Civis Mundi Digitaal #119
Bespreking van Joanna Chiu, China over Grenzen: Een Nieuwe Wereldwanorde. Rotterdam, Lemniscaat, 2021
Inleiding
Voorafgaand aan het commentaar op het boek volgen eerst enige algemene contextuele kanttekeningen in een internationaal historisch perspectief. Het schrijven van een wereldgeschiedenis is noodzakelijk, maar onmogelijk. Het is noodzakelijk om de ontwikkelingen van een land in perspectief te zien, om deze te begrijpen tegen de globale achtergrond ervan. Het bijzondere krijgt immers pas betekenis wanneer het tegen de achtergrond van het algemene wordt geplaatst. Alles hangt samen, “Alles ist vernetzt” (Alexander von Humboldt), of zoals de Fransen het zo mooi zeggen: “Tout tient à tout”.
Het schrijven van een wereldgeschiedenis is echter onmogelijk, omdat niemand het patroon van het hele tapijt kan zien, niemand die er zeker van kan zijn dat alle (f)actoren in de vergelijking zijn opgenomen, niemand die in de toekomst kan kijken,[i] niemand die ziet waartoe alles tendeert (“stip op de horizon”), niemand die, zoals – naar wordt beweerd – God, alwetend is. Toch zijn er veel goed verkochte boeken die suggereren dat ook de mens alwetend is.[ii]
Er is geen geteste of empirisch gefundeerde theorie over alles, geen alomvattend theoretisch kader waarbinnen alle gebeurtenissen en activiteiten in het verleden, in het heden en in de toekomst kunnen worden verklaard. Wie pretendeert over zo’n theorie te beschikken, houdt niet alleen zichzelf maaar ook zijn/haar publiek voor de gek. Een “theorie van alles” is speculatief en zal dit voorlopig blijven.[iii] Er komt heel wat voor kijken om een deel van een geheel volledig te begrijpen, vooral wanneer het deel een land betreft.
China heeft vele gezichten
China, bijvoorbeeld, heeft vele gezichten: een politiek, juridisch, militair, economisch, fiancieel, sociaal, psychologisch, educatief, medisch, taalkundig, literair, demografisch, geologisch, geografisch en ecologisch gezicht of aspect. Elk aspect is afzonderlijk onder de loep genomen en er zijn talloze studies aan gewijd. De boeken over de Chinese economie, bijvoorbeeld, zijn haast niet meer te tellen.[iv] Het eindresultaat van alle studies is een enorme bos moeilijk met elkaar te rijmen opinies, niet een prachtig boeket heterogene maar wetenschappelijke, want zorgvuldig getoetste, zienswijzen. Tot nu toe is niemand in staat gebleken om een overkoepelende en geteste theorie over China als zodanig te presenteren, over China als individuum (iets dat niet kan worden opgesplitst zonder zijn identiteit te verliezen). Het blijft bij pogingen tot een partiële, en dus eenzijdige, analyse. “All the king’s horses and all the king’s men couldn’t put Humpty together again”.
Dit heeft grote politieke gevolgen, die in een nucleair tijdperk ernstig kunnen zijn. Ministers van Buitenlandse Zaken kunnen immers niet afgaan op wat “China-deskundigen” hun adviseren en zijn niet in staat om een zinvol en effectief beleid ten opzichte van China formuleren, waardoor de kans groot is dat een verkeerde houding tegenover Chinese diplomaten wordt ingenomen. Diplomatiek overleg ontaardt zo in een dialoog tussen doven, vooral wanneer in NAVO-verband een Europese lijn moet worden getrokken of koers moet worden gevolgd.
Zogenaamde China-kenners hebben een explanandum (China), maar geen explanans (China theory).[v]
Overschrijding van disciplinaire en nationale grenzen, maar altijd in teamverband, is noodzakelijk om China als een Ganzheit (niet: Gesamtheit) volledig te begrijpen. Als aan deze voorwaarde niet wordt voldaan, blijft het bij doormodderen.
