedrijfsfusies, het opkopen en opsplitsen van slecht lopende bedrijven, en de afgeslankte bedrijven vervolgens opzadelen met schulden. Ook kopen bedrijven hun eigen aandelen in om de waardestijging van hun aandelen zeker te stellen. Steeds meer geld gaat naar de kapitaalverschaffers terwijl de vakbondsmacht en daarmee de lonen door technologische ontwikkeling en toenemende concurrentie ten gevolge van de globalisering onder druk blijven.

Door het verminderen van krediet aan startende ondernemers zijn banken zich steeds meer gaan profileren als verschaffers van hypotheken op woningen en gebouwen. Doordat in Nederland hypotheken mogen worden verstrekt tot 100% van de waarde van het huis, dompelen huishoudens zich in enorme schulden. Weliswaar is de rente momenteel laag, en dus dragelijk, maar de gezinnen nemen enorme risico’s, mocht de situatie veranderen. Dus net als de bedrijven hebben de huishoudens maar kleine buffers (vandaar de titel van het boek). Die kleine buffers bij de huishoudens zijn ook het gevolg van de verplichte deelname aan het Nederlandse pensioenstelsel waardoor de lonen structureel worden afgeroomd voor besparingen die vervolgens als beleggingen in de financiële wereld gericht zijn op rendement.

Ten derde heeft Nederland structureel een overschot op de betalingsbalans, die vooral ten laste komt van de Zuid-Europese landen. Nederland houdt zich niet aan de afspraken om het overschot tot maximaal 6% te beperken en het IMF en de ECB doen al vele jaren vergeefs een beroep op de Nederlandse regering om meer geld uit te geven. Het voordelig saldo voor Nederland wordt weer toegevoegd aan de eigen vermogens. Tegenover ons overschot staan de tekorten op de betalingsbalans van de Zuid-Europese landen die steeds meer geld moeten lenen. Om die staatsschuld draagbaar te houden verlaagt de ECB zo veel mogelijk de rente en koopt op grote schaal schuldpapier op (‘quantitative easing’).

Dit zet echter een ongunstige carrousel in werking. Door de lage rente worden de huizenprijzen opgedreven omdat kopers zich hogere hypotheken kunnen permitteren. Door het verstrekken van hypothecaire leningen groeit echter de geldhoeveelheid op spectaculaire wijze. Daardoor zoekt nog meer geld zich een weg, niet naar echte investeringen in bedrijvigheid, maar naar speculatie in aandelenkoersen en onroerend goed. Hierdoor stijgen de huizenprijzen, nemen de hypotheken en leningen weer verder toe, en daardoor groeit de geldvoorraad weer, stijgen de huizenprijzen, etc. Deze carrousel gaat gepaard met steeds verder afnemende buffers, en worden we steeds kwetsbaarder voor een echte crisis.

Financiële sector

We zien een enorm aanzwellende financiële wereld die haar inkomsten haalt uit premies, fee’s, en beheerskosten, en nog een hele doos aan financiële bijproducten zoals opties, derivaten, backend-securities, etc. Bijvoorbeeld alleen al de beheerskosten van de Nederlandse pensioenfondsen bedragen 0,4% van het belegd vermogen. Dat klinkt als weinig maar is in omvang ongeveer een kwart van de totale pensioengelden die jaarlijks worden ingelegd of uitgekeerd. Het gemiddelde rendement op pensioengeld is 2-3 %. Dus de beheerskosten nemen ca. 20% van het beleggingsrendement weg. Het bedrag aan bonussen voor de pensioenbeleggers en managers, zo’n 2 miljard euro, is alleen al gelijk aan wat de overheid in Nederland uitgeeft aan de hele culturele sector en de wetenschap samen.

De financiële sector is in Nederland gegroeid naar ca. 7% van de hele economie (ca. 200.000 banen). In Amsterdam en Londen is het aandeel vanzelfsprekend hoger. Daarmee is dan nog geen enkel concreet product gefabriceerd of overheidstaak verricht. De salarissen en bonussen van de ‘finance’ sector zijn gigantisch en trekken daardoor de beste afgestudeerden aan. Dit gaat allemaal ten koste van de echte denkkracht in de productieve sectoren als overheid en bedrijven. Terwijl de financiële wereld de geldstromen van de reële maatschappij afroomt, blijven de bedrijven en huishoudens met kleine buffers achter en zijn kwetsbaar voor een volgende economische crisis.

