Kenschets van de Romantiek
Deel 6: Muziek tijdens de hoge Romantiek

Civis Mundi Digitaal #112

door Piet Ransijn

Chopin speelt piano voor de  aristocratische Poolse familie Radziwiłłs in 1829

 

Dit deel sluit aan bij het vorige en eindigt met de overgang naar de 20e eeuw met enkele ‘overgangscomponisten’. Ook hier zijn de belangrijkste componisten geselecteerd. Welke dat zijn is soms ook een kwestie van smaak, maar meestal is er wel overeenstemming over. In het volgende passeren Schumann, Mendelssohn, Berlioz, Chopin, Liszt en Wagner de revue. De late Romantiek begint met Brahms, hoewel het onderscheid in hoge en late Romantiek enigzins arbitrair is.

Robert Schumann (1810-1856) was een bewonderaar van Schubert, Bach, Beethoven, Von Weber, Chopin en Berlioz. Zijn vader was boekhandelaar, waardoor hij goed op de hoogte was van de literatuur van zijn tijd. Behalve componist en pianist was hij ook een geestdriftig, welsprekend en invloedrijk redacteur van het vernieuwende Neue Zeitschrift für Musik, dat hij in 1834 oprichtte samen met zijn pianoleraar en latere schoonvader Friedrich Wieck. Het spel van diens negenjarige dochtertje Clara, een wonderkind, dat later de meest vooraanstaande pianiste van Europa zou worden, bracht Schumann ertoe les te nemen bij Wieck en ook piano-virtuoos te willen worden. Dat ging niet door, omdat hij in zijn ambitie een hand of vinger verminkt of verlamd zou hebben.

In 1834 leerde hij een adellijk meisje “met een madonnakopje” kennen met wie hij zich verloofde. Aan Clara Wieck schreef hij later dat hij beducht was zich te binden aan dit meisje, ook omdat hij weinig verdiende en zij arm was. Hij gaf de voorkeur aan zijn artistieke carrière en aan Clara: “Jij bent mijn oudste liefde,” en wilde zich met haar verloven. “Clara’s vader verzette zich met geoorloofde en ongeoorloofde middelen tegen de verloving van zijn zeventienjarige dochter, die met haar concerten zoveel verdiende,” altijd vergezeld van haar vader (Höweler, p630). Zij ontmoetten elkaar in het geheim. De rechtbank moest er aan te pas komen om na vijf jaar met haar te kunnen trouwen in 1840. Zij waren een opmerkelijk succesvol artiestenechtpaar. Clara speelde de stukken van haar man op haar tournees.

In 1840 ontstonden ook Schumanns grote liederencycli: Liederkreis, Frauenliebe und -leben, Dichtersliebe met 138 liederen van zijn in totaal bijna 300 liederen, waarmee hij Schubert halverwege benaderde, maar niet overtrof. In 1841 volgde de Frühlingssinfonie, waarmee zijn faam als componist gevestigd was, gevolgd door andere werken, waarvan vier symfoniën. Zijn piano-oeuvre bestaat vooral uit korte stukken: Fantasiestücke, Kinderszenen, Kreisleriana, Noveletten en Nachtstücke. In het Album für die Jugend (1848) bundelde hij een aantal stukken voor kinderen, fantasierijke, vaak lieflijke en aandoenlijke muziek. Clara en hij hadden acht kinderen. In 1848 schreef hij ook toneelmuziek voor Manfred van Lord Byron en voltooide het derde deel van de Szenen aus Goethe’s Faust. Hij was bevriend met Mendelssohn en vooral met de 23 jaar jongere Brahms en had ontmoetingen met Wagner.

“Zijn muziek belichaamt veel meer dan die van enig ander componist de diepten, tegenstellingen en spanningen van de romantische geest. Soms is ze vurig, soms dromerig, nu eens onstuimig of koddig, dan weer overpeinzend of wijs” (Grout, p644). Zijn kleinere lyrische en dichterlijke pianowerken zijn naast zijn liederen wellicht het meest persoonlijk, “het dichtst aan het hart,” zoals bij Beethoven, Schubert, Mendelssohn en Chopin (Curt Sachs, Geschiedenis der muziek, p275).