De 19e eeuw
Wie de complexiteit van het huidige China wil begrijpen, zal zich ook moeten verdiepen in ontwikkelingen in de 19de eeuw, in de periode van ruwweg de jaren 60 in de 18de tot de jaren 20 in de 20ste eeuw, dus in het tijperk lopende van het einde van de Zevenjarig Oorlog (een verzamelnaam van oorlogen die in Europese landen om hun koloniën werden gevoerd)[vi] tot de nasleep van de Eerste Wereldoorlog. Als gevolg van opkomende imperialisme (uitvloeisel van het kolonialisme), ontstond destijds een toenemende verstrengeling tussen landen. De 19de eeuw, die als een voorbode van of inleiding tot de 20ste eeuw kan worden beschouwd, verschilde van alle voorgaande eeuwen o.a. door meer efficiëntie van de factor arbeid, overgang van een standen- naar een burgerlijke maatschappij, politieke veranderingen in de dertien Britse koloniën van Noord-Amerika , racisme, toenemende ongelijkheid tussen klassen en landen, verdringing van het Duitse idealisme door naturalisme en materialisme, en Darwin’s evolutietheorie.
China, dat het Westen in vele opzichten en dus niet alleen economisch ver vooruit was geweest, viel in de 19de eeuw dramatisch terug terug. De Westerse mogendheden hebben hiertoe in niet geringe mate bijgedragen. Wat wij nu zien en velen ontgaat, is niet een opkomst-zonder-meer maar een herrijzenis van China, een herleving van het glorieuze verleden, dat door archeologen aan het licht wordt gebracht en waarop Xi Jinping bij zijn volk handig inspeelt. Het idee dat China (zhōngguó) inderdaad het middelpunt van allles “onder de hemel” (tiānxià) is en wel moet zijn. De gedachte dat China model staat voor een nieuwe wereldorde. Dit roept de vraag op of het Westerse ontwikkelingsmodel universeel van toepasing is. Misschien is dit model een Sonderfall geweest, een speciaal geval, dat thans onmiskenbaar tekenen van verval laat zien. Wellicht wordt, na de Pax Romana in de oudheid en de Pax Britannica in de 19de eeuw eeuw, de Pax Americana vervangen door de Pax Sinica. In ieder geval is, zoals de Britse historicus Paul Kennedy in The Rise and Fall of the Great Powers (Random House, 1987) overtuigend betoogt, de VS bezig zijn hand te overspelen.[vii]
Bertrand Russell
Dit jaar honderjaar geleden verscheen The Problem of China. een hoogst interessant boek van Bertrand Russell, die kort na de anti-imperialistische “4 Mei Beweging” (1919) een jaar in China had doorgebracht en aan de Unversiteit van Peking (nu Beijing) lezingen over Aristoteles, Frege, Hilbert en Gödel had gegeven. Geschreven toen filosofen trachtten het nieuwe werk van Ludwig Wiigenstein te begrijpen, toen Oswald Spengler’s Der Untergang des Abendlandes net was verschenen en toen China als een zwak en achterlijk land werd beschouwd, toont het boek aan dat Russell, die zich geen China deskundige noemde, een vooruitziende blik had. Zich realiserend dat China een eigensoortig (niet: eigenaardig) land is, wijdt hij een fascinerend hoofdstuk aan het karakter van de Chinezen, die volgens hem van nature vredelievend zijn. Russell voorspelt China’s wederopstanding, op voorwaarde dat (a) het land krachtig wordt geregeerd, (b) een industriële maar geleide ontwikkeling wordt bevorderd en (c) door de overheid een onderwijsprogramma voor brede lagen van de bevolking wordt ontwikkeld. Ook bindt hij de Chinese leiders op het hart het Westerse ontwikkelingsmodel, dat gestoeld is op hebzucht en militair geweld, vooral niet te volgen. Toen de Chinese communistische partij, die thans zo’n 95 miljoen leden telt, nog maar net was opgericht en het land onder “oorlogsheren” en regionale facties was verdeeld, schreef Russell: “China is capable of being the greatest power in the world”.
