Cultuurkritiek van Albert Schweitzer
Deel 3: Cultuur en ethiek

Civis Mundi Digitaal #115

door Piet Ransijn

 

Schweitzer rond de tijd dat hij aan Cultuur en ethiek begon 

Inleiding: op zoek naar een ethisch grondprincipe

In dit tweede deel van zijn cultuurfilosofie onderzoekt Schweitzer de filosofiegeschiedenis op zoek naar een grondbeginsel voor een ethische, levensaanvaardende wereldbeschouwing. Dit grondprincipe vindt hij in “de universele levenswil... onze wil tot leven” (pvii,viii). Daaruit vloeit levensaanvaarding voort. Levensdrang en levenswil gaan boven het kennen uit. Het is niet nodig om de wereld te begrijpen om hem te aanvaarden en te willen leven. Levenswil heeft te maken met eerbied voor het leven, want wie wil leven respecteert het leven. Eerbied voor het leven is het grondprincipe van de ethiek van Schweitzer: “het goede bestaat in het  behouden, bevorderen en verhogen van het leven, terwijl het vernietigen, beschadigen en belemmeren van leven slecht is” (pxi).

De levenswil heeft te maken met toewijding aan de universele levenswil. Hij noemt dit “wereldaanvaardende, ethische, werkzame mystiek (pxii), omdat die raadselachtige, geheimzinnige levenswil zich onttrekt aan ons bevattingsvermogen en irrationeel is. “De weg tot ware mystiek voert door het rationele denken heen tot het diepe ervaren van onze levenswil” (pxiii). Voor Schweitzer was dit een mystieke ervaring (zie Deel 1).

Eerbied voor het leven leidt tot “een nieuw rechtsbewustzijn... Het recht is de objectief codificeerbare zijde van de eerbied voor het leven... Het fundament van recht is humaniteit”. Ook onschendbare mensenrechten komen hieruit voort. Tegenwoordig zien we bijv. hoe milieubetrokken mensen dieren en andere levende wezens rechten willen toekennen (zie CM 110 Capra Deel 4). De ethiek moet weer “orde in de chaotische mensenwereld brengen.” Schweitzer gelooft in “een nieuwe renaissance... een nieuwe mensheid... in het besef van humaniteit” (pxiv-xvii). 

Racapitulatie van oorzaken van de cultuurcrisis

Na zijn voorwoord gaat Schweitzer in op de geestelijke oorzaak van de crisis, die in deel 2 reeds naar voren kwam. Onze geestelijke ontwikkeling loopt achter bij de materiële ontwikkeling, die uit de hand dreigt te lopen. Behalve verworvenheden zijn er ook gevaren, zoals de milieucrisis en de wapenindustrie. “Hoe kwam het dat we de geestelijke zijde... uit het oog verloren?... We gingen in de uiterlijke vooruitgang op en lieten de verinnerlijking... tot stilstand komen” (p6,13). Het heeft ook te maken met “het natuurwetenschappelijk materialisme” dat de overhand kreeg in ons denken en onze levensbeschouwing en een filosofische en ethische aanvulling nodig heeft. Om die aanvulling te geven zoekt hij een ethisch grondbeginsel.

Schweitzer gaat te rade bij grote filosofen, die hij de revue laat passeren. Zijn weergave, kritiek en complimenten voor hen komen in de Deel 4 in grote lijnen beknopt naar voren. Het gaat hier om de visie van Schweitzer, aangevuld met die van Schroevers, waar dat past. Andere filosofen blijken niet essentieel om zijn betoog weer te geven. Ze zijn echter te interessant om weg te laten. Bij de uitleg van zijn visie verwijst Schweitzer soms naar andere filosofen. Hij neemt er echter weinig van over en zet zich veeleer tegen hen af. Hij gaat vooral uit van zijn eigen denken en ervaren. 

 

Ethiek vloeit niet voort uit wereldbeschouwing maar uit wil tot leven

Zoals eerder vermeldt, biedt volgens Schweitzer “de poging zin van het leven te verklaren uit de zin van de wereld geen kans van slagen” (p231). De reden hiervoor is “dat we in raadselen rondwandelen” (p232). De zin van de wereld is onduidelijk. Er zijn scheppende en vernietigende krachten aan het werk, die wij niet goed begrijpen en ons zinvol en zinloos overkomen. De wereld geeft geen antwoord op de vraag naar de zin van het leven, zoals ook Albert Camus te kennen gaf. Die zin ervaren we in onszelf als wil tot leven. Ethiek en levensbeschouwing valt volgens Schweitzer niet adequaat uit de wereldbeschpouwing af te leiden. “Onze wil tot leven heeft zich in het onbegrijpelijke te schikken” (p236).

De wil tot leven is instinctief en irrationeel. “Er is een instinctieve eerbied voor het leven in ons, want wij zijn: wil tot leven.” Deze weerhoudt ons ervan een einde te maken aan ons bestaan. Dit kan gelden als een antwoord op de vraag van Camus waarom we geen suïcide plegen. Zelfhandhaving is een aangeboren neiging. Een mens streeft van nature naar verder leven en naar meer geluk, “zonder duidelijk te maken, wat hij eigenlijk daarmee wil” (p239).

