Een dystopische wereld: van bedenksel tot de werkelijkheid van nu? Deel 5A. Dé Nederlandse dystopische roman: Bordewijk, Blokken

Civis Mundi Digitaal #119

door Maarten Rutgers

Na de bespreking van het oorspronkelijk Russische Wij en het Nederlandse C.R. 133 in Deel 4A en 4B is het tijd om een meer bekende Nederlandse dystopische roman onder de loep te nemen en wel Blokken van F. Bordewijk.

 

Blokken

Dit werk van F. Bordewijk is zeer bekend geworden, vooral nadat het in een bundel uitgebracht werd met twee andere korte romans, te weten Knorrende Beesten en Bint.

Vele schrijvers, critici en anderen hebben zich uitgelaten over Blokken. Is het een verhaal, een kroniek, een roman of iets anders? Iedereen is het er wel over eens dat het een dystopisch geschrift is. In het Nederlandse taalgebied geldt volgens J. A. Dautzenberg (1944-2009), literatuurwetenschapper en letterkundemedewerker van de Volkskrant[1]: “Qua genre neemt Blokken een nagenoeg unieke plaats in de Nederlandse literatuur in: het zonder twijfel het belangrijkste anti-(utopische) uit onze literatuur, sterker nog: het is vrijwel het enige werk uit dit genre dat tot die literatuur wordt gerekend.” Een uitspraak uit 1991.

 

literatuurlijn.nl

 

Blokken. De mislukking van een heilstaat[2] verschijnt enkele jaren later dan het boek van Dekker, in 1931. Onduidelijk is in hoeverre de schrijver kennis heeft genomen van C.R. 133. Ook wat Wij betreft is dat onbekend. Er circuleerden wel Engels- en Franstalige versies. Een korte rondgang in de literatuur over Bordewijk leverde niets op. Interessant is dat Dautzenberg in zijn beschouwing over Blokken twee auteurs citeert die menen dat Bordewijk Wij gelezen moet hebben, maar geheel en al zeker zijn ook zij niet. Dautzenberg: “Goedegebuure schrijft voorzichtig: ‘Hoewel het bij gebrek aan gegevens onbewijsbaar is, lijkt het wel of Bordewijk de Russische toekomstroman kende’.” Vervolgens: “Anbeek wijst op meer gedetailleerde overeenkomsten […] en concludeert: ‘De overeenkomst is te sterk om een onafhankelijk ontstaan van Blokken te kunnen volhouden’.” Bordewijk zelf heeft zich hier niet over uitgelaten.

Een ander interessant gegeven komt naar voren in Hanna Hattrem’s publicatie over enkele essays van de hand van Zamjatin. Deze was als wiskundige en ingenieur goed op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in zijn vakgebied. Hattrem ziet in de manier waarop hij zich impliciet en soms ook expliciet over moderne literatuur uitlaat, zijn gebruik van de nieuwste ontwikkelingen in de fysica.

Zamjatin wijst zelf op Einstein, wanneer hij in een van zijn essays over literatuur de aandacht richt op de relativiteitstheorie. “Deze maakt rationele, universele natuurwetten paradoxaal en variabel, een opvatting die volgens Zamjatin absoluut omgezet moest worden in artistieke termen, daarmee een revolutie in de kunst oproepend om die van de wetenschap aan te vullen”, aldus Hattrem. Zij ziet in Wij voldoende aanknopingspunten om te stellen dat het Zamjatin goed gelukt is dit ten uitvoer te brengen. Bordewijk draagt Blokken onder meer op aan Einstein. Ook dit lijkt niet voldoende om vast te stellen dat hij Wij gelezen heeft, mede omdat de essays van Zamjatin pas later in het Engels vertaald zijn.

