Ethische benaderingswijzen volgens Henry Sidgwick
Deel 1, Inleiding: ethiek vanuit ’common sense’ en het gezichtspunt van het universum

Civis Mundi Digitaal #116

door Piet Ransijn

 

Henry Sidgwick (1838-1900) behoort met zijn voorlopers Jeremy Bentham, John Stuart Mill en Herbert Spencer tot de grote Britse filosofen van de 19e eeuw. Hij is echter het minst bekend, maar onder ethici is hij wel bekend en beroemd, en niet zonder reden. Zijn  klassieke standaardwerk The Methods of Ethics (1874) is een overzichtswerk dat nog steeds wordt gebruikt. Het is weliswaar een 19e eeuws werk, maar was ook in de 20e eeuw gangbaar en invloedrijk tot nu toe. Sidgwick was een jongere tijdgenoot van John Stuart Mill, die eveneens een sociaal ingesteld utilitarist was. Het utilitarisme is een filosofie gericht op het nut, welzijn en geluk van de samenleving (zie deel 4 en CM 81 over de hedendaagse utilitarist Peter Singer).

Sidgwick was een oudere tijdgenoot van Albert Schweitzer, die geen melding maakt van zijn overzichtswerk, hoewel hij tot de toonaangevende ethici van zijn tijd en daarna behoorde. Zijn hoofdwerk geeft een overzicht van de belangrijkste ethische benaderingen en is daarom geschikt als inleiding in de filosofie van de ethiek, niet alleen die van de 20e eeuw, maar ook in het algemeen.

De bekende politieke filosoof John Rawls was één van zijn vele adepten. Hij schreef een voorwoord bij een latere editie van dit werk. Hij noemt The Methods of Ethics “de duidelijkste en meest toegankelijke formulering van ‘de klassieke utilitaire leer’… Het eerste echt academische werk in de ethische theorie, modern qua methode en mentaliteit" (The Journal of Philosophy, 77 (9): 515–572, Wikipedia). Behalve de academische ethische filosofie neemt het boek de ‘commons sense’ ethiek als uitgangspunt. Dat maakt het meer toegankelijk.

Een andere adept is de bioethicus Peter Singer (zie CM 81, 83 en 90). Hij noemt het “eenvoudig het beste boek dat over ethiek is geschreven.” (Utilitarism: A Very Short Introduction, 2017, p12,13, geschreven met Katarzyna de Lazari-Radek en vooral gebaseerd op Bentham, Mill en Sidgwick). Samen schreven ze ook The Point of View of the Universe: Sidgwick & Contemporary Ethics (2014).

Het gaat Sidgwick om een objectieve ethiek  boven partijen en gezichtspunten uit, vanuit het bovenpersoonlijke gezichtspunt van het universum, van waaruit hij verschillende benaderingen probeert te integreren in een genuanceerd utilitarisme op intuïtionistische basis (zie deel 4). Volgens J B Schneewind, die een van de eerste boeken over hem schreef, heeft Sidgwick een groot aandeel gehad in het opstellen van de agenda van de 20e eeuwse ethiek. Reden genoeg zijn hoofdwerk de revue te laten passeren.

 

  

 

Met vrijwel dezelfde titel als het boek van De Lazari en Singer verscheen eerder een uitgebreide biografie van Bart Schulz, Henry Sidgwick - Eye of the Universe - An Intellectual Biography (2004). Een ander recent werk over Sidgwick is van Roger Crisp, The Cosmos of Duty (2014). Sidgwick was niet alleen een van de leidende figuren van het culturele en intellectuele leven van zijn tijd, maar zijn invloed strekt zich uit tot in onze eeuw, vooral op het gebied van de ethische filosofie, maar minder op het gebied van de economie en andere terreinen van de filosofie.

De econoom Keynes was lid van de Cambridge Apostles, een groep vrijdenkers waar ook Sidgwick toe behoorde. Als jongeman had hij ooit golf gespeeld met Sidgwick en de drukproeven gecorrigeerd van een postume editie van Sidgwick’s Principles of Political Economy. Over diens autobiografische Memoir schreef Keynes aan een vriend: “Ik vraag me af wat hij van ons zou hebben gedacht en wat wij van hem moeten denken. En dan zijn geweten – iets onvoorstelbaars. Er is geen twijfel mogelijk aan zijn hoge moraal... Ik heb nog nooit een zo saai boek zo meeslepend gevonden” (D E Moggridge, Keynes, p19, Brief van 27 mrt 1906).