De wil tot leven “heeft de drang in zich, om zich op de meest volkomen wijze te verwezenlijken. In de bloeiende boom... in het kristal: overal streeft het ernaar, de volmaaktheid te bereiken, die er in aanleg in aanwezig is.” Dit streven is ook in ons aanwezig. “Hoe dit streven in ons ontstaan is en zich in ons ontwikkeld heeft, weten we niet... Door haar [deze drang, dit streven] wijdt mijn bestaan zich aan de geheimzinnige wil tot leven... In verdiepte wereld- en levensaanvaarding getuig ik van eerbied voor het leven” De wil tot leven en tot vervolmaking wekt idealen in ons. “Zodoende geef ik aan mijn bestaan van binnenuit een betekenis” (p242,243). Al het zijn is volgens Schweitzer gegrond in deze drijvende Wil. In mensen komt de wil tot leven tot nadenken, tot bewustzijn, als licht dat zichzelf verlicht. “Eenworden met de oneindige Wil tot leven” ziet Schweitzer als onze “geheimzinnige bestemming” (p245).

 

Leven temidden van leven. Schweitzer werd tot zijn basisprinicpe geïnspireerd toen hij op de Ogowe rivier voer

https://www.media4africa.com/navigating-gabons-uncharted-waters/ 

Eerdere ethische grondbeginselen

De grondbeginselen van de ethiek tot dusver (zie Deel 4) vindt hij onbevredigend. Antieke filosofen waren vaak gericht op redelijk geluk, dat vaak leidde tot “egoistisch utilitarisme” (p246). Dit komt neer op eigenbelang. Ook berusting is daarvan een vorm. Er is geen actieve, sociaal gerichte toewijding, zoals in de nieuwe tijd na de renaissance onder invloed van het christendom.

Schweitzer noemt de ethiek van de Verlichting “sociaal-utilitaristisch” (p247). Zij probeerde eigenbelang en algemeen belang, egoïsme en altruïsme te verzoenen en fluctueert tussen beide polen, die  Schroevers ik en wij noemt. Verlichtingsfilosofen proberen toewijding aan anderen te verklaren als een aangeboren instinct of als het resultaat van opvoeding en socialisatie vanuit de gemeenschap. Een derde benadering “wil ethiek verklaren als streven naar zelfvervolmaking” (p248). De vraag is dan hoe dit te verbinden is met toewijding aan anderen in een synthese, waarbij “de ethische persoonlijkheid niet aan de ethiek der maatschappij opgeofferd wordt... Humaniteit bestaat daarin, dat nimmer de mens aan een doel wordt opgeofferd” (p255,254). Maatschappelijke dwang biedt geen ethiek die voortkomt uit vrije wil en redelijk overleg.

 

De Ogowe rivier bij Lambarene, waar Schweitzer zijn cultuurstudies begon, gaf een gevoel van verbondenheid met het Oneindige Zijn 

Universele toewijding en overgave aan het Oneindige Zijn

Als de toewijding aan anderen een universeel bereik krijgt en alle wezens omvat, “is de ethiek der toewijding zo kosmisch geworden” (p263). De ethiek der zelfvervolmaking vindt zijn voltooiïng in (de mystiek van) het een-worden met het Absolute, God of de Wereldgeest. Dit gaat samen met “het innerlijk vrij worden van de wereld”, de ethiek der berusting. Zelden met een actieve ethiek, zoals Schweitzer beoogt (p265).

Door toewijding een universeel karakter te geven, kan toewijding aan het zelf met toewijding aan anderen worden verenigd. Beide zijn manifestaties van het Oneindige Zijn. “Overgave van mijn zijn aan het Oneindige Zijn is overgave van mijn zijn aan alle verschijningen van het zijn... waaraan ik mij wijden kan”. Ook de wil tot leven is een uitdrukking van het Oneindige Zijn, dat zich in levende wezens manifesteert in deze wil als “levende overgave aan het levende zijn” (p270,271).

De overgave aan het Absolute bij filosofen vindt Schweitzer vaak te abstract en intellectueel. Het leeft niet, zoals bij overgave aan anderen. Werken in de wereld en vrij worden van de wereld kunnen samengaan (zoals bij Paulus: ‘in de wereld maar niet van de wereld’). Ook zelfvervolmaking en toewijding aan anderen liggen in het verlengde van elkaar als uitingen van overgave aan het Oneindige Zijn en eerbied voor het leven, dat zich in ons en andere wezens manifesteert. Deze synthese zou de ethiek volledig maken.

Het gaat dus niet om een verklaring of intellectueel begrip van de wereld en de zin ervan. Ethiek is ook geen abstract denken, maar “overgave van het menselijk leven aan alle levende zijn, waarmee het in betrekking kan komen... Achter en in alle verschijningen ligt wil tot leven.” Je kunt het ook tendens tot manifestatie noemen “van de overal zich manifesterende wil tot leven” (p273,274). De ethiek van Schweitzer komt voort uit “de eerbied voor de geheimzinnige wil tot leven, die in alles is”. Deze berust op een innerlijke beleving, die van binnenuit komt, vanuit zijn eigen wil tot leven.