F. Bordewijk (1884-1965) was advocaat te Schiedam, maar woonde het grootste deel van zijn leven in Den Haag. Zijn schrijverschap begon met een onder pseudoniem verschenen poëziebundel, waarmee hij weinig succes oogstte. Daarna verschenen drie bundels korte verhalen onder eigen naam, ook met beperkt succes. Pas met de in de dertiger jaren verschenen korte romans, later gebundeld, Blokken, Knorrende beesten en Bint, kwam ook het succes. Hierover zegt hij, aldus Renske Vijfvinkel, letterkundige[3], dat het ontbreken van succes met zijn eerder verschenen werk hem stimuleerde: “nu moet ik met iets beginnen wat in een zeer sterk geconcentreerde stijl geschreven is en waarin geen mensen voorkomen, alleen maar massa’s. En zo ben ik gekomen tot het boekje Blokken […].”

Latere grotere romans van hem zijn Karakter (1938) en Noorderlicht (1948). In de literaire kritiek wordt Karakter als zijn beste werk gezien. Noorderlicht beschouwde hij zelf als het meest geslaagde werk, volgens Neerlandicus en dichter Jef van de Sande (1927-2016)[4].

 

wikipedia

 

Bordewijk heeft Blokken opgedragen aan “S.M. Eisenstein en A. Einstein, een filmcomponist en wijsgeer, meesters der verschrikking.” De eerstgenoemde is regisseur van de beroemde film Pantserkruiser Potemkin. Het is de verfilming van de opstand waaraan Zamjatin in zijn tijd heeft bijgedragen. Neerlandica Elly Kamp, biografe van Bordewijk en zijn vrouw Johanna Roepman, een in haar tijd bekende componiste, vernam van de zoon van het echtpaar dat de film grote indruk op zijn vader had gemaakt[5]. Zij wijst er ook op dat ‘het nieuwe proza’, zoals Constant van Wessem (1891-1954), schrijver en essayist, in 1929 de literaire variant van de nieuwe zakelijkheid noemde, film zag als “hét medium om het moderne levensgevoel over te dragen: een voorbeeld voor de literatuur.”

Daarnaast is er de opdracht aan Einstein, de theoretisch natuurkundige die voor het gevoel van velen met zijn relativiteitstheorie de wereld op z’n kop gesteld had. Opnieuw Elly Kamp: ‘De opdracht is echter vooral van belang als signaal dat hij [Bordewijk] geassocieerd wilde worden met de nieuwe tijd.”

 

Schrijven als ‘tijdpassering’

Bordewijk hield zijn privéleven en zijn literaire activiteiten strikt gescheiden. Hij zag zijn schrijfwerk als “tijdpassering”, schrijft Neerlandicus, docent Universiteit Utrecht en literatuurcriticus Hans Anten[6]. Overigens een tijdpassering die een indrukwekkende lijst aan verhalen en romans heeft opgeleverd. Daarnaast was er ook ander werk, zoals “een aantal bundels met surrealistische verhalen in de jaren veertig en vijftig van de twintigste eeuw. Het zijn deze verhalen die zelf aan het einde van zijn leven als zijn beste werk typeerde en ook gerenommeerde schrijvers als Vestdijk, Hermans en Kellendonk waardeerden zijn korte verhalen en novellen het hoogst[7].” Tevens schreef hij talloze kritische beschouwingen.

Nogmaals Anten, die schrijft dat de vele critici het er over eens zijn, dat Bordewijk behoort tot de markantste prozaïsten van onze letterkunde. “In de beginfase van zijn schrijversloopbaan was hij nog zoekende naar een stijl, hoewel hij ook later nauwelijks in een bepaalde stijl lijkt te passen. Anten: “Met name Blokken wordt tegenwoordig beschouwd als een proeve van superieur experimenteel proza. De contemporaine kritiek heeft echter nauwelijks op Blokken gereageerd.”

Veelal beschouwt men Blokken als behorend tot de stijlrichting van de nieuwe zakelijkheid, waartoe ook M. Revis, Ben Stroman, W. A. Wagener, Albert Kuyle, allen vrijwel in vergetelheid verdwenen, en Jef Last, meer bekend, met Partij remise en Zuiderzee behoorden. Soms wordt ook Maurits Dekker wel met Brood ertoe gerekend. In deze richting tref je “korte zinsbouw, filmische overgangen, een strak prozaritme en wisselende, direct naast elkaar geplaatste beelden. Men spreek in dit verband van een reportagestijl.” Er is een streven “naar functionaliteit, d.w.z. het weren van elke overtolligheid.” Het ging er om “een zo groot mogelijke objectiviteit te bereiken[8].” In Blokken vinden we duidelijk vele elementen hiervan terug[9].

