Europa

Civis Mundi Digitaal #115

door Jan de Boer

De dag waarop Rome door vluchtelingen werd ingenomen
Een kleine regionale ecologische ramp in Zuid-Frankrijk
De aanhangers van de theorie van de ’great replacement’ in Frankrijk
Antisemitisme in Europa
Een Belgisch koloniaal drama
De hysterie over massale immigratie in Frankrijk: een analyse

De dag waarop Rome door vluchtelingen werd ingenomen

 

In het jaar 376 zochten duizenden door de Hunnen opgejaagde Goten toevlucht in het Oost-Romeinse imperium. Slecht behandeld kwamen ze in opstand, en versloegen ze op 9 augustus 378 het Romeinse leger. Deze Romeinse nederlaag is vandaag de dag het referentiekader van de over het algemeen (ultra) extreem-rechtse tegenstanders van de komst van migranten in hun land.

 

« In de lente van 376 arriveerde een delegatie van de West-Goten uit het gebied van de monding van de Donau in de Zwarte Zee, en presenteerde zich aan het keizerlijke hof van het Oost-Romeinse Imperium in Antiochië in Syrië. De Germanen vertelden dat een wilde horde uit Centraal-Azië, de Hunnen, de Oost-Goten ten noorden van de Zwarte Zee had overwonnen en nu de West-Goten met hetzelfde lot bedreigden. De West-Goten waren tot aan de noordelijke oever van de Donau gevlucht en vroegen nu om als vreedzame vluchtelingen in het Imperium welkom te worden geheten. » Zo begint een artikel in de Frankfurter Algemeine Zeitung van 20 januari 2016 getiteld « Het einde van de oude orde ». De schrijver: emeritus hoogleraar geschiedenis van de oudheid aan de Vrije Universiteit Berlijn, Alexander Demandt, auteur van onder meer « Der Fall Roms » (1984) met een inventarisatie van alle theorieën in de loop der eeuwen om de neergang van het Romeinse Imperium te verklaren. Demandt vond maar liefst 210 verklaringen. 32 jaar na dit historiografisch panorama toonde Demandt welk standpunt hijzelf innam. Groot bewonderaar van de Duitse filosoof Oswald Spengler (1880-1936), schrijver van het beroemde essay « Der Untergang des Abendlandes », liet hij weten dat de oorzaak van de neergang van Rome een naam had: de massale immigratie in de vierde en vijfde eeuw. Hieronder zijn uitleg.

 

Een onomkeerbare beweging

In 376 klopten dus de door de Hunnen opgejaagde West-Goten aan de deur van het Imperium. Aan het hof waren er die de West-Goten niet wilden toelaten, maar zij waren in de minderheid tegenover anderen die in deze migranten welkome huursoldaten zagen die mogelijk nuttige bijdragen konden leveren. Zonder rekening te houden met de keizer, die « uit christelijke naastenliefde niet alleen moest denken aan het welzijn van de Romeinen, maar hulp moest bieden aan hen die dat nodig hadden ». De beslissing werd aldus genomen: « De grenzen werden geopend, de Goten stroomden toe. De Romeinse administratie probeerde de binnenkomers te tellen, maar de toevloed was zo massaal dat dit totaal mislukte. »

Volgens Demandt werd deze beslissing gevolgd door een onomkeerbare beweging. Weldra, aldus de historicus, « begonnen de Goten te plunderen, en gewelddadigheden waren aan de orde van de dag ». Twee jaar later, op 9 augustus 378, werd het Romeinse leger bij Andrinopolis verslagen, waarbij de keizer van het Oost-Romeinse imperium op het slagveld de dood vond. De ineenstorting van het imperium was begonnen. « Ondanks dat bleef de grens bij de Donau open. (…) In 406 was die van de Rijn ook niet waterdicht. De migratie van volkeren kwam op gang, en eindigde niet eerder dan in 568 met de komst van de Lombarden in Italië ». Na deze korte opsomming van feiten geeft Demandt zijn lezing van de gebeurtenissen. Sinds zijn stichting, zegt hij, heeft « Rome zich altijd opengesteld voor vreemdelingen ». Maar « hoe meer zijn economie bloeide, hoe meer zij de Barbaren aantrok, met name de kinderrijke, arme, oorlogszuchtige en zwervende Germaanse stammen ». Gedurende verscheidene eeuwen, zo verzekert de historicus, was de druk goed te verdragen. « De Romeinen probeerden het probleem met de vreemdelingen te regelen door met name de Germanen tegen elkaar op te zetten. (…) Het gebruik van huursoldaten was economisch gezien bovendien een voordelige zaak, en de Germanen, die liever bloed deden vloeien dan zweet, vonden hun plaats in het Romeinse leger. »

Terugkijkend, zo observeert Demandt, heeft deze politiek het graf gegraven voor het Imperium. « Men zou kunnen geloven dat de naturalisatie van vreemdelingen hun integratie tot gevolg heeft, zoals dat gedurende drie eeuwen het geval was. Maar hoe groter het aantal Germanen werd, hoe meer zij ook belangrijke posten bekleedden, en dat maakte alles er niet eenvoudiger op. Jaloezie en wrok staken de kop op. De bebaarde Germanen met hun lange broeken en bontvellen hielden vast aan hun schilderachtige kleding (..) Zij werden het doelwit van xenofobe geschriften en moordaanslagen, maar men kon zich niet van hen ontdoen, omdat zij de beste contingenten voor het leger leverden. De regering verloor de controle over de provincies en de Staat had niet langer het monopolie op geweld.

