Civis Mundi Digitaal #119
Bespreking van Chantal Mouffe, On the Political (2005), vert. Over het politieke, Uitgeverij Klement, 2008.
Dit boek, On the political, is in 2005 geschreven tegen de achtergrond van het opkomend populisme. De centrale vraag die Chantal Mouffe stelt gaat over de strategie van de linkse politiek: hoe moeten de oppositiekrachten zich opstellen binnen de grenzen van de liberale democratie en rechtsstaat om werkelijk veranderingen te bewerkstelligen? Zij is teleurgesteld in de sociaaldemocratie, die heeft gekozen voor de ‘Derde Weg’ en voor deelname aan regeringen met liberale middenpartijen. Daardoor wordt de ontevreden kiezer geen ander alternatief geboden dan de rechts-populistische partijen.
De auteur vindt het te gemakkelijk om de onvrede onder het gewone volk af te doen als reactionair en roept op om te komen tot een links-populisme. Dit werkt ze uit in een meer recente publicatie For a Left Populism [1]. Naast deze discussie geeft het boekje ook een aardige inkijk in de teloorgang van de sociaaldemocratie, het groeiende wantrouwen tegen de overheid, en de discussie of de ‘westerse’ mensenrechten nu wel of niet een globale, wereldwijde, strekking hebben.
De toekomst van de sociaaldemocratie
Chantal Mouffe (78) is een Belgische politicologe die bekendheid verwierf met het boek Hegemony and Socialist Strategy, dat ze in 1985 schreef samen met haar man Ernesto Laclau. Daarin pleitte zij voor het verbreden van de sociaaldemocratie met de nieuwe identitaire stromingen zoals het feminisme, ecologisme, antiracisme en genderbeweging. Een pleidooi dus om de traditionele essentialistische benadering, waar alleen de arbeiders- en klassenstrijd centraal staat, te verbreden tot een brede beweging die alle vormen van onderdrukking en emancipatie zou moeten aanvatten. In dit boek On the Political lijkt ze daar een beetje van terug te komen. Op zich niet onlogisch want de verbreding naar identitaire issues, en verheerlijking van de multiculturele samenleving, viel niet in goede aarde bij de traditionele achterban van de sociaaldemocraten.
Deze achterban werd in hun wijken geconfronteerd met een instroom van buitenlanders, terwijl er voor hun kinderen geen betaalbare woningen meer te krijgen waren. Ook zagen zij hun banen verloren gaan door globalisering of overgenomen door arbeidsimmigranten. De nieuwe ideologische oriëntatie bood voor de achterban, die niets op had met de gender- en milieudiscussies, ook geen gevoelsmatige identificatie meer. Het is al vaker door anderen genoemd: het afschudden van de ideologische veren heeft het verval van de sociaaldemocratische partijen en de opkomst van het populisme in de hand gewerkt. In dit boek neemt ze van haar voormalige ideeën op zich niets terug, maar gaat vol in tegen de ideeën van New Labour en de Derde Weg, zoals door Blair, Clinton en Kok omarmd.
Tweede moderniteit
De geestelijke vaders van New Labour, Ulrich Beck [2] en Anthonie Gibbons [3], stellen dat de traditionele collectieven van vakbonden, corporaties en politieke partijen hebben afgedaan en dat de burger zich steeds individualistischer is gaan opstellen. Volgens hen bevinden we ons momenteel in het tweede stadium van de moderniteit die zij reflexieve moderniteit noemen. De eerste, industriële moderniteit werd gevoed door het geloof in de technisch-wetenschappelijke vooruitgang. Het ‘politieke’ betrof vooral de herverdeling van de materiële welvaart en het garanderen van bestaanszekerheid.
De afgelopen decennia wordt de samenleving steeds meer geconfronteerd met de grenzen van haar eigen succesvolle model en met het besef dat vooruitgang in zelfvernietiging kan omslaan, als zij er niet in slaagt de neveneffecten van haar innerlijke dynamiek onder controle te krijgen. Naast de bedreiging van de natuurlijke omgeving vonden ook ingrijpende veranderingen plaats in een breed scala van sociale relaties: rolpatronen, arbeidsrelaties, etc. Die hebben geleid tot een intensivering van het individualiseringsproces. In de tweede moderniteit zijn de primaire conflicten minder de verdelingsconflicten met betrekking tot inkomen, banen, en sociale voorzieningen, maar meer de conflicten rond ‘distributieve verantwoordelijkheid’ zoals het klimaat, de multiculturele samenleving en mondiale rechtvaardigheid.
