Civis Mundi Digitaal #110
De toeslagenkwestie heeft veel losgemaakt. Er is een pleidooi voor een andere bestuurscultuur. Er is meer kritisch vermogen nodig van het parlement. Dat is makkelijk gezegd en moeilijk gedaan. De gemeentepolitiek als voorbeeld. (Zo boven, zo beneden is een oude spreuk, die ook van toepassing lijkt op de de diverse niveaus van de politiek van hoog tot laag in de landelijke organisatie, red.)
Allereerst is aan de orde dat overheidsbeleid ongelooflijk ingewikkeld is en steeds complexer wordt. Zonder juridische kennis van regels, praktijken en vonnissen staat een burger al gauw op het verkeerde been. Er gelden strakke regels en beginselen van behoorlijk bestuur. Die zijn bedoeld om het functioneren van de overheid te verbeteren en waarborgen in te bouwen tegen willekeur.
Nu zou men kunnen stellen dat het weliswaar van burgers teveel is gevraagd om tot in de haarvaten van de overheid door te dringen maar dat dit ook niet nodig is. Daar hebben we in onze democratische rechtsstaat immers volksvertegenwoordigers voor. Die moeten niet alleen beleid vaststellen maar ze moeten ook controleren. Als volksvertegenwoordiger nemen ze de controletaak over van de burgers. Zo zou het moeten zijn.
Maar de praktijk biedt een heel ander beeld. De noodzaak van gedegen controles wordt weliswaar formeel onderschreven maar in de praktijk is er sprake van aanzienlijke tegenwerking. Wanneer een raadslid zich al te zeer verdiept in allerlei besluiten die vragen oproepen, valt al gauw het verwijt dat raadsleden zich niet moeten bemoeien met het dagelijkse werk. Dat is immers opgedragen aan het College. Er moet vertrouwen zijn. En dat beroep op vertrouwen krijgt dan een uitwerking dat we ervan uit moeten gaan dat alles wat het college doet welgedaan is. En daar gaat het mis. Controle wordt dan opgevat als een uiting van wantrouwen. Wie vertrouwen heeft in het College zou geen behoefte moeten hebben aan controle. Een dergelijke cultuur is dodelijk voor het serieus nemen van de controletaak die een volksvertegenwoordiger hebt en die wettelijk is verankerd.
Ook is een bekend verschijnsel dat Colleges zeer vaardig zijn om gestelde vragen zo algemeen te beantwoorden dat een raadslid weliswaar niet kan ontkennen een antwoord te hebben gekregen maar dat men zorgvuldig om lastige vragen heeft heen gecirkeld. Men heeft de lont eruit gehaald en beperkt zich tot algemeenheden, vaak van procedurele aard. Men ontwijkt een inhoudelijk antwoord. Dat is een merkwaardige tegenstelling. Woorden die vooral als doel hebben antwoorden te omzeilen en te verhullen in plaats van te onthullen. Dat geldt in het bijzonder wanneer het om kwesties gaat waarin wellicht niet helemaal volgens de regels is gehandeld.
Een derde ervaring is dat in een dergelijke cultuur een beroep op vertrouwen al gauw een dekmantel wordt waardoor lastige en omstreden besluiten aan de openbaarheid worden onttrokken. Er wordt een beroep gedaan op raadsleden de zaak buiten de openbaarheid te houden, omdat de gemeente anders te negatief in het nieuws komt.
Dergelijke praktijken hebben gemeenschappelijk dat ze belemmerend werken voor raadsleden om als volksvertegenwoordigers het volk te vertegenwoordigen. Een raadslid wordt dan ingepalmd met als doel onderdeel te worden van een systeem, ook als dat gemankeerd functioneert. Dat is de beste garantie dat verbetering uitblijft en problemen in stand worden gehouden. Raadsleden worden dan raderen in bureaucratische processen. Men gaat meedraaien in plaats van repareren. Er ontstaat geestelijke inteelt. (Zien we iets dergelijks ook niet in de landelijke politiek, waarbij kamerleden geacht worden met her partijstandpunt in te stemmen?, red. i.o.)
Dergelijke praktijken hebben gemeenschappelijk dat ze drempels opwerpen tegen kritisch vermogen. Kritisch vermogen vraagt ruimte. En als die ruimte ontbreekt kan er heel gemakkelijk een cultuur ontstaan waarin problemen in stand worden gehouden en jarenlang door kunnen etteren. De enigen die daar last van hebben zijn dan de burgers die zich met verbazing en niet zelden met woede afvragen hoe gemankeerde praktijken alsmaar kunnen voortduren. Beter is het verkeerde praktijken te onderkennen in plaats van de ogen te sluiten. Erkenning als voorwaarde voor verbetering.
Thieu Wagemans is raadslid In gemeente Leudal, Noord Limburg