Civis Mundi Digitaal #112
De bescherming van de gedomesticeerde honingbij is een van de populairste en meest consensuele milieukwesties. Maar zij is ook het onderwerp waarbij het overgrote deel van de overheidspolitiek het meest afwijkt van de aanbevelingen van de competente wetenschappelijke gemeenschap. Een recente beslissing illustreert dat opnieuw. Eind juni dit jaar hebben de Europese Commissie en de lidstaten een akkoord bereikt over de doelstellingen voor de bescherming van gedomesticeerde bijen. De bereikte overeenkomst heeft ook een cijfer: 10 procent. Dat is het acceptabel geachte percentage dode bijen binnen een bijenvolk als gevolg van blootstelling aan een pesticide. De reglementaire vertaling van dit objectief is doodsimpel: een landbouwgif mag, om in Europa gebruikt te worden, niet meer dan 10 % van een gedomesticeerd bijenvolk vernietigen.
Dit alledaags schijnende akkoord markeert in werkelijkheid het resultaat van een al twintig jaar durende sage, die overigens nog niet geheel is afgerond. In 1994 deed in Frankrijk een nieuwe generatie systemische insecticiden, gebruikt voor het omhullen van zaaigoed, haar intrede. Onmiddellijk zagen de bijenhouders abnormale sterfte bij en het wegkwijnen of volledig ineenstorten van bijenvolken.
Tien jaar ging voorbij met vruchteloze controverses. Van alle kanten werden rookgordijnen opgetrokken. De neergang van de bij? Virussen, parasieten, klimaatverandering, slechte praktijken van bijenhouders: dat alles werd plotseling uitvoerig ten tonele gebracht als verklaring voor de neergang van bijenvolken op hetzelfde moment dat de nieuwe landbouwgiffen in de velden arriveerden… In 2003 bevestigde een door de minister van landbouw besteld en boven alle twijfel verheven rapport van universitaire experts na drie jaar werk dat de ontregelingen bij bijenvolken inderdaad veroorzaakt werden door vergiftiging met de gewraakte producten. Dit rapport zei ook dat de procedures voor de evaluatie van het risico van pesticiden voor geen meter deugden en herzien moesten worden. In werkelijkheid is dit proces nooit afgesloten, zoals de genoemde overeenkomst van eind juni laat zien.
Een tiental jaren na dit eerste rapport erkende de Europese autoriteit van voedselveiligheid (EFSA) de ernst van het probleem. Zij stelde een geheel van nieuwe principes voor om doeltreffend de risico’s van pesticiden voor bijen en andere wilde bestuivers te testen. De neiging om alles uit te stellen bracht de lidstaten ertoe hartelijk te lachen over deze nieuwe voorstellen, alsof het onderwerp van weinig belang was. Gedurende zeven jaar werden de principes dertig keer aan de orde gesteld in de betreffende commissies, zonder dat dit ooit leidde tot discussies, laat staan tot beslissingen. Ten einde raad vroeg de Europese Commissie aan de EFSA haar werk te herzien, in die zin dat de principes voor de evaluatie van risico’s « versoepeld » werden. Wanneer het niet mogelijk is politiek te bedrijven op basis van wetenschappelijke argumenten, dan is het altijd mogelijk om wetenschappelijke argumenten te produceren op basis van politieke verlangens!
Waarom zoveel terughoudendheid? De landbouwchemische industrie zelf geeft op die vraag het antwoord. Volgens haar eigen inschatting, tijdens een symposium in 2017 bekend gemaakt, zou de aanvaarding van de door de EFSA voorgestelde evaluatieprincipes leiden tot het uitsluiten van onkruidbestrijding voor 79%, van schimmelwerende producten voor 75% en van insectenbestrijdingsmiddelen voor 92%. Deze cijfers kunnen wellicht ter discussie staan, maar door ze te aanvaarden, kun je je afvragen welke politieke verantwoordelijke een zo zware economisch schade voor een zo strategische sector als de chemische industrie voor zijn of haar rekening zou willen nemen, vooral gegeven de toenemende concurrentie van Chinese ondernemingen.
Geen verrassing dus dat na twee decennia vertragende handelingen er een weinig beschermende beslissing is genomen, die zonder twijfel de verdere neergang van de bijen en wilde bestuivers niet zal tegenhouden. Want het objectief van 10% aanvaardbare mortaliteit per bijenvolk kondigt het onvermijdelijke vervolg van de catastrofe aan. En dat is niet moeilijk om te begrijpen: bijen en andere plantenbestuivers worden niet blootgesteld aan slechts één substantie, maar voortdurend aan verschillende tientallen chemische substanties (in de Europese Unie zijn er meer dan 300 geautoriseerd), waarvan de gezamenlijke effecten voor het overgrote deel onbekend zijn.
Hoe dan ook, de Europese Commissie en de lidstaten werden al sinds 2015 ernstig berispt voor hun laksheid door de EASAC (European Academies Science Advisory Council) en recentelijk nog eens door de Europese Rekenkamer. Bijen en plantenbestuivers, nodig voor een groot deel van ons voedsel, blijken door de aanwezige economische krachten onverdedigbaar te zijn!
Het zou eenvoudig zijn om hier bij het nemen van een beslissing democratischer te werk te gaan, om aan de milieubeschermingsdoelen hun hele politieke dimensie toe te kennen. Maar het is verre van zeker dat de publieke opinie in de diverse landen bereid is om de sociaal-economische evenwichten te verstoren voor de bescherming van zoemende beestjes. Het tegengestelde lijkt steeds waarschijnlijker. Zwitserland was het eerste westerse land dat haar bevolking rechtstreeks geraadpleegd heeft over een progressief einde van synthetische chemie in de landbouwpraktijken. Wetenschappers waren bij deze raadpleging betrokken en gaven alle benodigde informatie aan het publiek. Het resultaat was dat een zeer grote meerderheid van de Zwitsers de voorkeur gaf en geeft aan de status quo, ten gunste van de belangen van de chemische industrie. Op eenzelfde wijze hebben de Zwitsers recentelijk de nieuwe CO2-wet van de federale regering, bedoeld om de afspraken van het (onvoldoende) klimaatakkoord van Parijs (2015) waar te kunnen maken, verworpen: prima om « groen » te zijn, maar dan wel op voorwaarde dat dat niets kost! En geldt dat niet voor verreweg de meesten van ons, verslaafd aan ons op oneindige groei gebaseerde economisch en consumptiesysteem?
Geschreven in juli 2021