Postpolitiek
Beck gaat er van uit dat de traditionele politieke tegenstelling van links-rechts niet meer werkzaam is, omdat die alleen gebaseerd is op de economische positie binnen de industriële samenleving, terwijl in de tweede moderniteit burgers op andere, meer persoonlijke identiteiten worden aangesproken. De politiek is ook veranderd, van conflict en tweestrijd, naar dialoog, informatie-uitwisseling en consensusvorming. Naast het parlement en politieke partijen zijn ook buitenparlementaire bewegingen van belang geworden en is er meer ruimte voor persoonlijke betrokkenheid van burgers.
In deze nieuwe ‘risico’ samenleving, die zich voor “onbeheersbare” problemen gesteld ziet, zijn veel kwesties die voorheen tot de persoonlijke sfeer behoorden politiek geworden: zoals levensstijl en voeding, geneeskunde en gentechnologie, genderproblematiek, en persoonlijke identiteiten. Wie zijn beslissingen over leven en dood niet wil leggen in de handen van experts of over wil laten aan de markt, kan zich beter zélf met deze kwesties bezighouden. Kortom, het politieke van de belangenafweging verdwijnt en wordt vervangen door geïnformeerde discussies over complexe maatschappelijke problemen, die via consensus moeten worden opgelost, de zgn. postpolitiek.
Autonomie van de burger
De samenleving is ook minder hiërarchisch geworden. Werknemers krijgen meer handelingsautonomie en bureaucratische systemen verdwijnen. Overheden kunnen hun burgers niet langer als ‘onderdanen’ behandelen maar zullen de burgers op voet van gelijkheid moeten aanspreken. In plaats van de oude ‘emancipatiepolitiek’ gaan we naar het tijdperk van de ‘levenspolitiek’, die zich bezighoudt met politieke kwesties die voortkomen uit processen van zelfverwerkelijking.
Die ‘levenspolitiek’ richt zich bijvoorbeeld op ecologische vraagstukken en op veranderingen in persoonlijke en culturele identiteit. Terwijl het bij de emancipatoire politiek ging om gelijke kansen en het vrij zijn van dwang, heeft de levenspolitiek betrekking op uitdagingen die het persoonlijke leven aangaan en uitdagingen waar de mensheid als geheel voor staat; uitdagingen die geen conflict of politieke strijd verdragen, maar die op pragmatische wijze dienen te worden opgelost. Te grote visies en politieke conflicten staan hier maar in de weg.
Ambivalentie, scepsis en wantrouwen
Anthony Giddens beschouwt op basis van deze redenen het politiek links-rechts schema als achterhaald [4]. Nu het socialistische model heeft afgedaan en er voor het kapitalisme geen alternatief meer bestaat, vereist de gedetraditionaliseerde maatschappij andere vormen van politiek:
(1) politieke macht wordt gedécentraliseerd,
(2) autonomie wordt toegekend aan diegenen die zelf te maken hebben met specifieke programma’s of beleidslijnen, en
(3) actief vertrouwen moet worden opgebouwd. Passief vertrouwen, alsof de overheid of de experts wel zouden weten wat goed is voor de burger, is niet meer toereikend.
Door de explosie van kennis en het technisch vermogen zijn de wereldwijde globale risico’s niet meer te overzien en is ‘geproduceerde onzekerheid’ een deel van ons leven geworden. Oude waarheden zijn verloren gegaan en het scepticisme overheerst. Niemand heeft de waarheid meer in pacht, we moeten leren leven met die ambivalentie.
Volgens Beck moet de instrumentele rationaliteit, belichaamd in de bestuurs- en adviesraden van experts, worden afgeschaft, en vervangen door democratische fora van experts, politici, industriëlen, en burgers. Actief vertrouwen houdt in dat burgers zich reflexief moeten kunnen engageren met experts. Van centraal belang voor deze ‘dialogische’ democratie is het openen van de wetenschap, aangezien zichtbaarheid en openheid de allereerste voorwaarden zijn voor de ontwikkeling van sociale reflexiviteit en het opbouwen van vertrouwen. Het politieke conflictmodel, zo kenmerkend voor de eerste moderniteit, heeft volgens Giddens afgedaan en leidt alleen maar tot wantrouwen.
