Civis Mundi Digitaal #110
Vergroent de economie of lijkt dat maar zo?
Deel 1 ging vooral over paradigmaverandering in de wetenschap, deel 2 over veranderingen in de gezondheidszorg. In dit deel 3 is de economie aan de beurt. In deel 4 volgen voedselvoorziening en landbouw. Sinds Capra The Turning Point schreef is er veel veranderd. Er kwam meer aandacht voor en ecologische visie en duurzaamheid, zoals hij bepleitte. Er wordt veel over gesproken, maar een grote doorbraak laat nog op zich wachten. Of is deze aan de gang en groeit het momentum? De economie is nog steeds vooral op winst gericht en lijkt moeilijk anders te kunnen worden ingericht. Winst en aandeelhouderswaarde blijken de belangrijkste waarden, meer dan duurzaamheid.
“Geld is het bloed van de wereldeconomie. Op papier staat zonder financiering het ganse raderwerk stil. Financiële instellingen zijn in die metafoor het hart dat het rondpompt,” aldus economieredacteur Koen Haegens (‘Het groene kapitalisme gaat de klimaatcrisis niet stoppen’, Volkskrant 22 april). Bedrijven en financiële instellingen doen vaak alsof ze groen zijn. “Trekken ineens een groen jasje aan, zonder hun vervuilende gedrag te veranderen... Er blijft meer dan genoeg vraag naar ouderwetse ‘bruine’ investeringen... Groen beleggen is een zoethoudertje. een speeltje van rijke families, bankiers en fondsbeheerders die elkaar schouderklopjes geven. Maar door ons in slaap te sussen staat het échte veranderingen in de weg.”
Ook NRC columnist vraagt zich af ‘Worden beleggers echt klimaatactivisten?’ (NRC 17 mei). Hij schrijft dat het klimaat hot is niet alleen bij activisten maar ook steeds meer bij management en grote beleggers, die willen ‘vergroenen’. Zij zijn beducht dat hun aandelen anders op termijn minder waard worden, als te trage bedrijven worden ingehaald door bedrijven die sneller meegaan in de onmiskenbare trend. Pensioenfondsen weten dat bij hun achterban groen beleggen wint aan belang. Beleggers lopen nog niet hard van stapel, maar er is een trend te constateren.
Het mondiale kapitalisme
Capra wil naar holistische, organische, milieubewuste levensbevorderende organisaties en instituties gericht op algeheel welzijn. Bijna twee decennia geleden schreef hij: “Vandaag de dag is de omgeving niet levensbevorderend maar in toenemende mate levensvernietigend... We worden ons er pijnlijk van bewust dat het huidige economisch systeem het leven uitput. Aandeelhouders... vragen niet naar integriteit en welzijn... of de ecologische duurzaamheid van producten. Zij vragen naar winst, aandeelhouderswaarde, marktaandeel... en zij zullen iedere vorm van druk toepassen om snelle ‘return van investments’ te verzekeren, ongeacht de consequenties van de organisatie op lange termijn, het welzijn van de werknemers of de bredere sociale en milieu-impact” (Capra, The Hidden Connections, p110). Daarin lijkt nu geleidelijk verandering te komen volgens bovenstaande journalisten, maar veel van wat van Capra schrijft geldt nog steeds.
Capra beschrijft de opkomst van het neoliberalisme en het mondiale kapitalisme, “de overweldigende macht van transnationale bedrijven [die] sociale en ecologische kosten van economische activiteiten negeren,... de geleidelijk ontmanteling van het contract tussen kapitaal en arbeid... en de verzorgingsstaat” (p118-19). Niet alleen ‘geldhandelaars’, speculanten en ‘global gamblers’, maar uiteenlopende financiële instellingen en netwerken zijn steeds op zoek naar de meest winstgevende investeringen en houden zich bezig met ‘financiële manipulatie’, ‘toekomstige opties’, ‘hedge fondsen’, ‘derivaten’ en andere bedenkelijke financiële producten (p120). Een trend die de kritische econoom en socioloog Thorstein Veblen voorzag (zie CM 105 en 106).
“De zogenaamde ‘wereldmarkt’ is strikt gesproken helemaal geen markt, maar een netwerk van machines die zijn geprogrammeerd volgens een enkele waarde – geld maken om geld te maken (money-making for the sake of money-making) – met uitsluiting van alle andere waarden... De geldstromen... vallen buiten de controle van regeringen, bedrijven en financiële instellingen... Geld is bijna geheel onafhankelijk van productie en diensten geworden... De economische macht is gelokaliseerd in mondiale financiële netwerken, die het lot van veel banen bepalen.” (p123, 124).
“De huidige juridische orde dient de bedrijfsbehoeften van kapitaalaccumulatie.” Het heeft geleid tot privatisering van het eigendom en transformatie van gemeenschappelijk bezit tot particulier kapitaal, dat wettelijk beschermd wordt en “gemeenschapsinstituties vernietigt,... waarbij alle niet-materiële waarden aan de kant worden geschoven... Het rechtssysteem heeft ons niet duurzame ontwikkelingsmodel... vastgelegd... Wetenschappelijk positivisme [de zgn. waardevrije wetenschap] en reductionistisch economisch denken... zijn in feite ideologieën ten bate van accumulatieve kortetermijn belangen” (Capra en Mattei, Ecologie en wet: Naar een nieuw balans tussen recht, ecologie en samenleving, p222,35,58).
Manco’s van de moderne economie
Dit alles maakt de (wereld)economie niet alleen milieuvernietigend maar ook instabiel en turbulent, zoals blijkt uit recidiverende crises en crisisdreiging. Bij de crisis van 2008 keken banken in een financiële afgrond. Een wereldwijde financiële chaos werd kantje boord voorkomen ten koste van de belastingbetaler.
Capra gaat uitgebreid in op de manco’s van de moderne wereldeconomie en de enorme ‘ongeprijsde lasten’ ervan voor milieu en samenleving. Hij wijst op “de fundamentele tegenstelling tussen de barre logica van kapitaalstromen en de culturele waarden”. Aan de top van de mondiale elite “is er een niet eerder vertoonde accumulatie van rijkdom [naast...] de geleidelijke ontmanteling van de verzorgingsstaat” en de verminderde invloed van de factor arbeid ten opzicht van het kapitaal (p125).
Een betrekkelijk klein aantal grootinvesteerders hebben een disproportionele invloed op de wereldeconomie. Werknemers zijn minder georganiseerd dan vroeger en hebben navenant minder invloed. Op grond van tijdelijke flexcontracten en als zzp-ers hebben ze weinig rechten. Vooral grote bedrijven profiteren ervan. “Moderne slavernij met risico’;s voor het hele land... Aan de onderkant zijn teveel flexbane ontstaan. Te ruime wetgeving. Het maakt mensen uitgebuit voor platvloers eigengewin, onzeker en opgefokt” (Tom-Jan Meeus, NRC 18 mei “Haagse navelstaarders en moderne slavernij’). We zien verder een toenemende schrijnende ongelijkheid en maatschappelijke tegenstellingen, die zich uiten in politieke en sociale onvrede, ook in zogenaamd rijke landen als de VS.
Toch meent Capra dat “effectieve regulering van de wereldeconomie technisch haalbaar is. Het kritieke punt is niet de technologie, maar de politiek en menselijke waarden. En deze menselijke waarden kunnen veranderen, het zijn geen natuurwetten. Dezelfde elektronische netwerken van financiële en informatie-stromen zouden andere waarde(n?) ingebouwd kunnen hebben” (p123).
Evenals o.m. Mariana Mazzucato (De waarde van alles), Max Weber (De protestantse ethiek) en indirect ook Adam Smith, die het belang van morele gevoelens als sympathie en empathie benadrukte, wijst Capra op de cruciale rol van waarden. Een belangrijk waarde die de laatste decennia is komen bovendrijven, is duurzaamheid, daarnaast welzijn, gelijkheid en rechtvaardigheid. Het is nu zaak daar werk van te maken en de economie te herstructureren op basis van dergelijke waarden in plaats van uitsluitend op grond van winstbejag en aandeelhouderswaarde. Snelle rendementen krijgen vaak de voorkeur boven duurzame langetermijn investeringen in plaats van andersom.
‘De sociale werkelijkheid’
Capra doet in het hoofdstuk met bovenstaande titel een poging tot systematische sociale theorievorming en organisatiekunde, om deze vervolgens te verbinden met zijn economisch analyse. Hij sluit o.m. aan bij de Britse socioloog Anthony Giddens en de Duitse filosoof en socioloog Jürgen Habermas, wiens werk uitvoerig is besproken in CM 74, en gaat voorbij aan andere sociologen. Hij verwijst slechts naar secundaire literatuur en geen enkel werk van Giddens en Habermas zelf. In zijn sociale theorie speelt zingeving een belangrijk rol, naast structuur of organisatiepatroon, functionaliteit en rationaliteit. Dat is ook het geval bij Habermas in de lijn van Max Weber en Karl Mannheim (zie CM 108).
