Civis Mundi Digitaal #118
Bespreking van Mark Elchardus, Reset: Over identiteit, gemeenschap en democratie. Aalter (BE), Uitg. Ertsberg, 2021.
In dit boek plaatst socioloog Elchardus het communitair model tegenover het liberalisme. Elchardus wil de fundamenten van het gemeenschapsdenken verduidelijken en de implicaties onderzoeken voor een aantal grote hedendaagse uitdagingen en beleidsvragen.
Het boek bespreek ik in delen, nu deel 2 waarin ik het onderwerp ‘grenzen’ centraal zet.
Grenzen
Grenzen spelen in het boek van Mark Elchardus een een belangrijke rol. Als hij het heeft over identiteit is dat nog niet zo duidelijk. Wat meer als hij het over nationalisme (de nationale identiteit) heeft en helemaal bij het vraagstuk van de migratie. Grenzen hebben betrekking op een afscheiding. Een identiteit bouw je op, doordat jij je een eenheid voelt die zich onderscheidt van de rest van de wereld en van anderen. Bij elke afscheiding speelt een fysieke grens een rol.
De identiteit van een persoon werd in het begin van het denken over identiteit in puur uiterlijkheden gezocht. Nationaliteit kan daarbij niet zonder zich te onderscheiden van andere volkeren; een natiestaat kan niet zonder een territorium dat begrensd wordt. Migratie kenmerkt zich door het overschrijden van een grens; democratie kan niet zonder regels (grenzen) die niet overtreden mogen worden; vrijheid stelt zonder onvrijheid niets voor. De vraag is waar we de grens trekken en hoe we er mee omgaan.
In het boek houdt Elchardus zich vooral bezig met de vorming van natiestaten en hoe gemeenschappen met natiestaten en de begrenzing ervan omgaan, na een eerste oriëntatie op de individuele grenzen.
Westfaalse Orde
In 1648 werden een serie vredesverdragen gesloten ter afsluiting van de Reformatie, Dertigjarige Oorlog (1618-1648) en de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), die eindigden met de Vrede van Munster, ofwel de Vrede van Westfalen). Elchardus refereert hiernaar als de Westfaalse Orde, waarbij de twee oorlogen werden beëindigd, maar ook het nationalisme en het imperialisme tegenover elkaar kwamen te staat. “Na de Vrede van Westfalen werd Europa herordend tot wat nu doorgaans de Westfaalse Orde wordt genoemd. Dat is een Europa georganiseerd in onafhankelijke, soevereine staten.
In het kort komen de principes van de Westfaals Orde hierop neer: “de nationale staat wordt de fundamentele eenheid waarin Europa wordt georganiseerd; de staat heeft recht op eigenheid, eigen geloof, eigen rechtsorde, eigen politieke orde; staten respecteren elkaars soevereiniteit” (p152).
Verlichting en tegenverlichting
Een natie is een gemeenschap van mensen die zich onderling verbonden voelen. Een staat (landelijke maatschappij) is een politieke eenheid, waarbij de politiek de discussies en onderhandelingen betreffen die leiden tot een gezamenlijk bestuur waarin belangentegenstellingen opgeheven worden. In de periode van De Verlichting die in de 18e eeuw was begonnen, werd afscheid genomen van het ancien régime met God als hoofd van alles. In de nieuwe periode namen ‘de verlichters’ de natuur als uitgangspunt. De nieuwe periode brak door met de Franse Revolutie (1789). Vanaf het midden van de 18e eeuw vormde zich ook een beweging tegen De Verlichting, die bestond uit proportioneel veel priesters en jezuïeten.
Nationalisme
In de periode na de Frans-Pruisische oorlog (1870-1871) vindt de 19e-eeuwse hoogbloei van het nationalisme plaats. Het nationalisme kreeg voor het eerst vorm in de Franse Revolutie (1789-1799) waaraan het motto ‘vrijheid, gelijkheid, broederschap’ werd toegeschreven. De vrijheid betrof ‘interne vrijheid’. Individu en staat werden van elkaar afgegrensd. Het individu werd steeds meer gezien als een zelfstandige eenheid, los van de gemeenschap, die voorheen bepalend was voor zijn identiteit. De staat werd gezien als een nationale eenheid.
