Civis Mundi Digitaal #117
Overpeinzingen over de ommuurde vesting Europa
Europa exporteert de hier verboden neonicotinoïden
Een rijk Rusland met arme Russen
Rood licht voor de Balkan
Overpeinzingen over de ommuurde vesting Europa
De in aanbouw zijnde muur in Polen tegen migranten vanuit Wit-Rusland is een voorbeeld van een wereldwijde tendens: de verveelvoudiging van « muur-grenzen ». In 1990 waren er nog slechts een dozijn, vandaag de dag zijn er meer dan zeventig. Geografisch zijn er grote verschillen tussen de continenten: in Azië is 40% van de grenzen versterkt, in Europa 16%, in Afrika en heel Noord- en Zuid-Amerika minder dan 10%. Het is opmerkelijk dat hun locaties vaak de stelling van de « clash of civilisations » van de Amerikaanse politicoloog Samuel Huntington tegenspreken. De meerderheid van deze muren bevindt zich niet in de gebieden die verschillende culturen van elkaar scheiden, maar binnen eenzelfde geopolitieke ruimte zoals bijvoorbeeld tussen Saoedi-Arabië en Jemen, tussen Botswana en Zimbabwe, tussen Turkmenistan en Oezbekistan. Soms is de reden puur politiek en gaat het erom de soevereiniteit van een land tegen een min of meer dreigende buurstaat te beschermen, maar in toenemende mate is het doel de komst van migranten te verhinderen.
De muur tussen Polen en Wit-Rusland is een bouwsteen te meer in de vorming van een vesting Europa. Verscheidene lidstaten van de Europese Unie hebben hun buitengrenzen al versterkt: Bulgarije en Griekenland met Turkije, Hongarije met Servië, Spanje met Marokko bij de enclaves Ceuta en Melilla, Letland langs zijn zuidelijke grens met het Russische Kaliningrad… De verveelvoudiging van versterkte grenzen is overigens slechts een aspect van het fenomeen. Als men een grens definieert als een functie, en niet alleen als een afbakening tussen twee gebieden, dan kunnen we zien dat Europa grenzen heeft die heel wat verder liggen dan het grondgebied van Europese Unie zelf. Denk in dat verband aan het « proces van Khartoem »: het in 2014 gesloten verbond tussen de Europese Unie en een aantal Afrikaanse staten met als doel de komst van migranten, met name uit de Hoorn van Afrika, af te remmen. In ruil voor financiële en logistieke hulp voeren landen als Ethiopië, Eritrea en Soedan controles uit voor rekening van de Europese Unie. Een ander bekend voorbeeld is het akkoord tussen de Europese Unie en Turkije. In ruil voor het engagement van president Erdogan voor het blokkeren van de migratiestromen uit het Midden-Oosten naar de Europese Unie, heeft deze laatste beloofd een hulpbedrag van 6 miljard euro aan Turkije over te maken en meer visums aan Turkse burgers te verstrekken. In het geval van Wit-Rusland speelt dezelfde logica, maar dan wel in omgekeerde richting. Door migranten te laten komen om ze naar Polen te sturen, zet president Loekasjenko de Europese Unie onder druk in de hoop beter door haar behandeld te worden. In alle gevallen zijn grenzen het object van sjacheren, van loven en bieden. En de Europese Unie komt door deze uitbestedingen in een naar mijn mening onaangenaam afhankelijke positie ten opzichte van landen met in veel gevallen zeer autoritaire, om niet te zeggen dictatoriale, regimes.
Een aspect dat vaak vergeten wordt bij het oprichten van een muur is dat deze niet alleen een boodschap aan migranten is dat zij niet welkom zijn, maar ook aan de eigen bevolking. Neem bijvoorbeeld de aanplakbiljetten van de Hongaarse regering van Viktor Orban bij de grens met Hongarije en Servië. Als zij werkelijk gericht zouden zijn aan migranten, dan zouden ze in het Arabisch of het Iraans geschreven zijn, maar zij zijn geschreven in het Hongaars! « Muur-grenzen » en muren van prikkeldraad zijn instrumenten van puur binnenlandse politiek. Toen Donald Trump zijn muur langs de Mexicaanse grens wilde bouwen, was dat niet alleen om buitenlandse migranten te weren. Zijn doelwit waren ook de Amerikaanse democraten die door tegen de financiering van zijn muur te zijn, beschuldigd werden verraders van het vaderland te zijn en onder één hoedje te spelen met Mexicaanse criminelen.