 

Algemene typering

Een objectieve, rationele en kosmische visie zou kenmerkend zijn voor Sidgwick. Zijn  overzichtswerk biedt een kritisch onderzoek van de belangrijkste ethische benaderingen vanuit een zoveel mogelijk onpartijdig, objectief standpunt, dat hij aanduidt als The Point of View of the Universe. Hij contrasteert dit met de egoïstische hedonistische visie, die een beperkte rationaliteit heeft vanuit een persoonlijk standpunt. Het is te vergelijken met het hedonisme van Sartre, zie het artikel over existentiefilosofie. The Methods of Ethics is te beschouwen als een gedegen inleiding in de ethiek, die het historische overzicht van Schweitzer (Deel 4) complementeert, dat aan Sidgwick voorbijgaat.

Sidgwick was filosoof en econoom, medeoprichter en eerste voorzitter van de Society for Psychical Research (1882). Hij wilde weten of er een persoonlijk voortbestaan was na de dood en bracht dit in verband met mogelijke ‘kosmische rechtvaardigheid’. Voortbestaan zou nl. ethische consequenties kunnen hebben volgens het aloude principe van beloning en vergelding na dit leven, het universele idee dat de kwaliteit van de verdiensten in dit leven van invloed is op de kwaliteit van het voorbestaan. Aan het eind van Deel 4 van deze serie komen we hierop terug.

Sidgwick was ook voorvechter van vrouwenkiesrecht evenals John Stuart Mill. Hij bevorderde het onderwijs voor vrouwen. Hij had ook oog voor de bijzondere positie van homoseksuelen. Mogelijk had hij zelf neigingen in die richting volgens zijn biograaf Schulz. Hij trouwde met een feministe Eleanor Mildred Balfour, de zus van de latere premier, die ook een student van Sidgwick was geweest. Zij leidde het vrouwencollege dat door Sidgwick was opgericht. Het huwelijk bleef kinderloos en leek meer op “een meeting of minds”. Mogelijk ook omdat “Sidgwick’s romantische gevoelens meer op mannen gericht waren” (De Lazari en Singer, 2017, p14).

Henry Sidgwick’s vader was predikant en hoofdonderwijzer in de kleine stad Skipton in Yorkshire. Henry nam later afstand van het formele christendom, maar bleef vrijzinnig theïst. Vandaar zijn affiniteit met de intuïtionistische ethiek van absolute principes, die hij verenigbaar vond met het utilitarisme. Hij studeerde in Cambridge en bleef daar zijn verdere leven als hoogleraar morele en politieke filosofie. Behalve ethische en filosofische werken schreef hij o.m. The Principles of Political Economy (1883), The Elements of Politics (1891) en The Scope and Method of Economic Science (1885).

Van Sidgwick werd gezegd dat hij zijn studenten ongeveer als gelijken behandelde. Zijn voormalig student, de filosoof G E Moore vond zijn colleges saai, maar interessant genoeg om naar Sidgwick te refereren in zijn Principia Ethica. Sidgwick’s humor werd “Sidgwickedness” genoemd. (https://plato.stanford.edu/entries/moore-moral/;

https://plato.stanford.edu/entries/sidgwick/’, Encyclopedia Brittanica en de Engelstalige Wikipedia)

 

Een van de vele edities 

The Methods of Ethics

Met ethische methode(n) bedoelde Sidgwick “een weg tot het verwerven van rationele, beredeneerde overtuiging omtrent wat we behoren te doen”. Dat impliceerde het vinden van uiteindelijke morele principes om het handelen op te baseren. Het zijn eigenlijk ethische basisbenaderingen. Hij werd niet alleen beïnvloed door zijn utilitaristische voorlopers Jeremy Bentham, James en John Stuart Mill, maar ook door Aristoteles, Hume, Kant en andere filosofen. Hij leerde Duits om Duitse filosofen te bestuderen, vooral Kant en Hegel, en leerde Hebreeuws om de Bijbel in de grondtekst te kunnen bestuderen.