“De stijl kort, zakelijk, zoveel mogelijk versierende adjectieven mijdend.” Het wordt zo duidelijk dat ‘campy’ zeker niet van toepassing kan zijn op Blokken. Daarnaast maakt Bordewijk gebruik van een strakke zinsopbouw, waarbij hij plastische beeldspraak hanteert en soms een afwijkende syntaxis.” Niet iedereen vindt dat Bordewijk hier past. Het magisch-realisme, voor sommigen een uitvloeisel of zelfs een onderdeel van de nieuwe zakelijkheid, zou een beter passende stijlrichting zijn. Het zou dan ook Bordewijks belangstelling voor de schilderkunst van o.a. Carel Willink een plek geven. Anten ziet hier wel iets in, evenals Vestdijk.

Anten: “Vestdijk noemt Bordewijks stijl daarvoor (nieuwe zakelijkheid, MR) ‘veel te artificieel, te erudiet en berekend, te barok, te zeer berustend op het door elkaar gooien van proporties’. Meer van toepassing lijkt de term magisch-realisme, alhoewel die voornamelijk betrekking heeft op inhoudelijke aspecten.” Bordewijk zelf beschouwde overigens Blokken als een expressionistisch, soms ook als een surrealistisch werk, waarbij zijn opvatting van surrealisme niet spoort met de algemene opvatting hieromtrent. Hierover is een en ander aan interessante bespiegelingen verschenen. Het voert hier te ver daar op in te gaan.

Het spreekt welhaast voor zich dat deze richting ook buiten de literatuur voorkomt. Het is in het begin vooral de architectuur en het industrieel ontwerpen die voortbouwend op de Bauhaus-beweging de aandacht trokken. Hier passen namen bij als Le Corbusier en ook nog Hilbersheimer, die we nog zullen tegenkomen. In Nederland zijn het Gerrit Rietveld, Jan Duiker en J. G. Wiebenga om enkelen te noemen.

 

goodreads.com

 

Stijl en vormgeving

Hetboek valt op door de stijl, door de vormgeving, maar ook door de inhoud.

Het boek kent een mathematische opbouw, strak en als een film gemonteerd. Hier springt direct de overeenkomst met het werk van Eisenstein in het oog, waar montage van de filmbeelden voor de beroemde beelden zorgt. Elly Kamp beschrijft het zo: ”Zoals Eisenstein deze reacties (‘een bestiale droom, een angstroes, oerkrachten’, fragmenten uit een filmrecensie uit die tijd, MR) weet op te roepen door zijn montagetechniek en zijn gevoel voor ritme, zo geeft Bordewijk zijn angstaanjagende toekomstbeeld vorm door het gebruik van een strakke, gebeitelde stijl. Hij brengt snelle opeenvolging van beelden tot stand door een specifieke romanopbouw, een montage in korte, afgeronde stukken tekst.” Het boek bevat tien hoofdstukken, die zoals Renske Vijfvinkel beschrijft “twee aan twee van ongeveer gelijke lengte zijn. […] Twee aan twee kunnen de tien scenes worden herleid tot de vijf bedrijven van een tragedie.”

Hiermee doet ze recht aan Bordewijks opvatting dat Blokken tot de romans van tragedies behoort. Vijfvinkel werkt dit in haar artikel geheel verder uit. Bordewijk zelf heeft zich niet uitgelaten over de achtergrond van de opbouw of de inhoud. Voor van de Sande “heeft het werk meer het karakter van een “essayistische reportage.” Vijfvinkel protesteert hiertegen: “Critici die spreken van Blokken als een verhaal, een essay, een verslag of een reportage, hebben onvoldoende rekening gehouden met contemporaine eisen, die o.a. de roman weer wilden reduceren tot de oervorm van het verhaal of de kroniek.” Zij wijst vooral ook op critici uit Bordewijks tijd die het werk ordenen onder constructivisme, onder de stroming van De Stijl. Het zou ”een kubistisch schilderij en een blokkendoos” zijn. Ook Dautzenberg wijst hier op wanneer hij schrijft: “Dat zwart, wit en rood de enige toegestane kleuren zijn in de samenleving in Blokken verwijst dan weer naar de kunststroming De Stijl waarin enkel primaire, ongemengde en ’eenvoudige’ kleuren werden gebruikt.”