Er wordt vaak gedacht dat de mondialisering de grenzen zou vervagen of laten verdwijnen. Een absoluut verkeerde gedachte; de werkelijkheid is oneindig veel complexer. Als er gesproken wordt over het openstellen van grenzen, dan moeten we goed beseffen dat dat maar voor weinig mensen op onze planeet opgaat. Wat waar is voor West-Europese burgers, is dat niet voor de overgrote meerderheid van de wereldbevolking. Als je bijvoorbeeld de inwoners van de Afrikaanse landen neemt, dan kun je makkelijk constateren dat het voor hen veel en veel moeilijker is om naar Europa te gaan dan dertig of veertig jaar geleden, toen zij vrijwel geen visums nodig hadden. De mondialisering betekent dat het voor de één veel gemakkelijker is zich te verplaatsen en voor de ander steeds moeilijker.
Een grens is nooit helemaal open en ook nooit helemaal gesloten. Wanneer een land zich omgeeft met een muur, is dat om zich tegen bepaalde categorieën vreemdelingen te beschermen. De door Hongarije opgerichte barrières aan de grens met Servië zijn gericht tegen de komst van niet-Europese migranten en niet tegen de Serviërs, voor wie niets is veranderd. Grenzen schiften dus mensen. Daarom heeft een grens naar mijn mening veel eerder het karakter van een functie dan van een gewone scheidingslijn.
Ik denk dat we ons goed bewust moeten zijn van de steeds meer paradoxale situatie waarin onze zogeheten liberale maatschappijen zich bevinden. Kunnen we eindeloos doorgaan met het verdedigen van een steeds grotere bewegingsvrijheid voor onszelf en tegelijkertijd aan steeds meer mensen de mogelijkheid zich te verplaatsen weigeren? Hoe kunnen we dit rechtvaardigen? En zijn wij bereid op lange termijn de politieke, sociale en morele kosten te accepteren van een politiek die Europa in een werkelijke vesting verandert? Als wij ons achter muren barricaderen, houdt dat dan ook in dat wij bereid zijn om alle middelen te gebruiken, ook militaire middelen, om deze muren te verdedigen tegen migranten, vluchtelingen en andere ongewenste mensen van welke soort ook? Want als dat niet het geval is, waarom hebben we dan besloten deze muren te bouwen?
Deze vragen en de antwoorden daarop zijn des te belangrijker, omdat het aantal migranten in de komende decennia aanzienlijk gaat toenemen, met name als gevolg van klimaatopwarming. En wie zijn de belangrijkste verantwoordelijken van deze catastrofale klimaatopwarming? Inderdaad, de landen van het noordelijk halfrond. Mogen wij in deze context onze grenzen langdurig gesloten houden voor hen die vluchten voor ondraaglijke levensomstandigheden, waarvoor wij grotendeels de verantwoordelijkheid dragen? Ik ben van mening dat dit soort vragen ons noodzakelijkerwijs verplichten onze verhouding tot grenzen te heroverwegen. Het betreft hier in ieder geval absoluut fundamentele politieke uitdagingen.
Geschreven in december 2021
Europa exporteert de hier verboden neonicotinoïden
« Pecunia non olet », zeiden de Romeinen al: geld stinkt niet. Dat kan wellicht verklaren waarom de Europese Unie de sinds 2018 op eigen grond verboden neonicotinoïden (imidaclopride, thiaméthoxame en clothianidine), bekend als « bijendoders » en verwoesters van de biodiversiteit, nog steeds produceert en exporteert. Vijftien landen, waaronder Frankrijk, gebruiken dit gif overigens nog « tijdelijk », met name bij de verbouw van suikerbieten.