Let wel, dit werd geschreven lang voordat het sensationele maar nu vergeten werk van de Oostenrijkse journalist Anton Zischka furore maakte en bij Fayard het meesterwerk van Alain Peyrefitte, Quand la Chine s’éveillera, le monde tremblera[viii] (1972) verscheen.
Het boek van Joanna Chiu
Wie het boek van Joanna Chiu, China over Grenzen: Een Nieuwe Wereldwanorde, ter hand neemt merkt al gauw dat hij een weinig doorwrochte studie in handen heeft. De inhoud van het boek, dat in de oorspronkelijke versie China Unbound: A New World Disorder is getiteld, door Sonja Matthews is vertaald en in Rotterdam bij Lemniscaat is verschenen, laat zich moeilijk rijmen met de boodschap van Rob de Wijk in De Nieuwe Wereldorde: Hoe China sluipender wijs de macht overneem (besproken in Civis Mundi # 98).
Zijn we op weg naar en “nieuwe wereldorde” of naar een “nieuwe wereldwanorde”? Welke grenzen worden bedoeld? Waar precies en door wie zijn die grenzen getrokken? Waar, waarom en door wie zouden die grenzen moeten worden getrokken? Welke historische, culturele of geopolitieke overwegingen/doelstellingen liggen hieraan ten grondslag? Hoe denken de Chinezen de nieuwe (wan)orde te bereiken? Hoe groot is de kans dat deze (wan)orde wordt bereikt? Het zijn vragen die niet of onvoldoende worden beantwoord.
Joanna Chiu groeide op in Canada (hoe raakte zij daar verzeild?). Zij werkte als correspondent (wanneer en hoe lang?) in China en Hong Kong voor ondermeer The Economist, Associated Press, Agence France, Deutsche Presse-Agentur en de South China Morning Post (waarom deze veranderingen van werkgever? Ook publiceerde zij in The Guardian, The Atlantic, CBC, NPR, Foreign Policy, Newsweek, Quartz, Al Jazeera , Global Post en andere media (over welke onderwerpen?). Zij is oprichtster en voorzitster van het Nü Voices redactiecollectief en treedt geregeld op als spreekster bij belangrijke bijeenkomsten en congressen. Momenteel werkt zij als journaliste bij de Toronto Star, de grootste krant van Canada, na eerder voor de Star Vancouver te hebben gewerkt. Kortom, zij is een razend drukke tante, zo druk dat zij geen tijd heeft om zich ergens te krabben.
Het is niet duidelijk hoe diepgravend haar artikelen zijn. Uit het feit dat zij, naar eigen zeggen, voor haar journalistieke werk in 2012 de Human Rights Press Award won en op de short list voor de Young China Watcher of the Year stond, maak ik op dat zij van mening is dat Hong Kong geen deel van China is. In elk geval blijkt dit zonneklaar uit haar boek, waarmee de zwakte ervan wordt aangetoond.
Van een Chinese schrijfster mag worden verwacht dat zij ook Chinese bronnen raadpleegt en zich niet uitsluitend baseert op wat Westerlingen over China hebben te melden. Voor Joanna Chiu geldt dus een strengere maatstaf dan voor bijvoorbeeld Rob de Wijk, die voor China-deskundige wenst door te gaan en op zijn woord lijkt te willen worden geloofd, althans in Nederland. Joanna Chiu, echter, schijnt geen Chinees te kunnen lezen, want in het sowieso schaarse notenapparaat van haar boek worden geen Chinese bronnen vermeld, hoewel die er overvloedig zijn.