De Derde Weg
De bovengenoemde ideeën hebben hun weg gevonden binnen de sociaaldemocratische partijen. Het heeft geleid tot het afschudden van de ideologische veren en tot het aanschuiven in het politieke midden. Volgens Giddens heeft de klassieke sociaaldemocratie afgedaan met de té dominante rol van de overheid voor het maatschappelijke en economisch leven, een rol die gepaard ging met wantrouwen tegenover de burgers. De sociaaldemocraten hebben zich te lang vastgeklampt aan de traditionele collectieven van vakbonden en corporaties, zonder oog te hebben voor de individuele verantwoordelijkheid van burgers. De politiek van De Derde Weg pleit voor een nauwere samenwerking van overheid en burgermaatschappij, binnen de context van een gemengde economie, gericht op publiek-private samenwerking, gebruikmakend van de dynamiek van de markt, maar met het oog op de belangen van de samenleving en de individuele burgers.
Eigen verantwoordelijkheid
Volgens Giddens vraagt dit ook meer verantwoordelijkheid van de burger zelf: geen rechten zonder plichten. Het moet de rol van de politiek zijn om de burgers te helpen hun positie te bepalen ten opzichte van de grote revoluties van deze tijd: de globalisering, de veranderingen in het persoonlijk leven, en de houding ten opzichte van de natuur. De welvaartsstaat moet niet afgeschaft, maar de verhouding risico en zekerheid moet gewijzigd worden teneinde een samenleving te creëren van ‘verantwoordelijke risico-nemers’. Dus minder collectieve verzekeringen en meer eigen verantwoordelijkheid van de burger. Voor New Labour betekende dit voortzetting van het neoliberale project van Thatcher door de economie vrij te laten en collectieve regelingen af te schaffen ten faveure van hulp aan burgers, om hen via de markt te voorzien van gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting, kinderopvang, arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, en een oudedagvoorziening.
Wereldregering
De natiestaat is karakteristiek voor de samenleving van de eerste moderniteit, terwijl de nieuwe vraagstukken een meer globaal karakter hebben en wereldomvattend zijn. De opkomst van real-time communicatie op wereldschaal heeft de globalisering geïntensiveerd. Het ontwikkelen van een geglobaliseerde kosmopolitische samenleving betekent dat tradities worden opengebroken, en hun status is veranderd, omdat die tradities nu moet worden gerechtvaardigd en niet langer, zoals in het verleden, zonder meer mogen worden verondersteld.
In plaats van de traditionele, nationale structuren pleiten de globalisten zoals Habermas [5] voor versterking van de rol van de Verenigde Naties, versterking van het internationale overleg, en het komen tot verdragen over handel en bescherming van de planeet. Ook op wereldschaal wordt de oude bipolaire tegenstelling tussen westerse democratieën en de communistische of autoritaire staten als achterhaald beschouwd. Overleg en diplomatie moeten de wereldvrede bewaren en voorkomen dat de ongelijkheid toeneemt en het klimaat naar de knoppen gaat.
In dat kader passen ook de ideeën voor een mondiale grondwet waarin de rechten van de inheemse volkeren, dieren en de natuur verankerd zijn. Ook de mensenrechten zoals opgenomen in het handvest van de VN dienen internationaal gehandhaafd te worden. Sommige linkse denkers zien een wereldwijde coalitie als de enige effectieve oppositie tegen het globale neoliberalisme [6]. De nationale staten zijn daartoe niet in staat en worden tegen elkaar uitgespeeld.
Over het politieke
Zoals hiervoor beschreven gaat Chantal Mouffe zeer uitgebreid in op de ideeën van Beck, Giddens en Habermas, die ze goed en meeslepend weet te verwoorden. Toch ze is zelf het niet eens met hun ‘sociologische’ analyse van de moderniteit en de politiek, die ze karakteristiek vindt voor de huidige politieke opvattingen bij links. Zij vindt de ideeën over een ‘dialogische democratie’ de dood in de pot voor de politieke bewustwording. Politiek heeft strijd en conflict nodig om tot leven te komen en om de burgers wakker te schudden zodat ze iets te kiezen hebben.