Volgens gegevens verkregen door « Unearthed » (een tak van Greenpeace Engeland) en de Zwitserse vereniging « Public Eye » hebben de Europese autoriteiten groen licht gegeven voor een exportvergunning voor ongeveer 4000 ton pesticiden, waaronder 700 ton van de bovengenoemde neonicotinoïden. Voldoende voor het behandelen van 20 miljoen hectare bouwland en het doden van 100 miljoen miljard bijen. Een indrukwekkende hoeveelheid pesticiden en neonicotinoïden, maar alsnog een onderschatting, omdat deze slechts betrekking heeft op de periode tussen 1 september en 31 december 2020. Zij was bestemd voor 65 verschillende landen, de meeste met weinig of gemiddelde inkomens zoals Brazilië, Indonesië en de Oekraïne. Negen Europese landen bedrijven deze giftige handel. Met 310 ton is België verreweg de grootste exporteur, gevolgd door Frankrijk (157 ton), Duitsland (97 ton) en Spanje (78 ton).
Achter deze export verbergen zich de agrochemische reuzen zoals Syngenta, die behalve in België ook productie-eenheden heeft in Frankrijk, Spanje, Griekenland, Oostenrijk en Hongarije. Ver achter Syngenta vindt men de agrochemische reus Bayer, die exporteert naar Brazilië, India, Guatemala, Irak, Kenya… En vervolgens zijn er nog het Duitse BASF, het Amerikaanse FLMC, het Australische Nufarm, het Japanse Sumitomo en het Indiase UPI. De verboden neonicotinoïden zijn een goudmijn voor de industriëlen. Het zijn de meest gebruikte insecticiden in de wereld; ze worden immers gebruikt voor meer dan 140 culturen: soja, maïs, graan, koolzaad, bieten… In 2018 werden volgens schattingen van Phillips McDougall, een onderzoeksinstituut gespecialiseerd in de agrobusiness, in de hele wereld 22.000 ton van deze actieve substanties gebruikt, met een marktwaarde van ongeveer 3 miljard dollar. Géraldine Viret, woordvoerdster van Public Eye: « Decennialang doen fabrikanten er alles aan om de rol van neonicotinoïden te minimaliseren met betrekking tot het verdwijnen van de bijen, door de wetenschap te instrumentaliseren en « greenwashing » te versterken. Landen moeten handelend optreden om de biodiversiteit te redden door de export van deze pesticiden naar hun grondgebied te verbieden ».
Op Europees niveau is er een strategie ontworpen voor chemische producten met « de verzekering dat in Europa verboden gevaarlijke chemische producten niet meer geproduceerd mogen worden voor de export ». De Europese Commissie moet in de loop van 2022-2023 daartoe een wetsvoorstel presenteren. Maar de reuzen van de agrochemie hebben de strijd nog lang niet opgegeven en bepaalde landen, zoals Duitsland en Italië, doen er van alles aan om het wetgevingsproces te vertragen. En ook de positie van de Europese Commissie is ambivalent.
Sinds de introductie van neonicotinoïden is op wereldschaal het aantal bijen en andere bestuivers in elkaar gestort, volgens de Organisatie voor voedsel en landbouw van de Verenigde Naties (FAO). En met deze verwoesting van de biodiversiteit loopt ook het voortbestaan van de mensheid gevaar.
Geschreven in december 2021
Een rijk Rusland met arme Russen
Na zo’n twintig jaar Poetin is Rusland nog nooit zo rijk geweest, en de Russen nog nooit zo arm. Met uitzondering van het jaar 2020 is de begroting altijd in evenwicht geweest, of was er een overschot. De staatsschuld bedraagt niet meer dan 18% van het BBP, de reserves bedroegen in september 535 miljard euro.
Gedurende de eerste twee mandaten van Poetin was er sprake van een forse verhoging van het levensniveau, grotendeels te danken aan een voortdurende prijsverhoging van met name gas en olie. Een steeds groter deel van de bevolking ontdekte massaconsumptie, buitenlandse reizen… maar kreeg ook schulden, onverbreekbaar verbonden aan het consumptiegedrag. Sinds 2013 is er een heel andere tendens. Gedurende deze periode steeg het BBP met een bescheiden 7,5%, terwijl het levensniveau van de Russen met meer dan 10% daalde: een terugval die niet te verklaren valt door de val van de roebel en de verhoging van de belastingen. Dit progressieve fenomeen is in het afgelopen jaar bijzonder pijnlijk geworden, door een plotselinge prijsverhoging van vooral de eerste levensbehoeften.