In genoemd artikel over Habermas is o.m. beschreven hoe functionele of instrumentele rationaliteit de overhand gekregen heeft over zingevende substantiële rationaliteit. Economische doelrationaliteit verdrong waarde-rationaliteit in termen van Max Weber. Winst werd in de economie het bepalende doel, dat andere waarden verdrong. De economie werd de dominerende institutie in de moderne maatschappij en draait om winst en rendement. Welzijn en andere waarden zijn daaraan ondergeschikt. Religie werd geseculariseerd. Door de ‘Entzaubering der Welt’ werd de wereld ‘onttoverd’, gerationaliseerd en functioneel georganiseerd om winst te maken. Maar waarvoor? Waarvoor dient al dat geld? Dat is een vraag die nu de gemoederen bezighoudt, nu er miljarden, ja biljoenen in de economie worden gepompt om de crisis te keren.
Objectieve en subjectieve aspecten van economie en maatschappij
We kunnen kiezen voor andere, meer duurzame waarden om onze economie naar in te richten. De economie is een maatschappelijk verschijnsel. Het lijkt een objectief gegeven, maar heeft ook een subjectieve kant, die mede afhangt van ons bewustzijn, niet uitsluitend van objectieve factoren. Economie houdt zich bezig met bevredigen van behoeften met schaarse middelen en deze behoeften hebben een subjectief aspect. Ook wordt de economie subjectief geëvalueerd en geïnterpreteerd. De één vindt economische groei goed, anderen vinden het in toenemende mate bedenkelijk, vooral als het ten koste gaat van het milieu.
Wat we vinden en wat we doen hangt af van onze waarden en opvattingen, die ook weer voor een groot deel persoonlijk zijn, maar ook gedeeld worden met anderen en een intersubjectief karakter hebben.
Sociale en economische verschijnselen hebben dus een objectief en een subjectief karakter. Objectieve verschijnselen worden subjectief gedefinieerd, ervaren en geïnterpreteerd. Het theorema van Thomas luidt: “Als mensen een situatie definiëren als werkelijk zal deze werkelijk zijn wat betreft zijn consequenties.” Subjectieve interpretaties hebben objectieve consequenties. Als we beseffen dat de milieuvervuiling en vernietiging niet langer door kunnen gaan en daar de noodzakelijke consequenties uit trekken, kunnen we maatregelen treffen.
Ons koopgedrag beïnvloedt de economie
In hoeverre hebben we invloed op de economie?
Tot op zekere hoogte kan ons gedrag en ook onze economie worden bijgestuurd. Welke kant op, hangt mede af van waar we met zijn allen, of althans met een kritische massa, heen willen. Doorgaan met een door velen desastreus geachte economische groei of in een meer duurzame, sociaal en ecologisch verantwoorde richting? Ook multinationals als Unilever en Shell wekken op zijn minst de indruk dat zij duurzaam en ecologisch bezig willen zijn, maar winst maken blijft onontbeerlijk. Tenzij het economisch systeem verandert. Volgens Capra c.s. is dat niet alleen nodig, maar ook mogelijk.
Koen Haegens illustreerde dit in eerdergenoemd artikel, waarin hij door kosmetische veranderingen heenprikt. Met Tariq Fancy, tot voor kort aan het hoofd van de duurzame beleggingstak van BlackRock, de grootste vermogensbeheerder ter wereld met een slordige 9000 miljard dollar van pensioenfondsen en andere kapitaalkrachtige partijen, waarschuwt hij voor greenwashing. Bedrijven wekken de indruk groen te beleggen, maar gaan gewoon door met ‘bruin’beleggen en produceren in vervuilende industrie.
Het is duidelijk dat sommige personen en organisaties meer invloed hebben dan andere. Maar uiteindelijk gaat het om samenwerking. Iedereen draagt daar op verschillende wijze toe bij. Burgers, de overheid, bedrijven en beleggers. Ethisch en milieubewust consumeren, produceren, investeren en beleggen helpt wel degelijk. Daarbij spelen objectieve en subjectieve factoren een grote rol, zoals resp. de productiewijze, de consumptie en het collectieve bewustzijn, dat een belangrijke rol speelt bij behoeften, waarden en de inschatting van problemen en hun oplossingen.
In hun meer recente boek Ecologie en wet wijzen Capra en co-auteur Mattei op de noodzaak van andere wetten, die noodzakelijke veranderingen als het ware kunnen afdwingen. Het juridische aspect van de economie krijgt volgens hen betrekkelijk weinig aandacht, terwijl dit een essentiële rol blijkt te spelen. Reden om aandacht te besteden aan deze originele juridische bijdrage tot de ontwikkeling van een kritische ecologische economische visie en inzicht in de noodzakelijke paradigmaverschuiving.
Nodig is “een verschuiving in de wetgeving om zo tot een ecologische wetsorde te komen” (p11). Een dergelijke verandering vraagt ondersteuning van het collectieve bewustzijn, van een meerderheid van de kiezers om ook de daarvoor vereiste politieke veranderingen teweeg te brengen. In het verlengde van eerdere werken leggen Capra en Mattei uit waarom “economen falen bij het incorporeren van sociale en politieke realiteiten in hun modellen” (The Turning Point, TP, p195). Dat zien we in de ecologische realiteit, zoals Capra in dit boek uiteenzet.
De economie als dominante macht die het leven beheerst
In onze maatschappij is de economie een dominante macht geworden, die de samenleving vergaand beheerst met haar streven naar winst, waarvoor andere waarden moeten wijken, zoals we zagen. Ook in de economie overheerst een mechanistisch, materialistisch, atomistisch en individualistisch mens- en wereldbeeld. Dit hangt samen met “het wijdverbreide geloof dat alle problemen – economisch, politieke en sociaal – technische [veelal mechanische] oplossingen hebben” (TP, p198). De nadruk op cijfers en kwantiteit, zoals bijv. bij het Bruto Nationaal Product, geeft de economie een exact imago. Kwalitatieve eigenschappen worden zo buitengesloten, terwijl deze het leven kleur, inhoud en zin geven en cruciaal zijn bij de ecologische, sociale en psychische aspecten van de economie.
Bovendien is de benadering van de economie fragmentarisch, losgemaakt van andere waarden en instituties dan economische groei in termen van winst en rendement en de daarvoor benodigde organisaties. Het is een deelbenadering, die in de samenleving als geheel dient te worden ingebed op natuur en milieu moet worden afgestemd. Anders kan de economie schade berokkenen aan maatschappij en milieu. Zelfs Milton Friedman, een van de adepten van het neoliberalisme en de vrije markt, waarschuwde daarvoor (p199). Er wordt voornamelijk gekeken naar de economische baten, maar niet naar de ecologische en maatschappelijke kosten, de zgn. ‘ongeprijsde lasten’, die niet worden betaald en waarvoor de gemeenschap opdraait.
Gemeenschappelijk eigendom wordt privébezit
Anders dan Friedmann c.s. wijzen Capra, Mattei en vele anderen erop dat publieke sturing, publieke werken, overheidsingrijpen, gemeenschappelijk bezit en burgerlijke betrokkenheid noodzakelijk zijn om de economische impasse te doorbreken. Dit vraagt niet alleen andere waarden en een andere oriëntatie, maar ook een ander juridisch systeem, waarin de particulier, corporatief en gemeenschappelijk eigendom (common goods) meer met elkaar in evenwicht zijn. De balans slaat de laatste eeuwen door naar de particuliere en later de corporatieve kant.
Bedrijven en privébezit bepalen nu grotendeels onze samenleving. In vroeger tijden tot de moderniteit overheerste het gemeenschappelijk eigendom. “Privaatbezit was alleen gerechtigd in de mate dat het hwelzijn van allen diende. In feite komt het woord ‘privaat’ van het Latijnse deprivare (‘depriveren’, ontnemen), hetgeen laat zien dat eigendom allereerst gemeenschappelijk was” (TP, p202). In Ecologie en wet (EW) gaan Capra en Mattei daarop uitvoerig in. Het hangt samen met de mechanistisch-materialistische en atomistische zienswijze, “waarin de maatschappelijke werkelijkheid niet wordt beschouwd als een geheel van sociale netwerken, maar als een samenstel van individuele ‘bouwstenen’” (EW, p29).
Deze zienswijze bracht nadrukkelijk nastreven van eigenbelang en uitbuiting van medemensen en omgeving met zich mee, hoewel leden van de ‘out-group’ in vroeger tijden ook werden uitgebuit. Omdat niemand in naam eigenaar was maar iedereen, kon gemeenschappelijk bezit door machthebbers worden onteigend en onttrokken aan de gemeenschap en worden omgevormd tot particulier kapitaal. De staatsmacht speelde daarbij een centrale rol in combinatie met de wetgeving inzake privébezit. Het begon al met het feodale stelsel, waarbij de vorst zich al het land toeëigende in ruil voor bescherming en bepaalde rechten.