Nationalisme is een politieke ideologie die stelt dat een staat moet voortkomen uit een historisch gegroeide sociaal-culturele bevolking en zo een ‘volk’ vormt. Bevolkingen (naties) gingen duidelijk afgegrensde territoria als ‘eigendom’ (van een natie) zien. ‘Natiestaten’ kregen vorm door grenzen te bepalen of te bevechten. Rechtsstelsels kregen vorm ter bescherming van de individuele en statelijke identiteiten. De nadruk op het nationalisme duurde tot en met de Tweede Wereldoorlog, maar komt ook in de huidige tijd weer naar voren.
Verzorgingsstaat
Na de Tweede Wereldoorlog werd het nationalisme afgewezen en lag de focus op het vestigen van een wereldvrede en het vestigen van een verzorgingsstaat (1945-1980). Dit hield in, dat grenzen minder belangrijk werden en meer open werden. ‘Open samenlevingen’ werden nagestreefd. In 1958 vond de oprichting plaats van de Europese Economische Gemeenschap (EEG), waaruit de huidige EU is voortgekomen.
Neoliberalisme
De omslag van verzorgingsstaat naar globalisering en een open wereldwijde markt (1980, Thatcher en Reagan) betekende vervolgens het einde van de verzorgingsstaat en de nadruk op natiestaten, en het begin van de periode van het ‘neoliberalisme’. Een belangrijk kenmerk van het neoliberalisme is het vrij verplaatsbaar maken van kapitaal en deregulering van de financiële sector. Opheffing van nationale grenzen werd nagestreefd.
Economie
Het klassieke liberalisme legde de nadruk op vrijheid en de emancipatie van de burger: individuele en nationale afgrenzing. Het neoliberalisme streefde de afschaffing van statelijke grenzen na. Ze beoogde het promoten van de wereldwijde handel en de niet-inmenging van politiek en overheden in de economie. “Een van de meest opvallende ontwikkelingen tijdens het neoliberale wereldregime is het vrij verplaatsbaar maken van kapitaal en de deregulering van de financiële sector.” (p183)
Hierin speelt het tijdens de Bretton Woods Conferentie (1944) opgerichte IMF een belangrijke rol. Het beweert te werken “aan het bevorderen van mondiale monetaire samenwerking, het veiligstellen van financiële stabiliteit, het vergemakkelijken van internationale handel, het bevorderen van hoge werkgelegenheid en duurzame economische groei en het verminderen van armoede over de hele wereld" (Wikipedia). Het effect van dit streven is geweest dat de greep op binnenlandse aangelegenheden door de overheden werd ondermijnt.
Globalisering
Het minder belangrijk worden van de landsgrenzen heeft een verhoging van het landelijke inkomen van sommige landen tot gevolg gehad, een vermindering van het aantal mensen dat onder de wereldnorm voor armoede leeft, maar ook een enorme verhoging van de individuele inkomensongelijkheden. Die ongelijkheid komt voort uit het neoliberale uitgangspunt van vrijheid. ‘Vrijheid’ houdt daarbij in dat er geen grenzen gelden voor het persoonlijk verzamelen van geld. Overheden moeten dit streven zo weinig mogelijk in de weg zitten, want open grenzen bevorderen volgens het neoliberalisme de welvaart.
Gemeenschap
De eenzijdige nadruk op individuele vrijheid, de onbeperkte en niets ontziende groei van de welvaart en afbraak van de zorg voor elkaar (verzorgingsstaat) roept tegenwoordig een tegenbeweging op. Dit is de roep naar het hanteren van grenzen en beperkingen op allerlei terreinen. Zo is door de globalisering, maar ook door de ongeremde migratie en de corona pandemie, het belang van gemeenschappen duidelijk geworden. Het neoliberalisme, als uitloper van De Verlichting, is doorgeschoten in het zich terugtrekken en overgevoelig zijn voor niet-erkenning door minderheden (identitair particularisme, woke-beweging). Populistische opvattingen zijn een tegenreactie op de neoliberale promotie van het globalisme.
Een belangrijk punt is de verwatering van de soevereiniteit en democratie. Het soeverein zijn van een land, met zijn duidelijke begrenzingen, wordt door het globalisme opgeofferd aan de macht van de monopoliserende internationaal werkende grote bedrijven, de superrijken en de wereldwijd opererende financiële sector. De linkse politieke partijen laten hier een steek vallen. “Electoraal sprokkelen van misnoegen [bij minderheden] in plaats van het verdedigen van een visie, van een ideaal van de goede samenleving” (p191). “De meest effectieve reactie kwam van de kiezers. Een groot aantal van hen ging stemmen op partijen die [hen] willen beschermen, eigenheid en identiteit willen verdedigen, die pleiten voor de soevereiniteit en de natiestaat” (p193).