In een brief aan zijn vriend Gilbert Rosen schreef hij in 1828 op zijn typerende beeldende wijze dat hij “doorgaans, ik weet niet waarom, de erbarmelijk mensheid ontvlucht... ben vaak verslagen... over de nietigheid en ellende van deze egoïstische wereld... Een wereld zonder mensen, waar zou ik die kunnen vinden? – een onmetelijk kerkhof... Deze wereld met mensen, wat is zij? Hetzelfde – een ontzettend kerkhof van weggezonken dromen... Het noodlot heeft door alle eeuwen met zijn reuzenvuisten wel ieders mond tot stilzwijgen gebracht, maar... harten hebben elkaar ondanks verre verwijdering innig lief” (Marius Monnikendam, Brieven van beroemde componisten, p101).

Zijn huwelijksgeluk duurde niet heel lang. De intriges van vader Wieck hadden bij Schumann reeds tijdens hun verloving mede geleid tot een zenuwcrisis en aanvallen van zwaarmoedigheid, die later erger werden. Het begon al in 1833 na de dood van zijn broer en de suïcide van zijn zus in 1825 en werd veel erger met een zenuwinzinking en depressie in 1841. Hij was waarschijnlijk manisch-depressief (bipolaire stoornis). In 1854 sprong hij in de Rijn. Na deze suïcidale poging werd hij opgenomen tot hij in 1856 stierf op 46-jarige leeftijd. Zijn beste vriend Brahms hielp Clara en zijn kinderen, maar bleef vrijgezel, en meende zijn muzikale inzet niet goed te kunnen combineren met een gezin.

 

 

Clara Wieck en Robert Schumann en Felix Mendelssohn

 

Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847)was een protestants gedoopte kleinzoon van de Joodse Verlichtingsfilosoof Mozes Mendelssohn en stamde uit een ontwikkeld milieu en was al jong bevriend met Goethe. Hij is te beschouwen als een ‘zondagskind’ van de Romantiek en kreeg op 17-jarige leeftijd bekendheid met zijn ouverture voor Ein Sommernachtstraum  (De Midzomernachtsdroom) van Shakespeare in 1826. In 1829 zorgde hij voor een uitvoering van Bachs Mattheuspassion. Dit leidde tot de oprichting van koorverenigingen in Duitse steden, later ook in Nederland, die o.m.passiemuziek ten gehore brachten. Daarna ging hij naar Italië en Parijs, waar hij resp. Berlioz en Liszt leerde kennen. In 1833 werd hij muziekdirecteur te Düsseldorf, in 1835 te Leipzig, de stad van Bach, waar hij ook Kapelmeister werd van het Gewandhausorkest. Daar richtte hij in 1842 met Schumann het conservatorium op. Hij trouwde in 1836 met de liefde van zijn leven. Ze kregen vijf kinderen. De laatste jaren van zijn korte leven was hij oververmoeid, mede door zijn roem als dirigent en componist, die hem onder druk zette. Na de dood van zijn geliefde zus Fanny ging hij haar achterna, slechts 38 jaar oud.

“Bij Mendelssohn, die evenwichtig van karakter en gelukkig in zijn leven was, treft men weinig aan dat iets meedeelt over hartstocht, strijd en wanhoop. De klassieke rust van een aristocratisch karakter, de gepolijste zeggingskracht en welgeschapen manieren van een man van de wereld kenmerken Mendelssohns eigenschappen. Zijn werken kwamen voort uit een liefhebbend, niet uit een bloedend hart; ze zijn noch titanisch, noch heftig, maar altijd zonnig, gelukkig en zuiver” aldus Curt Sachs (Geschiedenis der muziek, p267-68). Ze zijn klassiek-romantisch te noemen. Hij werd vooral geïnspireerd door Bach.

Van zijn pianowerken zijn de 48 Lieder ohne Worte het meest bekend. Zij geven allerlei gevoelens en stemmingen ongekunsteld weer met vaak een “natuurlijke lieflijkheid” (Höweler, p442). Daarnaast zijn de Italiaanse, de Schotse symfonie en de Reformatiesymfonie (1833, 1842 en 1868) van de 13 symfoniën die hij schreef, vooral bekend gebleven, alsmede de muzikale landschapsschilderingen in zijn ouvertures Die Hebriden en Meeresstille und glückliche Fahrt (1832), zijn vioolconcert (1844) en zijn twee pianoconcerten (1832 en 1837). Daarnaast componeerde hij veel kerkmuziek, de oratoria Paulus (1836)en Elias (1846) en vele orkestwerken, concerto’s en kamermuziek. Kortom, een veelzijdig en vruchtbaar componist van hoog niveau. Zijn werk zet klassieke vormen voort met een romantische inhoud.