Hong Kong
Joanna Chiu´s kennis van de geschiedenis van Hong Kong is nogal beperkt. In 1834, toen het handelsmonopolie van de Britse Oost-Indische Compagnie ten einde liep, besloot de regering in Londen, bij monde van Lord Palmerston, de Schotse zeeofficier Lord Napier (een familievriend van Palmerston) als “chief superintendent of trade” naar Canton (nu Guangzhou) te sturen. Napier bereikte Macao[ix] op 15 juli 1834, en tien dage later Canton. Zijn missie was het uitbreiden van de handel in China, maar omdat hij diplomatieke noch commerciële ervaring had, mislukte Napier in zijn opzet. Hierdoor gefrustreerd, en getroffen door de typhus (waaraan hij op 11 oktober zou bezwijken),[x] zinspeelde hij bij zijn superieuren in Londen op militaire interventie. Er zou een breed opgezet handelsverdrag “backed up by saber rattling” met de Chinezen moeten worden gesloten. Napier adviseerde dat Britse troepen "should take possession of the Island of Hongkong, in the eastern entrance of the Canton River, which is admirably adapted for every purpose".
De Britse handel werd ten slotte middels de beruchte Eerste Opiumoorlg (1839-1842) afgedwongen. Bij het Verdrag van Nanking, op 29 augustus 1842, erkende China het Britse koninkrijk als gelijkwaardige soevereine staat en werden vijf havens (Canton, Amoy [nu Xiamen), Foochow, Ningbo en Shanghai) voor de handel met vreemdelingen opengesteld. De Engelsen kregen Hong Kong als oorlogsbuit. Opmerkelijk genoeg werd de handel in opium, waar de oorlog om was begonnen, niet in het verdrag genoemd. Daar het verdrag van Nanking alleen in grote lijnen omschreef wat de Britten en de Chinezen van elkaar verlangden, werd besloten om een gedetailleerde versie uit te werken. Op 3 oktober 1843 werd daarom het Verdrag van Bogue getekend ter aanvulling van het verdrag van Nanking. De opiumhandel werd pas geregeld in het Verdrag van Tianjin, dat werd gesloten na de Tweede Opiumoorlog (1865-1860). Hierbij waren, behalve Groot-Brittannië en China, ook Frankrijk, de Verenigde Staten en Rusland betrokken.[xi]
De Opiumoorlogen vormden het begin van de Westerse hegemonie over China, een vernedering die de Chinezen nimmer zullen vergeten en die een regeling van bijvoorbeeld de kwestie Taiwan in de weg staat. Amerika staat, luid protesterend doch zelf zwaar bewapend, bij de Chinezen op de stoep, en eigenlijk nog verder. China, het trotse land met een eeuwenlange beschaving, moet lijdelijk toezien hoe een deel van het door haar geclaimde territorium (Taiwan) in feite door de Amerikanen als protectoraat wordt behandeld.[xii]
Joanna Chiu schaatst luchthartig over deze historische gebeurtenissen heen. Aan Hong Kong, waar zij werd geboren, wordt een heel hoofdstuk gewijd; Taiwan wordt op verschillende plaatsen behandeld en zelfs het verdeelde Korea, waarover bibliotheken zijn volgeschreven, trekt op bladzijde 127 haar aandacht. Toch krijgen Hong Kong, Taiwan en Korea niet de aandacht die zij verdienen, aandacht die absoluut nodig is om het huidige China te begrijpen.
Chris Patten, bijvoorbeeld, de laatste Britse gouverneur van Hong Kong, die verantwoordelijk was voor de overdracht van de kolonie aan China in 1997, wordt niet eens genoemd. De lezer van het boek wordt niet verteld wat vlak voor deze historische gebeurtenis door (woordvoerders van) de autoriteiten in Londen en Beijing is besproken en tot welk compromis om welke redenen werd besloten. Bijvoorbeeld, de beroemde en ook voor Taiwan geldende formule "één land, twee systemen" (yī guó liǎng zhì), een grondwettelijk principe bedacht door Deng Xiaoping, wordt in Chiu’s boek niet aan een historische en politieke analyse onderworpen, terwijl nu juist op dit punt de meningen uiteenlopen.
Yin-Yang
Een fundamenteel bezwaar tegen Chiu’s boek acht ik het ontbreken van een poging om zich in de Chinezen te verplaatsen en hun gedachtegang te volgen. Misschien komt dit, omdat Joanna Chiu In Canada is opgegroeid en dus ontworteld is. Laat me dit uitleggen.