Zijn benadering biedt geen historisch overzicht, maar veeleer een rationele vergelijkende analyse van ethische benaderingen en basisprincipes. Hij behandelt drie basisbenaderingen: het egoïsme of egoïstisch hedonisme, de intuïtionistische deugd- en plichtsethiek en het utilitarisme of universele hedonisme, die resp. in Deel 2, 3 en 4 aan de orde komen. Deze benaderingen hebben vele varianten. Er zijn vele vormen van ethiek en ethische toepassingen, die te plaatsen zijn onder deze drie typen.

Sidgwick vergelijkt de drie benaderingen met elkaar en analyseert overeenkomsten en verschillen. Het intuïtionisme en utilitarisme acht hij verenigbaar in een sociale ethiek. Het “hoogste goed” van het intuïtionisme zou overeenkomen met het utilitaristische principe van grootste geluk en welzijn van de samenleving. Sidgwick neigt naar een synthese die overhelt naar het utilitarisme, dat in zijn tijd in Engeland toonaangevend was en paste in het tijdsgewricht gericht op nut en welbevinden.

Hij meende dat zijn belangrijkste werk tekortschoot, omdat ook het egoïstische hedonisme een rationele basis bleek te hebben, die hij niet bevredigend kon verzoenen met de andere twee benaderingen. Het egoïstisch hedonisme dat is gebaseerd op rationeel begrepen eigenbelang, is minder universeel en onderschrijft niet het rationele inzicht dat ons eigen welzijn net zo belangrijk is als het welzijn van een ander vanuit het gezichtspunt van het universum. Omdat dit principe niet geldt voor het hedonisme, is dit minder universeel rationeel dan het intuïtionisme en het utilitarisme.

Het kritische overzicht in The Methods of Ethics is bedoeld om te komen tot “redelijke overtuigingen over wat we behoren te doen, die in het morele bewustzijn van de mensheid impliciet of expliciet te vinden zijn en... die van tijd tot tijd  door individuele denkers in historische systemen zijn uitgewerkt” (Voorwoord, p1). Hij benadrukt zijn streven naar onpartijdigheid, maar is ook een ‘kind van zijn tijd’. Vandaar zijn voorkeur voor het utilitarisme, dat algemeen welzijn als basisprincipe heeft. De deugdenethiek van Aristoteles en de plichtsethiek van Kant hebben naast het utilitarisme van Bentham en Mill hun sporen achtergelaten in het werk van Sidgwick. Opmerkelijk is de plaats die hij inruimt voor ‘common sense’-ethiek als belangrijk uitgangspunt. Hoewel ‘common sense’ vaak inconsistent is, biedt het niettemin aanzetten en uitgangspunten voor een meer rationele filosofische ethiek. De dagelijkse praktijk biedt een diversiteit van ethische beginselen en gaat niet uit van een theorie of filosofie. De ethicus en filosoof probeert deze te integreren en op grondbeginselen te baseren, zoals geluk, algemeen welzijn, deugden en plichten.

 

Ethische methoden

“Met een methode van ethiek wordt een rationele procedure bedoeld, waarmee we vaststellen wat individuele menselijke wezens behoren te doen wat ‘juist’ is voor hen en dat behoren te realiseren door vrijwillig handelen. Door het woord ‘individu’ te gebruiken onderscheid ik de studie van de ethiek van de studie van de politiek” (Inleiding, p1). Politiek betreft o.m. publiek gedrag en wetgeving, wat de politiek en de overheid behoren te doen. Ethiek heeft ook te maken met collectief gedrag als het gaat om algemeen welzijn. En uiteindelijk berust politiek op individueel handelen, dat door ethische principes wordt gereguleerd. “Ethiek bepaalt de gronden en grenzen van de gehoorzaamheid aan de overheid.”

Bij ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’ worden deze grenzen vaak op ethische gronden overschreden. Tijdens de coronacrisis, maar ook in het algemeen, komen dergelijke zaken prominent naar voren. Politiek houdt zich ook bezig met wat rechtvaardig is en de (rechtvaardige) verdeling van middelen die bijdragen tot welzijn (par. 1 van hfst l,2 over ‘De relatie tussen ethiek en politiek’). John Rawls’ A Theory of Justice is een belangrijk werk op het gebied van de politieke filosofie, dat refereert aan Sidgwick, Aristoteles, Kant en J S Mill, bij wie ook Sidgwick aansluit.

