Wat voedt het populisme?

Civis Mundi Digitaal #112

door Erik Jansen

Bespreking van Marcel ten Hooven, De ontmanteling van de democratie, Hoe de kunst van het samenleven verstoord raakt - en wat eraan te doen. Arbeiderspers, 2018.

 

 

Marcel ten Hooven was vele jaren verbonden aan de politieke redactie van het dagblad Trouw en is nu vaste medewerker van de Groene Amsterdammer. Hij schreef eerder o.a. twee boeken met Theo de Wit. In dit boek uit 2018 benoemt hij de twee bedreigingen die van binnenuit onze samenleving ondergraven. Enerzijds het neoliberalisme, dat publieke zaken “vermarkt” die eigenlijk door de politiek geregeld zouden moeten worden. Anderzijds het populisme, waar Trump en Brexit voor staan, en dat in zijn ogen beschouwd kan worden als een reactie op de ongelijkheid die het neoliberalisme creëert.

Onze liberale samenleving is zowel gebaseerd op democratische besluitvorming als op de rechtstaat. De democratische besluitvorming geeft de meerderheid de macht om de zaken volgens haar inzicht af te handelen. Terwijl de rechtstaat de vrijheid en pluriformiteit moet garanderen om machtsmisbruik door de meerderheid tegen te gaan. Het politieke proces is daarbij een ‘geven en nemen’ en veelal een compromis van de diverse wensen.

Deze moeizame en trage besluitvorming is een ergernis voor de populisten, die de ‘wil van het volk’ willen vertolken en daadkracht willen uitstralen (“alle illegale immigranten het land uit”) en geen boodschap hebben aan juridische tegenwerpingen.

Het populisme verkiest daarom een autocratische regeerstijl à la Trump, Erdogan, etc. Marcel ten Hooven gaat uitgebreid in op het verschijnsel Trump en vraagt zich af waarom zoveel mensen hun vertrouwen in deze man stellen. Het populisme is volgens hem een reactie op het misfunctioneren van economische, sociale en maatschappelijke stelsels, wat tot een groeiende tweedeling en ongelijkheid in de maatschappij heeft geleid, en van een gebrekkig politiek antwoord hierop, waardoor grote groepen zich niet meer vertegenwoordigd voelen door de oude politieke partijen.

 

Neoliberalisme

In de jaren na de oorlog is binnen de Europese landen een welvaartsstaat gecreëerd, waarbij bedrijven het initiatief namen in de economische vernieuwing maar de overheid de taak op zich nam om voor iedereen een minimaal inkomen en voldoende bestaanszekerheid te bieden. In de jaren tachtig zijn deze garanties onder druk komen te staan en heeft de overheid haar ambities als algehele regelaar van werkgelegenheid en sociale en culturele voorzieningen moeten bijstellen. Er was te lang te weinig oog voor een goede balans tussen rechten en middelen, met een zowel financieel als bureaucratisch overbelaste overheid tot gevolg.

Onder invloed van het neoliberale gedachtengoed zijn privatisering en marktwerking de overheidsbureaucratie gaan vervangen. Dat betekent nog niet dat men mag rekenen op een meer directe en effectieve hulp. Nee, er zijn meer protocollen en controles bij gekomen: “Het neoliberalisme wil de staat terugtrekken uit de zorg voor mensen, maar zadelt hen wel op met semi-zelfstandige instanties die een net van controleregels over hen uitwerpen”. Hij citeert Eveline Tonkens: “Vroeger klopte je, idealiter gesproken, met een probleem bij de overheid aan en gebeurde er wat. Nu krijg je niet zelden een ingewikkeld verhaal waarom je ergens anders moet zijn en niet geholpen kunt worden. Je kunt je probleem niet meer adresseren. Dat machteloze gevoel, alsof de samenleving van niemand meer is, ondermijnt ook je gevoel voor veiligheid. Je doolt maar een beetje rond. Dat is een enorme stimulans voor het populisme.” De digitalisering schept ook de nodige problemen om toegang te krijgen tot de gewenste en noodzakelijke informatie. Je kunt daarbij niet meer aan de balie vragen, waar je moet zijn, en overal heb je wachtwoorden voor nodig, die soms maar korte tijd geldig zijn. Ook is er een tendens om de problemen “voor te zijn” door dossiers bij te houden en vroegtijdige interventies te doen, ook achter de voordeur. Waar dit geïnstitutionaliseerde wantrouwen toe kan leiden zien we in de Toeslagenaffaire.