Gemeenschapsgronden. Francois Millet, La bergère gardent ses moutons, De herderin hoedt haar schapen
Toeëigening van gemeenschappelijk eigendom
Het Romeinse recht maakte “een juridisch onderscheid ten aanzien van dingen die niet in strikte zin privé-eigendom waren: ‘dingen die aan niemand toebehoren’ (res nullius)... nog niet door iemand opgeëist en dus vrijelijk kon worden benut; ‘dingen die van iedereen zijn’ (res communis omnium), zoals lucht, zee, stranden en stromend water..., en, als derde, ‘dingen die van de stad zijn’ (res publicae), zoals openbaar terrein, pleinen” (EW, p83). Het laat zich raden dat het land en de dingen die van niemand zijn, in de loop der tijd werden toegeëigend en geprivatiseerd door (boeren)bedrijven en machthebbers. De regels voor de verschillen en geschillen “waren nooit klip en klaar duidelijk”, waardoor wetgeving en rechtspleging zich specificeerde.
Op gemeenschappelijk eigendom (res communis) “plakten Romeinse landeigenaren, en later de Romeinse consuls en keizers... al gauw het etiket res nullius (aan niemand toebehorend) om privatisering te rechtvaardigen. Ineens behoorden de dingen die altijd van iedereen waren geweest, inclusief de toegang van kleine boeren tot de commons, aan niemand. Ze lagen als het ware voor het grijpen” (p87). Dit vormde het begin van een eeuwenlang proces van onttrekking van privé-eigendom aan gemeenschappelijk eigendom. In Engeland eigenden de Normandische koningen en edelen zich het land toe via de zgn. Magna Carta (1215).
Exploitatie van mensen en natuur
“De transformatie [van gemeenschappelijk eigendom naar privébezit]... heeft de extractie, accumulatie en mobilisatie van een verbijsterend aantal natuurlijke en menselijke hulpbronnen gevergd – later benoemd als ‘kapitaal’” (p89). Het algemene principe was ‘might is right’. De rechtshandhavers waren vaak ook machthebbers of deze waren hun opdrachtgevers. Thomas More schrijft in Utopia: “van de eigenaren zowel als van de pachters worden de bezittingen afgenomen, hetzij via een list, hetzij met geweld, of ze worden... gedwongen het land te verkopen” (p91). Dit proces ging in Engeland vooraf aan de industriële revolutie.
De privatisering van gemeenschappelijke grond leidde tot onteigening van boeren, die genoodzaakt waren fabrieksarbeiders te worden. “Mensen die ooit lid waren geweest van een bepaalde gemeenschap leefden nu voor het merendeel in hun eentje in een onvriendelijke stedelijke omgeving,” waarin zij werden uitgebuit (p93). “Het beeld van de wereld als door God geschapen en het gemeenschappelijk eigendom van alle mensen maakte plaats voor dat van een gefragmenteerd grondgebied waarin individuele eigenaars in onderlinge concurrentie de zeggenschap over alle hulpbronnen hadden” (p 95).
Ooit was grond gemeenschappelijk bezit
De verabsolutering van het privébezit
Privé-eigendom werd beschermd door de wet en de staat. “Zo werden gewoontes, ethiek, normen en waarden, rechtvaardigheid, moraal en gevoelens, - alles wat de wet inspireert - geleidelijk aan verworpen door de absolutistische visie van de nieuwe rechtsorde... die we kennen als juridisch positivisme, die ook tegenwoordig nog van grote invloed is” (p97). Privé-eigenaarschap werd daarbij beschermd “in een atomistische zienswijze van de samenleving die Locke in termen van de fundamentele bouwstenen ervan beschreef – individuele (bezit-verwervende) menselijke wezens” (p102). Het ‘natuurlijk recht’ op privé-eigendom speelde daarbij een centrale rol. Land, bezit en arbeid konden worden geëxploiteerd. “Eigendomsrechten werden niet alleen beschouwd als de hoeder van alle andere rechten, maar ook als absoluut noodzakelijk om het streven naar geluk binnen de kapitalistische samenleving te realiseren” (p116). Dit roept de vraag op naar het lot van de bezitslozen die werden uitgebuit. Ten grondslag aan de verabsolutering van privébezit ligt de geleidelijke privatisering van gemeenschappelijk eigendom, dat ontnomen werd van de gemeenschap en niet meer kon worden teruggedraaid “als privatisering niet blijkt te werken” (p117). Falende privatisering hebben we ook in recente decennia kunnen zien.
“De individu-centrische wetsvisie die vandaag de dag nog heerst... werd gestimuleerd door de noodzaak de kolonisatie... te rechtvaardigen... Het concept van de legitieme overheersing van een ‘leeg’ land... bood de sterkste intellectuele rechtvaardiging van de kolonisatie van de Nieuwe Wereld, die immers werd bewoond door ‘wilden’ zonder christelijke god, zonder rationeel denkvermogen en zonder enig idee van eigendom” (p104).
Inheemse volkeren hadden natuurlijk geen rechten en ook geen eigen bezit. Hun land kon dus zonder scrupules ‘legitiem’ van hen worden afgenomen. “Een van de ideeën [van Locke] was dat van het fundamentele recht van zowel de wetenschap als de menselijke geest om niet alleen over de natuur te heersen, maar ook over de mensen die nog in de ‘natuurlijke staat van zijn’ leefden. Daarmee had de exploitatie van land en van mensen -... van wie de menselijke subjectiviteit werd ontkend en die daarom tot slaaf werden gemaakt - een rationele rechtvaardiging gevonden” (p105). [1]
Geïnstitutioniseerde roof
Het maakte de weg vrij voor “ongelimiteerde extractie”. Dat wil zeggen “de exploitatie van gemeenschappelijke hulpbronnen” (p189). “Ten gunste van extractie en accumulatie werd aan de generatieve, gemeenschappelijke, leven schenkende eigenschappen van eigendom voorbijgegaan... Distributieve [verdelende] rechtvaardigheid werd... volledig van tafel geveegd... Absolute eigendomsrechten, niet vatbaar voor plannen tot herverdeling... vormen de basis van de juridische ondersteuning van ons huidige rampzalige ontwikkelingsmodel” (p104).
Privébezit en bedrijfsbezit worden wettelijk beschermd, gemeenschappelijk bezit niet of nauwelijks. Eeuwenoude rechten worden met voeten getreden. “De natuurlijke en culturele bronnen van de gemeenschap kunnen naar believen worden geprivatiseerd, onteigend, of beschadigd zonder ‘rechtvaardige compensatie’ of enigerlei rechtsproces” (p168). Het summum van deze ontwikkeling was later het overeind houden van onverantwoordelijke banken met publiek geld, inclusief compensatieregelingen voor CEO’s.
“Roof in het buitenland” werd zo gelegitimeerd. Vrijwel alles kon in beslag genomen worden, vooral land, hulpbronnen, producten en bewoners. ”Zo werd de rationalistische natuurwet het instrument ter rechtvaardiging van uitbuiting en roof [en...] omvangrijke koloniale expansie” (p114). Ziehier de geboorte van het internationale kapitalisme, door Thorstein Veblen als een roofsysteem (predatory society) gekarakteriseerd.
Het internationaal recht gaf volgens Hugo de Groot bedrijven en kooplieden het recht om zich grond toe te eigenen die nog niet in gebruik was als res nullius, ook al behoorde dat aan de inheemse inwoners toe. Dit “heeft een gunstig speelveld gecreëerd voor privébedrijven om zich aan transnationale activiteiten te wagen” (p124). De Verenigde Oostindische Compagnie was de eerste multinational.
Wij zitten nog met de erfenis als “fundament van de Wereld Handelsorganisatie (World Trade Organization): geen enkele publieke macht kan grenzen stellen aan het corporatieve recht... om zeggenschap te krijgen over natuurlijke en menselijke hulpbronnen” (p124). Het leidde tot een ongekende grootschalige wereldwijde exploitatie, die niet effectief beperkt kan worden door nationale staten en ethische kaders, “waarbij veel energie en hulpbronnen worden verspild, afval en vervuiling worden gegenereerd... en mensen en volkeren van elkaar gescheiden” (p161).
www.desteven.nl/bestanden/afbeelding/behoeften/2016/355-geld-behoefte.jpg
De homo economicus
De juridische verankering van het privébezit ging vooraf aan het ontstaan van de moderne economie. “Het individu is het elementaire subject van de moderne economische analyse” (p118), homo economicus genoemd, de rationeel calculerende burger, die zijn eigenbelang nastreeft met alle mogelijke middelen. Daarbij “werden het genereren van winst en de accumulatie van kapitaal doelen op zich... niet meer gericht louter op het bevredigen van menselijke behoeften” (p119). Het streven naar eigenbelang zou op de vrije markt door een onzichtbare hand leiden tot ‘harmonische verbetering van allen” volgens het evenwichtsmodel van de vrije markt-economie (zie ook CM 106 over de kritische visie van Veblen). Uit het vrije spel van maatschappelijke krachten zou vanzelf een natuurlijke harmonie van individuele belangen ontstaan en de grootst mogelijke welvaart voor allen. De vrije markt voldeed echter niet aan gestelde voorwaarden, zoals van vrije concurrentie, volledige en vrije informatie voor alle deelnemers en volledige werkgelegenheid, waardoor de markt niet werkte zoals verwacht. Dit leidde op termijn tot crises, zoals toegelicht in de artikelen over Veblen en Keynes.