Ethiek zowel als politiek houden zich bezig met wat hoort, met voorschriften en met wat wenselijk is en wat men als ‘goed’ en ‘juist’ beschouwt, terwijl gedragswetenschappen als psychologie en sociologie zich bezighouden met feitelijk gedrag en verklaringen daarvoor. Wat we als goed en juist beschouwen heeft zowel te maken met geluk en welzijn als met deugd en plicht. Sidgwick probeert deze aspecten te integreren in zijn studie van de basisprincipes. “Redelijk gedrag... moet worden vastgesteld op basis van principes” (boek I, hfst1, paragraaf 3, voortaan afgekort naar boek, hoofdstuk en paragraaf: hier l.1.3, daar paginering verschilt in diverse edities).

De intuïtionistische visie geeft ‘categorische’, dwz algemeen geldende, onvoorwaardelijke voorschriften op intuïtieve en rationele gronden (zie deel 3). De utilitaristische visie ziet gedragsregels in het perspectief van het nastreven van individueel geluk met algemeen welzijn als basisprincipe (zie deel 4). Behalve geluk geldt ‘menselijke perfectie’, ‘vervolmaking’ of ‘zelfverwerkelijking’ bij het intuïtionisme ook als algemeen nastrevenswaardig doel, zoals ook andere ethici van Aristoteles tot Schweitzer te kennen gaven. Het komt neer op het realiseren van deugd(en) of deugdzaamheid, waarden en plichten. Voor zowel de intuïtionistische als de utilitaristische benadering is bij Sidgwick veel te zeggen.

“Is het niet redelijk geluk na te streven en pijn te vermijden? Heb je geen morele zin? Noem je intuïtief bepaalde daden niet juist en andere onjuist? Erken je algemeen welzijn niet als uiteindelijk doel?’ Ik antwoord ‘ja’ op al deze vragen. Mijn moeilijkheid begint, wanneer ik moet kiezen tussen de principes of gevolgtrekkingen die eruit gehaald worden” (l,1 slot). We laten soms een principe prevaleren en dan weer een ander. Maar dat is eigenlijk irrationeel en vaak lastig. Vandaar het belang van een consistente ethische methode op basis van algemeen geldige, rationeel verantwoorde basisbeginselen.

 

 

Juist en onjuist gedrag, de morele code en de publieke opinie

Hfst 3 gaat over ‘Morele oordelen’. Verkeerd gedrag wordt vaak als irrationeel beschouwd. Bij ethisch handelen wordt vaak een beroep gedaan op redelijkheid. De rechtvaardigheidstheorie van Rawls is bijv. gebaseerd op redelijkheid in de zin van billijkheid. Behalve rede en redelijkheid heeft ons gedrag te maken met wat wij willen en met irrationele gevoelens, wensen en drijfveren, die vaak botsen met weloverwogen redelijk handelen. Emoties spelen een belangrijke rol, en ook morele gevoelens die samenhangen met sympathie en met afkeuring als regels en richtlijnen worden overtreden. (Zie Max Scheler, Wesen und Formen der Sympathie en Martha Nussbaum, Wat liefde weet: Emoties en moreel oordelen; en Politieke emoties: Waarom een rechtvaardige samenleving niet zonder liefde kan).

De morele code valt niet samen met de code van de publieke opinie, maar heeft er wel mee te maken. “De leden van moderne geciviliseerde samenlevingen zijn onder invloed van een code van de publieke opinie geraakt, die wordt bekrachtigd door sociale druk en sancties, die reflexieve personen die eraan gehoorzamen niet identificeren met de morele code, of zien als onvoorwaardelijk bindend. De code is inderdaad duidelijk fluctuerend en variabel, tegelijkertijd verschillend in verschillende klassen, beroepen, sociale kringen van dezelfde politieke gemeenschap... Waar deze dictaten [van de publieke opinie] niet strijdig zijn met de moraal, wordt dit conformisme gehandhaafd op grond van privébelangen, of omdat het ondersteunend wordt geacht voor het algemeen welzijn om zoveel mogelijk de harmonie met de medemensen te bewaren... De publieke opinie staat [echter] bekend als bij uitstek feilbaar” (l,3,2).

Bovendien worden opinies vaak meer door emoties zoals angst aangedreven dan door moreel gevoel. Dat zien we ook in de coronacrisis. Ethische principes spelen een belangrijke rol in de coronacrisis bij de maatregelen. Reden om grondiger in te gaan op dergelijke principes.