 

Het basisbeginsel van Schweitzer          

Zijn grondprincipe of basiservaring is: “Ik ben leven, dat leven wil temidden van leven, dat leven wil... een mystiek-ethisch een-worden met het Zijn groeit er uit op. In mijn wil tot leven is een vurig verlangen naar ruimer leven en... verheffing van de wil tot leven... Ethiek bestaat dus daarin dat ik... aan alle wil tot leven dezelfde eerbied wil tonen als aan mijn eigen levenswil... Goed is leven behouden en beschermen; slecht is, leven vernietigen en leven schaden... Ethiek is verantwoordelijkheid tegenover alles wat leeft” (p275-277).

Dat klinkt eenvoudig, maar het leven vernietigt vaak zichzelf en het ene beest vreet het andere op. “Het ene bestaan handhaaft zich ten koste van het andere, ja, het ene vernietigt het andere” (p279). Ook al komt dat grosso modo neer op verruiming van het leven en verdere ontwikkeling van levende wezens.

Eerbied voor het leven gaat verder dan mededogen en medelijden. Het is toewijding aan het leven, liefde voor het leven, voor alle levende wezens. In Schweitzer wil de wil tot leven universeel worden en ziet deze zich in alle levende wezens, die ook leven willen. Deze wil tot leven wil “met de wil tot leven van anderen één wil worden” (p279). Ook al ziet hij schepping en vernietiging (van leven) om zich heen, ervaart hij zelf geen tweespalt meer. Hij voelt zich één met de wil tot leven van anderen, aan wie hij zich wil wijden. De tweespalt wordt daardoor opgeheven.

Vanuit het grondbeginsel van eerbied voor het leven gaat streven naar zelfvervolmaking samen met actieve ethiek, levensaanvaarding en innerlijke vrijheid en zelfbevrijding. Dit resulteert in een “nooit en nergens ophoudende verantwoordelijkheid” (p278). Ethiek hoeft geen antwoord te geven op de vraag waar wij heen gaan. Het is geen wereldbeschouwing. Eerbied voor het leven is een bezielend gevoel, dat samenhangt met de beleving van een universele wil tot leven, die zich in ons manifesteert te midden van ander leven. De bestemming van het bestaan ziet Schweitzer als “de hogere openbaring van de wil tot leven te gehoorzamen”. Daarbij laat hij het “raadsel van de wereld en van mijn bestaan in het midden” (p280).

De wil tot leven neemt hij in en buiten zich waar. Deze wil is ook “iets dat zichzelf ervaart”. Een ander woord daarvoor is zelfbewustzijn, “zelf-ervaring”. Dit maakt (zelf)reflectie mogelijk en bijstelling of “loutering van de levensbeschouwing” in een meer bewuste “verdiepte overgave aan de wil tot leven” (p281). Zelfbewustzijn en zelfreflectie kunnen ook een zekere innerlijk vrijheid geven en de mogelijkheid tot vrije keuze in plaats vanuit een onbewuste levensdrang. Met andere woorden een bewust ethisch leven naar waarden, naar de waarde van eerbied voor het leven van onszelf en andere wezens, die in elkaar overgaan. 

 

Belemmeringen voor ethiek

De ethiek heeft volgens Schweitzer drie tegenstanders: “onnadenkendheid.. egoïstische zelfhandhaving en de maatschappij” (p284). Zelfhandhaving en eigenbelang kan botsen met overgave en de belangen van anderen. Bijv. als we ons voeden, eten wij andere levende wezens op. De intentie de schade aan ander leven te beperken en dit zoveel mogelijk te beschermen vloeit voort uit het grondbeginsel van eerbied voor het leven. Dit leidt tot ethisch omgaan met dieren en ander leven. Schweitzer gaat bijv. in op het gebruik van proefdieren, dat voor mensen levensreddend kan zijn. Dierenleed dient evenals menselijk leed zoveel mogelijk te worden verhinderd.

Wat betreft de menselijke relaties geldt “onbegrensde verantwoordelijkheid” en inzet voor anderen, niet alleen zelfhandhaving en eigenbelang. Dat geldt ook voor privébezit. “Op de meest verschillende wijzen moet bezit aan de gemeenschap ten goede komen” (p289-90). Egoïstisch bezitten noemt Schweitzer een gevaar. Ook waarschuwt hij tegen het vooruitkomen op de kosten van minder bekwame mensen. Eigenlijk komt dat neer op uitbuiting. Het heeft te maken met de problemen van kapitaalconcentratie en groeiende ongelijkheid, die economische èn ethische oplossingen vragen.

Eerbied voor het leven impliceert respect voor anderen. “Een ethische gezindheid... brengt problemen tot oplossing, die vroeger onoplosbaar waren... Evenals de golf niet op zichzelf kan bestaan, maar voortdurend deelt in de golving van de oceaan, zo moet ik mijn leven niet voor zichzelf uitleven, maar steeds deel zijn van het leven om mij heen... Daarom is het uw plicht om veel weg te schenken. Wat gij aan gezondheid, begaafdheid, prestatievermogen, succes,... meer ontvingt dan anderen, mag je niet als iets vanzelfspekends aannemen” (p290-91). Dit is het principe van ‘noblesse oblige’. Begaafdheid en succes schept verplichtingen. Hij verwijst naar de parabel van de talenten van Jezus. Zijn succesvolle leven gaf hem de motivatie zich te willen wijden aan ‘minder bedeelden’.