Bij de uitgave van de roman werd er steeds nadrukkelijk voor gezorgd dat ook het uiterlijk in deze zelfde stijl gestalte kreeg, zoals ook naar voren komt uit enkele bijgevoegde illustraties. Dit wordt nog eens dunnetjes overgedaan in de uitgave die internationaal bekende striptekenaar en illustrator Victor Hachmang (*1988) enkele jaren geleden verzorgde. In zijn recensie[10] hiervan is schrijver en recensent Eric de Rooy niet helemaal tevreden over het resultaat, waarbij hem ook het gekozen lettertype niet bevalt, omdat het moeizaam leesbaar is.

Dat laatste stelt ook journalist en tekstschrijver Liliane Waanders[11] vast, maar verder schrijft zij: “De roman bleek bestand tegen de tijd en wint in de verstripte versie van Viktor Hachmang aan actualiteit. Bordewijks taal klinkt nog steeds klaar (al tekent Hachmang letters die niet altijd even makkelijk lezen). Als deze graphic novel ook nog zou leiden tot hernieuwde aandacht voor het origineel is dat helemaal mooi.”

 

 

striptip.nl

 

Inhoud

Ronald Breugelmans (1943-2010), conservator Universiteitsbibliotheek Leiden, typeerde de inhoud in zijn nawoord bij de heruitgave in 1986 zo: “Het onderwerp van Blokken kan waarschijnlijk, zonder het verhaal geweld aan te doen, het kortst aangeduid worden als het reilen en zeilen van een heilstaat en het te verwachten verval ervan.”

De inhoud is in diverse publicaties over de roman uitvoerig geparafraseerd. Ik laat het hier bij een aantal belangrijke elementen zonder rekening te houden met de bijzondere opbouw van de roman of de juiste volgorde van de hoofdstukken.

Blokken beschrijft een redelijk geïsoleerde samenleving gedurende een korte periode van 13 november tot ergens begin maart in een onbestemde tijd; de samenleving evenwel ingebed in een grotere wereld; een maatschappij die in deze organisatievorm 45 jaar bestaat. “De staat had de wereld niet nodig, maar de wereld keek naar de staat en achtte zijn geduchte bewapening bedenkelijk. […] De staat was een standvastig gevaar voor het endocrien evenwicht der wereld. Wederkerig zag de staat het buitenland als een gevaar, en nu en dan sabelrinkelde hij.”

De roman begint in het hoofdstuk ‘Nacht’ met de landing van een vliegtuig, later de helikopter genoemd, dat onder het luchtschip Mammoth, beoogd herdoopt te worden in slechts het cijfer 4, ”het cijfer verbeeldt geen afmetingen”, en beschreven als “een stad boven de aarde”, doorvliegt naar de luchthaven. Het blijft onduidelijk wie de passagiers zijn en waar ze vandaan komen.

Alle inwoners van de staat wonen in een stad. “De bevolking van de staat was stationair.” Het vervoer in en tussen de steden is te voet, er zijn geen treinen, geen auto’s. “Het oorlogsapparaat kende nog de auto.” Er zijn onderaardse transportbanden. De steden zien er allemaal hetzelfde uit. De stad is in woon- en werkkwartieren verdeeld, straten zijn recht en breed, “de gebouwen muurden op […], in de woonkwadraten tot vier, vijf ramen hoog, in de arbeidskwadranten lager.”

In de hoofdstad was in de stadskern nog een relikwie van vroeger behouden gebleven, “de wijk van het slechte voorbeeld. […] Het was de laatste rest van de oude stad.” Er werd niet gewoond. Het wordt “het museum van de kapitalistische staat” genoemd. Desondanks laten zich mensen hier ongemerkt insluiten en leven hier een ander bestaan, in schaduw en duisternis.