 

‘Common sense’ moraal 

Het morele vermogen, morele zin, rationele intuïtie en morele cognitie

Hoe kunnen we dan bepalen wat behoort en of een daad juist is of niet? Wat behoort heeft te maken met gedrag waartoe we in staat zijn. Het ligt binnen onze mogelijkheden en stelt geen “onredelijke eisen” (Simon Blackburn, Ethics: A Very Short Introduction, p 41). Het heeft ook te maken met redelijk gedrag, met “redeneren vanuit universele principes of axioma’s, of directe intuïtie van bepaalde individuele verplichtingen... Moreel vermogen wordt vaak beschouwd... in verband met de algemene notie van plicht en intuïtief beslissen wat gedaan behoort te worden door een persoon in bepaalde omstandigheden” (l,3,3).

Sidgwick gebruikt de term ‘morele zin’ (moral sense) in onderscheid tot rationele intuïtie, omdat het meer te maken heeft met directe waarneming of aanvoelen (Sence-perception) van wat hoort in een bepaalde situatie. Met ‘rede’ (reason) bedoelt hij het vermogen tot morele cognitie in onderscheid tot moreel gevoel. “Een aangenomen [redelijke] morele waarheid wordt beschouwd als intrinsiek universeel [algemeen geldig], hoewel het bij de eerste bepaling specifiek geldt” (I.1.3)).

 

 

Wensen en streven naar geluk

In de praktijk is “het conflict tussen de praktische rede en irrationele wensen een onbetwistbaar feit in onze bewuste ervaring... Ook als we aannemen dat de menselijke wil altijd gericht is op het verkrijgen van zijn eigen geluk, betekent dit niet dat een mens altijd doet wat hij denkt dat bevorderlijk is voor zijn eigen grootste geluk... Een overheersende wens kan tijdelijk worden overvleugeld door bepaalde passies of lusten.” En ook door gewoonten. Er is vaak een contradictie “tussen een algemeen besluit en een specifieke wens; dat is een algemene ervaring” (l,3,4).

Moreel handelen wordt niet altijd opgevat als gericht op plezier, ook niet als het plezier betreft in morele zin, maar als gericht op plichtsvervulling en deugdzaamheid, die gepaard kan gaan met morele vreugde. Dat geldt ook voor sympathie: “De stroom van liefde of een vriendelijk gevoel is in hoge mate vreugdevol” (l,4,2). Zo bestaat er ook pijn vanuit sympathie (sympathetic pain). En er zijn humanitaire affecties van welwillendheid. Zie hierover ook Max Scheler, Wesen und Formen der Sympathie: Der Phänomelogie und Theorie der Sympathiegefühle.

“Samenvattend: onze bewuste actieve impulsen zijn niet altijd gericht op het verkrijgen van genoegen of het vermijden van pijn wat betreft onszelf, maar we vinden overal in het bewustzijn extra-afwegende impulsen, die gericht zijn op iets dat geen genoegen geeft of vermindering van pijn. Een groot deel van ons geluk berust inderdaad op het bestaan van zulke impulsen... Vaak zijn beide soorten impulsen in onverzoenlijk conflict en zetten zij aan tot tegengestelde handelingswijzen. Deze onverenigbaarheid is zonder twijfel in het bijzonder prominent wat betreft de impuls die het meest markant in ethische competitie is met geluk: de liefde voor de deugd omwille van de deugd zelf, of de wens te doen wat juist is als zodanig... Sommige psychologen beschouwen verlangen als wezenlijk pijnlijk. Deze zienswijze lijkt mij onjuist” (l.4.3,4).

Dat geldt ook voor het boeddhisme en in mindere mate voor het hindoeïsme. In de Bhagavad Gita staat bijv.: “Wijsheid wordt omsluierd door de onverzadelijke vlam van het verlangen (lll-39); “Alle genietingen uit [zintuiglijk] contact ontstaan zijn slechts bronnen van verdriet; ze hebben een begin en een einde... De verlichte verheugt zich er niet over” (V-22).