Arbeidsvoldoening blijkt toe te nemen als mensen iets zinvols voor anderen kunnen doen en niet alleen voor zichzelf. “De talloze moderne mensen, die als werkmachines hun beroep waarnemen, waarin ze op zich geen enkele wijze als mensen aan mensen kunnen wijden, lopen gevaar vegeterend en egoístisch voort te leven... Zij lijden eronder dat hun werk helemaal geen geestelijk en ideaal doel kent en hun niet vergunt, er iets van menselijkheid in te leggen.” (p291). De vraag is of het er door de automatisering, digitalisering en robotisering veel beter op is geworden. Mensen zijn overgeleverd aan algoritmen en onpersoonlijke informatieverwerking met burgerservicenummers, QR codes en wat al niet, die in plaats van menselijke relaties komen.

De ethiek van eerbied voor het leven brengt mensen ertoe “zich innerlijk bezig te houden met het mensenlot en levenslot, dat zich rondom hen afspeelt... Van allen verlangt ze, dat ze een deel van hun leven aan anderen wijden. Op welke wijze... moet iederen voor zichzelf uitmaken en hangt af van de omstandigheden” (p293). 

Bovenpersoonlijke maatschappelijke verantwoordelijkheid

Ethische conflicten tussen individu en maatschappij komen voort uit boven-persoonlijke verantwoordelijkheid. Bijv. als leidinggevende in een grote organisatie. “Hoe omvangrijker zijn taak is, des te meer komt hij in de omstandigheid, aan zijn boven-persoonlijke verantwoordelijkheid iets van zijn menselijkheid te moeten opofferen.” Dit conflict kan men proberen op te lossen doordat “de algemene verantwoordelijkheid de persoonlijke opheft” (p294). Doelen van de organisatie of de maatschappij gaan dan voor.

Mensen zijn dan middelen voor bovenpersoonlijke organisatorische of maatschappelijke doelen. Bijv. de volksgezondheid bij de bestrijding van covid. Waar is dan de eerbied voor hun persoonlijke leven gebleven? “Waar de humaniteit, d.i. de inachtneming van het bestaan en het geluk van de enkele mens, eindigt, begint de pseudo-ethiek.” Deze kan “mensen en volkeren verdwaasd ten gronde richten” (p296). Bijv. bij ideologieën waarbij het doel de middelen heiligt, zo nodig zelfs met geweld.

Bovenpersoonlijke verantwoordelijkheid nemen “moeten we niet doen in de gezindheid van een onpersoonlijke collectiviteit, maar in die van een mens, die ethisch wil handelen”. Bijv. vanuit eerbied voor het leven, of ten gunste van de humaniteit en niet alleen van het te bereiken doel. Dit is van toepassing op bijv. de belastingdienst. Vooral als deze fouten maakt en kille beslissingen neemt, waarbij ambtenaren niet meer handelen als (mede)mensen, “maar alleen als uitvoreder van algemene belangen” (p298).

Schweitzer brengt “de ineenstorting van cultuur” in verband met het gegeven “dat men de ethiek aan de maatschappij overliet”. Ethiek dient weer een aangelegenheid te worden van “de denkende mens... en ethische persoonlijkheden” in plaats van automatische uitvoerders van beleid. Tegenwoordig is de uitvoering van beleid voor een groot deel door computers overgenomen, die vaak doelmatiger werken, maar geen humaniteit kennen. Schweitzer wil “het rekening houden met het leven en het geluk der enkelingen weer in ere brengen. De heilige mensenrechten houden we hoog, niet die, welke politieke machthebbers verheerlijken... Rechtvaardigheid eisen we weer... Niet die waarom demagogen van alle schakeringen zich hees schreeuwen, maar die welke vervuld is van de waarde van elk mensenleven. Het fundament van het recht is de humaniteit” (p300). Het zou interessant zijn na te gaan in hoverre de covid-noodwet gebaseerd is op dit fundament en mensenrechten in acht neemt. 

De gevaren van de (informatie)technologie zijn al zo oud als de mensheid 

Cultuur, ethiek en ‘de cultuurstaat’

In het slothoofdstuk komt Schweitzer weer terug op de cultuur, die dient te leiden tot materiële en geestelijke vooruitgang en innerlijke vervolmaking van individuen. Dit wordt bevorderd door eerbied voor het leven. Het kunnen begrijpen en verklaren van de wereld is daarvoor niet nodig. Hij gaat in op drie aspecten: 1. vooruitgang van weten en kennen, 2. van het maatschappelijk leven en 3. geestelijke vooruitgang.