Aan het einde van dit verhaal stelt Demandt zich de vraag die hem al tientallen jaren bezighoudt: waarom is het Romeinse Imperium ineengestort? Zijn antwoord: « Men moet er een vorm van decadentie in zien, die van een maatschappij met een comfortabele voorspoed, waarvan de leden een aangenaam bestaan genoten, maar die geen middelen meer had om zich te verzetten tegen de energieke horden Germanen die uit noodzaak de grenzen overschreden. Een beperkt aantal migranten zouden kunnen integreren, maar als zij een kritische massa overschrijden en zich in onafhankelijke groepen organiseren, nemen zij de macht in handen en verdwijnt de oude orde. »

De Frankfurter Algemeine Zeitung deed dit artikel vergezellen van een kort interview met de schrijver, die overeenkomsten ziet tussen het Rome van gisteren en het Duitsland van nu, zes maanden na de historische beslissing van Angela Merkel om de grenzen niet te sluiten voor honderdduizenden vluchtelingen uit het oorlogvoerende Midden-Oosten. « Wir schaffen das », bevestigde Angela Merkel op 31 augustus 2015. Alexander Demandt was bij het schrijven van dit artikel heel wat minder optimistisch. « Wat hebben we geleerd van de val van Rome? » vraagt hij zich af. « Dat wij moeten waken voor de consequenties op lange termijn van immigratie. Wij moeten de instroom beperken. » (Ik merk op dat de meerderheid van deze miljoen vluchtelingen, mede dankzij een indrukwekkend integratie-programma, een plaats in het arbeidsproces heeft gevondenen, en daardoor ook een plaats in de Duitse samenleving).

Het idee van de ineenstorting van het Romeinse rijk door naïviteit en humanitaire gevoelens is verre van origineel, evenals de analogie tussen de huidige migraties en de grote invasies in het verleden, waarvan identitair rechts zich meester heeft gemaakt. Het is in mijn ogen overigens meer dan verbazingwekkend om dit verhaal terug te vinden bij een Duitse historicus. De geschiedschrijving van Noord-Europa heeft sinds eeuwen altijd gesproken van « migraties » in plaats van « invasies » en deze verplaatsingen als positieve gebeurtenissen beschouwd. Ik denk dat Alexander Demandt bij het schrijven van zijn radicaal pessimistische tekst meer de schokkende beelden van de in het najaar van 2015 in Duitsland aangekomen vluchtelingen voor ogen had dan zijn eigen beschrijving van de gebeurtenissen in de jaren 376-378.

Heeft de pessimistische Demandt het gelijk aan zijn kant als hij zijn versie van de gebeurtenissen in de jaren 376 -378 beschrijft en vergelijkt met de huidige migratieproblemen in Europa? Het is meer dan interessant om de dramatische gebeurtenissen die geleid hebben tot de ramp bij Andrinopolis, waarvan de Italiaanse historicus Alessandro Barbero in een magistrale samenvatting (« Le Jour des Barbares », Flammarion 2006) zegt dat de gevolgen te vergelijken zijn met Waterloo of Stalingrad, door een tijdgenoot te leren kennen.

En wie kunnen we daarvoor beter nemen dan de historicus Ammien Marcellin (330 (Antiochië) - 395 (Rome)) die in zijn » Res Gestae » een onmisbare getuigenis geeft over het functioneren van het Imperium in de vierde eeuw. Natuurlijk heeft ook hij zijn voorkeuren. Terughoudend over het christendom dat overal triomfeert, verbergt hij zijn verering niet voor keizer Julianus, die tijdens zijn korte regeerperiode (361-363) probeerde de cultus van de oude goden weer leven in te blazen. Zeer vijandig tegenover de Barbaren - hij kwalificeerde de Gotische vluchtelingen als « wild gepeupel », was hij ook weinig gecharmeerd van de keizerlijke functionarissen. We kunnen hem als een neutrale en relatief eerlijke bron beschouwen.

In 376 begonnen zich dus duizenden mensen op te hopen aan de noordelijke oever van de Donau, die de grens was tussen het Romeinse Imperium en de Barbaarse gebieden. In deze regio waren fortificaties overbodig: de rivier was meer dan een kilometer breed en er waren geen bruggen. Men kon dus niet zomaar de rivier oversteken. Het was een heel volk dat zich aan de noordelijke oever ophoopte: duizenden gewapende mannen, maar ook vrouwen, kinderen en grijsaards, die maar één doel hadden: ontsnappen aan de Hunnen, het nomadenvolk uit Centraal-Azië dat de omgeving van de Zwarte Zee verwoestte. De inlichtingen die het keizerlijke hof bereikten logen er niet om: bloedbaden, verwoeste velden, in woestijn veranderde gronden… Dit wanhopige volk kon nergens meer heen; Rome was hun enige hoop. Er werd een bericht gezonden aan de Oost-Romeinse keizer Valens Augustus om hem te bewegen de vluchtelingen toe te laten. Uiteindelijk accepteerde hij dat en besloot hij een gigantische humanitaire operatie op touw te zeten: het over de rivier brengen van de vluchtelingen, om ze in veiligheid te brengen en vervolgens naar dunbevolkte delen van het Imperium te brengen, om daar grond aan hen ter beschikking te stellen. Ammien Marcellin verbergt zijn verbittering niet als hij vertelt over de gepleegde inspanningen om deze ongelukkigen over de rivier te transporteren, die uiteindelijk zo’n harde slag aan het Imperium toebrachten.

Het merendeel van deze vluchtelingen beleed het arianisme, een tijdens het Concilie van Nicea (325) als ketterij veroordeelde christelijke doctrine die ook door Valens Augustus beleden werd. Was zo de « christelijke naastenliefde » het enige motief voor zijn keus om deze vluchtelingen welkom te heten? Voor de Italiaanse historicus Alessandro Barbero en anderen waren deze religieuze rechtvaardigingen – zelfs als Valens Augustus echt getroffen was door het lot van de Goten – vooral retorische redenen. In praktijk waren de verhoudingen tussen Rome en de Barbaren niet veranderd, en bleven zij gebaseerd op een onverbiddelijk pragmatisme. Barbero laat weten dat dezelfde Valens Augustus in 369 verscheidene, uiterst moorddadige strafexpedities leidde, en daarmee de akkoorden tussen het Imperium en de Goten uit de tijd van Constantijn de Grote verbrak. Dit veroorzaakte zo’n ellende dat duizenden Barbaren zich als slaaf verkochten om niet van de honger dood te gaan. In die tijd vertelde de grootgrondbezitter en toekomstige bisschop Sunesius dat « Iedere familie die over een minimum van welvaart beschikt, een gotische slaaf heeft ».