Volgens Sidgwick geldt dit alleen bij uitzondering. Wensen en verlangens stimuleren gewoonlijk activiteiten om doelen te bereiken. Een zekere onrust echter “is zonder twijfel kenmerkend voor de staat van verlangen”. Maar dit dient te worden onderscheiden van ‘ongemak’ en hoeft niet pijnlijk te zijn.

 

Vrije wil en determinisme

Wat betreft het uiteindelijke doel van het handelen, of dit nu geluk is of perfectie, maakt het bij de wenselijkheid daarvan weinig uit of men gelooft in determinisme of vrije wil. Dit “verandert ook niet de menselijke visie van wat juist is of de redenen om dit te doen” (l.5.4). Deze kwestie is praktisch gezien betrekkelijk irrelevant voor het bepalen van wat juist en niet juist is. Het maakt weinig uit of bijv. (gebrek aan) plichtsbesef, wilskracht en moreel besef te wijten zijn aan erfelijkheid en omstandigheden of ‘vrije keuze’.

 PPT - ETHIEK les 1 PowerPoint Presentation, free download - ID:3675978

Mensen hebben behoefte aan ethische principes, die volgens utilitaristen voortvloeien uit streven naar geluk

Ethische principes en methoden

“Het doel van ethiek is het systematiseren... van de cognities die men heeft van de juistheid of redelijkheid van het gedrag... Deze cognities gaan gewoonlijk gepaard met verschillende soorten emoties die bekend staat als ‘morele gevoelens’. Maar een ethisch oordeel kan niet worden verklaard als de bevestiging... van een dergelijk gevoel. Het is inderdaad een essentieel kenmerk van een moreel gevoel dat het verbonden is met de klaarblijkelijke cognitie van iets meer dan alleen een gevoel. Zulke cognities heb ik ‘dictaten’ of ‘imperatieven’ genoemd... Zij gaan samen met een bepaalde impuls om de daden te verrichten die als juist worden erkend” (l.6.1).

Sidgwick behandelt de verschillende ‘methoden’ of rationele procedures om het juiste handelen te bepalen. Ze zijn gebaseerd op zijn eerdergenoemde basisbeginselen: geluk of perfectie, deugd en plicht. Andere beginselen zijn ‘de wil van God doen’ of ‘leven in overeenstemming met de natuur’. Perfectie is een ideaal doel. Plicht is wat gedaan behoort te worden. Geluk is een wenselijk soort gevoel of bewustzijn. Deze beginselen sluiten elkaar niet uit en kunnen overlappen. Bijv. als wordt aangenomen dat het de wil van God is dat we gelukkig zijn of perfectie nastreven. De methoden of benaderingen en hun principes sluiten elkaar niet uit.

Deugd en geluk of welzijn hoeven niet tegenover elkaar te staan, zoals Aristoteles al aangaf. “Het praktische conflict in de menselijke geest gaat gewoonlijk vooral tussen eigenbelang en sociale verplichting, hoe dit ook wordt bepaald” (l.6.3). Bij geluk kan onderscheid worden gemaakt in kwantiteit en kwaliteit: ‘lager’ en ‘hoger’, ‘nobeler’ en meer verfijnd of verheven geluk. Kwaliteit kan hierbij als belangrijker dan kwantiteit kan worden beschouwd of niet. Het relatieve belang kan intuïtief en rationeel worden bepaald. Maar dat blijkt in de praktijk niet zo eenvoudig als het lijkt. Zie Deel 2 over het egoïstisch hedonisme. Bij het algemeen belang is dat nog gecompliceerder, gezien de verschillende visies daaromtrent.

Intuïtionisme

Bij intuïtionisme gaat men uit van onmiddellijke intuïtieve kennis van wat juist is, zonder de consequenties na te gaan, hoewel het “moeilijk is een lijn te trekken tussen een daad en de consequenties ervan” (l.8.1). Die worden ook vaak onmiddellijk en tegelijk in ogenschouw genomen. Intuïtief bepaalde morele principes zijn vaak onvoorwaardelijk, ongeacht de consequenties. “‘Geweten’ is de aanvaarde populaire term voor het vermogen van moreel oordelen, toegepast op de daden en motieven van de oordelende persoon” (1.8.2). ‘Morele intuïtie’ is een vergelijkbare term.