 

 

Berlioz en Chopin (portret van Ary Scheffer, 1847)

 

Hector Berlioz (1803-1869), zoon van een plattelandsdokter en een moeder die hysterisch zou zijn geweest, werd zich bewust van zijn roeping als musicus toen hij kennismaakte met de opera Orfeo ed Euridicevan Gluck. Met veel moeite wist hij zijn vader te overtuigen om zijn muziekstudie te bekostigen. In 1827 bezocht hij een opvoering van stukken van Shakespeare en werd hysterisch verliefd op de actrice Harriett Simpson. Hij wilde toen haar aandacht trekken door meesterwerken te componeren. Zijn eerste meesterwerk: Acht scènes uit Goethes Faust schreef hij in 1829. Zijn gevoelens heeft hij op originele en indringende wijze verwerkt in zijn tweede meesterwerk de Symphonie Fantastique (1830). ‘Episode uit het leven van een kunstenaar’ luidde de ondertitel van dit originele vijfdelige autobiografische muziekstuk, dat behalve hoogromantische ook moderne, fantastische en surrealistische trekken toont, zoals te horen is in de delen: 1. Dromerijen en hartstochten, 2. Een bal, 3.Scène op het land, 4. De gang naar het schavot, 5. Heksensabbat.

Toen het toneelgezelschap van Harriet Simpson failliet ging, bekommerde Berlioz zich minder om haar en werd hij verliefd op de pianiste Camilla Moke. Na de succesvolle uitvoering van zijn Symphonie Fantastique stemde haar moeder in met een huwelijk. Berlioz ging echter naar Rome in verband met de Prix de Rome die hij had gewonnen en zij trouwde met een ander. Hij wilde wraak nemen, maar werd onderweg ziek. Toen Harriet een concert met werken van Berlioz bezocht, voelde zij zich aangesproken dat de woorden “Ach kon ik haar vinden, deze Ophelia, deze Julia, waar mijn hart naar verlangt,” daar zij deze rollen had gespeeld. Ze maakte kennis met Berlioz, maar hield gepaste afstand tot “de zonderlinge kunstenaar” (Höweler, p122), die haar echter onder druk zette om met hem te trouwen en daarin uiteindelijk slaagde door een suïcidale poging. Zij kregen één zoon.

Hij componeerde vervolgens Harold en Italie (1834) naar Child Harold van Lord Byron met een vioolpartij voor Paganini op bestelling, daarna een goed betaald Requiem (1837) en legde zich toe op dirigeren om zijn werken uitgevoerd te krijgen. Ook daarin blonk hij uit. Na een concert, georganiseerd door vrienden om hem uit zijn geldnood te helpen, kreeg hij via Paganini 20.000 Francs. Daardoor had hij genoeg reserve om zijn ‘symphonie dramatique’ met koor Romeo en Juliette (1839) te componeren, dat hij aan Paganini opdroeg. Niet lang daarna kreeg hij een relatie met een fatale zangeres Marie Recio, waardoor zijn vrouw Harriet furieus werd. In 1846 verscheen de concertopera La Damnation de Faust, gecomponeerd tijdens tournees in het buitenland.

Vooral in Duitsland ondervond hij veel waardering, mede dankzij Schumann en Liszt. Toen zijn vrouw in 1854 overleed na een aantal ongelukkige jaren, trouwde hij met Marie Recio. Hetzelfde jaar schreef hij zijn oratorium L’Enfance du Christ en daarna zijn kolossale opera Les Troyens (1859). In 1862 overleed zijn tweede vrouw plotseling nadat hij zijn laatste werk had voltooid, Béatrice et Bénédict, naar een stuk van Shakespeare (Much ado about nothing). Hij componeerde ook liederen en concertouvertures: Le Roi Lear (1831), Benvenuto Cellini (1838) en Le Carnaval Romain (1844, de ouverture van Béatrice et Bénédict) en Le Corsaire (1844).

“Berlioz noemde als de belangrijkste kenmerken van zijn muziek de hartstochtelijke expressie, de innerlijke gloed, de ritmische kracht en het element van verrassing”(Wikipedia). Hij schreef ook in diverse kranten en tijdschriften als vaste bron van inkomsten en had een scherpe pen, die lang niet iedereen kon waarderen. Hij schreef ook een studieboek en memoires over zijn gepassioneerde leven. Zijn werk wordt als vernieuwend en ingenieus beschouwd en kenmerkt zich vaak door kolossale bezetting met koor en groot orkest en expressieve dramatiek met vele wisselende stemmingen.