Het is duidelijk dat voor een gezonde balans tussen de financiële en reële wereld, de enorme financiële aderlating van de maatschappij en de toestroom van speculatief kapitaal naar de financiële wereld moet stoppen. Bezemer verwijst naar een aantal recente voorstellen: afbouw van de kapitaaldekking van pensioenen, verlaging van de maximale hypotheek tot 90% van de woningwaarde, verhoging vermogensbelasting, afroming waardestijging van grond, tegengaan van belastingontwijking door bedrijven, afschaffing van renteaftrek schulden, vermindering van flexwerk.

De financiële ruimte die ontstaat kan enerzijds naar de werknemers in de bedrijven, anderzijds naar de overheid, die haar leidende rol zou moeten terugnemen om de maatschappelijke problemen op te lossen, waarbij we ons nu eens niet zouden moeten houden aan begrotingsregels en maximale staatsschuld. Dus meer uitgaven aan zorg, onderwijs, cultuur en justitie, voor een weerbare samenleving, en meer investeringen in infrastructuur, digitalisering, woningbouw en de klimaattransitie, om daarmee de “onder-investering” in de maatschappij tegen te gaan. Tot zover Bezemer.

Commentaar

Natuurlijk is het goed om een deel van de vermogens af te romen en de financiële ruimte voor burgers en overheid te vergroten. Want het gebrek aan investeringen in echte bedrijfsactiviteiten is nu niet zo zeer het gevolg van een gebrek aan geld in de echte economie – het geld is toch bijna gratis – maar  gebrek aan vraag bij de lagere inkomens. Dat kan dus bereikt worden door de overheid meer geld te laten uitgeven. Bezemer pleit daarnaast voor meer structurele oplossingen, zoals verandering van het pensioenstelsel.

Het echte probleem is echter niet de marktwerking of het gebrek aan geld. De witte olifant in dit boek is de lage rente. Een groot deel van de “rijkdom” bij de vermogenden is puur speculatiewinst door het piramidespel op de beurzen en de woningmarkt. Waarom zouden we moeilijke discussies aangaan over afschaffing van de kapitaaldekking in ons pensioenstelsel, als dit stelsel in feite al de beste vermogensaanwasdeling is dat we hebben?

De echte remedie voor de huidige scheefgroei zowel in inkomen als vermogen is andermaal: meer overheidsuitgaven voor zinvolle investeringen. Dat zal de werkelijke vraag voor bedrijven doen toenemen, de inflatie bevorderen, waarna de Centrale Banken de rente kunnen verhogen, waarmee het evenwicht zich vanzelf herstelt. Het leeglopen van de speculatie-bubble hoeft niet eens zoveel schade aan te richten. Al het speculatieve kapitaal staat nu geparkeerd in aandelen, bitcoins, etc. We zagen al eerder bij de ‘dot.com bubble’ in het begin van deze eeuw, dat het inzakken van de ‘nieuwe’ economie toen grotendeels voorbijging aan de oude economie. Of de Zuid-Europese landen baat hebben bij hogere rentes is de vraag. Voor die landen heeft Bezemer een ‘bad bank’ constructie in gedachten waarmee de onhoudbare schuldposities kunnen worden “opgelost”.

Overheidsinvesteringen zonder voorbehoud in de “oude” economie zijn niet zinvol. We staan voor de enorme opgave van de energietransitie, het afslanken van de agrarische sector, het terugdringen van het vliegverkeer, etc. Bezemer noemt wel het verwaarlozen van het natuurlijk kapitaal als één van de kernproblemen van deze tijd, maar zijn recepten zijn vooralsnog terugdringing van de financiële sector, groei van de (lagere) inkomens, en herstel van de ‘oude’ economie. Daarmee laat hij een enorme kans liggen om alle problemen in één keer op te lossen. Investeer in de klimaattransitie en de ‘stranded assets’ volgen vanzelf.