Morele intuïties kunnen verschillen en botsen bij verschillende personen. “De een verwerpt wat de ander goedkeurt. Dit wekt serieuze twijfels wat betreft de geldigheid van de morele oordelen van ieder mens en we proberen deze twijfels tot rust te brengen door een beroep te doen op algemene regels.” Mensen zijn dan geneigd zich te wenden tot “een of andere externe autoriteit... hun priester, hun heilige boeken, of misschien de algemene mening van de samenleving waartoe ze behoren. In dit geval kunnen we hun methode niet strikt intuïtief noemen... Ze kunnen ‘algemene goedkeuring’ naar voren brengen... niet als vervanging maar als ondersteuning van de individuele intuïtie” (l.8.3).

Sidgwick onderscheid filosofische ethiek van de ‘common sense’ moraal. De laatste is minder systematisch en bestaat vaak uit “een toevallig aggregaat van voorschriften, die enige rationele synthese behoeven... een filosofische basis... om beginselen meer absoluut en onweerlegbaar evident te krijgen, waarvan de gangbare regels kunnen worden afgeleid... Een losse combinatie van methoden is het meest algemene type van het feitelijke morele redeneren. De meeste mensen denken waarschijnlijk dat hun morele gevoel of instinct hen redelijk juist zal leiden, maar zij weten ook dat er algemene regels zijn om juist handelen te bepalen... en dat het mogelijk is hiervoor een filosofische verklaring te geven, waarmee deze regels kunnen worden afgeleid uit een kleiner aantal algemene principes” (l.8.4).

Deel 3 gaat uitvoeriger in op deugden en plichten volgens het intuïtionisme en wat ‘common sense’ daarover te berde brengt.

kwade: 55 Citaten, quotes en wijsheden - Citaten.NET 

Bij Plato was het Goede de bron van alle kwaliteiten. Andere filosofen sloten hierbij aan.

Het goede

Moreel gedrag is gericht op het goede, op wat goed is, als uiteindelijk doel. Het ‘hoogste goed(e)’ was een kernconcept van Griekse filosofen, in het bijzonder Plato. Deugd of juist handelen werd beschouwd als vorm van het Goede. Zij vroegen zich af: “Wat is de relatie van goede dingen met de aard van het Goede dat we deugd noemen, de kwaliteiten van karakter en gedrag die mensen prijzen en bewonderen?” (l,9,1). Zij zochten een standaard om de relatieve waarde van verschillende goede zaken en eigenschappen te bepalen. De mate van geluk kan zo’n standaard zijn. “De goede dingen van het leven zijn de zaken die geluk verschaffen” (l.9.2). Het goede kan ook worden gerelateerd aan (de perceptie van) schoonheid, esthetisch genoegen, of met het ‘nut’ van iets, in onderscheid  van de schoonheid ervan.

Daarbij speelt ‘goede smaak’ een rol van betekenis om te komen tot de aanname van een meer universeel geldige standaard. Dit betekent niet “dat de algemene schattingen van goed gedrag beschouwd kunnen worden als schattingen van de mate van genoegen die het resultaat ervan is... We zien dat de volheid van gevoel vaak niet samengaat met smaak en oordeel.” Smakeloze zaken kunnen vaak veel plezier verschaffen. Vaak geldt hoe platter, hoe plezieriger, als we om ons heen kijken of naar de TV. “‘Goed’ kan evident niet als equivalent worden beschouwd van ‘plezier’ of ‘geluk’... hoe dicht hun aanduidingen ook overeenkomen” (l.9.2).

Volgens Hobbes was goed of het goede het (uiteindelijke) object van menselijk verlangen. Maar “een mens verlangt ook vaak iets waarvan hij weet dat het slecht is” (l.9.3). Bijv. te veel alcohol drinken. ‘Lekker is niet altijd leuk’ luidt een gezegde. Wat goed is of lijkt is vaak een illusie en we maken een onderscheid tussen ‘werkelijk goed’ en ‘schijnbaar goed’. Het goede leven is niet “het leven van een tevreden varken”, zoals Epicurus en Mill reeds naar voren brachten.

“De notie van ‘goed’... heeft een ideaal element: het is iets dat niet altijd feitelijk wordt gewenst en nagestreefd... maar het ideale element is te interpreteren in termen van feiten.” Het is geen “dictaat van de rede” maar bevat wel impliciet een rationeel dictaat of verplichting van iets dat wenselijk of noodzakelijk is (l.9.3).