De keizer, die vond dat hij over universele macht beschikte, vond het logisch dat men zich aan hem onderwierp. Overigens – en dat was ongetwijfeld de reden van Valens Augustus om de grenzen te openen – mankeerde het aan menskracht: tot aan de industriële revolutie was menskracht de rijkdom van de Staat. Het Imperium kende een demografische crisis. Aan landbouwgrond was geen gebrek, en de Goten waren van oudsher goede kolonisatoren. Bovendien had het Imperium de gewoonte om buiten zijn grenzen soldaten te werven die de defensie tegen de dreiging van de Perzen kon versterken. De komst van de vluchtelingen kwam dus precies op het goede moment. Bleef dus over een plaats voor het oversteken van de rivier en de registratie van de vluchtelingen te vinden. En daar begon het drama. De nieuwe grensopening trok nog veel meer vluchtelingen aan, en het was onmogelijk om iedereen te registreren. De Romeinen sloten de nieuwe oversteekplaats, maar dat verhinderde de toename van het aantal vluchtelingen niet. Op de zuidelijke Romeinse oever ontstond een groot vluchtelingenkamp, terwijl aan de andere kant het aantal vluchtelingen steeds verder toenam. De corrupte keizerlijke functionarissen hadden al snel in de gaten hoe zij voordeel uit deze situatie konden halen. Zij hongerden letterlijk de vluchtelingen op de Romeinse oever uit en verkochten hun vervolgens voedsel voor ongekende woekerprijzen, en wel in die mate dat veel Goten hun kinderen als slaaf verkochten om maar iets te eten te krijgen.

 

Fatale hoogmoed

De situatie werd explosief, de wrok van de vluchtelingen bereikte een hoogtepunt en de Romeinen beseften dat zij in aantal te gering waren in geval van een opstand. En die kwam dan ook, bij de stad Marcianopolis (het huidige Bulgaarse Devnya). Een zekere Fritigern leidde de opstand. Het Romeinse leger was niet in staat de orde te herstellen, en zo verwoestten de opstandige Goten de velden in Thracië en terroriseerden zij de Balkan. Ze kregen versterking van niet alleen andere groepen Barbaren die ervan profiteerden door de grenzen over te steken, maar ook van deserteurs uit het Romeinse leger en van slaven die hun vrijheid hernamen. Bij iedere overwinning op de Romeinen versterkte het leger van de Goten zich met deserteurs en Romeinse uitrustingen.

Tegenover deze steeds groter wordende bedreiging moest Valens Augustus zich wel ter plaatse tonen, nadat hij eerst bliksemsnel een wapenstilstand met de Perzen had gesloten die hem in staat stelde zijn troepen bij de grens met Mesopotamië terug te halen. Hij had eerst gedacht om ter versterking van zijn leger dat van de Keizer van het West-Romeinse deel van het Imperium, zijn neef Gratien, erbij te vragen. Maar hij wilde het prestige van de overwinning niet met zijn neef delen: zeker van zijn superioriteit besloot hij niet te wachten en de Goten aan te vallen. En deze hoogmoed kwam hem duur te staan.

De twee legers stonden vlakbij Andrinopolis op 9 augustus 378 tegenover elkaar. De troepen van Fritigern bestonden uit Gotische strijders met Romeinse wapens, bevrijde slaven en deserteurs uit heel het Imperium. Het leger van de keizer telde zonder twijfel hele bataljons Germaanse huursoldaten. Aan het einde van de dag werden de Romeinse troepen weggevaagd, met name door de superioriteit van de cavalerie van het leger van Fritigern. Volgens de kronieken vielen er tussen de 15.000 en 20.000 doden, waaronder de keizer zelf. Valens Augustus was niet de eerste keizer die op het slagveld stierf, maar de nederlaag werd als een catastrofe beleefd in de hele Romeinse wereld. Toch stortte het Imperium niet in. De Goten van Fritigern hadden geen verdere strategie en waren ook in staat een belegering van bijvoorbeeld Constantinopel te organiseren. De opvolger van Valens Augustus, Theodosius, slaagde er in beetje bij beetje de situatie te herstellen. In 382 stond hij toe dat de Goten zich in de provincie Mesie bij de Donau installeerden en gaf hun het statuut « bondgenoten », hetgeen Valens Augustus hun in 376 had willen toevertrouwen. De retor Themistius applaudisseerde zonder enige reserve bij deze beslissing: « De filantropie heeft de verwoesting overwonnen. Zou het beter zijn geweest Thracië te vullen met kadavers dan met boeren? ».

Vervolgens besloot Theodosius de Germaanse Barbaren massaal in het Romeinse leger te integreren, om zo weer een leger op te bouwen dat zich verdedigen kon. Deze operatie had een dubbel effect: de uitbreiding van het leger en de bevrijding van het Imperium van zijn roerige buren. Binnen twintig jaar werd wat eerst een uitzondering was, geromaniseerde generaals uit de Barbaarse volkeren, de norm. Barbero: « Het thema van de Barbaar die zijn bontmantel afwerpt en zich naar behoren kleedt, gehoorzaamt aan bevelen en discipline respecteert, is een dankbaar onderwerp bij de schrijvers ten tijde van Theodosius ». Maar deze beschrijvingen moeten we niet te letterlijk nemen: « Wij blijven hen Goten noemen, omdat wij nog meer dan de « ouden » geobsedeerd zijn door etnische identiteit. Maar in werkelijkheid romaniseerden of vergrieksten de Goten snel, » vervolgt de Italiaanse historicus.

Dit proces ging gepaard met grote debatten over de oprechtheid van de integratie van de Barbaren binnen het Imperium rond de vierde eeuw. De bisschop Synesius beschrijft, zonder hem te noemen, het vreemde gedrag van een geromaniseerde leider van de Barbaren – zonder twijfel Alaric – die zich voor het binnengaan van de Senaat ontdeed van zijn bontvellen en zich kleedde in een toga om met de magistraten te discussiëren, maar zich direct na het verlaten van het gebouw weer hulde in zijn dierenvellen. Hoe beter de synthese die zich realiseerde te beschrijven? Barbero: « Niet één van deze identiteiten was onoprecht. Zij waren allebei waar. »

Uiteindelijk heeft het Imperium resoluut de weg van de integratie gekozen (zoals Duitsland destijds bij de komst van een miljoen vluchtelingen uit het Midden-Oosten) Deze beslissing kan vervolgens bediscussieerd worden, maar niets bewijst op dit moment dat de Romeinen echt een andere keus had kunnen maken.