Een rijk Rusland met arme Russen is geen uitzonderlijk verschijnsel als we aan de vroegere tsaristische tijden denken, maar het regime van Vladimir Poetin, voordat het dreigend ging zwaaien met de vlag van het nationalisme en het militarisme, begon ooit met de belofte van welvaart. In 2008 beloofde hij nog een gemiddeld salaris van 2700 dollar in 2020.
De eerste verklaring voor dit fenomeen betreft de structuur van de Russische economie en haar extreme afhankelijkheid van koolwaterstoffen (olie en gas), die voor een derde van de begroting zorgen. Het is een model dat weinig economische groei creëert en niet of nauwelijks inkomsten voor de bevolking genereert. De winnaars van de laatste tien jaar behoren tot een minderheid die van de export van grondstoffen profiteert. Ook functionarissen en militairen hebben hun inkomsten zien toenemen, terwijl die van gepensioneerden gelijk bleven en werknemers in de privésector hun situatie zagen verslechteren. Anders gezegd: Rusland blijft, door de afwezigheid van een sterke politieke wil, gekenmerkt door heel sterke ongelijkheden. Volgens cijfers van Credit Suisse uit 2020 bezit 1% van de allerrijksten bijna 60% van de nationale rijkdommen. De ongelijkheden zijn ook regionaal: 72 van de 85 regio’s zijn voor hun begroting afhankelijk van overheidssubsidies. In deze regio’s verdient een leerkracht vaak minder dan 200 euro per maand, terwijl dat in Moskou veelal het vijfvoudige is.
De Russische begroting is gebaseerd op een zeer redelijke aanname van 43 dollar per olievat. Je vraagt je dan af, waarom niet het overschot gebruiken voor het verbeteren van de situatie van de armsten en van slecht betaalde functionarissen? Of voor het ondersteunen van de privésector, die – wanneer we de grote aan de Staat gelieerde ondernemingen niet meetellen – slechts een derde van de nationale economie vertegenwoordigt, maar wel twee derde van de betaalde banen? Igor Nikolaev, stichter van het raadgevend bureau FBK, legt mij uit dat het antwoord op die vraag een psychologisch karakter heeft dat ervoor zorgt dat de Russische beslissers de reserves oppotten. « De angst voor morgen en het idee dat alles zomaar ineen kan storten zitten diep verankerd bij de elite uit de jaren 1990. Zij hebben een obsessie inzake macro-economische stabiliteit en fraaie indicatoren, maar bij afwezigheid van een werkelijke economische ontwikkeling is dat een bedrieglijke stabiliteit ».
Poetin en zijn regering geloven niet in de mogelijkheid om de economie meer concurrerend te maken. Het is natuurlijk denken op de korte termijn, maar wel rationeel: zolang men het gas duur kan verkopen en zolang de mensen niet protesteren, waarom dan veranderen? En in afwachting daarvan vormt men reserves voor de volgende harde klap. Maar, zegt de politicus Fedor Kracheninnikov uit de liberale oppositie, het gaat veel verder: « Voor de aan de macht zijnde vertegenwoordiging van de elites is het geld van de reserves van hen en niet van het volk. Zij zijn van mening dat dat geld gebruikt moet worden voor serieuze zaken, voor Syrië, voor Libië, maar niet voor het ondersteunen van mensen of ondernemers die zij altijd als verdacht hebben beschouwd. » Zelfs gedurende de pandemie is het reservefonds toegenomen. De op 30 september onthulde voorlopige begroting tot aan 2024 laat zien dat het defensiebudget heel wat groter is dan dat voor economische ontwikkeling.
Een ander aspect is de moeilijkheid van de Russische Staat om, zelfs als Moskou dat zou willen, geld uit te geven. Ieder jaar – met zoals gezegd een uitzondering voor 2020 – laat het federale budget overschotten zien van enige miljarden euro’s; daarbij moet men vergelijkbare bedragen voegen die toegewezen maar niet uitgegeven zijn. Eind 2019 bereikte dit cijfer 28,2 miljard euro. Deze constatering betreft zelfs Poetins dierbare « nationale projecten », onder meer op sociaal gebied, zoals de gezondheidszorg. Het geringe gebruik van toegekende geldbedragen deed de voorzitter van de Russische rekenkamer, Alexei Koudrine, de « zwakke kwaliteit van de regering » aan de kaak stellen. Igor Nikolaev: « Het gebrek aan aanbestedingen bij openbare inschrijving is schadelijk voor de efficiency » en hij onthult mij verder dat het « vrijwel onmogelijk is om te werken als men de wetten en normen respecteert. Het is zelfs te gevaarlijk voor een functionaris om initiatieven te nemen en om te gaan met publiek geld ». En inderdaad, men kan constateren dat het aantal arrestaties en juridische vervolgingen in de hogere gelederen verveelvoudigt, en slechts een deel daarvan heeft betrekking op de strijd tegen corruptie.