Op de rustdag, de vijfde dag na vier dagen werken, trokken de mensen “in gesloten kolonnes” door de stad, “in hun onberispelijke vierkanten en rechthoeken”. En verder: “Het was niet het gewriemel der talloze enkelingen, het was het stevig bewegen van massa’s, […], de optochten beheersten de stad.” Iedereen droeg dezelfde kleding, “De Staat gebood een bepaalde klederdracht” en schreef de kleur voor. Mannen en vrouwen zijn gelijk, “de Staat kende geen seksen.” In de huizen waren gordijnen weer toegestaan, hoewel oorspronkelijk maximale transparantie werd opgelegd. De centrale hal, vierkant, de Volkshal genaamd, kan tweehonderdduizend mensen bevatten.

Opvallend is dat het boek geen personen als hoofdrolspelers kent. Centraal staat de Staat met als hoogste bestuursorgaan de Raad. De Staatsmachine was volmaakt en voor de eeuwigheid opgericht. Een dissidente groepering, Groep-A, bestempelt de Staat als “een machine, perfect, maar dood. […] Hij rammelt van zijn eigen absurditeiten. […] Men erkent de mensheid, […], praktisch alleen maar als kudde.” Op een andere plek in de beschrijving van de Staat komt naar voren dat er geen geld was, “er was geen waarde, want waarde is iets persoonlijks.” Het had een positief gevolg, “de stoffelijke onbezorgdheid, het leven voor allen gelijk, hadden het volk tot grote bloei gebracht.” Er is geen eigendom, anders dan van de Staat. Deuren hebben geen sloten.

En zeer belangrijk element in het geheel is: “de Staat duldde geen kritiek, want kritiek is splijting.” De Staat wordt bestuurd door de Raad, “het College van tien, vijf mannen, vijf vrouwen.” Het zijn allen astronomen, nu “de sterrenkunde de godsdienst had gedood.” Ook zij zijn gekleed als alle anderen. De Raad beslist in alles unaniem. Dissidentie is hier verraad, dat met de dood gestraft wordt.

In het hoofdstuk ‘De Lezing’ luisteren de Raad en ander hoge Colleges van Staat, niet nader uitgewerkt welke, naar een lezing van een oude dissident, al jaren in het gevang. “De kritiek van hem en zijn lotgenoten was hun spaarzaam amusement,” want de oude man spreekt: “gij zijt de kubisten van de praktijk. […] Het blok is uw god.” Hij wijst op het volmaakte van de cirkel, de schijf en de bol, de lijn zonder einde. Hij wijst op de ronde ogen, op de rondingen van de vrouwen, op de ronde aarde. Hij voorspelt de stad van de toekomst, een stad met koepels.

Ondanks alles zijn er onder de bevolking steeds weer enkelingen die anders denken. Ze worden gestraft. Maar toch ontstaan vervolgens weer bewegingen van minderheden, waartegen de Staat moet optreden. De gevangenissen zitten er vol van.

In de hoofdstukken ‘De Monoliet’ en ‘De Groep-A’, waar de leiding van het verzet de achtergronden bespreekt, gaat het om een dergelijke minderheid, die als staatsgevaarlijk wordt bestempeld. “De Raad besloot unaniem tot verdelging.” En zo geschiedt. De groep werd uitgeroeid, ondanks een behoorlijk massieve opstand, die ook oversloeg naar andere steden.

“De Raad kende geen pardon. In een land waar ieder gelukkig kon zijn was het anders willen een overtreding, het anders doen een misdrijf.” Het ingrijpen gebeurt meedogenloos, met een orgie van geweld. De stadskern, als bron van het kwaad, werd vernietigd. Nu ontstond een centraal plein; “het kernplein, haast rond, lag vreemd, een anomalie, in de stad van kanten, hoeken, blokken.”