Als er door de klimaatopwarming een stroom van honderden miljoenen klimaatvluchtelingen op gang komt – lang niet al deze vluchtelingen zullen overigens naar Europa verhuizen – en het onmogelijk zal blijken om het verouderende Europa in een afgesloten fort te veranderen, kunnen we uit bovenstaand verhaal opmaken dat de enige keus de weg van integratie is, zoals Duitsland in 2015 op een opmerkelijke manier heeft gedaan.

 

Geschreven in oktober 2021

 

 

Een kleine regionale ecologische ramp in Zuid-Frankrijk

 

Waar mondiaal gereisd en handel gedreven wordt, reizen ziekten en niet-inheemse planten en dieren mee, die hele ecosystemen kunnen vernietigen en de biodiversiteit kunnen reduceren. Dit gebeurt op grote en op kleinere schaal.

Dit artikeltje is gewijd aan de ecologische ramp die de binnenmeren heeft getroffen langs de Middellandse Zeekust van de departementen Aude en Pyrénées Orientales. Er zwemt geen enkele vis meer, zelfs geen paling, met name in het binnenmeer van Canet-Saint-Nazaire. Alles wordt aangevallen door een zeer te vrezen binnenvaller die alles vreet wat zijn machtige scharen kunnen bemachtigen. De « Collinectes sapidus », een exotische krab, vervolgt zijn veroveringstocht in de Mediterrane binnenmeren. Sinds vier jaar is deze blauwe krab het zwarte schaap van de kleine vissers, die een ecologische ramp zien gebeuren door deze uit Amerika afkomstige Atilla. Deze krab wordt bestudeerd door een wetenschappelijke expert van het Middellandse Zee-laboratorium in Banyuls, en zijn conclusies zijn alarmerend. Het aanpassingsvermogen van deze blauwe uitheemse krab is ongedacht, en dus blijft er vandaag de dag maar één middel over om zijn veroveringstocht te beheersen: zoveel mogelijk exemplaren uit het water halen, vissers schadeloos stellen, en redden wat er te redden valt.

Ik sprak met twee vissers in het binnenmeer van Canet en de wetenschapper Pascal Romans in Banyuls. Hier hun verhaal.

Toen vissers Yves Rougé en Jean-Claude Pons in de lagune van Canet de blauwe krab signaleerden, twijfelde niemand eraan dat de lagune het toneel van moord en doodslag zou worden. De blauwe krab geeft inderdaad geen enkele kans aan andere waterdieren die zijn weg kruisen. Deze Attila, hierheen gekomen vanuit Amerika via de delta van de Spaanse rivier de Ebro, laat verwoesting achter zich, en verarmt een milieu dat toch al zwaar beproefd wordt. Een ecologische waterplundering die alleen verminderd kan worden met weerstand van en significante steun aan de vissers met hun kleine bootjes. Omdat na veel onderzoek pogingen met visfuiken, netten en andere vangkooien geen oplossing blijken te bieden, kunnen de vissers het niet langer afwachten. Hun wanhoop is nog nooit zo groot geweest: « Wij zijn al de enige overlevenden van de visvangst, en nu ook nog eens slachtoffers van de blauwe krab. Wij halen tonnen blauwe krabben uit het water om te proberen de lagune te redden. Het is een actie voor publiek nut, die ons niet meer in staat stelt te leven van onze visvangst. Wij werken nu voor niets, wij hebben nog nooit zo’n catastrofe meegemaakt. Hoeveel tijd is er nog nodig om ons werkelijk te steunen? De lagune is niet meer dan een grote doodskist voor vissen en palingen, hun moordenaar is de blauwe krab. »

Pascal Romans, bij wie de vissers goed gehoor vinden, is een expert van de blauwe krab. Met een student-stagiaire heeft hij testen gedaan die de indrukwekkende kwaliteiten van de blauwe krab tonen: « Om te beginnen met watertemperatuur: een volwassen krab weerstaat temperaturen van 6 tot 30 graden. Wij hebben jonge krabben gedurende twee dagen in water van 2 graden en in water van 37 graden geplaatst, en daar zijn zij in uitstekende vorm uitgekomen ». Ook wat de zoutgraad van het water betreft, onderscheidt de blauwe krab zich. Hij overleeft zout water waarin per liter 2 gram zout is opgelost. Ter vergelijking: de Middellandse Zee heeft gemiddeld 38 gram zout per liter. Gedurende een korte periode van hooguit 24 uur kan hij zich ook aan zoet water aanpassen. De krab is omnivoor en opportunistisch. Hij kraakt met gemak de schelpen van mosselen en jonge oesters, hij eet algen, vissen, alle soorten gamba’s en zelfs kippenvlees. » Pascal Romans vervolgt: « Het schijnt dat de inktvis zijn enige vijand is, maar daar zijn er maar weinig van in de lagune. We doen er nu proeven mee ». En wat zijn aanpassingsmogelijkheden betreft, schijnt de blauwe krab over supermachten te beschikken: « Een heel jonge krab van 2 cm is in vier maanden tijd uitgegroeid tot 15 cm! ».

Voor Pascal Romans is er op dit moment geen oplossing voorhanden. « Wij kunnen de krab op dit moment niet uitroeien, dus moeten wij de soort goed controleren. De krab moet verjaagd worden, en daarvoor moeten de vissers financieel gesteund worden ». De vissers Yves Rougé en Jean-Claude Pons zijn wanhopig door de massale invasie van de krabben in de laatste weken. Zij halen bij iedere visvangst een honderd kilo blauwe krabben uit hun lege netten, een drama voor deze mannen, die slachtoffer zijn van deze ondergang van de biodiversiteit. « Er is geen enkele overlevende, zelfs de krabben van hier worden opgevreten door deze monsters. En dan praten we niet eens over vissen en palingen. Wij hebben deze invasie vier jaar eerder dan de andere lagunes, maar er gebeurt niets. Het is de dood van de lagune, van onze levensbron. Wij zijn al vier jaar getuigen van deze invasie, wij hebben aan de alarmbel getrokken. Er moet dringend gehandeld worden en wij zijn de enigen die de strijd aanbinden, met ons enige wapen: visnetten. Dat levert ons niets op, wij kunnen er niet van leven, het is een complete ramp! »

Hoewel de blauwe krab onverwoestbaar lijkt, heeft hij één zwakke plek: overheerlijk vlees. Maar tot op heden is er geen seizoensnetwerk voor de commercialisering van de blauwe krab aan de kust van de grote regio Occitanië. Dit in tegenstelling tot Tunesië, dat deze goudmijn wel exploiteert. Er zijn een paar zeldzame restaurants, met name in het departement Aude, die de blauwe krab op het menu hebben staan, maar dat is onvoldoende om de tonnen van de vissers te betalen.

