Het Europese gemeenschappelijke landbouwbeleid, het klimaat en de biodiversiteit

Civis Mundi Digitaal #110

door Jan de Boer

Dit artikeltje, gewijd aan het Europese gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB) heb ik geschreven naar de Franse situatie, maar gaat natuurlijk in hoofdlijnen ook op voor andere Europese landen als Nederland. In dit artikel wil ik waarschuwen voor de rampzalige consequenties van een gebrek aan ambitie in het GLB voor de biodiversiteit, het klimaat, de landbouwers en de maatschappij. Ik heb via de boerenfamilie van mijn grootmoeder van vaderszijde (kleine boeren in het oosten van Friesland, en geëmigreerde groot geworden boeren in Frankrijk) altijd grote belangstelling gehad voor het boerenbedrijf en heb in mijn jonge jeugdjaren in de vakanties (de oogsttijd) heel wat bij hen gewerkt. Ik wilde toen ook zelf graag boer worden op een gemengd bedrijf, maar daar is niets van gekomen: als je geen grond of geld hebt, werk je je hele leven lam voor de bank, dus niet… Hier mijn voorstellen voor een goede en verantwoorde agro-ecologische transitie van de landbouw.

Landbouw, biodiversiteit en klimaat zijn onderling nauw met elkaar verbonden. De recente vorstgolf in Frankrijk heeft aanzienlijke verliezen opgeleverd in wijngaarden, fruitboomgaarden en landbouwculturen. Een uitzonderlijke situatie? Helaas niet. Door de groei van planten c.a. in perioden van vroegtijdige warmte aan het einde van de winter, die door de klimaatverandering vaker voorkomen, richten de gebruikelijke late nachtvorsten steeds meer verwoestingen aan. De landbouwers zijn de eerste slachtoffers daarvan, net zoals zij slachtoffers zijn van blootstelling aan pesticiden, die hun gezondheid schaden en een achteruitgang van de biodiversiteit veroorzaken. Dit laatste moedigt vervolgens de verwoesters van culturen aan, evenals de toenemende schaalvergroting en daarmee de schuldenlast aan die de verdwijning van landbouwers doet versnellen.

De agrarische sector is zich daarvan bewust geworden, en is begonnen met voorzichtige veranderingen in de landbouwpraktijk. Deze zijn helaas verre van voldoende voor een verantwoorde toekomst. Het GLB, dat het grootste deel van het gemiddelde inkomen van de Franse landbouwers garandeert en ook direct hun landbouwpraktijken richting geeft, is een zeer belangrijke werkende kracht voor de verwachte transitie van agrarische en voedselsystemen.

Maar de kleine pasjes van het GLB zijn bij lange na niet meer voldoende. Sinds het GLB van 1992, waarin agro-milieumaatregelen werden geïntroduceerd, hebben successievelijke hervormingen op totaal onvoldoende wijze rekening gehouden met sociale en milieudoelen. De « vergroening » van het GLB van 2013 was volgens de Europese Rekenkamer een volledig échec. In 2020 hebben 3600 wetenschappers in het academische blad « People and Nature » een oproep gedaan tot duidelijke acties, met als doel dat het GLB de aandacht vestigt op wat er werkelijk op het gebied van duurzaamheid moet gebeuren. Het nieuwe GLB waarover nu gediscussieerd wordt, beantwoordt in de verste verte niet op wat deze wetenschappers naar voren hebben gebracht. Desalniettemin vraagt het GLB aan de lidstaten een nationaal strategisch plan op te stellen dat voldoende handelingsmogelijkheden biedt om de agro-ecologische transitie te versnellen. Frankrijk moet zich daar serieus mee bezighouden en daarbij de verleiding tot « greenwashing » vermijden.

Het nationale strategische plan moet de wetenschappelijke kennis mobiliseren. Een verandering van het voedingspatroon, met een belangrijke reductie van dierlijke producten uit met name de industriële fokkerij is nodig voor het klimaat, de biodiversiteit en het welzijn van de dieren. Een veel directere lijn tussen producenten en consumenten moet aangemoedigd worden om het deel van het voor de gezondheid nadelige ultragetransformeerde voedsel in onze voeding terug te brengen en om de toegevoegde waarde tussen landbouwers en andere hoofdfiguren van de voedselketen beter te verdelen.

Het een en ander impliceert een heroriëntatie van productieprocessen, die beslist door de politiek begeleid moet worden. Zonder politieke wil zetten de actuele tendensen, vergroting, simplificatie en intensivering, zich gewoon voort en verdringen zij de verscheidenheid aan exploitatie- en productiewijzen.

De exploitatiewijzen die agro-ecologische praktijken gaan toepassen, valoriseren de biodiversiteit en natuurlijke regulatie: diversifiëring van culturen, extensieve veefokkerij, verband tussen plantaardige en dierlijke productie, opwaardering en onderhoud van weilanden, kleinere percelen. Wetenschappelijke onderzoeken tonen aan dat deze praktijken onmisbaar zijn om het gebruik van kunstmest, pesticiden en diergeneeskundige anti-parasitaire middelen en antibiotica, die een negatieve impact hebben op het milieu en de menselijke gezondheid, te verminderen. Zij dragen bovendien bij aan de werkgelegenheid.

De half-natuurlijke milieus die aan de landbouwpercelen grenzen (hagen, natuurlijke weilanden…) slaan CO2 op, beheersen de bodemerosie, zuiveren water en houden de biodiversiteit in stand, waaronder de « bestuivers » en de vijanden van de verwoesters van culturen. De wetenschappelijke literatuur toont duidelijk aan dat het noodzakelijk is om deze milieus in goede staat te houden: ten minste 20% van de oppervlakte van het landschap is nodig om goed agro-ecologisch functioneren te garanderen. De vraag is nu welke plaats in het nationale strategische plan aan de agro-ecologie gegeven zal worden.

Allereerst moeten de directe hulpmiddelen de installatie van nieuwe landbouwers in de agro-economie aanmoedigen en de run op steeds groter wordende bedrijven beperken. Daartoe moet de steun voor de eerste hectaren van nieuwe bedrijven vergroot worden en de steun aan de grote bedrijven aan een maximum gebonden worden.

In de tweede plaats moet de zogeheten « ecoregimes-steun » (die bedoeld is om verdienstelijke ecologische praktijken te steunen) gebaseerd worden op ambitieuze criteria. Het is noodzakelijk om, rekening houdend met de omvang van een bedrijf, een belangrijk aantal verschillende culturen, een hoog percentage hagen, duurzame stroken gras en een groot deel van niet geploegd weiland voor het vee te reserveren. En landbouwers moeten, rekening houdend met de noodzaak om gelijktijdig met de landbouwpraktijken en de aanwezigheid van semi-natuurlijke milieus te werken, de verschillende types van het ecoregime kunnen cumuleren.

In de derde plaats moet het budget voor ecoregimes duurzaam gemaakt worden zonder dat dit ten koste gaat van het budget voor agromilieu-maatregelen, dat toch al erg laag is.

De regering moet mijns inziens een ambitieus nationaal strategisch plan vaststellen, dat een werkelijk middel is voor de agro-ecologische transitie, en de juiste arbitrages plegen die berusten op gezondheids-, sociale en milieuvoordelen en niet op het gewicht van de aan de onderhandelingen deelnemende partijen.

 

Geschreven op 11 mei 2021