De (markt)economie werd de bepalende factor in de maatschappij. “Economen lijken over het algemeen niet in te zien dat de economie niet meer dan één aspect is van een heel ecologische en maatschappelijk weefsel.” Dat wordt wel zo gezien bij de institutionele economie van Veblen, die economie verbond met sociologie, zoals ook o.m. Karl Marx en Max Weber. Economische winst werd het overheersende streven. “Alle waarden worden teruggebracht tot het enige criterium: de omvang van de taart te vergroten (maximalisatie van rijkdom)” (p121). Ofwel kwantitatieve economische groei. Tegenwoordig ziet men steeds meer de manco’s van het zogeheten marktfundamentalisme. “De tijd vraagt om een revolutie in het economisch denken... een terugkeer naar de grond van waaruit de economie ooit is ontstaan – moraalfilosofie betreffende kwesties van breed belang, waaronder de volheid van het menselijk bestaan” (p122). Zoals bijv. bij Adam Smith in de The Theory of the Moral Sentiments en bij Mariana Mazzucato in De waarde van alles: onttrekken of toevoegen aan de wereldeconomie (resp. besproken in CM 103-108 en 108).
Critici en alternatieven
In The Turning Point laat Capra vooral zien hoezeer de economische visie stoelt op een mechanistisch mens- en wereldbeeld. Hij gaat ook in op critici en hervormers zoals de utopische socialisten, Karl Marx en John Stuart Mill. Zij verbinden economie weer met politiek en ethiek, zoals ook bij Smith. Zij waren integrale denkers met een structurele visie wat betreft de verwevenheid van processen en problemen. Marx voorzag de concentratie van kapitaal, die tot in onze tijd excessief is toegenomen. “Een voortdurend verminderend aantal magnaten van het kapitaal, die alle voordelen van dit transformatieproces [van centralisatie van kapitaal] usurperen en monopoliseren” (Het kapitaal, TP p214). Zijn prognose van ‘Verelendung’ van het proletariaat en de ‘ineenstortingstheorie’ van het kapitalisme zijn niet uitgekomen en zijn crisistheorie bleek meer realistisch. Ook had hij oog voor “de vergoddelijking van het geld”. Geld werd steeds meer een doel om winst te maken en te consolideren, waaraan al het andere ondergeschikt werd gemaakt. “Het geld is het vervreemde wezen van de menselijke arbeid... en die (ver)vreemde beheerst hem, hij aanbidt het” (uit Zur Judenfrage).
Deze critici hadden oog voor de maatschappelijke kosten van economische activiteiten, maar nog weinig voor de ecologische kosten, hoewel Marx volgens Hazel Henderson milieubewust zou zijn geweest. In Het kapitaal wees hij ook op de uitbuiting van de aarde (Het nieuwe denken, p 236, 237). Ook Keynes ging evenals Smith en andere klassieke economen uit van het model van ongelimiteerde groei, dat in toenemende mate als fnuikend voor onze planeet wordt bestempeld sinds het rapport Grenzen aan de groei van de Club van Rome, het werk van E. F. Schumacher en het Brundtland Rapport van de VN. Schade treft vooral de zgn. Derde Wereld.
“Vaak met behulp van de regering van de VS ontnemen multinationale bedrijven meedogenloos de natuurlijke hulpbronnen van de Derde Wereld” (TP p234). Met de woorden van de Indiase ecoloog Vandana Shiva: “Hulpbronnen bewegen van de armen naar de rijken en vervuiling beweegt van de rijken naar de armen” (The Hidden Connections, p 129). Bovendien leiden technologie en industrie daar vaak tot sociale ontworteling. Reden waarom Schumacher zich concentreerde op kleinschalige ‘intermediate technology’. Bedrijven doen vaak zaken met een corrupte machtselite die eveneens uit is op eigen gewin en zich weinig bekommert om de belangen van de bevolking.
De inspiratie van Schumacher
De econoom Ernst Friedrich Schumacher was een van de inspiratoren van Capra. Diens kritiek op de grootschalige verspillingseconomie sprak hem aan. “Hoe kan men volhouden dat de Ameriaanse economie doelmatig functioneert wanneer ze veertig procent van de hulpbronnen op de wereld nodig heeft om zes procent van de wereldbevolking te onderhouden, zonder dat er sprake is van enige zichtbare verbetering op het gebied van menselijk geluk, welzijn, vrede of cultuur?” (Schumacher, in Het nieuwe denken: ND, p194). “Momenteel is de voetafdruk van bewoners van de VS bijna 5 planeten en die van de Europeanen meer dan 3 planeten. Dus als iedereen in de wereld graag op die manier zou willen (en kunnen) leven, dan zouden we vijf planeten nodig hebben om te overleven!” (Ecologie en wet, p228). President Biden treft zijn land desondanks aan in een deplorabele toestand en moet nu flink investeren om de verwaarloosde infrastructuur te verbeteren.
De visie van Schumacher strookte met die van Capra, die eveneens meende “dat een economie die gebaseerd was op een onbeperkte consumptie van goederen... en een reductie van kwaliteit tot kwantiteit geen levensvatbaarheid bezat... Het sleutelidee van Schumachers visie is de openlijke introductie van waarden in het economisch denken” (ND, p195). Hij bekritiseert een economie die “allereerst gewijd is aan het nastreven van materiële doelen met verwaarlozing van het geestelijke. Zo’n leven zet per se de ene mens tegen de andere en de ene natie tegen de andere op, want de behoeften van de mens zijn oneindig en oneindigheid kan alleen bereikt worden op geestelijk en nooit op stoffelijk gebied. De mens heeft er behoefte aan om uit te stijgen boven deze alledaagse ‘wereld’; de wijsheid toont hem aan hoe hij dit kan verwezenlijken. Zonder wijsheid wordt hij ertoe gedreven een monster-economie op te bouwen die de wereld verwoest, om fantastische bevredigingen te zoeken” (Schumacher, Hou het klein, p44,56,58). Socioloog Emile Durkheim kwam eerder tot gelijkluidende conclusies.
Volgens de bekende econoom Arnold Heertje (Economie, p 15) betreft de economie ook “het bevredigen van behoeften van niet-stoffelijke aard” (p 15). Daarbij gaat het om welvaart en het verbeteren van de kwaliteit van het bestaan, “die niet of slechts gebrekkig in geld kan worden vertaald” en niet altijd calculeerbaar is, en “als irrationeel terzijde wordt geschoven”. De nadruk is komen te liggen op “’geldstromen, financiële rendementen, beurskoersen, optieregelingen en kwantitatieve economische groei... onder verwaarlozing van de niet-materiële kwalitatieve kanten” (p25-27).
Schumacher plaatst de mens als geestelijk wezen, niet als homo economicus, weer centraal. “Ieder van ons kan werken aan het op orde brengen van onze eigen innerlijke huishouding.” We dienen ons weer te laten leiden door (traditionele) wijsheid en bewustwording van het Zelf (Schumacher, p 279,283). Schumacher heeft evenals Capra zijn licht opgestoken bij het boeddhisme, niet alleen wat betreft meditatie en spiritualiteit maar ook wat betreft de boeddhistische economie. (Zie ook mijn samenvatting van het werk van Schumacher in Ransijn en Schulte, Bewustzijn als bewapening, p198-220).
In Het nieuwe denken beschrijft Capra zijn ontmoetingen met Schumacher, die tot zijn verrassing een zwager van Heisenberg blijkt te zijn. Schumacher ziet meer heil in (traditionele) wijsheid, meditatie, bewustwording en ervaringen van transcendentie dan in wetenschap, terwijl Capra meer inzet op een wetenschappelijke paradigmaverandering. Hij opende Capra de ogen voor het verband tussen milieubewustzuijn en spiritualiteit. Capra doceerde later aan het Schumacher College, een internationaal centrum voor ecologische studies in Engeland.