In afwachting van noodzakelijke actie sterft de biodiversiteit van het binnenmeer van Canet door een woest leger van moordenaars met blauwe scharen (mannelijke krabben) en rode scharen (vrouwelijke krabben). Een ondraaglijke realiteit voor deze beide vissers, die uit wanhoop hun wapens dreigen neer te leggen als er niet heel gauw steun voor hen komt in deze ongekende strijd.

 

Geschreven in oktober 2021

 

 

De aanhangers van de theorie van de ’great replacement’ in Frankrijk

 

De aanhangers van de theorie van de « great replacement » in Frankrijk, die zich voeden met « de waanvoorstelling van een homogene maatschappij » bestemd om de van origine bloedzuivere Fransen te beschermen en om de verwoesting van de natie te voorkomen, zijn bereid tot het treffen van de meest vijandige maatregelen tegen de mensenrechten en de rechtsstaat.

De theorie van de great replacement heeft niets te maken met het begrip totalitair. Totalitairen vegen de grond aan met het verleden om – een term gebruikt door de filosofe Hannah Arendt – de komst van de nieuwe mens, voorgesteld als de arbeider in het Stalinisme en als Ariër in het nazisme, te versnellen. Deze nieuwe mens is het eindresultaat van een politiek die tot elke prijs gevolgd moet worden. De great replacement daarentegen heeft als horizon het risico van de verwoesting van de natie die met alle kracht bestreden moet worden om de bloedzuivere Fransen en hun geïdealiseerde verleden te beschermen. De tegenstelling: een positieve toekomst en een negatief verleden in het eerste geval, een negatieve toekomst en een positief verleden in het tweede geval.

Het totalitarisme streeft met alle middelen naar een maatschappij met slechts één klasse in het stalinisme of één ras in het nazisme. De aanhangers van de great replacement willen alles proberen om de door hen verwachte toekomst van Frankrijk in de jaren 2050-2060 te vermijden. In dit toekomstbeeld wordt de van oorsprong Franse en christelijke bevolking gedomineerd door andere bevolkingsgroepen met een islamitisch karakter, met als gevolg een burgeroorlog die zou eindigen met de instelling van een islamistisch emiraat. Zij willen dat alles er aan gedaan wordt om de autochtone bevolking te handhaven, zelfs te isoleren. Zowel in het ene als in het andere geval heeft de actie, dus de politiek, hetzelfde doel: de homogeniteit van de maatschappij. Dat manifesteert zich in drie essentiële karakteristieken van de great replacement.

Allereerst doet het er niet toe dat de toekomst een waanvoorstelling is, dat deze op geen enkel serieus gegeven berust, zelfs op foute cijfers. De great replacement is een geloofsovertuiging zonder enige inbreng van proefondervindelijke observaties, zoals de maatschappij zonder klassen voor de stalinisten of de Arische maatschappij voor de nazi’s. Feitelijke argumenten tellen niet. Na met haar bedreiging te hebben gezwaaid, brengen haar aanhangers de enorme verschillen in het aantal kinderen tussen immigranten en niet-immigranten naar voren, alsook het nu al kolossale en toenemende aantal vreemdelingen.

Een andere karakteristiek is de totale ontkenning van de gemengdheid van afkomsten, een gegeven net zo oud als onze soort, gezien het feit dat in ons DNA sporen van het DNA van Neanderthalers en van Denisova-mensen zijn gevonden. Door te weigeren gemengdheid onder ogen te zien, zijn de aanhangers van de great replacement verplicht de afstammelingen van een gemengde verbintenis onder te brengen bij of de oorspronkelijke bevolking of bij de bevolking die de oorspronkelijke bevolking wil vervangen. In het algemeen zijn zij van oordeel dat elke persoon die al verscheidene generaties geleden een vreemd voorgeslacht heeft, deel uit maakt van de binnendringende bevolking. Men kan overigens door projectie berekenen dat zelfs met deze extreme definitie de vervangende bevolking in geen geval in de meerderheid zal zijn voor 2150 of 2200.

Ook de beweerde homogeniteit van de vervangende bevolking is totaal onjuist. De bevolking van Frankrijk is wat betreft afkomst zeer verschillend, en de groep immigranten nog meer. Volgens de laatste statistieken komt 25% van de immigranten uit de Europese Unie, 7% uit andere Europese landen, 29% uit de Magreb (Noord-Afrika), 18% uit landen ten zuiden van de Sahara, 14% uit Azië (waarvan 4% uit Turkije) en 6% uit Latijns-Amerika.

Vanaf het moment dat men de geloofsakte van de great replacement en de daardoor veroorzaakte verdraaiing van de realiteit onderschrijft, is men van mening dat alle middelen legitiem zijn om de natie van haar ondergang te redden, net zoals alle middelen toegestaan werden geacht door de Sovjet-aanhangers en door de nazi’s. Om deze reden treden de aanhangers van de great replacement niet in detail wat de maatregelen betreft die zij zouden willen doorvoeren. Met de handen vrij zouden zij heel concreet handelen. Dat zou kunnen zijn door het terugsturen van immigranten en hun nageslacht naar hun land van herkomst, door de volledige sluiting van grenzen, door een sterke aanmoediging van geboorten (met name door de toegang van vrouwen tot betaald werk te beperken, zodat zij kinderen kunnen krijgen en opvoeden), door zich meester te maken van de media, door het buiten de wet stellen van kritische organisaties…

Hoe meer het te bereiken doel een waanvoorstelling is, hoe meer de maatregelen om dit te bereiken pragmatisch en zonder enig mededogen zullen zijn. Ik herinner mijn lezers aan de « eindoplossing » voor het uitroeien van alle joden, gecodificeerd op de conferentie van Wannsee in 1942, terwijl zij al sinds 1933 vervolgd werden. Hetzelfde geldt voor de « koelaks », rijke boeren, die eerst geloof hadden gehecht aan de nieuwe economische politiek van Lenin en die vervolgens werden uitgehongerd, doodgeschoten of door Stalin naar goelag werden gedeporteerd.