Het neoliberalisme wordt vaak verkocht als stimulans om mensen meer eigen verantwoordelijkheid te geven. Dat betekent meer individuele keuzevrijheid, maar die vrijheid kan niet iedereen aan. Het niet hebben van een baan is dan je eigen schuld: je hebt er niet alles aan gedaan, of je ligt niet goed in de organisatie. Het neoliberalisme biedt een vrijmaking van de economie, het stimuleert concurrentie en veranderingsgezindheid, bedrijfswinsten en groei worden omhooggestuwd, maar het biedt niet meer de politieke mogelijkheden voor herverdeling en bescherming van de zwakkeren. Die toenemende ongelijkheid in de samenleving is volgens Marcel ten Hooven de reden dat de politieke onvrede groeit. De hogere middenklasse is zeer doeltreffend in het in eigen kring houden van het geld en de goede banen. Tekenend zijn de hoge prijzen van huizen in de steden. Aan de andere kant vormen de overmaat aan depressies, stress, alcoholisme, zwaarlijvigheid en goklust onder de mensen die zich tot de kanslozen rekenen, de symptomen van het gebrek aan hoop op een beter bestaan.

Waar het neoliberalisme het sociale weefsel lostrekt, wil het populisme het weer verbinden met een gesloten natiestaat, die de welvaart voor zichzelf kan houden. Waar het neoliberalisme de verzorgingsstaat wil ontmantelen, willen de populisten haar juist versterken: het heeft een groot geloof in de effectiviteit van kordate besluiten (“deals”). Dat daarmee het grenzeloze kapitalisme, het terrorisme, de immigratie, het klimaat, en andere bedreigingen niet weggaan, is duidelijk. Het populisme richt zijn pijlen juist op de internationale instituties die hier hun belangrijke bijdragen zouden kunnen leveren.

 

Globalisering

Het neoliberalisme is samengegaan met het opheffen van beperkingen voor banken en het opheffen van handelsbarrières tussen landen. Door de internationale concurrentie is veel productiewerk naar Oost-Europa en China verschoven en is de werkgelegenheid in eigen land meer en meer in de dienstensector en de zorg komen te liggen.  Veel hooggeschoold werk in de industrie is vervangen door werk voor ‘job pickers’ in de webshops en chauffeurs voor het bezorgen van pakjes. Veel vastwerk is vervangen door flexwerk.

Dit heeft geleid tot een scherpere tweedeling in de maatschappij tussen hoger opgeleiden die goed hun weg weten in de geglobaliseerde economie, en lager opgeleiden waar de inkomensgroei en baanzekerheid steeds verder afneemt. Bij een groot deel van de bevolking is het besef gegroeid dat zij wel eens de economische verliezers van de globalisering zouden kunnen worden. De reactie is om zich af te sluiten van de internationale setting en instituties, en de hoop te vestigen op politieke leiders die de zekerheid van vroeger weer kunnen geven, dwz. “Make America great again”.

 

Moderniteit en multiculturele samenleving

Tot zover is het verhaal helder. Maar door de diverse hoofdstukken heen spelen er ook nog andere factoren. Ten eerste is daar de moderniteit, de vrijheid van het individu om los van traditionele verbanden en verplichtingen zijn eigen gang te gaan, los van kerk en buurt. Met het oplossen van de zuilen is ook de glans van de politieke middenpartijen (PvdA, CDA) verbleekt en moeten deze partijen vechten voor hun bestaan. De vaste leden van vroeger zijn nu zwevende kiezers. Het wordt steeds duidelijker dat de levensbeschouwelijke grondslagen hun bekoring aan het verliezen zijn. Iedere burger wordt een individu zonder een binding met een gemeenschap of collectief. Iedere burger gaat zich in toenemende mate gedragen als de ‘homo economicus’ in plaats van als ‘homo politicus’, helemaal dus volgens het neoliberale model. Niet als dwang maar als eigen keuze.