Wetenschappelijk en technische vooruitgang is niet altijd in het voordeel van de menselijke ontwikkeling en kent talrijke gevaren, die reeds bij Zhuang Tse naar voren komen (zie CM 95). ”Wie zijn werk machinaal doet, die krijgt een machinaal hart.” De machine staat model voor het denken van degene die de machine bedient, zoals Thorstein Veblen te kennen gaf in Deel 1. “Zelfbezinning en zelfinkeer valt ons zwaar” (p306). Techniek heeft voor- en nadelen. Wat baat het ons als deze ten koste gaat van de menselijkheid en de menselijke ontplooiing en ons mens-zijn bedreigt, zoals bij de milieuproblematiek en de wapentechnologie het geval is?

Doel van de cultuur is niet een zo hoog mogelijk BNP, maar “dat ieder mens in een zo menswaardig mogelijk bestaan tot het ware menszijn moet komen.” Dus niet voornamelijk uiterlijke cultuur. “Eerbied voor het leven schept een gezindheid waarin aan ieder mens menselijke waarde en waardigheid geschonken worden.” Er dient weer een evenwicht te zijn tussen geestelijke en materiële verworvenheden. “Alle wetenschappelijke en technische vooruitgang heeft tenslotte noodlottige gevolgen, als we die niet door een even grote geestelijke vooruitgang in onze macht houden... Er moet een vergeestelijkking van de massa komen... Het ontbreekt hen aan geestelijk inzicht” (p308,309,311). 

Economische rechtvaardigheid werd maar ten deel bereikt door “de machtsstrijd op grond van economische theorieën en utopieën... Slechts uit de eerbied voor het leven kan men de maatstaf tot economische rechtvaardigheid afleiden... Door de macht over natuurkrachten..., verkregen we op een vreselijke wijze macht over mensen” (p311). Machines en computers geven macht over mensen. Het gaat ook en vooral om geestelijke vooruitgang en vervolmaking, zonder welke mensen misbruik van hun technische vindingen kunnen maken om macht over de natuur en andere wezens uit te oefenen. Zo kan men uiteindelijk zijn eigen ondergang kan bewerkstelligen. ”De feiten roepen ons tot bezinning [...en] het omgooien van het roer... We moeten allen gezamenlijk weer streven naar de geestelijke vooruitgang” (p312).

Schweitzer pleit voor geestelijke zelfstandigheid en autonoom denken. Van de kerk hebben mensen zich in grote getalen afgewend Maar de staat heeft heeft nog grote invloed, die tijdens de coronacrisis is toegenomen en het zelfstandig denken niet altijd ten goede is gekomen. De staat “is geworden tot een buitengewoon gecompliceerd organisme, dat in alle verhoudingen ingrijpt, alle wil regelen en... ondoelmatig functioneert... Op welke manier hij echter tot een natuurlijke en gezonde toestand kan terugkeren, blijft nog een raadsel” (p316,317).

Schweitzer pleit voor de ”cultuurstaat”. Hij omschrijft niet precies wat hij daaronder verstaat. Wellicht een staat die ethisch wordt gemotiveerd, die ethische en geestelijke ontplooiing bevordert, met een culturele gezindheid, die “over volkeren en staten heen het oog op de mensheid gericht houdt... Regels en [vredes]overeenkomsten vermogen niets, al zijn ze nog zo goed bedoeld, slechts het denken dat in staat is de gezindheid van eerbied voor het leven tot aanzien te brengen...” (p319). 

https://www.factsfound.news/corona-crisis-reizen-door-het-surrealisme-waar-is-er-nog-liefde-en-genegenheid/ 

De ethiek van Schweitzer en de coronamaatregelen

Vanuit de ethiek van Schweitzer zijn coronamaatregelen om het leven te beschermen te verantwoorden. Als deze maatregelen het leven meer beperken en beknotten dan beschermen, zijn ze moeilijk te verantwoorden. De afweging van de beschermende en beperkende of beknottende aspecten was vaak gecompliceerd, soms niet proportioneel en was verschillend voor verschillende groeperingen. Vanwege complexiteit werd het aan deskundigen overgelaten.

Gezien de urgentie en risico’s werden mensen geacht instructies te volgen. Het oordeel van ’gewone mensen’ speelde geen belangrijke rol. Wetenschapsfilosoof Feyerabend zou kritiek hebben gehad op deze gang van zaken. Zie zijn bijdragen ‘Deskundigen in een vrije samenleving’ en ‘Hoe verdedigen wij onze samenleving tegen de wetenschap?’ (in Harry Kunneman red., Wetenschap en ideologiekritiek, zie CM 82 en 73).

Een vraag die aan de orde kwam, was of het leven van groeperingen, met name de jongeren die weinig risico’s liepen, of het leven van de hele samenleving, mag worden beperkt en beknot ter bescherming van het leven van andere groeperingen, met name ouderen, zwakkeren en zorgmedewerkers? Zoals gezegd een complex vraagstuk met verschillend belang voor verschillende bevolkingsgroepen en leeftijdscohorten. 