Capra doet ook verslag van zijn ontmoetingen met futurologe en ecologe Hazel Henderson (Creating Alternative Futures) en andere feministische auteurs, zoals Germaine Greer, Carolyn Merchant, Adrienne Rich en Charlene Spretnak. Hij vond dat Schumacher nog enigzins in patriarchale en hiërarchische termen dacht. Henderson wil rivaliteit, manipulatie en beheersing vervangen door samenwerking en zorgzaamheid volgens een ander, meer vrouwelijk waardenpatroon, dan dat waarin winst en rendement centraal staat.
Henderson zette ook in op zonne-energie, windenergie en biogassen in The Politics of the Solar Age, waar Capra op in gaat aan het slot van The Turning Point. Daar noemt hij een aantal criteria voor de nieuwe economie, die ook naar voren komen in Ecologie en wet. De auteurs zien daarin vooral perspectief in transformatie van privé-eigendom naar gemeenschappelijk eigendom. Dat is iets anders dan publiek bezit ofwel staatseigendom en wijkt af van het socialisme. Hoewel Marx en Engels het ook hadden over “de maatschappelijke toeëigening van de productiemiddelen” en “het afsterven van de staat”, speelde de staat een hoofdrol in de toeëigening, anders dan bij Capra en Mattei.
Capra met Hazel Henderson https://www.fritjofcapra.net/qualitative-growth/
Voorstellen en aanbevelingen
Hieronder volgt een opsomming van voorstellen, daarna volgt de transformatie van privébezit naar gemeenschappelijk bezit. Enkele onderstaande aspecten zijn al naar voren gekomen, evenals een toelichtend kader.
- ecologisch economisch perspectief dat berust op holistisch inzicht en respect voor wijsheid van de natuur (TP, p432,433)
- opheffen van verspilling van energie en waren (p249,251), waar Veblen ook reeds op wees.
- recycling
- optimale in plaats van maximale schaal, met verwijzing naar Schumacher (p433,434)
- multidisciplinaire benadering gerelateerd aan sociale en ecologische systemen (p435)
- inschatten van sociale en milieu-kosten van economische activiteiten
- andere, meer kwalitatieve indicatoren dan Bruto Nationaal Product (p436)
- andere grootheden dan geld om efficiency van productie en distributie te meten (p436)
- energieconsumptie en energiestromen in kaart brengen bij (macro-)economische analyse (p437)
- flexibiliteit en innovatie bij crises en economische fluctuaties (p434,439)
- de-urbanisatie, herstel van evenwicht tussen stad en land, locale productie en consumptie (p441)
- act locally, think globally (p442)
- decentralisatie van (politieke) macht (p442)
- een nieuwe planetaire ethiek
- ‘zachte’ technologieën: wind- en zonne-energie, organische landbouw, recycling (p443)
- een nieuw paradigma waarin deze punten zijn opgenomen (p454)
- herstructurering van educatie en informatie en van media die worden gedomineerd door bedrijven
- meer invloed van burgerparticipatie en sociale bewegingen (p455)
- aandacht voor alternatieve, coöperatieve, covivale economie, creatieve gemeenschappen
- ‘voluntary simplicity’, eenvoudig leven, e.d. (p456,457)
- meer intuïtief bewustzijn wat betreft eenheid van al het leven en verbinding met de kosmos (p458)
- uitbreiding van de ecologische visie naar de hele planeet (p459)
- gezonde attitudes en leefgewoonten, bijv. ‘holististic health movement’, transpersoonlijke psychologie, spiritualiteit
- oog voor de verwantschap van feminisme en ecologie (p462)
- benutten van kennis en technologie van andere volkeren (p464)
- kritisch bewustzijn van de bevolking, nieuwe coalities, netwerken en politieke partijen (p465)
- nieuwe creatieve culturele krachten bundelen van de opkomende cultuur (p466)
Er zit weinig systeem in het overzicht. Bij elkaar genomen vormen de voorstellen nog niet echt een alternatief dat kan concurreren met het grootschalige mondiale economische systeem met zijn mega miljarden. Maar in de loop van evolutie zijn ook de zoogdieren zijn ooit klein begonnen en hebben de reuzenreptielen en roofhagedissen of dinosauriërs verdrongen. Daarmee is echter wel een lange tijdspanne gemoeid geweest.
‘Naar gemeenschappelijk eigendom als juridische institutie’
Dit is de titel van het voorlaatste hoofdstuk van Ecologie en wet (EW). Wetten kunnen een basis bieden aan de transformatie ‘van kapitaal naar commons’, zoals de titel van het voorgaande hoofdstuk luidt. “De huidige heersende juridische orde dient de bedrijfsbehoeften van kapitaalaccumulatie.” Deze heeft naast het milieu “in toenemende mate gemeenschapsinstituties vernietigd” (p222). Het “sprookje van groei” heeft een schadelijke keerzijde, die om gemeenschappelijke actie vraagt. Het kapitaal dat ongeremd zijn gang kan gaan, dient weer onder maatschappelijke controle te worden gebracht.
Door gemeenschappelijk eigendom een juridische basis te bieden, kan meer en meer een alternatief geboden worden voor particulier en bedrijfskapitaal waar het huidige economisch systeem op berust, dat door Capra een systeem wordt genoemd met een “zelfdestructief potentieel,” mede vanwege de enorme sociale en ecologische schade die het met zich meebrengt (The Hidden Connections, p137).
https://www.kl.nl/cases/een-sterk-publiek-domein/ gemeenschappelijk bezit werd vaak met harde hand afgenomen
Bedrijfsbelangen versus gemeenschapsbelangen
In het huidige kapitalistische systeem dient de wet vaak de gemeenschap bepaald niet optimaal. Werknemers worden al tijden uitgebuit en ontslagen als ze niet meer nodig zijn. Een sprekend voorbeeld betreft Pfizer, de farmaceutische gigant van het vaccin dat nu veelvuldig in het nieuws is. Pfizer zocht in 2005 een nieuw hoofdkantoor en zocht goedkope bouwgrond. “De deal [met de gemeente] vereiste een controversiële verandering in de vigerende wet betreffende onteigeningsrecht (van de staat) ten gunste van Pfizer, maar ten koste van plaatselijke kleine grondeigenaren, en genereerde bovendien torenhoge kosten.” Die kwamen ten laste van de gemeenschap. Het publieke belang en de belofte van veel nieuwe banen gaf de doorslag. “Een paar jaar later echter besloot Pfizer het hoofkantoor te sluiten en daarbij 1400 werknemers te ontslaan – lege gebouwen en een maatschappelijke ruïne achterlatend” (EW, p156). De geschiedenis van Pfizer en andere farmaceutische bedrijven kent vele rechtszaken, ook nu speelt weer een belastingschandaal waarbij miljardenwinsten worden weggesluisd, hetgeen veelvuldig in het nieuws is. Het bedrijf maakt nu torenhoge winsten met het covidvaccin en “verwacht er komend jaar 26 miljard dollar mee te verdienen – goed voor een derde van de verwachte totale omzet” (NRC 22 mei “Hoe Pfizer de vaccinrace won’).
Een samenhangend actueel voorbeeld is “de Bayk-Dole Act, die in de VS werd aangenomen onder druk van de farmaceutische industrie en... werd overgeplant naar alle delen van de wereld.” Het impliceert dat bedrijven de (al of niet met universiteiten gedeelde) patenten krijgen van met gemeenschapsgelden bekostigd onderzoek en daarvan het profijt hebben door hoge, zo niet exorbitante prijzen voor medicijnen te vragen. “Het gemeenschappelijke intellectuele bezit wordt zo getransformeerd tot geprivatiseerde op winst gerichte bedrijfsmiddelen” (EW, p158). Reden waarom in het internationale belang de regering van de VS de patenten van de Covidvaccins heeft opgeschort, om productie voor India, Afrika en Zuid-Amerika te vergemakkelijken.
Er is echter meer nodig dan patenten vrijgeven. Er zijn ook grondstoffen en overdracht van kennis en kunde nodig (zie NRC 7 mei ‘Vaccins zonder patenten, gaat dat arme landen helpen?’. ”Diverse experts zien het Amerikaanse besluit als een eerste stap... De vaccinkwestie laat opnieuw zien dat de farmamarkt aan herziening toe is”. En niet alleen de farmamarkt. “De econoom Mariane Mazzucato betoogt al jaren dat overheden zich zelfbewuster en veeleisender moeten opstellen tegenover farmabedrijven,” aldus econoom Marike Stellinga (NRC 9 mei ‘De koevoet en de farmaceuten’). Er volgen een paar suggesties. Er wordt bekeken hoe het beter kan.