Hij wordt “geassocieerd met wilde verbeeldingskracht, met grote afmetingen en ideeën, met fascinerende kleuren... een verbeeldingskracht die voor niets staat, noch voor het bizarre, noch voor het morbide... Demonisch, vurig, onstuimig, daagde hij de critici en het publiek steeds weer uit met zijn onconventionele partituren. Triomfen en mislukkingen wisselden elkaar af; zijn privéleven was verre van gelukkig” (Curt Sachs, Geschiedenis der muziek, p270).

Frédérique Chopin (1810-1849)werd als pianovirtuoos een ‘tweede Mozart’ genoemd en staat bekend als de pianocomponist bij uitstek. Een ongelukkige liefde en zwakke gezondheid versterkte zijn melancholie. Hij sympathiseerde met de Poolse opstand tegen Rusland en werd een banneling toen de Russen de opstand neersloegen, omdat hij geen Russisch onderdaan wilde zijn. In Parijs leerde hij o.m. Liszt en Berlioz kennen, en hij was een bewonderaar van de operacomponist Bellini. Hij raakte ook bevriend met de schilder Delacroix en de revolutionaire schrijfster George Sand, met wie hij een verhouding kreeg, die echter werd verbroken. Vier jaar later, in 1849, overleed hij ten gevolge van tuberculose op 39-jarige leeftijd. “Uit het bezette Polen komt zijn ziel tevoorschijn, en zijn muziek,” schreef George Sand (Wikipedia). Zijn fijngevoelige, charmante en virtuoze muziek lijkt vaak vervuld van heimwee en melancholie, alsof hij smacht naar zijn moederland of naar “iets wat er niet is” (Sachs, p273).

Zijn pianowerken omvatten balladen, études, nocturnes, polonaises, mazurka’s, préludes, sonates, walsen, waarin Poolse volksmuziek is verwerkt. Verder twee pianoconcerten en een ballet Les Sylphides, gebaseerd op zijn muziek. De toon is vaak melancholisch en soms vurig en krijgshaftig in zijn mazurka’s en polonaises, als het ware vol verlangen naar zijn Poolse moederland, hoewel zijn vader Frans was en alleen zijn moeder Pools. Zijn elegante en ‘parelende’ pianostijl is o.m. beïnvloed door John Field en diens leraar Muzio Clementi, zijn lange vloeiende melodielijnen door Bellini. Ook Bach en diens Wohltemperiertes Klavier heeft invloed op hem gehad. Hij werd door Schumann verwelkomd als een veelbelovend vernieuwer: “Hoeden af, mijne heren, een genie!” (1831, Höweler, p 628).

 

  

Franz Liszt aan de piano in een Parijse salon, op de piano een borstbeeld van Beethoven. Het gezelschap vertegenwoordigt zittend Alexandre Dumas (père), George Sand, Franz Liszt, Marie d’Agoult, zijn levensgezellin en staand: Hector Berlioz of Victor Hugo, Niccolò Paganini en Gioachino Rossini, geschilderd door Joseph Danhauser + 1840

 

Franz Liszt kreeg vanwege zijn muzikale begaafdheid een studiebeurs om zich in Wenen verder te bekwamen bij Czerny, een leerling van Beethoven, die hij daar ook ontmoet zou hebben.

Zijn vader was rentmeester bij de Hongaarse vorst bij wie Haydn in dienst was en zat in diens koor. Nadat het gezin verhuisde naar Parijs speelde Liszt in Parijse salons als pianovirtuoos, hiertoe aangemoedigd door de vioolvirtuoos Paganini. Hij had diverse affaires voor hij in 1834 een vrij huwelijk aanging met de gravin d’Agoult, met wie hij drie kinderen kreeg, nadat zij van haar man en kinderen scheidde. Zijn oudste dochter Cosima trouwde eerst met dirigent Hans von Bülow en daarna met Richard Wagner, die Liszt in 1848 leerde kennen.

De liefde tussen hem en de gravin hield geen stand en sloeg om in haat. In 1847 kreeg hij een relatie met een gehuwde Russische vorstin. Op haar verzoek wijdde hij zich meer aan componeren dan aan concertreizen door heel Europa. De programmatische Symfonie Fantastique (1830) van Berlioz won hem voor de nieuwe romantische richting in de muziek. Liszt was Rooms-Katholiek en ontving de lagere (priester)wijdingen als diaken. Hij overleed in 1886 op 84-jarige leeftijd te Bayreuth in het huis van zijn dochter Cosima Wagner, die in 1883 weduwe geworden was.