一陰一陽之謂道 (Yīn en Yáng, het wordt de Dào genoemd), staat er in Het Boek der Veranderingen. Yīn en Yáng zijn geen contradictoire maar contraire tegenstellingen. Met aggregeren kom je er niet. Het geheel is meer dan de som der delen. De Dào is niet de optelsom van Yīn en Yáng. Deze sluiten elkaar niet uit, maar in. Net als beide handen (of voeten), zijn zij complementair en chiraal ten op zichte van elkaar. Beide zijn nodig om te kunnen functioneren. “Met één hand kan je niet klappen”, luidt een bekend Chinees gezegde. Uitsluiting roept vijandigheid op; inclusief denken zoekt naar de harmonie tussen tegenstellingen.
Hierin ligt het wezenlijke verschil tussen enerzijds het Westerse denken, dat uitgaat van het beginsel van de uitgeloten derde (iets is zwart of wit; een derde mogelijkheid is er niet), en anderzijds het Chinese denken, dat uitgaat van het principe van de niet uitgesloten derde (iets is wit, zwart of grijs). Anders uitgedrukt, terwijl het Westerse denken im Grunde genommen reductionistisch is, is de Chinese gedachtegang au fond holistisch.
Ik ben van mening dat de oude Chinezen dichter bij de realiteit van alle dag stonden dan de tegenwoordige westerling, die geen oog lijkt te hebben voor het ochtendgloren of de avondschemering, wanneer het licht noch donker is. Voor hem/haar is het gewoonlijk ja of neen, aan of uit, goed of kwaad, voor of tegen,waar of onwaar, gelijk of ongelijk (tertium non datur). Zie mijn artikel “China versus het Westen” in Civis Mundi, nummer 89.
Chinezen denken holistisch, westerlingen reductionistisch. Chinezen kennen oorzakelijkheid toe aan het hele veld, denken niet rechtlijnig, hebben oog voor complexiteit, maken zelden gebruik van categorieën en de fomele logica, en redeneren dialectisch.[xiii]
Westerlingen daarentegen zijn meer analytisch ingesteld, besteden primair aandacht aan een voorwerp of onderwerp en aan de categorie waartoe het in hun ogen behoort, en hechten veel belang aan de formele logica. Dit is dit en dat is dat. Dit is niet dat.
Beide kenprocessen wortelen in een verschillende manier van leven. De metafysica/ontologie van Chinezen verschilt radicaal van die van westerlingen. De Grieken waren door de ligging en gesteldheid van hun land vissers of handelaars. De Chinezen, die zich aan en rond de middenloop van de Gele Rivier hadden gevestigd, waren boeren. Een handelaar, die het verschil onderkent tussen wat van hem en niet van hem is, denkt mechanistisch (dit is van mij en dat is van jou); een boer, die volledig van de natuur afhankelijk is en zich tot samenwerking met anderen (in de eerste plaats familieleden) genoodzaakt voelt, denkt organistisch.
Voor Mao (en zijn opvolgers) bestond er geen absolute waarheid. Het ja op het ene moment werd een nee op het volgende, om vervolgens, maar zonder in herhaling te vervallen, plaats te maken voor een ja. Hij wees op het simpele feit dat een mens op twee benen loopt om vooruit te komen. Mao had echter bitter weinig verstand van economische zaken, zodat zijn experiment om echt sociale mensen te creëren jammerlijk mislukte.[xiv] Op advies van economist en slimme boer Yu Guangyuan, gooide Deng Xiaoping het over een andere, meer pragmatische boeg, waardoor de Chinese economie met sprongen vooruitging, mede dankzij forse investeringen uit het Westen — een Chinese val waarin Westese investeerders, die gebeten zijn op het maken van winst, wel moesten trappen. Dat met het aantrekken van investeringen uit het Westen ook Westerse ideeën als vrijheid van meningsuiting, democratie en mensenrechten zouden binnenkomen, is een gevolg dat Deng en zijn opvolgers schromelijk hebben onderschat.