De realiteit van concrete maatregelen is net zo gewelddadig, onvoorspelbaar en onmenselijk als de irrealiteit van het te bereiken doel groot is. Wat dat betreft lijken de aanhangers van de theorie van de great replacement het spoor van de totalitairen van de laatste eeuw te volgen door hun geloof in een waanvoorstelling met alle mogelijke maatregelen, zelfs die de mensenrechten en de rechtsstaat aantasten, om zo – denken zij – het door hen gestelde doel te bereiken.

De Franse Eric Zemmour droomt van een land dat in ruimte en in tijd stilstaat met één gezicht – bij voorkeur het zijne – met een oplage van miljoenen exemplaren. Historisch heet dat fascisme of stalinisme, psychologisch heet dat obsessief narcisme of paranoïde hysterie. In goed Frans heet dat de dood…

 

Geschreven in oktober 2021

 

 

Antisemitisme in Europa

 

In de landen van de Europese Unie zijn er nog altijd allerlei vormen van antisemitisme. De landen van het vroegere communistische Oostblok blijven gemarkeerd door de traditionele vooroordelen tegen joden. De burgers van West-Europa zijn meer geneigd om de politiek van Israël tegen de Palestijnen aan de kaak te stellen. Dat zijn enkele van de conclusies van een onderzoek op verzoek van de « Action and Protection League » (APL). De APL is een partnerorganisatie van de in Parijs zetelende « Association juive européenne » (EJA), waarvan de leiders zich op 12 en 13 oktober hebben verenigd voor een ontmoeting in Brussel met parlementariërs, diplomaten en Europese leiders.

Dit onderzoek, gedurende twee jaar in 16 Europese landen uitgevoerd door IPSOS, bevestigt het voortbestaan van veel stereotypen ten aanzien van de joodse gemeenschappen in Europa, die volgens schattingen 1,5 miljoen personen vertegenwoordigen. Globaal gezien zijn de auteurs van de studie van mening dat 12% van de Europeanen « sterk » antisemitisch is en 8% « gematigd » antisemitisch. Maar liefst 21% van de ondervraagde Europeanen gaat « akkoord (7%) of « tamelijk akkoord » (14%) met het idee dat geheime joodse netwerken het economische en politieke leven in de wereld beïnvloeden. Het meest overtuigd daarvan zijn de Grieken (58%) en de Hongaren (39%).

Europees gezien zijn Griekenland en Roemenië de twee landen die hun antisemitische meningen het sterkst uiten, ongeacht in welke vorm: een totale verwerping op grond van de religie, gevoed door de politiek, gemarkeerd door complotdenken of gevoed door holocaustontkenning. Meer dan een derde van de Grieken en de Polen is van oordeel dat joden niet in hun samenleving kunnen integreren, tegen 17% op Europees niveau. Het idee dat men « joden moet wantrouwen » wordt sterk of tamelijk sterk gedeeld door 48% van de Grieken, 41% van de Polen, en 39% van de Hongaren. Daartegenover staat dat slechts 4% van de Nederlanders en 2% van de Zweden dit idee aanhangt. Religieus gezien meent 39% van de Grieken en 30% van de Roemenen nog altijd dat de joden « het volk van godsmoordenaars » zijn, verantwoordelijk voor de dood van Jezus.

Volgens het onderzoek zijn revisionistische visies vooral aanwezig in het Oosten van Europa en in Frankrijk: 24% van de Roemenen, 23% van de Grieken, 21% van de Hongaren, maar ook 20% van de Polen en de Fransen is van mening dat het aantal joodse slachtoffers van de Shoah heel wat lager is dan de officiële cijfers. Het gemiddelde percentage dat deze mening deelt over alle16 landen is 11%.

Wat betreft de plicht om de Shoah nooit te vergeten zijn het vooral de Oostenrijkers en de Duitsers die van mening zijn dat er na 80 jaar minder over de Shoah gesproken moet worden. Daarentegen zijn ongeveer acht op de tien personen in Frankrijk, Zweden en Nederland van oordeel dat het belangrijk is de herinnering aan deze vervolgingen te bewaren.

De Israëlische politiek jegens de Palestijnen verklaart voor veel Europeanen « de haat tegen joden »: 27% is het hiermee eens, een cijfer dat in Frankrijk en Oostenrijk stijgt tot 37%, en tot 32% in Nederland en Slowakije. Er is ook een duidelijke scheiding wat betreft het niveau van « sympathie voor joden »: de inwoners van Engeland, Nederland, Duitsland en Frankrijk zijn massaal van mening dat Europa de joodse cultuur en religie moet beschermen. Polen daarentegen, die « sympathie » voor Israël tonen (79%), hebben dat veel minder voor de joden (36%).

De Europese Commissie, die regelmatig voor deze kwesties wordt geïnterpelleerd, heeft op 5 oktober voor het eerst haar strategie voor de komende tien jaar in de strijd tegen het antisemitisme bekendgemaakt. De Commissie heeft zich gecommitteerd om een Europees netwerk van experts te ondersteunen om de verwijdering van haatverklaringen op internet te benadrukken en te helpen. Daarnaast zal de Commissie in 2022 aan het Europese Parlement voorstellen om voor 24 miljoen euro de veiligheid van synagogen te financieren. Aangezien een op de twintig Europeanen nog nooit iets heeft gehoord over de Shoah, heeft de Commissie ook toegezegd om de aanleg te ondersteunen van een netwerk van gedenkplaatsen over de vervolging van joden gedurende de Tweede Wereldoorlog.

Je mag toch hopen dat er eindelijk eens een einde komt aan dit waanzinnige antisemitisme, dat ook iets zegt over het beschavingsniveau van de betreffende landen.

 

Geschreven in oktober 2021

 

 

Een Belgisch koloniaal drama

 

Mocht men niet weten hoe onmenselijk wreed het er in Belgisch Congo aan toeging (afgehakte handen en ledematen van de autochtone bevolking waren aan de orde van de dag) – eerst privébezit van de Belgische koning Leopold II, daarna een Belgische kolonie van 1908 tot haar onafhankelijkheid in 1960 – lees in dat geval één van de boeken van Jef Geeraerts of Gerard Walschap over dit onderwerp. Ik beperk mij hier tot het schandalige lot van de « métisses », de vrouwelijke kleurlingen, en het proces dat een paar van deze vrouwen tegen de Belgische Staat hebben aangespannen en dat op dit moment speelt.