Vijf leiders van Groep-A werden levend gevangengenomen en in het openbaar geëxecuteerd. Hier zijn voor het eerst individuen zichtbaar, met namen, die zoals bij Bordewijk wel vaker bijzonder te noemen zijn. De opruiming achter de rug wordt er een dag van vreugde georganiseerd. Daarbij wordt een bemenste raket gelanceerd voor een lange, 130-jarige ruimtereis en begonnen aan de ontginning van een lang geleden neergekomen meteoriet. Hiermee wordt naast het zich afsluiten van andere staten, het wapengeweld, de uitroeiingen, volgens diverse critici gesuggereerd dat Bordewijk vooral naar Rusland als voorbeeld voor zijn roman gekeken zou hebben. Ik laat dit voor wat het waard is.

De Staat besluit het ronde kernplein vol te bouwen met kwadratische woonblokken. Het broeinest van verderf en andere opvattingen is daarmee, lijkt het verdwenen. Het mag niet baten. “Het (verderf) was onuitroeibaar als de flora van de darm.” Bordewijk besteed veel aandacht aan wat er allemaal aan verderflijkheden voorkwam, ook op ander plekken in de stad, waarbij hij formuleert: “Het was zoet de zonde te bedrijven, een individu te zijn.”

De roman eindigt “op een straffe dag in maart”, terwijl er alweer nieuw verzet begint te ontstaan, met groots militair vertoon, een wapenschouwing van ongekende omvang en intensiteit. De Raad beziet dit alles vanuit de lucht, maar ziet dan ook de eerste verschijnselen van wanorde, “zij zagen de wanorde in wording, de splijting.” Zelfs poogde hier en daar een eskader, een regiment uit de band te springen, een boog te vormen, een cirkel. Tot hun ontsteltenis nemen ze zelfs het begin van een koepel waar “aan een nieuw bouwblokdak van het kernplein […].” Er blijft onrust heersen in de stad!

 

onlinebibliotheek.nl

 

In het vierde en laatste deel wordt teruggeblikt op de drie romans. Hun verhouding tot de huidige pandemische tijd sluit dat deel af.

 

Noten


[1]      Dautzenberg J.A: F, Bordewijk. Blokken. In: Lexikon van literaire werken, 1991 (https://www.dbnl.org/tekst/anbe001lexi01_01/lvlw00058.php#57)

[2]   Bordewijk F: Blokken. De mislukking van een heilstaat. De Gemeenschap, Utrecht, 1931

[3]      Vijfvinkel R: Bordewijks roman ‘Blokken’ en Eisensteins film ‘Pantserkruiser Potemkin’. Literatuur 3: 23-30, 1986

[4]      Sande J. van de: F. Bordewijk. Blokken, Knorrende beesten, Bint. Walva-Boek, Laren (Gld), 1989

[5]      Kamp E: ‘Die Russen toch. Kerels!’ Bordewijks fascinatie voor film. Biografie Bulletin 6: 177-185, 1996 (https://dbnl.org/tekst/_bio001199601_01/_bio001199601_01_0023.php)

[6]      Anten H: F. Bordewijk. In: Kritisch lexicon van de moderne Nederlandstalige literatuur (https://www.dbnl.org/tekst/zuid004krit01_01/kll00059.php#b038)

[7]      Nieuwenhuis I: Bewust onbewust. F. Bordewijk en het literair surrealisme in Nederland en Frankrijk nader bestudeerd. Vooys 24: 34-42, 2006

[8]      Nieuwe zakelijkheid. Algemeen letterkundig lexicon, 2012 (https://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_02548.php)

[9]      Blok W., Bork G.J van: Bordewijk, Ferdinand. In: Schrijvers en dichters (dbnl biografieënproject), 2003 (https://dbnl.org/tekst/bork001schr01_01/bork001schr01_01_0112.php)

[10]   Rooy E. de: Blokken op Blokken. https://www.literairnederland.nl/recensie-f-bordewijk-blokken-2018/

[11]   Waanders L: Recensie: Blokken: de mislukking van een heilstaat – F. Bordewijk en Viktor Hachmang. https://www.hanta.nl/hanta/2018/05/11/recensie-blokken-de-mislukking-van-een-heilstaat-f-bordewijk-en-viktor-hachmang/