De Rechtsstaat
Joanna Chiu ziet evenmin het fundamentele verschil tussen “rule by law” en “rule of law”. In het eerste hoofdstuk staat de schrijfster stil bij regeren-bij-wet (rule by law). Zij doet dit echter zonder verwijzing naar de voor Chinezen zo belangrijke fǎjiā (school der legalisten) , waarvan de aanhangers benadrukken dat bestuur is gebaseerd op gehoorzaamheid aan wetten die zijn afgekondigd, voor iedereen gelden en met strenge straffen worden gehandhaafd . Het gedachtegoed van de legalisten heeft in de Chinese geschiedenis steeds tegenover dat van de volgelingen van Confucius gestaan. Dezen hielden vol dat een mens moet gehoorzamen aan de wet die in zijn/haar hart staat geschreven.[xv]
Juristen zullen hier de tegenstelling tussen rechtspositivisme (Thomas Hobbes, Hans Kelsen, Herbert Hart e.a.) en natuurrecht (Cicero, Thomas van Aquino, John Finnis e.a.) herkennen.[xvi] De hamvraag, waaraan Joanna Chiu geen woorden vuilmaakt, is: waar komt de wet (het recht) vandaan? Wat is de bron of wat zijn de bronnen van de wet? Wordt de wet ons van buitenaf opgelegd en door wie of wat worden wij gedwongen te gehoorzamen, of worden wij geboren met een besef van wat wij dienen te doen of niet behoren te doen De vraag is analoog aan die van de kennis: is deze aangeboren (zoals rationalisten als Descartes, Spinoza, Leibniz, Geulincx, Malebranche, Wolff en hun aanhangers beweerden), of is kennis terug te voeren tot zintuiglijke of sensorische waarnemingen (zoals empiristen als Locke, Berkeley, Hume, J.S. Mill, Comte, William James en hun volgelingen volhielden)?
Net als Rob de Wijk, gelooft Joanna Chiu heilig dat de rechtsstaat (rule of law) werkelijk bestaat en is zij blind voor het feit dat privileges (voorrechten) alom tegenwoordig zijn. Wanneer Prinses Beatrix, Koning Willem-Alexander of zijn Argentijnse gemalin onverhoopt in het ziekenhuis moeten worden opgenomen, wordt, kan ik de lezer verzekeren voor hun, al is het nog zo druk, een ruime, aparte kamer in gereedheid gebracht en krijgen zij “natuurlijk” in alle opzichten een voorkeursbehandelig — op aanwijzingen van de Rijksvoorlichtingsdienst, die, zoals iedereen wel weet, maar niet wil weten, uiterst selectief voorlicht. In alle landen, en heus niet alleen in China, bestaan - à la Hegel – asymmetrische verhoudingen tussen bazen en knechten. “Quod licet Iovi non licet bovi” (wat Jupiter is toegestaan, is het rund niet toegestaan). Dit beginsel staat trouwens haaks op het principe van de democratie, dat sowieso een fopspeen voor het gewone volk is.
De staat is een organisatie of ordening die door mensen is bewerkstelligd. Het is geen natuurlijk gegeven. De mens die aan de vorming van een staat te pas komt, is een dubbelwezen. Enerzijds is de mens een individu, anderzijds een gemeenschapswezen. Individu en gemeenschap (groep) hebben elk een eigen aard. De staat bestaat uit individuen, maar is er niet de som van. Liberalisten benadrukken het belang van het individu, socialisten dat van de gemeenschap. De staat en haar leden zijn op elkaar aangewezen. Een dier is lid van zijn soort. In het dierenrijk is individualiteit slechts variatie. De mens is een “zelf”, een persoon, niet een “het” en zelfs niet een “hij” of een “zij” maar een “ik”, dat niet kan worden gemeten. Als weten meten is, dan kan ik ook mijzelf niet kennen. Het Oudgriekse aforisme "ken uzelf" is een nimmer te volbrengen opdracht.