Burgers die geen vertrouwen meer hebben in de overheid en in de wetenschap komen bij de traditionele partijen niet meer aan hun trekken en wenden zich tot de populistische partijen, die tenminste nog iets van onvrede met de bestuurlijke elite verwoorden. Mouffe citeert instemmend Carl Schmitt [7] die stelt dat de politiek niet zonder tegenstellingen kan. Als partijen, in lijn met het liberalisme, een zakelijke consensus zoeken dan zal er altijd een tegenbeweging ontstaan, die appelleert aan emoties en gevoelens, hetgeen gemakkelijk kan ontsporen in autoritaire of totalitaire tendensen.
Het lijkt haar beter om binnen het politieke theater de tegenstellingen te articuleren en uit te spelen, inclusief alle rationele en irrationele gevoelens, om vervolgens de ‘parlementaire strijd’ af te ronden met een stemming. Dat schept meer duidelijkheid en neemt de onvrede weg, alsof een elite achter de schermen de zaken onderling wel regelt. De articulatie van de tegenstellingen binnen het parlementaire debat noemt zij de ‘agonistische’ werkwijze, die de tegenstellingen helder doet uitkomen. Dat moet verhinderen dat de politiek ontaardt in een ‘antagonistische’ tweestrijd, die mogelijk kan leiden tot extremisme en onderlinge afrekeningen (‘tribunalen’).
Radicale democratie
In de The Return of the Political (1993/2005) en in The Democratic Paradox (2000/2009) ontwikkelt ze haar ‘agonistische’ these en probeert ook binnen de contouren van de liberale democratie een vorm te vinden om de paradox/tegenstelling tussen ‘vrijheid’ en ‘gelijkheid’ te beslechten. Beide begrippen zijn nauw verbonden met de dubbele ‘democratische belofte’, dat iedereen gelijk is en mag meestemmen over alle zaken, ook wel aangeduid als volkssoevereiniteit, maar tevens ook overeenkomstig de liberale vrijheden autonoom is en zijn eigen waarden naar keuze mag verwezenlijken. Daartoe behoort ook de vrijheid van economische activiteit en het vergaren van particulier bezit, waardoor inkomens- en vermogensposities enorm kunnen uiteenlopen. De democratische besluitvorming heeft op dat laatste – dat duidelijk in tegenspraak is met de suggestie van gelijkheid – geen antwoord, en kan een te grote ongelijkheid alleen wat temperen via de belastingen.
Chantal Mouffe vertaalt haar ideeën over de democratie naar een vorm die zij ‘radicale democratie’ noemt. Dat is een vorm van gedecentraliseerd zelfbestuur waarbij de overheid het lokale bestuur ondersteunt, maar geen dwang van boven oplegt. Deze vorm komt, voor zover het zich laat interpreteren, toch wel veel overeen met het decentraliseerde bestuursmodel van de Derde Weg, waar de burger een grote mate van autonomie wordt gelaten en als verantwoordelijke burger wordt aangesproken. Wel zet ze, anders dan Beck en Gibbons, vraagtekens bij het feit of de burger die autonomie wel aankan.
Liberalisme is te idealistisch
Het liberalisme gaat volgens Mouffe uit van een té positief mensbeeld, een te geïdealiseerde visie op de menselijke sociabiliteit en weerbaarheid binnen de complexe samenleving. Alsof ieder mens goed voor zichzelf kan zorgen, de weg in de complexe maatschappij en de overheidsbureaucratie weet te vinden, en doortrokken is van sociale empathie en gevoelens van wederkerigheid. In de praktijk is dit niet het geval en heeft een aanzienlijk deel van de bevolking moeite om voor zichzelf op te komen en is daarvoor mede afhankelijk van support van medeburgers of maatschappelijke instellingen.
De instrumentele manier waarop het liberalisme de politieke problemen neutraliseert en probeert op te lossen, is er debet aan dat het pluralisme in de maatschappij niet herkend wordt, en dat het ook niet tot spreken komt. Het liberalisme kiest een instrumentele benadering, waarbij de onderliggende waarden niet tot uitdrukking komen, en het zicht op het politieke (de verschillende keuze opties) is heel beperkt blijft.
Het liberalisme kent twee manieren van besluitvorming:
(1) de politiek als markt waar iedereen voor zijn eigen belang gaat,
(2) de ethische benadering waarbij de politiek bemiddelt tussen moraal en economische werkelijkheid, en zo tot een rationele afweging komt. Het liberalisme gaat daarbij uit van de bestaande maatschappelijke verhoudingen en machtsstructuren, en biedt daardoor ook geen echte ‘politieke’ alternatieven in de vorm van andere eigendomsverhoudingen.