Ten tweede is daar de multiculturele samenleving. Marcel ten Hooven ziet de komst van vluchtelingen en arbeidsimmigranten zelf als een verrijking voor de samenleving: “De kracht van culturen is dat het waardenpatroon in een geleidelijk proces van geven en nemen, dat zich manifesteert als een niet-aflatend, soms heftig publiek debat van botsende levensvisies tot stand komt. (...) Hiermee is niet gezegd dat de immigratie geen problemen met zich meebrengt. Zij versnelt de dynamiek van de culturele ontwikkelingen en doet een groter beroep op de samenleving om het aanhoudende conflict tussen verschillende levensvisies verend op te vangen”.

Daarmee doet hij toch niet helemaal recht aan de onrust in sommige lagen van de bevolking over immigranten (en Nederlanders uit andere gebiedsdelen), waarbij het vooral gaat om de voorrang van asielzoekers voor de betaalbare huurwoningen, de gemengde scholen en buurten, het geweld op straat, de ruime vertegenwoordiging van allochtonen in de misdaad, en het verdringen van werk door Oost-Europeanen. Je kunt “islamisering” afdoen als een populistische ‘zondebok’-theorie en oproepen om in plaats van met identiteitspolitiek je meer te richten op echte politieke issues: gelijke kansen, inkomensgelijkheid, openbreken van de gescheiden sociale netwerken, maar dan heb je de rol van cultuur toch een beetje onderschat.

 

Januskop van de politicus

In het laatste hoofdstuk keert de auteur weer terug naar het politieke handwerk. Democratie vraagt een grote terughoudendheid van regeringen en politieke leiders. Waar de overheid een positieve vrijheid kan creëren door ontplooiingsmogelijkheden te scheppen in zorg, onderwijs en cultuur, kan er ook een dwang ontstaan die het individu beperkt door het opdringen van een bepaalde cultuur of levenswijze. Het antidemocratische kenmerk van de populisten is dat zij de pretentie de “volkswil” uit te voeren verlengen door van de staatsmacht een almacht te maken, zodra zij aan het bewind zijn. De ambtenarij wordt omgevormd tot een uitvoerende instantie van de regeringspartij en onafhankelijke rechters worden vervangen door geestverwanten.  

Er dient dus voor gewaakt te worden dat er geen verstoring is van de trias politica en dat een ‘zorgvuldige wanordelijkheid’ het democratische gehalte bewaakt. De rechtstaat, waarin de sociale grondrechten de bevoegdheden definiëren en de klassieke de grenzen trekken van overheidsbemoeienis, moet dus het oriëntatiepunt van politici zijn, niet het economische paradigma van de neoliberalen of het etnisch-culturele paradigma van de populisten.

In de parlementaire democratie heeft het politieke debat de belangrijke rol om de maatschappelijke vraagstukken aan de orde te stellen en daar expliciete meningen over te ontwikkelen (politisering), maar aan de andere kant moet ook voldoende ruimte gelaten worden voor het oplossen van de tegenstellingen (pacificering). De politicus moet dus een Januskop hebben: zich duidelijk profileren als een representant van zijn kiezers, maar tegelijkertijd medeverantwoordelijk zijn voor het bestuur. De ene functie vergt een handelswijze die tegengesteld is aan de eisen die de andere functie aan hem stelt: in zijn politiserende rol komt hij overtuigender over als hij op uitgesproken wijze stelling neemt (in het parlement en in de media), in zijn pacificerende rol wordt van hem terughoudendheid verlangd (in de beslotenheid van het coalitieoverleg). Dat Wim Kok en Diederik Samson zich in de Paarse coalities zich zo achter de coalitiepartner ‘verborgen’ en het voortbestaan van de coalitie belangrijker vonden dan de eigen profilering heeft de herkenbaarheid van de PvdA geen goed gedaan.