Persoonlijke en maatschappelijke ethiek

Schweitzer heeft bedenkingen tegen tegen het gegeven dat “de ethische persoonlijkheid aan de ethiek der maatschappij opgeofferd wordt. Daaraan moet een einde gemaakt worden”. Immers, “humaniteit bestaat daarin dat nimmer een mens aan een doel wordt opgeofferd... Oefent de maatschappij bovendien nog een bovenmatig sterke geestelijke invloed op de enkelingen uit, dan gaat de ethiek der ethische persoonlijkheid ten gronde. Zoiets gebeurt in de moderne maatschappij, waarvan het ethisch geweten op noodlottige wijze werd afgestompt door biologisch-sociologische ethiek, die men tenslotte nog nationalistisch verknoeide.”

“De ethiek der ethische persoonlijkheid is persoonlijk, niet te reglementeren en absoluut. Die, welke de maatschappij opstelde om te kunnen gedijen, is boven-persoonlijk, gereglementeerd en relatief. Daarom kan de ethische persoonlijkheid zich niet in haar schikken, maar blijft voordurend ermee in wrijving. Herhaaldelijk moet ze ertegen in verzet komen, wijl ze haar laag bij de grond vindt... De ethiek der ethische persoonlijkheid wil de humaniteit handhaven. Die der maatschappij is daartoe niet in staat” (Cultuur en ethiek, p254,255).

In verband hiermee is gewezen op totalitaire tendensen bij de coronamaatsregelen, hoewel deze bedoeld zijn om het leven te beschermen. Daarbij werd de vraag naar de proportionaliteit van de maatregelen gesteld. “De gemeenschap echter, boven-persoonlijk denken en boven-persoonlijke doelen nastrevend, houdt niet in deze mate [dat hij hem een keuze laat] rekening met het bestaan van de enkeling. Herhaaldelijk komen enkelingen in de gelegenheid, op een of andere wijze uitvoerende organen der gemeenschap te zijn. Opdat het steeds te harer gunste beslist wordt, spant de gemeenschap zich in, om het gezag van de ethiek der ethische persoonlijkheid zoveel mogelijk te beperken” (p254). Dat doet de gemeenschap dan bij monde van deskundigen, regeringsleiders, ministers met media en voorlichting aan hun zijde. 

 

Maatschappelijke dwang

Ethiek is geen maatschappelijke dwang. Een ethisch leven kan en mag niet worden afgedwongen, maar komt voort uit een vrije keuze en uit een meebewegen met de wil tot leven, uit eerbied voor het leven. “In wezen bestaat de ethiek, welke vanuit het standpunt van de maatschappij wordt opgesteld, daarin dat de maatschappij een beroep doet op de gezindheid van het individu, om er van gedaan te krijgen, wat ze door dwang noch wet kan opleggen.” Ethiek die voortkomt uit een vrije en persoonlijke keuze, kan niet worden opgelegd. Wetten daarentegen kunne wel worden opgelegd

Ethiek komt volgens Schweitzer ook niet voort uit kudde-instinct en het blind volgen van anderen en van leiders, maar vloeit voort uit vrij en redelijk overleg, waarbij diverse argumenten gewogen kunnen worden. Bij de coronacrisis liet dit onderd druk van de omstandigheden vaak te wensen over. Er was niet veel discussie in de media, die vaak ruim baan maakten voor het standpunt van overheid en geraadpleegde deskundigen. Daardoor gingen dissidente visies en opinies een eigen leven leiden op internet in een amalgaam van complottheorieën in allelei soorten en maten. Ook gefundeerde kritiek werd vaak voorzien van dit etiket en ermee geassocieerd.

Coronamaatregelen kregen noodgedwongen een gedwongen karakter met kracht van wet. Daarbij werd vooral een beroep gedaan op de bescherming van de ouderen, zwakkeren en medewerkers in de zorg, die niet overbelast mocht worden. In de verzorgingsstaat bestaat de tendens dat de hele samenleving verantwoordelijk is voor de zorg en het lot van ouderen en zwakkeren. Eigen verantwoordelijkheid voor een goede gezondheid krijgt geen grote nadruk. Daarvoor dient de zorg. Er zijn echter beperkingen in de draagkracht van de samenleving en de draagkracht van jongere generaties. Tijdens de coronacrisis stuitte de samenleving op grenzen van haar draagkracht en vooral de draagkracht van de zorgsector. Het maatschappelijk leven van iedereen werd ingeperkt om de zorg niet te overbelasten. Daarbij gold een tendens tot collectivisme, tot collectieve maatregelen naar het voorbeeld van het collectivistisch ingestelde China.

Er had ook gekozen kunnen worden voor meer ingrijpende bescherming van specifieke doelgroepen die deze bescherming nodig hadden, in plaats van de hele samenleving lam te leggen. Daarop is door diverse deskundigen gewezen, bijv. in de Great Barrington Declaration. Deze werd gewogen en te licht bevonden, te weinig waterdicht voor de verspreiding van besmettingen, waardoor het virus teveel verspreidingsruimte zou krijgen.

Schweitzer is huiverig voor een collectieve ethiek, die kan overgaan in maatschappelijke dwang. Dat is voor hem geen ethiek die voortkomt uit vrij en redelijk overleg. Daaraan ontbreekt het vaak bij collectieve angst en dwangmaatregelen. Angst kan worden aangezwengeld en in stand gehouden door eenzijdige en overtrokken voorlichting. Dat gold vooral in het begin van de coronacrisis, toen er nog weinig over belend was en men eerst de pandemie onderschatte en vervolgens rekening hield met een ’worst-case scenario’ met een hoger percentage slachtofffers dan later feitelijk het geval bleek en cijfers moesten worden bijgesteld.