Naast pianovirtuoos en componist was Liszt o.m. hofdirigent te Weimar (1848-61). Daar dirigeerde hij ook o.a. Wagners Lohengrin. Zijn  pianostijl was gebaseerd op die van Chopin. Liszt componeerde o.m. dertien symfonische gedichten, waarvan Les Préludes (1854) de bekenste is, twee pianoconcerten, uiteenlopende werken voor solo-piano. Het bekendst zijn de 19 Hongaarse Rapsodieën, 12 Études d’execution transcendante (1826), de Faust-symfonie (1857), de Dante Sonate en de Années de Pèlerinage. Hij schreef ook religieuze muziek: 2 missen (1855 en 1867), Consolations (1850) en Harmonies Poëtiques Et Religieues (1852), orgelmuziek en vele bewerkingen voor piano van werken van o.a. Schubert, Berlioz, Bach, Beethoven en Wagner waarmee hij naast eigen werken als pianist furore maakte.

 

 

Richard Wagner en het standbeeld van de maestro voor het Festspielhaus te Bayreuth

 

Richard Wagner (1813-1883) besloot componist te worden toen hij de 7e en daarna de 9e symfonie en de ouverture Egmont van Beethoven hoorde, die verwant zijn met zijn muziek. Zijn vader overleed in 1821, zijn stiefvader was een toneelspeler en mislukt universeel genie. Zou hij een rolmodel zijn geweest voor Wagner als geslaagd universeel genie? Wagner begon zijn muziklale loopbaan in 1834 als muziekdirecteur van het stedelijke theater te Magdeburg. In 1936 trouwde hij met de actrice Minna Plager. Dit huwelijk verliep ongelukkig, mede wegens wederzijds overspel. In 1837 werd hij dirigent van de opera te Riga. Daarna ging hij in 1839 naar Parijs, waar hij o.a. de schrijver Heine en de componisten Liszt en Berlioz ontmoette. In 1840 voltooide hij zijn eerste opera, Rienzi: Der letzte der Tribunen. In 1841 volgden Eine Faust-ouverture en Der Fliegende Holländer. In 1843 werd hij hofkapelmeester te Dresden. Daar voltooinde hij Tannhäuser en Lohengrin en begon hij aan Der Ring des Nibelungen.

Vanwege deelname aan de opstand van 1849 in Dresden moest hij vluchten naar Zürich. Hij had nl. connecties met anarchisten als Bakoenin. In 1852 leerde hij de vermogende familie Wesendonck kennen. Mathilde Wesendock zou zijn muze zijn geweest bij Der Ring des Nibelungen en ook van liefdesopera Tristan en Isolde en de Wesendoncklieder, gebaseerd op gedichten van Mathilde. In 1858 ging hij weer naar Parijs vanwege het innerlijke conflict dat zijn vriendschap (en liefde) met zich meebracht. Bovendien had hij voortdurend geldgebrek en echtelijke conflicten. Vanaf 1861 werkte hij aan Der Meistersinger, nadat hij amnestie had gekregen.

In 1864 kreeg hij ondersteuning van de jonge koning Ludwig II van Beieren. In München werd Tristan en Isolde opgevoerd o.l.v. dirigent Hans von Bülow. Een langer verblijf werd hem onmogelijk gemaakt, mede vanweg zijn affaire met de 24 jaar jongere Cosima von Bülow, de oudste dochter van Liszt. Hij ging weer naar Zwitserland, ditmaal naar Triebschen bij Luzern. Daar voegde Cosima von Bülow-Liszt zich in 1866 bij hem, nadat zij haar man Hans von Bülow had verlaten en de vrouw van Wagner in dat jaar overleed. Ze trouwden in 1870, toen haar man toestemde om te scheiden. Ze kregen een zoon Siegfried en hadden al twee dochters: Isolde en Eva. Wagner werkte er aan Der Ring en schreef daar zijn Siegfried Idyll voor haar, een van zijn bekendste composities. Hij ontmoette daar ook Nietzsche, die hoogleraar filologie was in Basel.

Wagner had ook het plan voor een Festspielhaus opgevat, daar gewone opera- en concertzalen niet geschikt waren voor zijn muziekdrama’s. In 1872 legde hij de eerste steen voor het Festspielhaus te Bayreuth. Het startkapitaal kwam van de Wagnerverenigingen. Wagner had veel bewonderaars en Koning Ludwig II verschafte een lening. In 1876 werd daar Der Ring des Nibelungen opgevoerd in drie delen met een voorspel: Das Rheingold, Die Walküre, Siegfried en Götterdämmerung, gebaseerd op de Edda-liederen en andere Germaanse mythen en sagen.