Wat moeten de middenpartijen? Marcel ten Hooven: “Ergens onderweg hebben de volkspartijen hun ideologische ransel leeggeschud – ten onrechte, want uit de rijke bagage van hun ideeëngeschiedenis is een bijdetijds politiek verhaal over gelijkheid, vrijheid en solidariteit op te diepen. Groeiende ongelijkheid, mogelijke bedreigingen van de vrijheid, minder solidariteit, dat zijn de échte problemen van deze tijd, mede als gevolg van de invloed die het neoliberalisme en het populisme hebben kunnen uitoefenen. In hun ideeëngeschiedenis kunnen liberalen, sociaaldemocraten en christendemocraten daarop een eigen politiek antwoord vinden”. Verder moet in het politieke debat gematigdheid betracht worden en politieke tegenstanders niet voor oud vuil worden uitgemaakt.

 

Tot besluit

Marcel ten Hooven heeft een knap boek geschreven waarin hij veel actuele thema’s laat samen komen en hij veel andere denkers aan het woord laat, zoals Claude Lefort en Hannah Arendt, en ook het nodige citeert uit de rapporten van de WRR. De titel van het boek slaat op het beperken van ‘het politieke’ door de ‘vermarkting’ van veel zaken die voorheen door de overheid werden verzorgd en onder de politiek vielen. Het boek gaat echter vooral over de onvrede die het populisme voedt en die niet altijd direct te maken heeft met de terugtredende overheid, maar vooral met de cultuuroorlogen die er heersen.

Het boek maakt geen duidelijk onderscheid tussen de moderniteit opgevat als de (onvermijdelijke?) technologische ontwikkeling en de (te vermijden?) economisering/financialisering van delen van de maatschappij die voorheen niet vercommercialiseerd waren enerzijds, en de culturele kaalslag in de levensbeschouwingen (hebben we daar überhaupt greep op?) anderzijds. Het internet en het goedkope transport hebben de globalisering sterk in de hand gewerkt en daar plukken we allemaal de vruchten van (goedkope spullen) en de nadelen (verslechtering van het werk). Het is niet het ene wel en het andere niet.

De EU is erop gericht om binnen Europa tot een gemeenschappelijk markt te komen. Daardoor is onze veeteeltsector zo groot en hebben we veel buitenlandse arbeidskrachten in onze slachterijen werken. Het effect van de huidige open markten en de globalisering is een enorm energieverbruik, enorme handelsstromen, verkwisting van grondstoffen, milieuschade, en uitbuiting van goedkope arbeid in andere delen van de wereld. Sluiten we de grenzen echter voor producten van buiten dan gaat dat ten koste van de koopkracht van onze eigen inwoners, en van de bedrijvigheid waar we zelf goed in zijn.

Marcel ten Hooven probeert het populisme vooral te dempen met betere politieke omgangsvormen. Hij onderschat daarmee de diepte van de culturele aversie. Concrete maatregelen om het economische neoliberalisme te verzachten noemt hij overigens ook niet. Een mogelijkheid zou bijvoorbeeld zijn om de CO2 uitstoot sterker te beprijzen, zodat het containervervoer en vliegverkeer zou worden teruggedrongen. Dat zou een demper kunnen zetten op de globalisering.

Gelukkig heeft Trump zijn tweede termijn niet gekregen en is de VS een coup bespaard gebleven, ondanks zijn weigering om vrijwillig de macht over te dragen. Biden wil de klimaattransitie weer ondersteunen en ook de EU komt nu met ambitieuze plannen voor het vergroenen van de economie. We kunnen er echter op rekenen dat de populistische partijen dit allemaal zullen afdoen als flauwekul en het zal er nog om gaan spannen als de vergroening inderdaad de vrijheid van mobiliteit zal beperken en de kosten voor de huishoudens zal vergroten. Ook de paternalistische maatregelen rond ‘gezond leven’ zullen op groeiende aversie stuiten. Wie gaat mij vertellen hoe ik moet leven?

We gaan het zien. Meer dan het neoliberalisme en de inkomensongelijkheid zou de afkeer van de elite, de wetenschap, en de multiculturele samenleving, wel eens de meer doorslaggevende krachten achter het populisme kunnen zijn. Recent heeft het complotdenken weer een nieuwe impuls gekregen door de (gedwongen) vaccinatie strategieën. Wij zijn nog niet af van de ‘cultuuroorlog’.