Wat Schweitzer van de maatregelen zou vinden en de maatschappelijke dwang blijft een open vraag. Relevante teksten zijn hierboven weergegeven, maar het is ook de vraag in hoeverre ze van toepassing zijn op de coronacrisis. Op de milieucrisis lijkt zijn ethische principe van eerbied voor het leven eenduidiger van toepassing dan op de coronacrisis. Ethiek is bij Schweitzer primair een persoonlijke aangelegenheid, waarbij een persoon zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt en/of zich uit vrije keuze wijdt aan anderen. Bij wetgeving is diet echter anders. Hij laat zich er niet duidelijk over uit dat wetgeving gevoed dient te worden door ethiek, zoals bij andere ethische filosofen het geval is. Redenen genoeg om ook andere ethische filosofen te bespreken in volgende nummers.

 

Vaccinatie en bescherming van het leven

Gedwongen vaccinatie is niet in overeenstemming met het principe van vrije keuze. Vaccinatie is bedoeld ter bescherming van het leven. Antivaxxers nemen echter aan, dat hun leven daarmee niet adequaat wordt beschermd. Ze hebben vaak meer oog voor mogelijke nadelen en bijwerkingen dan de voordelen. Ze beroepen zich op onvolledige informatie op grond van slechts korte termijn onderzoek. Gevaccineerden en de overheid hebben vaccinatie het voordeel van de twijfel gegeven en/of twijfel uitgebannen op grond van het beschikbare onderzoek, dat op korte termijn een bijna verwaarloosbaar risico laat zien. Toch zouden farmaceuten geen verantwoordelijkheid dragen voor eventuele schadelijk bijwerkingen op lange termijn, die zij op grond van onderzoek op korte termijn niet volledig kunnen uitsluiten. De verantwoordelijkheid ligt bij de overheid die heeft besloten tot massale vaccinatie, ook van gezonde mensen die wat covid betreft weinig risico lopen. Het covid-risico wordt echter groter ingeschat dan de risico’s van vaccinatie. Daarover denken gevaccineerden en ongevaccineerden verschillend. Het onderzoek waarop men zich beroept, kan nog niet waterdicht zijn, gezien de korte termijn. Het wijst op 70-90% bescherming op korte termijn tegen covid met minimale bijwerkingen. Er blijft zeker op lange termijn een marge van onzekerheid, waarover meningen uiteen kunnen lopen.

Recent onderzoek toont aan dat “Pfizergevaccineerde na een half jaar weer lichte corona kan krijgen”, volgens de kop van een artikel in de Volkskrant (6 okt.). Dit geldt voor 50% van de gevaccineerden in de VS. Bij de deltavariant , die in Nederland dominant is, zou de bescherming (nog) minder en korter zijn. Volgens de onderzoekers – “Amerikaanse academici in samenwerking met fabrikant Pfizer [....zouden] boostervaccins uiteindelijk nodig zijn om het hoge niveau van bescherming te herstellen. Maar anderen wijzen erop dat corona vooral op weg is een gewone seizoensgriep te worden, die slechts lichte klachten geeft.” Althans voor de meeste mensen. Voor oudere en kwetsbare mensen zijn de risico’s groter en de symptomen vaak ernstiger. Uit ander onderzoek bleek dat besmetting en het herstel daarna een veel grotere bescherming geeft dan vaccinatie (zie noot). “Misschien is dat [natuurlijke infectie] zelfs gunstiger, omdat je dan een wat bredere bescherming krijgt,” aldus hoogleraar immunologie Marjolein van Egmond. Behalve bij grotere kans op ernstige klachten.

Ook hier weer verschillende visies en interpretaties. “Of je zegt: neem een extra prik... dan ben je voorlopig weer even immuun. Of je kunt zeggen:laat het even over aan het immuunsysteem... zolang de bescherming tegen ziekenhuisopname niet minder wordt,  aldus Van Egmond” (UMC A’dam). Dat kunnen vooral jongere mensen ook zeggen van de eerste prik. “De nieuwe resultaten onderstrepen dat het coronavirus hard op weg is een van de vele luchtwegenvirussen te worden... die net als de griep en sommige verkoudheidsvirussen alleen gevaarlijk zijn voor kwetsbaren en heel oude mensen.”

Het onderstreept ook het belang van vaccinatie voor deze laatste groeperingen, maar minder de noodzaak voor de hele bevolking en met name niet voor jongere mensen. Het wijst ook op het belang van een gezond en sterk immuunsysteem. Waarom dan al die commotie? En waarom niet meer investeren in een gezond en sterk immuunsysteem?