Dit voorbeeld laat wederom de macht van multinationals zien tegenover de relatieve onmacht van regeringen. Grote bedrijven hebben advocaten in dienst die de wet in hun voordeel aanwenden. De wet dient het geld in plaats van andersom. Winst staat bovenaan op de waardentafel. Gerechtigheid en menselijke waarden bungelen er ergens onder. Gezondheidszorg is een gemeenschapsvoorziening in het publieke domein. Waarom zouden medicijnen, vaccins en de productie ervan dat ook niet kunnen zijn? Ze horen bij de gezondheidszorg. Hoe kunnen in lijn met het boek van Capra en Mattei medicijnen weer gemeenschappelijk eigendom worden? Hoe kan de productie en distributie weer onder publieke controle komen om uitwassen zoals torenhoge prijzen te voorkomen? Dit radicale idee kan worden uitgewerkt door juristen, economen en politici. “Hoe het Amerikaans besluit ook uitpakt, het is een zet in een waanzinnig belangrijke schaakwedstrijd,” besluit Stellinga. Regeringen leken eerder voortdurend in het defensief en nemen nu initiatief. Een teken van een trendverschuiving van bedrijfsbelang naar publiek belang?
https://www.mo.be/nieuws/west-afrikaanse-cacaolanden-beloven-houtkap-te-stoppen
Extractieve bedrijven
Zo zijn er nog talloze voorbeelden te geven, zoals de privatisering van nutsbedrijven, toeëigening van bossen en exploitatie van publieke voorzieningen gericht op winst ten koste van het milieu, bijv. waterleidingbedrijven die zoveel mogelijk water omzetten om aan de verkwisting te verdienen. Extractie en vervuiling zijn systemische problemen inherent in het economisch systeem gericht op winst. Ethische en juridische kaders laten ernstig te wensen over. “Het opvallende kenmerk van ons huidige kapitalisme is dat het mondiaal is en nergens in de wereld een alternatief heeft dat werkelijk effectiever en beter georganiseerd is. Staten zijn beperkt door grenzen van hun rechtsgebieden... niet sterk genoeg om paal en perk te stellen aan... extractieve bedrijven” (EW, p160-61). Deze worden (al eeuwen) ondersteunt door eigendomswetten en “juridische vrijheid tot extractie”.
“Bedrijven zijn in feite de machtigste factoren binnen het internationale recht,” mede dankzij Hugo de Groot, de grondlegger van dit recht (p163). Zij gedragen zich vaak ronduit onverantwoordelijk en onethisch, zoals de voorbeelden illustreerden. Bedrijfsbelangen worden vaker beschermd tegen publieke belangen dan andersom, zoals bij het voorbeeld uit de farma industrie. Miljarden mensen zijn afhankelijk van bedrijven en hun belangen. Op het gebied van geldstromen vinden tal van criminele activiteiten plaats zoals belastingontduiken en witwassen, waar regeringen weinig greep op hebben. Van politici (in de VS) die bedrijven willen aanpakken worden verkiezingscampagnes niet meer gesponsord door bedrijven, als hun activiteiten hen onwelgevallig zijn, en worden niet herkozen.
https://utrecht.sp.nl/nieuws/2010/02/groenstroken-de-gagel-tot-publiek-bezit-verklaard
Bescherming van publiek belang tegen bedrijfsbelang
Gemeenschappelijk bezit en publieke bedrijven worden lang niet zo goed beschermd als particuliere bedrijven en “kunnen naar believen geprivatiseerd, onteigend of beschadigd worden zonder ‘rechtvaardige compensatie’ of enigerlei rechtsproces” (p168). Dat laatste gold ook voor het overeindhouden van omvallende banken met publiek geld en veiligstellen van compensatieregelingen van hun CEO’s, die veel beter worden beschermd dan de gemiddelde werknemers, laat staan werknemers zonder vast contract zoals zzp’ers.
Om dergelijke misstanden te keren dient publiek belang wettelijk boven particulier belang gesteld te kunnen worden door de wetgeving weer dienstbaar aan de maatschappij te maken en daarmee ook het bedrijfsleven in plaats van andersom. Dit vraagt burgerparticipatie en een maatschappelijk betrokken collectief bewustzijn. De gemeenschap en de maatschappij dienen zich te organiseren in brede bewegingen met een groot draagvlak, bijv. in stichtingen, coöperaties en sociale bewegingen, waar rechten aan kunnen worden toegekend “willen we kapitaal [kunnen] teruggeven aan de commons en een ecologische juridische orde opbouwen... Binnen een ecologische juridische orde is de gemeenschap – niet het individu of de staat - soeverein” (p187). Dat vraagt een democratische organisatie van de gemeenschap. Steun van de staat lijkt onontbeerlijk “om enig tegenwicht te bieden aan de invloed van multinationals” (p193).
“Het is de collectieve plicht van de gemeenschap zich tegen extractie – de exploitatie van gemeenschappelijke hulpbronnen – te verzetten door de extractieve eigendomsregelingen, die die exploitatie mogelijk maken ter discussie te stellen” (p189). Milieubewegingen houden zich daar bijv. mee bezig. Er worden vele voorbeelden gegeven.
https://www.londonmet.ac.uk/projects/listing/public-lectures-and-talks/2018-19/design-for-cultural-commons/ecological-commoning/
‘Commoning’ en generatief eigenaarschap
Tegenover privatisering staat een omgekeerd proces dat door Nobelprijswinnares Elinor Ostrom ‘commoning’ (vergemeenschappelijking) werd genoemd. Tegenover ‘extractief eigenaarschap’ staat ‘generatief eigenaarschap’ (p195,202), dat waarde toevoegt en duurzaamheid in acht neemt. Deze omkeringen dienen juridisch te worden ondersteund, anders hebben ze ‘geen poot om op te staan’. Het herstel van het machtsevenwicht tussen commons, de publieke sector en de privésector vraagt passende wetgeving: “een juridisch stelsel dat in staat is zich te handhaven in ons op hol geslagen exploitatiesysteem” (p209).
Het vraagt ook passende organisatie(principes), collectief draagvlak en “gemeenschapsparticipatie ... een systeem van effectieve controle... het versterken van gemeenschapsbanden [...en] het herstellen van de kwaliteit van menselijke relaties.” Op een manier die verder gaat dan alleen contractuele relaties in de richting van familialistische relaties met een grotere onderlinge verbondenheid, saamhorigheid en gemeenschapszin, met “collectieve doelen waarbij delen en inclusiviteit de overhand krijgen over individualisme en het grove winstmotief” (p212). Het vraagt ook een participatorische (politieke) besluitvoming (publieke participatie) en een bijbehorend ethisch en sociaal bewustzijn.
Capra en Mattei wijzen op de noodzaak van (ecologisch) inzicht en bewustzijn en een ecologisch mens- en wereldbeeld, waarvoor een paradigmaverschuiving nodig is. Deze visie dient te worden vertaald in “ecojuridische praktijken” en ecologisch en ethisch handelen in brede zin als onderdeel van een cultuurverandering. Het betreft een geheel van samenhangende processen, die een innerlijke bewustzijnskant en een structurele buitenkant hebben. Zoals toenemende complexiteit volgens Teilhard de Chardin samengaat met toenemend bewustzijn, gaat een meer geïntegreerde structuur samen met een meer geïntegreerd collectief bewustzijn. Ieder individu kan daartoe bijdragen. “Het zal lukken als we allemaal samenwerken voor een gemeenschappelijk en duidelijk doel: emancipatie,” schrijven zij aan het eind van hun belangwekkende boek.
https://unevenearth.org/tag/commoning/ samen een toekomst voor onze kinderen genereren
Voorbeelden: burgerparticipatie en rechten voor de natuur
Capra en Mattei geven een aantal voorbeelden. Capra is vooral bekend als gelauwerd auteur van bestsellers die internationele aandacht kregen in de media. Hij werkte verder aan het Schumacher Centrum voor ecologische studies en het Centrum voor Ecoliteracy om ecologisch denken en leven te bevorderen. Mattei heeft met succes een volksbeweging en referendum geleid tegen privatisering van (drink)water. Het drinkwaterbedrijf wordt nu bestuurd volgens toegevoegde Commons-wetten. Hij heeft een standaardwerk voor de Commonsbeweging geschreven: Beni Communi: Un manifesto (9e druk). Zijn boek Plunder: When the Rule of Law is Illegal, tegen roofkapitalisme, is in zes talen vertaald.
