Beter milieu

Civis Mundi Digitaal #118

door Herman Hümmels

Bespreking van Jaap Tielbeke, Een beter milieu begint niet bij jezelf. Uitg. Das Mag, 2020.

 

Jaap Tielbeke is journalist en redacteur bij De Groene Amsterdammer. Sinds 2015 schrijft hij over klimaatverandering. Ik werd getriggerd door het woordje ‘niet’ in de titel van het boek. Het eerste deel gaat over mythes. Het tweede behandelt een drietal beginpunten voor het aanpakken van de klimaatcrisis. Niet bij jezelf dus. Wie is dan verantwoordelijk voor het oplossen van de milieucrisis?

De schuldige mensheid
De aarde ontstond een miljard jaar geleden en de eerste homo sapiens dateert van zo’n tweehonderdduizend jaar terug. Op de schaal van een klok maakte de mens een paar seconden voor middernacht zijn entree. De periode dat de mens het klimaat en de atmosfeer beïnvloedt wordt het antropoceen genoemd en begint zo’n 11.000 jaar geleden. De term ‘antropoceen’ lijkt te suggereren dat de mens verantwoordelijk is voor de huidige opwarming, alsof iedereen persoonlijk medeplichtig is aan de ontwrichting van het klimaat en de ecosystemen. Tielbeke noemt dit de eerste mythe.

Tegenwoordig wordt CO2 als medeveroorzaker van de opwarming van de aarde gezien. “De laatste keer dat er zoveel CO2 in de dampkring zat, was meer dan 2,6 miljoen jaar geleden, tijdens het plioceen, toen het drie of vier graden warmer was dan nu, de zeespiegel twintig meter hoger lag, er bossen op Antarctica groeiden en de homo sapiens in nog geen velden of wegen te bekennen viel” (p30).

Denken in termen van collectieve schuld is misleidend en werkt contraproductief. We weten volgens Tielbeke overigens wel wie verantwoordelijk zijn voor de huidige milieucrisis: dat zijn degenen met macht en commerciële belangen (het kapitalisme). “Er zijn mensen die daarvan profiteren, maar nog veel meer mensen die eronder lijden” (p46).

De groene consument
“Groen is goed, zolang het maar niet ten koste van de economie gaat. […] Wetenschappers van de Club van Rome [publiceerden] in de jaren zeventig een alarmerend rapport over de ‘grenzen aan de groei’, in de jaren negentig golden hun waarschuwingen alweer als achterhaald. Het ‘grensdenken’ werd verdreven door een optimistisch verhaal over ‘duurzame ontwikkeling’ en ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’” (p 53). Tielbeke beschrijft hoe bedrijven als Unilever hiermee omgingen. Tegenwoordig proberen eco-snobs de wereld te redden met een veganistisch ontbijt, door vliegschaamte en een groene inquisitie.

De CO2 bril
Economen hebben een ogenschijnlijk slimme truc uitgehaald: wat niet in directe kosten als geld uitgedrukt kon worden, wordt buiten beschouwing gelaten. De koolstofuitstoot is zo’n ‘externaliteit’. Daarom wordt ‘de markt’ door sommigen een ‘falend systeem’ genoemd. Om de uitstoot te beperken zijn uitstootrechten bedacht voor een aantal broeikasgassen (CO2-emissierechten).
De Europese Unie stelt elk jaar een uitstootplafond vast (het recht om een ton CO2 uit te stoten). Bedrijven moeten een recht kopen voor elke ton die ze uitstoten. De prijs wordt op een markt vastgesteld: bedrijven kunnen daar een recht verkopen en kopen. De rest wordt aan de marktwerking overgelaten (met in 2018 een totale omzet van 144 miljoen euro). Bedrijven die een recht over hebben kunnen dit verkopen aan bedrijven die meer willen uitstoten.

