Civis Mundi Digitaal #116
Bespreking van Nicky Pouw, Welzijnseconomie. Hoe en waarom de economie moet veranderen. Amsterdam University Press, 2020.
Nicky Pouw is hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam (Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen). Ze doet onderzoek naar menselijk welzijn in de context van internationale en lokale sociale economische en politieke ontwikkelingen, vooral als het gaat om armoede en inclusiviteit.
Economie
Economie gaat volgens Pouw over keuzes maken, ook op het gebied van gezondheid, welzijn, duurzaamheid, dierenwelzijn en natuur, in plaats van over geld op basis van een kosten-baten-analyse. Vanuit het welzijnsperspectief is de materiële economie intrinsiek verbonden met de sociaal-relationele economie en met subjectieve waarden en normen. De kernthese in het boek is dat welzijnseconomie is ingebed in een samenstel van sociale en politieke instituties. Haar pleidooi mondt uit in de WEM (welzijnseconomiematrix).
Welzijn en welvaart
Pouw volgt Allister McGregor die ‘welzijn’ definieert als: ‘Een staat van zijn in relatie tot anderen, waarin menselijke behoeften zijn vervuld, en waarin mensen op zinvolle wijze levensdoelen kunnen nastreven, waarmee een bevredigende kwaliteit van leven bereikt kan worden’. In de neoklassieke economie lag de nadruk op allocatieproblemen bij schaarste. De economische waarde is nu verschoven van absolute naar relatieve schaarste. De term ‘schaarste’ verdwijnt tegenwoordig steeds vaker als het om welvaart en allocatie gaat. Uitgangspunt in de neoklassieke economie is dat mensen individueel nut halen uit welvaart. “‘Nut’ is dan het plezier of de tevredenheid die mensen behalen uit een pakket goederen en/of diensten – die kunnen deels aangeschaft worden door middel van inkomen, maar ook bestaan uit publieke goederen en diensten (bijvoorbeeld scholen, of openbare ruimte). Het behaalde nutsniveau wordt aangeduid als ‘welvaart’; de mate waarin behoeften met schaarse hulpbronnen en middelen kunnen worden vervuld” (p 41). In reactie op deze ‘smalle’ opvatting over welvaart, wordt in Nederland, in navolging van Arnout Heertje, de term ‘brede welvaart’ gebruikt.
Drie dimensies
Pouw onderscheidt drie dimensies van welzijn: materieel welzijn, relationeel welzijn en subjectief welzijn die samen het begrip ‘welzijn’ opleveren:
“Het voortdurende streven naar het optimaliseren van welzijn, als grootste gemene deler van menselijk economisch gedrag, is [boven] visueel weergegeven” (p 46).
Drie omgevingen
De economie is ingebed in drie omgevende domeinen. Het oplossen van allocatieproblemen is nooit politiek of sociaal-cultureel neutraal.
WEM
Als voornaamste maatstaf hanteert Pouw niet langer economische groei, maar het collectieve welzijn. Pouw introduceert de welzijnseconomie-matrix (WEM) die zij samen met McGregor ontwikkelde. Hiermee kan de materiële en niet-materiële uitruil tussen economische actoren en de natuur in kaart gebracht worden, bestaande uit drie lagen: materieel, relationeel en subjectief.
Pouw werkt de wederzijdse relatie tussen welzijn en natuur als volgt uit:
Dit is een grove schets om aan te duiden hoe welzijn en natuur met elkaar verweven zijn. Economische planologen en statistici hanteren de Social Accounting Matrix (SAM) om alle geldstromen voor de uitruil van goederen en diensten tussen economische actoren in een nationale economie te meten. De WEM verschilt van de SAM op de volgende punten: Multinationaliteit, categorieën van economische actoren, de soort goederen en diensten, type stromen, een ingevulde diagonaal en instrumentele en intrinsieke verbindingen met de natuur.
De WEM-matrix wordt hieronder weergegeven, waarbij de cellen op een wiskundige manier ingevuld zijn. “Voor nu is het voldoende om te concluderen dat de WEM-ruimte biedt aan vernieuwende economische analyse, met aandacht voor niet-monetaire uitruil van goederen en diensten (inclusief onbetaalde arbeid en ecologische indicatoren), en subjectieve waarden en normeringen die betekenis duiden. Deze laatste zijn weliswaar kwantificeerbaar te maken in economische analyse door er getallen aan toe te kennen, maar blijven in essentie kwalitatieve waarden en normen representeren.” (p 89)
In de rest van het boek wordt ingegaan op de invulling van de diagonaal van de matrix en op methodische implicaties. De matrix maakt volgens Pouw nader systematisch onderzoek naar ongelijkheid, en verschillende vormen hiervan, mogelijk. “Dit betreft zowel ongelijkheid en verschillen tussen mensen, als tussen ecosystemen en natuurlijke ruimtes onderling” (p 90).
Conclusie
Pouw doet een betekenisvolle poging om de ‘externaliteiten’, die in de huidige economie gemakshalve maar weggelaten worden, te integreren in een vernieuwde economie-wetenschap. Een nog onbeantwoorde belangrijke vraag is, of het überhaupt mogelijk is om kwalitatieve zaken in monetaire begrippen te vertalen. Pouw gaat voorbij aan de vraag in hoeverre welvaart en welzijn toch twee fundamenteel verschillende begrippen zijn. Ze gaat ervan uit dat dit niet zo is en dat welvaart een aspect is van welzijn. Ze sluit hierbij aan bij de groep economen die verbetering van de economische wetenschap bepleiten.