Werkbare gemeenschap
Een kenmerk van een staat (landelijke maatschappij) is dat het zich op een begrensd grondgebied (territorium) afspeelt. Het liberalisme streeft een rechtsorde na die in dit gebied geldig is. Het gemeenschapsdenken daarentegen gaat uit van een ‘harde diversiteit’. Die “heeft te maken met opvattingen over wat waar en onwaar, rechtvaardig en onrechtvaardig, goed en slecht is” (p281. Het menselijke leven op onze planeet bestaat uit verschillende gemeenschappen met tegenstrijdige opvattingen. Elchardus aanvaardt dit standpunt van de tegenverlichting als een gegeven en eigen aan mensen. Hij gebruikt dit als een menswaardig uitgangspunt van zijn denken over een staat. Zijn streven is een ’werkbare gemeenschap’.
Tegenverlichting
De “tegenverlichting gaat om de overtuiging dat de werkelijkheid door wetten wordt geregeld en dat die wetten door de mens, via de rede, kunnen worden ontdekt. [Voor de meeste verlichtingsdenkers geldt] de overtuiging dat die wetten in feite dezelfde zijn voor de natuurwetenschappen en de moraal of wetgeving”(p234).
“Het denken van de tegenverlichting sluit in menig opzicht beter aan bij wat we vandaag weten over de aard en de voorwaarden van het wetenschappelijk denken. Individueel te durven denken – sapere aude – is belangrijk en het wordt vandaag op de universiteit onder de druk van woke en politieke correctheid te weinig gedaan” (p235).
Op het verlichtingsdenken steunt de gedachte aan natuurlijke en onvervreemdbare mensenrechten (vrijheid, bezit, veiligheid het verzet tegen onderdrukking – Verklaring van de rechten van de Mens en de Burger, 1789). “Wat de normering van het gedrag betreft, beroepen de denkers van de tegenverlichting zich niet op de natuur, maar op cultuur en traditie” (p239).
Het gemeenschapsdenken dat aansluit bij dat van de tegenverlichters gaat uit van de soevereiniteit van de bevolking die zich in een land gevestigd heeft. Een natie beslist zelf over de in een land geldende wetten, regelgeving en overheidsmaatregelen. Een land kan wel op grond van samenwerking verdragen sluiten die bindend zijn voor de inwoners, ze kan bijvoorbeeld lid zijn van een verenigd Europa. Er zijn twee benaderingen: volkssoevereiniteit (gemeenschapsdenken) en rechtssoevereiniteit (verlichtingsdenken).
Cultuur
“Het denken over culturen loopt parallel aan de twee benaderingen. Het geloof in een universele grondslag van rechten belet de verlichtingsdenkers niet opvattingen te koesteren die we vandaag als racistisch zouden beschouwen” [aangeboren superioriteit] (p241). We treffen dit denken ook aan bij de aanhangers van een universele (betere) cultuur en verschillende religies die hun god superieur vinden aan alles. “De geschiedenis blijft zich maar herhalen omdat de illusie van het universalisme telkens weer botst op de soliede gehechtheid aan eigenheid” (p243). “Erfgenamen van De Verlichting blijven vijandig staan ten opzichte van het idee van culturele specificiteit en eigenheid” (p247).
Individualisme
Verlichting en tegenverlichting verschillen niet ten aanzien van het individualisme: voor beiden is het individu belangrijk. Voor de verlichtingsdenker is het individu echter een abstract gegeven dat los van cultuur bestaat. Voor de tegenverlichters (gemeenschapsdenkers) is het individu schatplichtig aan cultuur en verleden; het individu bouwt van daaruit zijn eigenheid op. Dit maakt het verschil tussen het liberaal individualisme en het het communitair individualisme.
Beide stromingen trekken een grens om het individu. De liberaal-individualist beziet het individu als een eenheid-op-zich, los van zijn omgeving, als een eenheid van eigenbelangen, als een vaste wetmatige structuur. De comminitair-individualist beziet het individu als iets met een verleden dat voortdurend in wisselwerking staat met zijn omgeving en daaraan tot op zekere hoogte van afhankelijk is en mee samenwerkt of strijd levert.
Wordt vervolgd
Op basis van het streven naar identiteit en de weging van het belang van grenzen zijn tegenwoordig bewegingen kenbaar, waarbij de strijd tussen verlichters en tegenverlichters te herkennen is. Het gaat dan om een nadere uitwerking van wat ‘een gemeenschap’ in beide visies inhoudt. Daarover meer in de volgende aflevering.