Hoewel Chantal Mouffe niet wil tornen aan de liberale instituties of aan de democratie, wil ze wél de impliciete waarden en verhoudingen aan de orde stellen die de samenleving sturen, en dan met name de neoliberale agenda, die zo ongunstig uitpakt voor een groot deel van de bevolking.
Globalisering
Ook voor de internationale politiek vindt ze de apolitieke behandeling van de Derde Weg benadering, met de suggestie van neutraliteit en consensus, onjuist. Milieuproblemen worden voor een groot deel veroorzaakt door het kapitalisme en de neoliberale politiek. Het is volgens haar dus een illusie dat met goed overleg in het kader van VN-organisaties aan dit soort uitwassen paal en perk kan worden gesteld. Het gaat voor haar om economische machtsfactoren, die met een op consensus gerichte politiek niet worden opgelost maar eerder worden verdoezeld.
Wereldpolitiek kan volgens haar ook niet zonder erkenning van het pluralistische wereldbeeld en de multipolaire machtsstructuur in de wereld. Zelfs mensenrechten beschouwt ze als een typisch product van onze westerse cultuur, die niet opgedrongen mogen worden aan andere landen. De idee dat we toeleven naar een kosmopolitische toekomst van vrede en welvaart vindt zij een gevaarlijke illusie. Dat internationale anti-globaliseringsbewegingen, zoals Occupy, politieke invloed zouden kunnen hebben, vindt ze veel te optimistisch ingeschat.
Wel of niet identiteitspolitiek
Beide benaderingen, de verbreding van de sociaaldemocratie tot een identitaire beweging, die zij in 1985 voorstond, als ook de pragmatische benadering van New Labour en de Derde Weg, die zij afwijst, hebben beide niet veel weerklank gevonden bij de traditionele achterban van de sociaaldemocratische partijen. In On the Political zwenkt ze daarom weer terug naar de oude links-rechts tegenstelling, zonder overigens de multiculturele insteek geheel los te laten.
Ze keert zich vooral tegen het opschuiven naar het politieke midden en de nieuwe ‘reflexieve’ moderniteit zoals die door Beck en Giddens wordt verwoord. Zoals gemeld, geeft ze die discussie goed weer en brengt ze de argumenten van Beck en Giddens goed tot leven, maar ze neemt er weinig of niets van over in haar eigen visie. Eigenlijk zegt ze dat de nieuwe moderniteit (individuele verantwoordelijkheid, etc.) voor de linkse politiek geen betekenis heeft. Zij keert terug naar het traditionele links-rechts schema om de politieke strijd te doen herleven.
Naar een links populisme
In een recent boek, For a Left Populism, constateert ze echter alsnog dat de links-rechts tegenstelling niet meer werkt, omdat de industrieel-georiënteerde tegenstelling tussen arbeiders en kapitalisten aan belang heeft ingeboet door de de-industrialisatie, zoals ook Beck en Giddens al eerder naar voren gebracht. De huidige politieke tweestrijd laat zich volgens haar op dit moment beter vangen in de elite-volk tegenstelling van het populisme. De ‘elite’ is in dit geval dan het financiële kapitalisme dat alle winsten en vermogens naar zich toetrekt en het volk met lege handen achterlaat.
Het tweede aspect van het populisme, het ‘eigen volk eerst’ principe, wil ze ook niet wegpoetsen. Links en de multiculturele samenleving verhouden zich minder met de natie en het ‘vaderland’ dan de warme gevoelens die door conservatieven en rechtspopulisten hiervoor gekoesterd worden. Maar Mouffe vindt dat we deze gevoelens niet moeten overlaten aan rechts. Zij pleit daarom voor een links populisme [1] dat oog heeft voor de gerechtvaardigde zorgen van de bevolking over immigratie, globalisering, en de marginalisering van het platteland. Gelijktijdig blijft ze zich hard maken voor de identitaire issues en het klimaat. Hoe die internationale solidariteit en de multiculturele samenleving zich dan weer verhouden tot haar ‘progressieve’ nationalisme, wordt niet helemaal duidelijk, en ook of het volk de draai wel wil maken van rechts naar links populisme.