Een verbetering van de staatsmachine vereist grote hervormingen, bijvoorbeeld op juridisch en fiscaal gebied. Maar het conservatisme van de macht heeft een dusdanig ongekend niveau bereikt dat elke hervorming als een onacceptabele risicofactor wordt beschouwd. En in de directe omgeving van Poetin hebben zijn mannen van de veiligheidsdiensten al sinds lang de liberalen uitgeschakeld. Het enige middel voor herverdeling dat nu nog bestaat, is de toekenning van « extraatjes » aan diverse bevolkingscategorieën, waarbij geen rekening wordt gehouden met hun inkomsten. Dit middel werd de afgelopen tijd gebruikt in het kader van de coronapandemie, met een speciaal accent op gezinnen. Het was ook de keuze die gemaakt werd voor de algemene verkiezingen in september, met uitkeringen aan gepensioneerden (118 euro) en militairen (175 euro). Vandaag de dag hebben de laatste vertegenwoordigers van de liberale vleugel die nog aanwezig zijn in de top van de overheid hun rol als toezichthouders op het « heiligdom van de begroting » opgegeven. In plaats van zich te verheugen op de positieve macro-economische indicatoren tonen de minister van financiën, Anton Silouanov, en de voorzitster van de centrale bank, Elvira Nabioullina, zich openlijk ongerust over de sociale risico’s als gevolg van de inflatie en de terugval van het levensniveau.
Het rijke Rusland krijgt door haar ongekend conservatisme zo steeds meer arme Russen, en de vraag is hoe lang – ondanks repressieve maatregelen – dit verarmingsproces, en daarmee de positie van Poetin, nog stand kan houden.
Geschreven in december 2021
Rood licht voor de Balkan
Het was een moeizaam diplomatiek succes: het Dayton-akkoord dat in december 1995 een einde maakte aan de drie jaar durende etnische oorlog in Bosnië. Hoewel dit akkoord een einde maakte aan de oorlog, heeft het geen werkelijke vrede gebracht. Zesentwintig jaar later dreigt het conflict niet alleen weer te ontvlammen, maar Rusland, van veraf gesteund door China en van dichtbij door een paar despoten in deze regio, probeert de Balkan-orde, geïnstalleerd door de Westerse mogendheden op de ruïnes van het voormalige Joegoslavië, geleidelijk af te breken. In Bosnië-Herzegovina, in Servië, in Kosovo en in Montenegro komt het nationalistische populisme weer bovendrijven. We mogen dan wel in de 21e eeuw leven, maar het spectrum van de jaren 1990 sluipt verraderlijk rond onder de ogen van een Europese Unie verstrikt in haar eigen tegenstrijdigheden.
De koorts in Bosnië is onvermijdelijk het sterkst. De naam van de man die deze troebelen veroorzaakt is Milorad Dodik: de Bosnisch-Servische nationalistische leider en lid van het collegiale presidentschap van Bosnië-Herzegovina. Vroeger beschouwd als gematigd heeft hij – een teken des tijds – zich aangesloten bij de autocratische groep mensen met separatistische ideeën. Hij is des duivels over de in juli genomen beslissing van de hoge vertegenwoordiger van de Verenigde Naties voor Bosnië-Herzegovina, die belast is met de supervisie van de burgerlijke uitvoering van het Dayton-akkoord, om strafrechtelijk de ontkenning van de genocide van Srebrenica en de verheerlijking van oorlogsmisdadigers te sanctioneren. Milorad Dodik wil niets meer weten van de gemeenschappelijke constructie van de door Dayton gecreëerde samenhangende eenheden om Serviërs, Kroaten en Bosniërs de mogelijkheid te geven in vrede in Bosnië-Herzegovina samen te leven: de Servische Republiek Bosnië en de Bosnisch-Kroatische Federatie. Al maandenlang dreigt hij de gemeenschappelijk gewapende troepen te verlaten en zijn eigen strijdmacht te vormen.