Op 14 oktober namen vijf van deze vrouwelijke kleurlingen een volgende stap in hun strijd tegen de Belgische regering, in de hoop dat de burgerlijke rechtbank zal erkennen dat de Belgische Staat schuldig is aan misdaden tegen de menselijkheid. Men zou deze vrouwen als meisjes van hun moeders hebben gescheiden, en daarbij hebben verklaard dat hun vader onbekend was, om ze vervolgens alles te onthouden – met inbegrip van een werkelijke identiteit en nationaliteit. De koloniale wet, niet geschreven maar sinds het begin van de twintigste eeuw toegepast, verbood het in principe aan de blanken van Congo, Rwanda en Burundi om een kind te hebben bij een zwarte vrouw, op straffe van uitzetting.

« God heeft de blanke en zwarte mensen geschapen, de duivel schiep de kleurlingen »: dat is één van de dingen die deze vrouwen hebben begrepen toen zij jonge kinderen waren en beschouwd werden als een toekomstig gevaar voor de koloniale macht, het blanke ras en de sociale vrede. Net als andere kinderen werden ze geplaatst in Belgische religieuze inrichtingen in Congo om, zoals men zei, hen « het lot van negers » te besparen.

Deze vijf kleine meisjes werden naar Katende gestuurd, op honderden kilometers van hun geboorteplaats. Nauwelijks gevoed, verstoken van zeep en toiletpapier, zonder dekens en schoenen, waren ze bovendien goedkope werkkrachten voor de religieuzen belast met hun kerstening. Ze werden vervolgens letterlijk in de steek gelaten op het moment van de onafhankelijkheid van het land in 1960: de strijdkrachten van de Verenigde Naties arriveerden bij hun instituut, maar evacueerden slechts de Belgische priesters en nonnen. De vijf kleine meisjes bleven daar met nog tientallen andere kinderen, en moesten zich maar in de wildernis zien te redden om te overleven. Vervolgens kwamen de rebellerende soldaten, die hen verkrachtten. Kleurlingen waren in Congo ook het doelwit van vijandigheden door de negerbevolking.

Men had de kleine meisjes ook geleerd dat de Belgische Staat hun echte « papa » en de koningin hun echte « peettante » was. Toen ze in de jaren 1970 in België arriveerden, schreven zij een brief aan koningin Fabiola, echtgenote van Koning Boudewijn. De diensten van het koninklijke paleis antwoordden hun dat zij zich moesten inschrijven bij de sociale dienst. Wat betreft « papa » werd hun via de advocaten van de Staat bewijzen gevraagd dat de Belgische Staat fouten had gemaakt of misdaden had gepleegd. Deze advocaten stelden dat de regels en praktijken van vroeger niet gezien konden worden in het licht van de gevoeligheden van nu. De Belgische Staat weigerde overigens de advocaten van de klaagsters de toegang tot de archieven uit die tijd. Eén van de « meisjes », de aanklaagsters, keerde terug naar Katende en vond daar nog een paar documenten die bewezen dat de ontvoering en de plaatsing van de kinderen zorgvuldig waren georganiseerd, en dat de Staat de kloosters betaalde voor de kinderen die daar geplaatst werden.

De klaagsters kunnen er ook op wijzen dat de argumenten van de advocaten van de Staat tegengesproken werden door een premier. In 2019 wees mevrouw Michèle Hirsch, één van de advocaten van de klaagsters, erop dat Charles Michel, nu voorzitter van de Europese Raad, officieel de excuses van de politieke autoriteiten heeft aangeboden voor de onrechtvaardigheden die de kleurlingen hebben moeten ondergaan. Hij sprak van een « gerichte scheiding », van « geforceerde ontvoeringen » en een « systeem » in strijd met fundamentele rechten.

Mevrouw Hirsch: « Het gaat er nu om deze feiten te kwalificeren zowel als misdaden tegen de menselijkheid als fouten die de Belgische Staat nu moet herstellen ». Met haar mede-advocaten eist zij de toekenning van een voorlopige schadeloosstelling van 50.000 euro voor ieder van de klaagsters en de aanwijzing van een expert om de morele schade te bepalen die de klaagsters hebben ondergaan.

Sinds enige jaren hebben parlementariërs de regering verzocht om het probleem van herstelbetalingen aan ontvoerde kinderen en hun Afrikaanse moeders helder te krijgen. Zonder twijfel beducht voor de omvang van mogelijke schadeloosstellingen, heeft de regering het debat hierover bevroren. Tot grote woede van de vijf klaagsters, die terecht zeggen dat de erkenning van wat zij hebben moeten ondergaan niet afgedaan kan worden met officiële verontschuldigingen.

Hoeveel « métisses » in de directe toekomst een schadeloosstelling zouden kunnen eisen, is totaal onbekend, omdat er geen officiële geboortestatistieken uit de koloniale periode bestaan. Maar ervaringen, ook uit koloniale periodes van andere landen, wijzen uit dat het om duizenden « métisses » kan gaan. De wellust van mannelijke kolonisten kende veelal geen grenzen.

De Belgische katholieke kerk hult zich in afwachting van de uitslag van het proces in grote zwijgzaamheid over deze zwarte episode in haar geschiedenis. Sinds een jaar is een parlementaire commissie belast met de evaluatie van de rol en de impact van België in zijn vroegere Afrikaanse koloniën. Dat werk kost veel tijd, en de uitkomst ervan zal zeker niet voor 2022 bekend zijn. De hoop van hen die door de oudere Belgen « mulâtres » worden genoemd – een uit het Spaans afkomstige term die bastaard beduidt, een gekruist dier geboren uit een paard en een ezel – is dat al deze kinderen van vergeten gemengde koppels in ieder geval symbolisch gerechtigheid wordt gedaan.