Grassroots bewegingen
Concluderend kunnen we zeggen dat Chantal Mouffe nogal rondjes draait in het driehoekje ‘oud links – nieuw links – populisme’. Het is niet erg om af en toe van mening te veranderen, maar te doen of er enige continuïteit in haar analyses en voorstellen zit, vraagt wel enige flexibiliteit van de lezer. Desalniettemin is On the Political een zeer lezenswaardig boek dat nog steeds actueel is in de analyse van ‘het politieke’ en het ‘populisme’.
Haar hoop voor de toekomst is vooral gevestigd op de krachten van onderaf, zoals Podemos, ‘de gele hesjes’, en soortgelijke grassroots bewegingen.
Het interview met haar in de bundel Radicaal Anders van Robbert van Bodegraven (zie CM#118) steekt dan ook behoorlijk af bij de meer institutionele benaderingen van de andere geïnterviewden, die hun hoop voor de klimaatpolitiek vooral gevestigd hebben op internationale en Europese samenwerking, een grotere regierol van de overheid in de energietransitie, en gedragsveranderingen bij bedrijven en consumenten door convenanten, heffingen en regelgeving. In hoeverre deze ‘topdown’ benadering straks ook tot ‘vrijheids’ protesten gaat leiden, moeten we natuurlijk afwachten. Zij zal zich in ieder geval achter deze protesten scharen. En voor iedere grassroots beweging is er wel een gepaste strategie uit één van haar boeken te halen, mochten ze daarom verlegen zitten.
Populisme en democratie
Of het populisme wel een vruchtbare en wenselijke tegenbeweging is, blijft de vraag. Het vijandsdenken tegen een veronderstelde ‘elite’ is wel mobiliserend, maar niet erg functioneel en voornamelijk gebaseerd op emotie en onvrede, gevoed door wantrouwen. Zoals genoemd is de ‘dubbele’ belofte van de democratie vrijheid en gelijkheid, of anders gezegd autonomie versus volkssoevereiniteit. We constateerden al dat de liberale vrijheden van bezit en zelfverrijking zich moeilijk laten rijmen met de wens tot meer inkomensgelijkheid en solidariteit. Omgekeerd wordt er echter juist ook een beroep op de vrijheid gedaan om in te gaan tegen de beslissingen van een meerderheid, zoals het geval is bij de coronamaatregelen, waar een parlementaire meerderheid voor bescherming door vaccinatie en lockdowns is, terwijl een minderheid zich tegen persoonlijke vrijheidsbeperkingen verzet.
Truckers protest in Ottawa (foto The Guardian)
De Coronacrisis is inmiddels voorbij. Kunnen we de komende jaren soortgelijke conflicten verwachten rond het klimaatbeleid en de bestrijding van de obesitas-epidiemie?
Epiloog
Chantal Mouffe stelt zich in de conclusies van For a Left Populism de vraag of je wel van een línkse populistische beweging kunt spreken. Waarom niet de wens voor een radicale democratie te oormerken als ‘progressief’ populisme?Zij kiest echter toch voor het label ‘links’ om duidelijk te maken dat het haar in de eerste plaats om ‘equality and social justice’ gaat en het geen pleidooi is voor een ‘regering van het volk’ of ‘autocratie van de leider’, maar een manier om op agonistische wijze de politieke tegenstellingen binnen de liberale democratie te accentueren.
Noten
[1] Chantal Mouffe, Hegemony and Socialist Strategy, 1985; The Return of the Political (1993/2005); The Democratic Paradox (2000/2009); Deliberative Democracy or Agonistic Pluralism (2000) pdf; For a Left Populism (2018) pdf; The Future of Democracy in a Post-Political Age (2016) lecture.
[2] Ulrich Beck, The Reinvention of Politics. Towards a Theory of Reflexive Modernization, in: U. Beck, A. Giddens en S. Lash, Reflexive Modernization, Polity Press, Cambridge 1994.
[3] Anthony Gibbons, Modernity and Self Identity, Polity Press, Cambridge 1991.
[4] Anthony Gibbons, Beyond Left and Right, Polity Press, Cambridge 1994.
[5] Jürgen Habermas, Die Postnationale Konstellation: Politische Essays, Suhrkamp, 1998.
[6] Michael Hardt en Antonio Negri, Multitude, War and Democracy in the Age of Empire, Penguin Press, New York, 2004. De menigte, oorlog en democratie in de nieuwe wereldorde, De Bezige Bij, Amsterdam, 2004.
[7] Carl Schmitt, Der Begriff des Politischen, Duncker & Humblot, Berlin, 1932/2002.