“Het blijft te bezien volgens welke standaard gedrag intuïtief kan worden beoordeeld als op zichzelf goed.” Wat als goed wordt beoordeeld, heeft te maken met een goed gevoel of kwaliteit van bewustzijn. “Kennis is een zaak die alleen in de geest kan bestaan”, in het bewustzijn. Dat geldt ook voor kennis van het goede en voor schoonheid. Hierbij gaat het erom, dat ‘goede dingen’ “bijdragen tot 1. geluk of tot 2. perfectie van het menselijk bestaan” (l.9.4). Ook het geluk van dieren wordt daarbij inbegrepen bij de meeste utilitaristen. En er kunnen ook bovenmenselijke wezens of intelligenties  zijn, zoals God of goden. Sidgwick was een theïst.

Hij concludeert: “Als er iets anders goed is dan geluk dat door een mens wordt nagestreefd als een uiteindelijk praktisch doel, kan dit alleen de goedheid, perfectie of uitnemendheid zijn van het menselijk bestaan. In hoeverre deze notie meer omvat dan deugd en wat het precieze verband is met geluk... zijn vragen die we meer passend kunnen bespreken na een gedetailleerd onderzoek van de noties geluk en deugd.”

In Deel 2, 3 en 4 komen resp. het egoïstisch hedonisme, de deugd- en plichtethiek van het intuïtionisme en het utilitarisme aan de orde. Deel 4 eindigt met een beschouwing van de onderlinge relatie en een commentaar en nabeschouwing.

 

 

                                                                                                  Waarom ethiek?    2021 10 29 Na lezen van Henry Sidgwick, The Methods of Ethics

 

Recht, bestuur en politiek

berusten alle op ethiek

Zonder waarden, zonder normen

kan men geen beleidslijn vormen

 

Zonder ethisch denken is

ons leven en ons streven ongewis

Het heeft geen richting meer

en dat verontrust ons zeer

 

Waar gaan we met zijn allen heen

als een duidend sein verdween?

We klooien maar wat aan

in een richtingloos bestaan

 

Aangedreven door de drang naar meer

zonder een gegrond bewust verweer

tegen drangen die ons drijven

en naar overmaar toe neigen

 

Naar overmaar en overdaad

die ons allen deerlijk schaadt

Daarom een bezinning op ethiek

die voor politieke een basis biedt

 

Maar vooral om zinvol leven

en het goede na te streven
We dienen ons te gaan beraden

op morele levensvragen

 

Wat is goed en wat heeft waarde?

Hoe behoeden wij de aarde?

 

 

                                    Als er geen ethiek is                       2021 11 04

 

Onze wereld is niet ethisch

Nietzsche zag het al profetisch

Er zijn geen hoogste waarden meer

zoals bepaald door Onze Lieve Heer

 

Onze wereld was al problematisch

en ons werk vervreemdde systematisch

Met zijn allen met de laptop ingelogd

doen we onze standaard job

 

Een baan in zorg en welzijn

kan nog niet volledig digitaal zijn

Elders wordt het menselijk contact

meer gedigitaliseerd en afgezwakt

 

Op internet is lang niet alles waar

Leugens vinden daar elkaar

En als alles wat ze zeggen waar lijkt

wordt de wereld heel gevaarlijk

 

Fantasie en werkelijkeheid

kennen er geen onderscheid

en geen keurmerk voor een website

Onwaarachtigheid viert hoogtij

in de informatiemaatschappij

 

Als er ergens geen ethiek is

Weten we niet wat er mis is

En een wereld zonder waarden

kan in onderlinge strijd ontaarden

 

Vecht- en vlucht- en volgreacties

geven ongewenste interacties

Onze wereld is niet ethisch

Nietzsche zag het reeds profetisch

 

De hoogste waarden van weleer

gelden tegenwoordig zelden meer

Waar leugens en onwaarheid heersen

kunnen ze de geest beheersen

 

Ieder moet nu zelf zijn waarheid vinden

en zich met zijn innerlijk verbinden

in een staat van puur bewustzijn

waar geen leugens kunnen zijn

 

Een innerlijk domein

waar wij stil aanwezig zijn

in een helder zelfbewustzijn

en waar waarden in ontspringen

 

Waarheid spreekt in zegeningen

die het leugenachtige verdringen

in het heldere bewustzijn

waar wij leven in ons eigen zijn