Het leidde tot een breuk met Nietzsche, die zich distantieerde van de ellenlange, pompeuze, theatrale, decadente en nationalistische vertoningen, nadat hij Wagner eerder had geprezen in een van zijn Unzeitgemässe Betrachtigingen. Maar daar stonden vele bewonderaars tegenover, onder hen Kaiser Wilhelm I en naast Liszt de componisten Anton Bruckner, Hugo Wolf, Camille Saint-Saens, Pjotr Illich Tsjaikovski, Gustav Mahler, Richard Strauss, Cesar Franck en vele schrijvers. Het leidde tot een soort Wagner-cultus.

Zijn laatste muziekdrama was Parsifal (1882), dat als wending naar het christendom wordt beschouwd en als zodanig door Nietzsche wordt bekritiseerd. De opvoering vergde zoveel van Wagner dat hij het jaar daarop overleed na een ruzie met zijn vrouw, 69 jaar oud.

Zijn kolossale heroïsche muziekdrama’s zijn reeds genoemd, waarin Germaanse en middeleeewse christelijke motieven worden verwerkt in een diepzinnige symboliek die hier te ver voert om weer te geven. Zijn werken zijn te beschouwen als het summum van de Romantiek met onmogelijke liefdes, heroïsche strijd en avonturen, prachtige ensceneringen, een heils- en verlossingsmotief, aardse gerichtheid op macht, faam en prestige tegelijk met spirituele motieven, zoals onthechting en zelfbeheersing, tegelijk met intense passie, wonderbaarlijke en fantastische gebeurtenissen, waarin goden en helden de hoofdpersonen zijn enz. Het kan niet op.

Behalve door Beethoven werd Wagner geïnspireerd door Bach, Mozart (o.m. het Requiem) en Von Weber, zijn voorloper op operagebied. Toehoorders rapporteren soms in een soort roes te komen bij het langdurig horen van zijn eindeloze melodieën. Ook Albert Schweitzer rapporteert “overweldigende” ervaringen (Uit mijn leven en denken, p 10).

Volgens de filosofen Schelling en Schopenhauer zou kunst een transcendente ervaring kunnen bieden (zie het artikel over de vroege Romantiek in CM 110). Wagner geeft in zijn muziek uitdrukking aan filosofische en levenbeschouwelijke visies. De muziek van Wagner zou een dergelijke ervaring mogelijk maken. Hij zou daarbij beïnvloed zijn door Schopenhauer en Schelling volgens Yourai Mol, ‘Wagner’s Metafysica: Is Tristan und Isolde een product van Schopenhauer?’. “Schelling schrijft al dat kunst een van de manieren is om de oeractiviteit van de wereld te ervaren... De kunstenaar... wordt bewogen door een transcendente intuïtie. ‘Elke artistieke productie gaat uit van twee gescheiden activiteiten (de oerintuïtie en het subjectieve werk van de kunstenaar). Maar aangezien deze twee activiteiten als identiek worden verbeeld in het product, is wat de laatste representeert een eindige verbeelding van het oneindige. En een eindige verbeelding van het oneindige is schoonheid. De basale identiteit van elk kunstwerk is dus schoonheid,’” aldus Schelling in zijn System des Transzendentalen Idealismus (1800). (Zie https://www.wagnergenootschap.nl/artikelen/144-wagners-metafysica-is-tristan-und-isolde-een-product-van-schopenhauer-door-yourai-mol/file.)

Wagner heeft verder 15 onvoltooide opera’s nagelaten, vele ouvertures, toneelmuziek, diverse orkestwerken, pianosonates, koorwerken en andere werken. Daarnaast was hij een vruchtbaar schrijver en polemist. Zijn werken zijn gebundeld in 15 delen. Ze gaan over muziek, kunst, cultuur, politiek en wat al niet, ook autobiografische teksten en reacties op tijdgenoten.Das Judenthum in der Musik (1850, herzien 1869) gaf opschudding vanwege de antsemitische strekking, hoewel Wagner diverse Joodse vrienden had. Hitler was een bewonderaar van Wagner en gebruikte zijn muziek. Wagners geschriften lopen uiteen van revolutionair tot reactionair. Hoe dan ook, Wagner was een fenomeen, en heeft grote invloed gehad op de muziek, kunst en cultuur.   

Het volgende deel gaat over de late Romantiek.