Hier volgen een paar ontwikkelingen uit het meest recente nieuws: Volkskrant 12 mei: ‘In Duitsland adviseren burgers over het klimaat’, met commentaar van zes deskundigen. Iets dergelijks hebben Jürgen Habermas en Paul Feyerabend al eerder voorgesteld (zie CM 73,74,82). Het initiatief heet Bürgerrat Klima. Er zijn 160 mensen van allerlei leeftijden en achtergronden bij betrokken. In Duitsland zou men verder zijn met democratische vernieuwing wat betreft lokale democratie en grondrechten dan bijv. in Nederland. “En ook veel aandacht voor (en geld) voor politieke Bildung, het maatschappelijk bewust maken van burgers... Bovendien kunnen burgers klagen bij het Constitutionele Hof.” Dit toetst wetgeving aan de grondwet. “In deelstaten hebben burgers inspraak via bindende referenda... In Berlijn moest de privatisering van een waterleidingbedrijf worden teruggedraaid.” er zijn echter ook machtige lobby’s, zoals de autobranche. De belangstelling voor de Grünen lijkt te groeien, maar ook andere partijen zetten milieu en klimaat hoger op de agenda. Het beloven in het najaar spannende verkiezingen te worden.
Een andere trend naast inspraak van burgers is het pleidooi voor ecowetgeving en rechten voor andere levende wezens.
‘Eigen rechten voor de natuur’ luidde een recente krantenkop (Volkskrant Wetenschapsbijlage 17 april), waarin drie boeken hierover worden besproken: Erik Kaptein, Rechtsgelijkheid voor de natuur: Waarom niet-menselijk leven rechten verdient; Stefano Marcuso, De universele rechten van de plant; Christopher D. Stone, Should Trees Have Standing? Law and Morality, and the Environment. Wat betreft onze omgang met dieren verscheen van Henry Mance, How to Love Animals in a Human-Shaped World, besproken in de Volkskrant (15 mei ’We vermenselijke dieren nog niet genoeg’). De bekommernis om dieren lijkt al vele jaren toe te nemen. er is een politieke partij die voor ze opkomt. Maar veel mensen laten hun vlees er nog niet voor staan, hoewel de intensieve veehouderij vooral vanwege milieuvervuiling onder toenemende druk staat. Een ‘vleestaks’ ligt echt politiek nog heel gevoelig, maar is wel een voorgestelde juridische maatregel.
In de Volkskrant van 18 mei volgde een column ‘Rechten voor rivieren, oceanen, riffen, planten: het is heel goed mogelijk’ door Sita Sitalsing. “Worden boren naar olie in de Nigerdelta, grootschalig vissen met sleepnetten, bomen kappen in de Amazone... straks potentieel stafbare handelingen?... Alles wat er is, was ondenkbaar voordat het er was... Zo waren kinderen heel vroeger eigendom van de vader, die ze naar believen mocht verkopen of weggeven – ondenkbaar dat die ooit rechten zouden krijgen... Eens was het een bespottelijk idee dat vrouwen, zwarten of Joden ooit rechten zouden krijgen”, schrijft zij verwijzend naar Christopher Stone, professor of Practice of Public Integrity in Oxford en betrokken bij diverse regeringen en organisaties op het gebied van sociale en juridische hervorming, die nu pleit voor rechten voor bomen en onze natuurlijke omgeving. (https://www.bsg.ox.ac.uk/people/christopher-stone).
Sitalsing verwijst naar een interview met de jurist Philippe Sands (Volkskrant 15 mei). Hij is voorzitter van de internationale Stop Ecocide Foundation, die probeert ecocide (internationale milieuvernietiging, de term is van de vermoorde Zweedse premier Olaf Palme) strafbaar te stellen door internationale wetgeving. Hij vergelijkt ecocide met genocide en misdrijven tegen de menselijkheid, die pas na de oorlog stafbaar werden gesteld. Voor die tijd was er juridisch weinig tegen te doen, zoals nu tegen ecocide.
Aanpak van vervuilende en belastingontduikende multinationals
Als je erop gaat letten verschijnen er geregeld artikelen die de trend van een internationale jurische aanpak van misstanden zichtbaar maken. Bijv. ‘Nieuw EU-plan om ontwijking belastingen door multinationalks aan te pakken maakt meer kans’ (Volkskrant 19 mei) en ’Brussel ruikt kans na plan van Biden’ (NRC 19 mei): “De EU worstelt al jaren met een effective aanpak van belastingontwijking. Nu is er nieuwe hoop op een doorbraak.” Het gaat om 35- tot 70 miljard euro aan misgelopen belastinginkomsten, doordat “multinationals de gaten in de belastingwetten feilloos weten te vinden. De aanpak vereist unanimiteit van EU-landen, ook Nederland als toevluchtsoord van ontduikende brievenbusbedrijven.
‘Ook Shell moet zich van rechter aan Akkoord van Parijs houden’ was de kop in NRC 26 mei, 27 mei gedrukt. “’De rechtbank neemt niet de volledige eis van Milieudefensie over... [en] heeft het verweer van Shell op bijna alle punten afgewezen.” De eis is gebaseerd op het klimaatakkord van Parijs. Bedrijven dienen zich aan internationale richtlijnen te houden en kunnen nationele en internationale wetgeving en akkoorden niet naast zich neerleggen vanuit soeverein bedrijfsbelang. Bovendien “hebben bedrijven een zelfstandige verantwoordelijkheid die los staat van het beleidndat een land voert, zelfs als een land niets doet, mag dat voor een bedrijf geen reden zijn om zich aan de iegen verantwoordelijkheid te onttrekken” ‘Uitspraak over Shell laat zien: klimaat is mensenrechtenkwestie’, luidde een volgende kop. Milieuwetgeving ligt in het verlengde van mensenrechten, zoals Sands hierboven al te kennen gaf. een gezonde omgeving is een mensenrecht. In een ongezonde omgevingen komen mensenrechten niet tot hun recht.
“Het revolutionaire is dat de rechter een bedrijf houdt aan afspraken, die niet door het bedrijf, maar door regeringen zijn gemaakt,” aldus Nijpels, regisseur van de uitvoering van het klimaatakkoord. Bedrijven dienen zich te schikken naar regeringen, niet andersom. De macht van mulinatiomals dient aan banden gelegd te worden, willen we het milieu redden dat zij ontoelaatbare schade hebben toegebracht. “De overheid gaat grote vervuilers niet langer uit de wind houden.” Bedrijven moet meebewegen met het publieke belang, niet andersom. De macht van het recht zet zich daarvoor in. Het vonnis wordt een keerpunt genoemd, in lijn met het werk van Capra. De uitspraak is vooral het werk van advocaar Roger Cox, auteur van Revolutie met recht (2011).
Eerder verscheen in de Volkskrant ook ‘Een collective aanklacht tegen Tata Steel’ (19 mei). een groep gedupeerde omwonende burgers klaagt deze vervuilers aan “vanwege het structureel overtreden van de regels... ‘’indien daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levengevaar voor een ander te duchten is’ (art. 173a Wetboek van strafrecht). een ander voorbeeld van optreden van participerende mondige burgers.
Er is ook een spirituele leefwijze nodig
Eerdere artikelen gingen over Peter Singer, Paul Kingsnorth, Confessions of a Recovering Environmentalist and Other Essays / Bekentenissen van een afvallig milieuactivist en E.O. Wilson, The Future of Life in CM 81,83 en 86 en vele andere werken. Er zijn grensverleggende trends in gang gezet, maar het is nog afwachten wat er van terecht komt. In Nederland bieden Urgenda en de stikstofwetgeving voorbeelden van milieuwetten. Er kan nog veel meer worden gedaan. Bijv. wetgeving om flexwerkers te beschermen.
Wat betreft Kingsforth, journalist bij The Guardian en The Ecologist, verscheen in Trouw een interview (15 mei) over zijn bekering tot het christendom “het laatste wat me interesseerde”. Hij meent dat de economische en ecologische crisis niet is op te lossen “met een andere politiek, en beter klimaatverdrag of een schonere technologie.” Er is een meer spirituele leefwijze nodig van eenvoudiger leven met meer toewijding, zoals ook Marius de Geus bepleitte in zijn boek Filosofie van de eenvoud (zie CM 32). Kingsforth ging mediteren, deed aan natuurmagie, vereerde de natuurgodin en vond nu “een eeuwenoud geloof, met leven heiligen en rituelen, met een diepe onverklaarbare kracht, die wijst naar God in alles, in de rivieren en de bergen... Overgave aan de Schepper... Wat dat concreet betekent? Eenvoudiger leven, minder technologie gebruiken, meer weegeven, machtspolitiek afwijzen, je mnaaste liefhebben. En met naaste denk ik niet alleen aan de buurmnan, maar ook aan het bos in de buurt.” Daar is veel voor te zeggen. Het doet denken aan de prothestantse ethiek waarvan Max Weber onder de indruk was, die is losgekoppeld van de economie. Religie, ethiek en spirituele ontwikkelingen dienen weer te worden geïntegreerd.
https://dut.mentorbizlist.com/4266992-the-form-of-monopoly-in-russia-and-its-types?