De nieuwe hoge vertegenwoordiger, de Duitser Christian Schmidt, maakt zich grote zorgen. Als de Servische Republiek zich uit het nationale leger terugtrekt om haar eigen leger op te bouwen, is dat het overschrijden van « de rode lijn », zei hij tegen het agentschap Reuters. De houding van Dodik is een « existentiële bedreiging » voor het Dayton-akkoord, waarschuwde hij op 3 november in een rapport dat hij niet zelf aan de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties kon overhandigen, want Rusland – permanent lid van de Veiligheidsraad – had zijn benoeming verworpen. Rusland, toch ondertekenaar van het Dayton-akkoord, neemt nu een tegenovergestelde houding in. Moskou heeft een ontwerpresolutie bij de Veiligheidsraad ingediend die de opheffing van de post van de hoge vertegenwoordiger beoogt: voor Rusland hebben de Westerse landen een « minachtende » visie van Bosnië, dat veel vorderingen heeft gemaakt en geen « voogd » meer nodig heeft. Het voorstel heeft het niet gehaald, want Rusland kreeg bij de stemming alleen steun van China.
We zien dus heel goed dat zich achter dit roerige Balkanlandschap nieuwe geopolitieke breuklijnen aftekenen. We zien ze des te beter als we weten dat Viktor Orban op 6 november in Banja Luka was, de hoofdstad van de Servische Republiek, om daar in een plaatselijk restaurant te lunchen met zijn vriend Dodik. Een « half-privé » bezoek lieten de Serviërs weten, toen in Baja Luka de rode loper werd uitgelegd voor de Hongaarse premier, de heraut van het illiberalisme, die vergezeld werd door zijn minister van buitenlandse zaken.
De Verenigde Staten oordelen de situatie voldoende onrustbarend om hun diplomaat belast met zaken betreffende de Balkan, Gabriel Escobar, naar Sarajevo te sturen. Op 8 november deelde deze mee dat hij Dodik tot rede had gebracht: « Er komt geen oorlog ». De regering Biden heeft ook een diplomatiek zwaargewicht, Christopher Hill, als ambassadeur in Belgrado benoemd. Hij was de rechterhand van Holbrooke in Dayton, en eind jaren 1990 afgezant in Kosovo.
Vanwaar deze plotselinge interesse van Washington voor de Balkan? Omdat Europa, waarvan de politieke invloed omgekeerd evenredig is aan het geld dat zij uitgeeft om de landen van deze regio te steunen, totaal onmachtig is tegenover de toenemende nationalistische spanningen. Omdat de geschiedenis laat zien dat de risico’s van het uit de hand lopen hier desastreuse consequenties kunnen hebben die heel wat verder gaan dan alleen deze regio. En omdat, hoe meer het lidmaatschap van de Europese Unie buiten bereik van de zes landen – Servië, Kosovo, Montenegro, Noord-Macedonië, Bosnië en Albanië – lijkt, hoe meer Rusland en China zich in de zo gecreëerde leegte storten.
Met op de achtergrond corruptie op grote schaal zijn er steeds meer donkere wolken. De Servische president, Alexandar Vucic, stookt het vuur op door de Servische minderheden in buurlanden op te hitsen: Kosovo, waarvan hij de onafhankelijkheid weigert te erkennen, is zijn eerste doel. Zijn minister van binnenlandse zaken belooft een « Servische wereld » die alle minderheden verenigt. De Servische orthodoxe kerk blijft niet achter en steunt deze ideeën. In Montenegro verlamt een pro-Russische en pro-Servische partij de regering en nieuwgekozen volksvertegenwoordigers hebben de hoop opgegeven om hun land van « het virus van de jaren 1990 » te bevrijden. In Noord-Macedonië heeft het aftreden van de pro-Europese premier, Zoran Zaev, gezorgd voor veel onzekerheid. Uiteindelijk is Albanië de rustigste plek in de regio, zou je met de nodige ironie kunnen zeggen.
Geschreven in november 2021