De afgelopen jaren kostte de uitstoot van een ton CO2 zo’n vijfentwintig euro. Echter: multinationals als Tata Steel, Akzonobel en Shell ontvangen gratis rechten… “De echt brutale bedrijven berekenden de ‘CO2-kosten’ zelfs door aan de consument, ook al hadden ze de emissierechten kosteloos verkregen. Onderzoeksbureau CE Delft berekende dat de Europese industrie op deze manier tussen 2008 en 2014 minstens 24 miljard euro heeft verdiend aan emissiehandel.” (p80)

De technofix
De volgende mythe is het technologische wensdenken. In 2017 werd de bundel Ecomodernisme van een aantal Vlaamse en Nederlandse journalisten gepubliceerd waarin ze hun afkeer tegen de ‘Groene kerk’ uitspraken. In plaats van het gesomber van de klimaatbeweging verkondigden zij het evangelie van de vooruitgang. Zij waren voor een ontkoppeling van mens en natuur. De ecomodernisten willen niets weten van grenzen aan de groei. Geo-engineering zou de oplossing brengen (ingrijpen op de aardsystemen om de effecten klimaatverandering tegen te gaan). Tielbeke noemt het geloof in de technofix een schromelijke zelfoverschatting en een afleiding van wat er werkelijk moet gebeuren: een grondige transformatie van de economie.

Rechtbank
In het tweede deel van het boek vraagt Tielbeke zich af wat we kunnen doen. Gehamer op individuele verantwoordelijkheid werkt averechts. Waar begint een beter milieu dan wel? Bijvoorbeeld in de rechtbank. Hij bespreekt de zaak die Stichting Urgenda aanspande tegen de Nederlandse staat, en won. Ook Shell en andere fossiele brandstof verkopers en milieuvervuilers komen aan de beurt.

De barricaden op
De boosheid van klimaatactivisten richt zich op de lakse politici. Wie de wetenschap serieus neemt weet dat ‘verstandige’, stapsgewijze maatregelen inmiddels ontoereikend zijn. Daarom gaan de activisten ‘de straat’ op. Tielbeke is voorstander van een ecologische samenleving die op democratische wijze tot stand komt. De kracht van het vreedzame activisme is dat hun protest de druk opvoert en de beleidsmakers aanmoedigt tot een ambitieuzere klimaatpolitiek.

De politiek
Tielbeke is gefrustreerd over de lakse manier waarop politici met het milieuvraagstuk omgaan. Zij schuiven de verantwoordelijkheid af op de consument. Komt daar een kentering in? In 2019 deed Alexandria Ocasio-Cortez een poging een Green New Deal tot wetgeving te maken. In de Europese Raad en het Europese parlement werd in 2020 een voorstel gesteund voor een Europese New Deal. In 2050 moet Europa een klimaatneutraal continent zijn.
De ecologische ontwrichting is onlosmakelijk verbonden met het geglobaliseerde kapitalisme dat rücksichtslos groei nastreeft. Alleen staten (overheden) kunnen hierin verandering brengen. Consumenten zijn vrij machteloos. “Wie realistisch is, ziet dat het antropoceen niet vraagt om een redelijke politiek, maar schreeuwt om radicale verbeelding” (p 199).

Conclusie
Tielbeke geeft een mooi overzicht van het milieuprobleem waarin vooral de overheden aan zet zijn, naast de industrie en het kapitalisme als veroorzakers van een deelprobleem. Aanpak van het klimaatprobleem lijkt het meest urgent. De overheden spelen, meer dan het gedrag van individuen, een rol, omdat zij de macht hebben om regels te stellen aan de eigen industriële sector. Overheden hebben in principe ook het vermogen om de macht aan banden te leggen van met name de internationals en de financiële sector. Of het zover ooit komt, is de vraag, want om de macht van machtigen te breken is moed nodig. De stem van iedereen is daarbij essentieel.

Maar wie stuurt de overheid? Zijn dat vooral de industrie en de economie? Of behoren dat  de kiezers te zijn in een democratie? Zal de overheid regels gaan stellen als de kiezers daar niet achter staan? En zullen bedrijven producten blijven produceren als consumenten deze niet meer consumeren? Of als mondige mensen niet meer willen werken of anders willen werken bij bij bedenkelijke bedrijven. Of beleggers willen investeren in duurzame bedrijven, die op langere termijn solide zijn. Hoe je het ook wendt of keert, een beter milieu begint ook bij onszelf. Door onze politieke keuze beïnvloeden we de regering. Door ons consumeren beïnvloeden wij de productie van bedrijven. In zijn boek Klimaatcrisis, gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling (besproken in CM 115 en 116) en andere artijleen in Civis Mundi beschrijft Toon van deijk de uiteindelijke beslissende invloed van het collectieve bewustzijn, waar iedereen een aandeel in heeft. Deze eigen bijdrage dienen we niet te verontachtzamen in een wereld die bepaald lijkt te worden door grote bedrijven en overheden.