Commentaar: de toegevoegde bijdrage van Capra en Mattei aan het debat over de economie
Mijn artikelen ‘De economie na de pandemie’ (CM100) en Kroniek van de coronacrisis Deel 8: Herstel en hervorming van economie en samenleving (CM 103) gaan in op een aantal recente boeken met een kritische economische strekking met vergelijkbare inzichten als bij Capra, die kan worden aangemerkt als een pionier, die in de voorste gelederen liep. In een interview zegt sociaal filosoof Gabriël van den Brink: “Het neoliberalisme heeft te weinig oog voor de inbedding van het individu in zijn leefomgeving” (NRC 20 juni 2020). Daar is nu meer behoefte aan, nu de sociale cohesie onder druk staat en minder lijkt geworden, ondanks het vele vrijwilligerswerk: ‘De samenleving schreeuwt om gemeenschapszin’ (Volkskrant 30 mei 2020). “Het probleem is... dat de behoefte aan gemeenschap te weinig vorm krijgt.” Men voelt te weinig verbondenheid. Dat komt mede door een te ver doorgevoerd individualisme. Daarom stelt Van den Brink meer samenwerking voor in coöperatieve verbanden, waarbij concurrentie en coöperatie met elkaar in evenwicht zijn. Zijn visie is in lijn met wat Capra schrijft. Zijn boek wordt besproken in CM 101 en 104.
Een ander overzichtsartikel van kritische boeken over voorgestelde economische veranderingen (NRC 3 juli 2020, ‘Groei zonder bloei’) schrijft: “Het streven naar maximale groei van het bnp is geen oplossing voor de grote kwesties van deze tijd, zoals klimaatverandering, energietransitie en duurzame ontwikkeling... Het is dan ook de hoogste tijd voor een nieuw verhaal voor onze economie.” Daarin gaat het niet alleen om de kwantiteit van de productie, “maar ook om de kwaliteit van het leven. En ze wijzen op de opkomst van nieuwe coöperaties.., die anders werken dan grote ondernemingen... Maar verder dan wat vage contouren... komen ze niet” (zie CM 100).
In Kroniek van de coronacrisis Deel 8: Herstel en hervorming van economie en samenleving (CM 103) staat ook een aantal trends en kenmerken die overeenstemmen met hetgeen Capra noemt: postmaterialisme, holisme, publieke controle en investeringen, de menselijke maat, holisme, vermindering van ongelijkheid, een actievere rol van de overheid, meer verbondenheid en saamhorigheid.
Het artikel over Elitetheorie Deel 2A Radicale Amerikaanse sociologen: Veblen en Wright Mills (CM 102) schijft het volgende over een samenvattende selectie van Amerikaanse sociologische werken: “Algemene thema’s zijn: moreel en religieus verval, vermindering van sociale cohesie en gemeenschapsleven mede door een eenzijdig individueel gericht streven naar het vergaren en consumeren van waren. De individualisering gaat gepaard met verzwakking van sociale verbanden en vermindering van sociaal kapitaal, dat door de eenzijdige nadruk op financieel en economisch kapitaal in de verdrukking komt. De massasamenleving en de consumptiemaatschappij schieten tekort in de vervulling van behoeften aan zelfverwerkelijking, bevrijding en sociale verbondenheid.” Ook dit komt overeen met de bevindingen van Capra.
Ook in andere boeken over economie, waarvan er diverse zijn besproken in Civis Mundi, wordt wel vaak over een grotere rol van de overheid en publieke voorzieningen en investeringen gerept, maar niet over gemeenschappelijk eigendom. Wat dat betreft biedt het boek van Capra en Mattei een vrij unieke en onderbouwde bijdrage. Hun driehoek individu, gemeenschap en overheid komt meer genuanceerd over dan de gebruikelijke tegenstelling individu en staat als de bestuurlijke belichaming van de maatschappij. Zij hebben ook meer oog voor collectieve en institutionele veranderingen wat betreft het bewustzijn, de samenleving en de cultuur in diverse aspecten, ook in de vorm van sociale bewegingen en sociaal-culturele trends, zoals het feminisme en de milieubeweging. Hun indeling kan misschien deels verklaren waarom het socialisme, dat vanouds op meer overheidsbemoeienis van bovenaf uitdraait, op zijn retour is.
Staatsbemoeienis lijkt vaak een mate van effectiviteit te hebben bereikt die bij toename niet effectiever wordt, eerder het tegendeel. Het gaat hen om participatie van de gemeenschap van burgers in de vorm van (burger)bewegingen, stichtingen, coöperaties, maatschappen, genootschappen, coalities enz. van onderaf, niet van bovenaf van staatwege. De groene partijen sluiten hierbij aan, vooral bij milieuorganisaties, een betrekkelijk nieuwe sociale trend die zich ook politiek vertaalt en aansluiting heeft met spirituele bewegingen. De groene trend tekent zich echter af bij vrijwel alle partijen, met uitzondering van extreemrechts, hoewel het conservatisme oorspronkelijk misschien het meest milieubewust was vergeleken bij het liberalisme en het socialisme, behalve de utopisten.
Betrekkelijk uniek bij Capra is ook zijn veelomvattende interdisciplinaire wetenschappelijke visie. Hij beheerst diverse wetenschappelijke disciplines en weet deze onderbouwd en overtuigend in een dynamisch totaalkader te plaatsen. Dit biedt een hoopgevend perspectief, dat zowel rationeel als spiritueel verankerd is. Verder was hij zijn tijd vooruit als een maatschappelijk betrokken pionier in zijn brede interessegebied, die het werk van eerdere pioniers op diverse terreinen samenbundelde tot een interdisciplinair gefundeerd zinvol geheel. Zijn sociologische onderbouwing laat echter te wensen over en is slechts gebaseerd op secundaire literatuur over Anthony Giddens en Jürgen Habermas. Als dergelijke beperkingen ook gelden voor andere vakgebieden waarover hij schrijft, is zijn werk minder degelijk dan het lijkt. Hij wekt met zijn veel uitgebreidere verwijzingen echter overtuigend de indruk dat hij op andere gebieden meer deskundig is, met name op het gebied van de natuurkunde, ecologie, economie, holistische gezondheid en spiritualiteit.
Het volgende artikel gaat in op ecologische landbouw en voedselvoorziening, een gebied dat ook vrij prominent naar voren komt in zijn vele werken, waarvan er slechts vijf zijn besproken.
Noten
Wat betreft de uitbuiting van andere volken, schreef Albert Schweitzer, arts, theoloog en cultuurfilosoof te Lambarene (Gabon) in 1920: “Hebben wij blanken het recht, wilde en halfwilde volkeren... onze heerschappij op te dringen? Nee, indien we ze slechts overheersen willen om materieel voordeel uit hun land te trekken. Ja indien het er ons ernst mee is, ze te ontwikkelen en tot welstand te brengen.” Dat laatste kan ook zonder heerschappij. “Nu is de wereldhandel, die hen ook bereikt heeft, een feit, waartegen wij noch zij iets kunnen doen. Door de wereldhandel werden ze reeds onvrijen. Hun economische en sociale verhoudingen werden erdoor aan het wankelen gebracht. Als onafwendbaar gevolg sproot daaruit voort, dat de stamhoofden met de wapens en het geld, hun door de wereldhandel bezorgd, de massa der inboorlingen absoluut onderwierpen en tot slaven maakten, die voor de export moetsen werken om aan enkelen grote rijkdom te bezorgen... We kunnen kunnen onze fouten tegenover hen niet weer goedmaken door... de kolonieën een zelfstandigheid terug te geven, die hen onvermijdelijk zou brengen tot slavernij onder hunsgelijken” (Uit mijn leven en denken, p171).
Schweitzer ziet hier wat bewaarheid werd: dat elites de macht zouden overnemen van de koloniale overheersers en de bevolking vaak niet beter af zou zijn, zoals Jef Abbeel in zijn recesies over Leopold II beschreef en Sjoerd Zanen over der ol van elites te kennen gaf in zijn artikelen. De vormalige koloniën zijn nog steeds in vergaande mate onderhorig aan de wereldhandel, die grondstoffen exploiteert, vaak ten gunste van een kleine, rijke bovenlaag. Hij wijst er oom op dat zij hun eigen landbouw in gevaar brengen door exportproductie. “Een toenemende uitvoer breijst niet altijd, dat een kolonie vooruitgaat, integendeel, het kan ook betekenen, dat ze op weg is ten ondergang” (p173).
Hij wijst op het belang van ambachten, zoals E F Schumacher wees op het belang van kleinschalige ‘intermediate technology’. ‘Geletterden’, degenen die lezen en schrijven hebben geleerd, kijken vaak neer op handenarbeid en willen vaak slechts werk in de handel verrichten, waarmee ze hun land geen dienst bewijzen. “Politiek zoijn de koloniale problemen, zoals zij zich ontwikkeld hebben, niet op te lossen. het nieuwe, dat komen moet, is dat blank en gekleurd elkaar in ethische zin ontmoeten. Dan eerste zullen ze elkaar leren verstaan” (p176).