De ethische beslissingen die mensen nemen, dienen te worden gerespecteerd op grond van onze grondwet en vigerende ethische beginselen, zoals bijv. die van Schweitzer. Zoals gezegd kan zowel vaccinatie als niet vaccineren worden gemotiveerd op grond van het principe van eerbied voor het leven. De gedachtengang en argumentatie kan daarbij verschillen tonen, waarvoor in een democratische, vrije samenleving voor alsnog ruimte is. De vraag dringt zich soms op: hoelang nog? De beperkingen ten opzichte van niet-gevaccineerden en de druk op vaccinatie worden door hen als hinderlijk ervaren en leiden tot discussie en protesten. Gevaccineerden vinden dat zij onnodig risico lopen, omdat een minderheid zich niet laat vaccineren. 

 

https://www.vraagzin.nl/2017/01/veiligheid-morele-dilemmas-ethische.html 

Geweldvrije dialoog men de rol van de overheid

Een geweldvrije dialoog à la Habermas (zie CM 74), waarbij uiteenlopende argumenten naar voren mogen komen in plaats van een ondergronds leven te leiden op internet, zou hier op zijn plaats kunnen zijn. Eerder politieoptreden tegen geweldloze protesten wijzen op onderdrukking van dissidente visies.

Waarschijnlijkheden worden vaak als zekerheden gedebiteerd, die het volk of de achterban al of niet dient te volgen ter bescherming van het leven. Voor alsnog heeft de meerderheid de feiten aan zijn zijde, als we de media mogen geloven, die betrouwbaarder overkomen dan complottheorieën. Gefundeerde kritiek dient daarvan echter te worden onderscheiden, ook al woirdt deze er vaak mee geassocieerd. In de reguliere media is betrekkelijk weinig aandacht voor kritiek. Op sommige internetsites des te meer. Dit zou complotdenken in de hand kunnen werken. Vooral wanneer mensen steeds een bepoaald soort sites raadplegen en in een informatie of desinformatie-’bubble’ terecht komen.

Het is van belang dat in een democratie kritiek en minderheidsstandpunten enige ruimte kunnen krijgen en niet meteen als volksvijandig en bedreigend voor de volksgezondheid worden beschouwd en als zodanig worden geweerd. Dan gaan ze een ondergronds leven leiden en worden ze niet gepaard met gedegen onderbouwde informatie. In hoeverre de maatschappij gebaat is met overheidsdwang is een onderwerp waarover verschillend gedacht wordt. Het hangt ook af van wat er op het spel staat, van de levensbedreigende risico’s.

Politiek en overheid kunnen een meer actieve en consequente rol spelen bij legio problemen, die gezien de urgentie (ook) niet aan het persoonlijk initiatief van een minderheid van betrokken burgers overgelaten kunnen worden. Zowel op het gebied van milieu en klimaat, voeding en volksgezondheid, volkshuisvesting, onderwijs en noem maar op. Een voordeel van de coronacrisis is dat de overheid genoopt was effectief op te treden en daarvoor meerderheidssteun heeft gekregen. Dat biedt wellicht perspectief voor de oplossing van andere problemen.

 

 

                                                      Eenvoudige genegenheid            2021 08 26 Ethos van liefde

Passie kan verblinden

Driften kunnen binden

leiden tot verdriet

Liefde kan verbinden

 

En zij zoekt zichzelve niet

in een zachte tederheid

alleen maar een aanwezigheid

of eenvoudige genegenheid

 

Zij hoeft niet fysiek te zijn

is  een meer verfijnd terrein

waar zielen elkaar vinden

zonder zich te binden

 

Een niet-fysieke liefde

vindt er vreugde in de diepte

Gaat voorbij verlangen

niet meer in gevoel gevangen

 

Alleen een zachte tederheid

eenvoudige genegenheid

en tedere aanwezigheid

die in zichzelf vervulling vindt

en zielen met elkaar verbindt

 

Waar mensenliefde overgaat

in bovenmenselijke staat

die mensen vult met liefde

en draagt vanuit de diepte

 

Noten

Enkele recente artikelen over covid

‘Verder met corona’, NRC Wetenschap 11 sept. ‘’De meeste virologen verwachten dat SARS-CoV-2 een griepscenario zal volgen. Maar duidelijk is dat zeker nog niet... Dan wordt het een aanhoudende race met het virus waarin we onze vaccins steeds moeten aanpassen... ‘Het wordt zeker geen normale griepwinter... Er zullen nog uitbraken zijn hier en daar, en er zullen vooral veel verhitte ethische discussies komen’,” aldus viroloog Ron Fouchier (Erasmus UMC).

Maarten Keulemans, ‘Virologen waarschuwen: deltavariant verspreidt zich ook via gevaccineerden’, Volkskrant, 21 juli

Nienke Beintema, ‘Coronavaccins beschermen minder tegen de Deltavariant’, NRC 20 aug.

Jannie Schipper, ‘Israël merkt dat effect van vaccins daalt’, NRC 20 aug.

Nienke Beintema, ‘Bij half miljoen mensen werkt vaccin slecht’ (zwak immuunsysteem), NRC 19 aug.

Stan Baggen (advocaat), ‘Ongevaccineerd is niet per se onveiliger dan gevaccineerd’, NRC 31 aug.

Erwin Kompagne, klinisch ethicus, Interview. ‘Laten we ongevaccineerden niet meteen beschouwen als een poel van virussen’, Volkskrant 27 aug.