 

Geschreven in oktober 2021

 

 

De hysterie over massale immigratie in Frankrijk: een analyse

 

Nu de campagnes voor de presidentsverkiezingen in april 2022 zijn begonnen, geven de woordvoerders van rechts en extreem-rechts het gevoel dat het land open staat voor iedereen, dat het overspoeld wordt door migrantenstromen waar niemand wat tegen doet. De rechtse presidentskandidaten: Valérie Précresse wil de « ongecontroleerde immigratie een halt toe roepen » en is van oordeel dat er « te veel immigranten in Frankrijk » zijn; Michel Barnier verdedigt het idee van een « moratorium »; Xavier Bertrand wil « dat wij onze migratiepolitiek weer in eigen hand nemen ». De extreem-rechtse Marine le Pen heeft aangekondigd de Fransen een « compleet plan voor de beheersing van de immigratie aan te bieden », dus 0-immigratie. Behalve dat zij op het algemene sentiment van een groot deel van de Fransen inspelen, is er ook vrees voor de populariteit van de ultra-extreem-rechtse en identitaire Eric Zemour, die eigenlijk alle niet van origine blanke Fransen – dat wil zeggen Fransen die in de afgelopen drie generaties een niet-Franse blanke voorvader hebben – het land wil uitzetten.

Is Frankrijk werkelijk op dit punt overspoeld? Frankrijk heeft vandaag de dag 6,8 miljoen immigranten op 67,3 miljoen inwoners, oftewel 10,2% van de bevolking, inbegrepen de naar schatting 300.000 illegale migranten. Deze immigranten zijn volgens de definitie van de Insée, het nationaal instituut van statistiek, in het buitenland geboren personen; 36% van hen heeft de Franse nationaliteit verkregen. In zijn boek « Parlons immigration en 30 questions » (La Documentation française) laat François Héran zien dat dit percentage heel wat lager is dan in de Golfstaten (70%) maar veel hoger dan in de demografische reuzen zoals China, India en Brazilië (nog geen 1%). Hij schrijft: « Het is onmogelijk een optimale hoeveelheid immigranten voor een land vast te stellen; dat concept is niet wetenschappelijk, maar politiek. »

Men kan evenwel onderstrepen dat het aandeel immigranten in Frankrijk lager is dan het gemiddelde in de landen van de OECD (13,6%) en landen als Spanje (13,3%), Nederland (13,5%), Engeland (13,7%), Duitsland (16,2%), België (17,3%) of Canada (20,3%). Kwantitatief staat Frankrijk dicht bij Letland en Italië. Jean-Christophe Dumont, chef van de divisie internationale migraties van de OECD: « Er heerst vrijwel overal een waanbeeld inzake het belang van immigratie. Die illusie is recentelijk versterkt onder invloed van humanitaire crises, familie-immigratie en werk, maar de aantallen zijn het resultaat van binnenkomende immigranten in de vorige decennia, en de immigratie was zeer beperkt in de jaren 1980 tot 2010 ». Hillel Rapoport, professor aan de Economische Hogeschool van Parijs, onderstreept dat: « Frankrijk is één van de meest « malthusiaanse » landen te midden van de landen van de OECD » in haar « Repenser l’immigration en France. Un point de vue économique » (Rue d’Ulm, 2018).

Is Frankrijk dus niet dat grote immigratieland, zoals geschreven en van de daken geschreeuwd wordt? Mijn contact, François Héran: « Frankrijk is het oudste immigratieland van Europa ». Frankrijk heeft als gevolg van een teruggang van het geboortecijfer, van oorlogen en een gebrek aan menskracht vanaf de negentiende eeuw migranten laten komen, eerst vanuit Europa, later uit de Magreb. Maar met de crisis van de jaren 1970 werd de deur voor werkzoekende immigranten gesloten.

Een rapport van het onderzoekerscollectief « Désinfox-Migrations » herinnert eraan dat het land zich verre heeft gehouden van belangrijke gebeurtenissen: de uitbreiding in 2004 naar Oost-Europa, die belangrijke migratie op titel van « vrij verkeer van personen en goederen » tot gevolg had; de economische crisis van 2008, die de behoefte aan menskracht deed verminderen, en de « migratiecrisis » van 2014, die zich pas laat vertaalde in asielaanvragen, en dan nog in veel mindere mate dan bijvoorbeeld in Duitsland.

De immigratie in Frankrijk blijft gedomineerd door familiemotieven. In 2019 zijn zo meer dan 90.000 verblijfsvergunningen aan niet-Europese buitenlanders uitgegeven, dat wil zeggen, bijna één derde van alle uitgegeven verblijfsvergunningen. Voor de helft betreft het partners van Fransen. Het belangrijkste van de resterende stromen migranten  zijn studenten (90.000), migrerende personen uit economische overwegingen (39.000) of uit humanitaire overwegingen (37.000), voornamelijk vluchtelingen. « Als men zich interesseert voor immigratie met een permanent karakter, moet men de seizoenarbeiders en de studenten weglaten en de 78.400 Europeanen die zich duurzaam in Frankrijk gevestigd hebben erbij voegen. Zo komen we op 292.000 personen in 2019, oftewel op minder dan 0,5% van de bevolking, » preciseert Jean-Christophe Dumont.

Frankrijk wordt dus beslist niet overspoeld, zelfs niet als de immigratie toeneemt door gemengde huwelijken van Fransen, door de mondialisering van hogere studies, door de toename van gewilde economische immigratie gericht op zeer gekwalificeerde profielen, of asielaanvragen. Tendensen waar de politiek weinig greep op heeft. Héran stelt dat de aangenomen zeven wetten in vijftien jaar daar nauwelijks iets aan veranderd hebben, met name omdat het asielrecht en het recht om een familieleven te hebben door de grondwet beschermd zijn. Extreem-rechts wil op dat punt de grondwet wijzigen…

« Dit alles spreekt het idee tegen dat men iedereen verhindert om naar Frankrijk te komen, maar daar zijn de politieke toespraken vandaag de dag ook niet op gericht. Er is een enorme verandering in de samenstelling van de bevolking gerelateerd aan immigratie uit het verleden, die men ten onrechte gelijkstelt met een recent geïmmigreerde bevolking, met name als deze van oorsprong niet- Europees is, maar die in werkelijkheid bestaat uit afstammelingen van immigranten uit met name de Magreb: vroegere koloniën. Voor een niet gering deel zijn deze niet (goed) geïntegreerd, en voelen zij zich geen Fransman. Dit is grotendeels te wijten aan het rigide onderwijsstelsel en het niet hebben van het recht op anders-zijn, dat in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Bretons (inwoners van Bretagne) of « Occitaniërs », die hun eigenheid hebben kunnen bewaren maar zich terdege Fransman voelen. Frankrijk heeft hier heel veel schade te repareren.

 

Geschreven in oktober 2021