Dit laat onverlet dat een mens gedurende zijn hele leven, van de wieg tot het graf, op vele manieren afhankelijk is van zowel zijn Mitwelt als zijn Umwelt. De mens is een onverbrekelijk, minuscuul deeltje van een oneindig groot geheel. Lieden met een groot ego zullen dit niet begrijpen; zij zullen dit zelfs ontkennen. De mens is echter niet geïsoleerd, ongebonden, vrij en zonder beperkingen. De door mensen voortgebrachte cultuur heeft een onuitwisbare invloed op hen.[xvii]
Plato, Aristoteles, Cicero, Augustinus, Thomas van Aquino, Machiavelli, Luther, Calvijn, Hobbes, Descartes, Spinoza, Locke, Montesquieu, hume, Rousseau, Kant, Adam Smith, de Federalisten, Paine, Burke, Hegel, Thorbecke, De Tocqueville, J.S. Mill, Marx, Spencer, Nietzsche, Durkheim, Max Weber, Sun Yat-sen, Lenin, Churchill, Mussolini, Hitler, Mao Zedong, Parsons, Rawls, Arrow, Foucault, Habermas, Gauthier, Amartya Sen, Robert Nozick, Randall Collins, Jeffrey Alexander en vele anderen hebben zich beziggehouden met de vraag hoe een staat dient te worden ingericht en bestuurd.[xviii]
“Recht” is etymologische verwant aan het Sanskriet-woord rta of rita dat orde betekent.[xix] Volgens de Rigveda verwijst “rta” naar het principe van de natuurlijke orde in het universum, naar de volgorde en correcte uitvoering van de offers en naar de morele orde waaraan mensen zich moeten houden. Later kwam het woord dharma hiervoor in de plaats.[xx] In Nederland spreken wij over de rechtsgeleerdheid of rechtswetenschap (study of law).[xxi]
In een rechtsstaat wordt de grondslag van statelijk gezag in het recht gelegd. De uitoefening van dit gezag in al zijn verschijningsvormen wordt onder de heerschappij van het recht geplaatst. De rechtsstaatgedachte is een reactie op de praktijk van absolute vorsten (zoals Lodewijk XIV). Het is een poging om willekeur te voorkomen en rechtszekerheid en rechtsgelijkheid te bevorderen. In een rechtsstaat worden burgers door wetten tegen de macht van de staat beschermd. Onafhankelijke rechters kunnen bij een conflict zonder aanziens des persoons oordelen en worden geacht de wetten te volgen. Vrouw justitia is immers geblinddoekt! Een rechter kan bij overtredingen sancties opleggen die wettelijk geregeld zijn. Niet alleen de rechtsonderhorige, maar ook de overheid is door wetten gebonden. In het Latijn wordt dit uitgedrukt met de spreuk “patere legem quam ipse fecisti” (onderga de wet die je zelf hebt gemaakt). Het is echter de vraag of/in hoeverre rechters in een rechtsstaat werkelijk onafhankelijk zijn en wat precies onder recht moet worden verstaan. Bovendien vraag ik mij af hoe landen waar de rechtsstaat zou heersen zich tegenover hun koloniën hebben gedragen.
Bij mijn weten is er geen staatshoofd of regering geweest die heeft getracht de willekeur in een kolonie te voorkomen en de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van alle onderdanen te bevorderen. Over het wangedrag van (het hoofd van) de Nederlandse regering ten opzichte van de bevolking in Nederlands-Indië heeft het NIOD onlangs een boekje opengedaan. Deskundigen op staatsrecht- of rechtsstaatgebied als Frits Korthals Altes, Herman Tjeenk Willink, Ernst Hirsch Ballin, Winnie Sorgdrager, Ben Bot, Piet Hein Donner, Jaap de Hoop Scheffer, Maarten Feteris, Thom de Graaf, Willibrord Davids, Geert Corstens, Dineke de Groot, Paul Cliteur, Frans Weisglas, Dorien Pessers, Hans Wiegel, Laurens Jan Brinkhorst, Frits Bolkestein, Jozias van Aartsen, Annemarie Jorritsma en Mark Rutte hoor je daar nauwelijks over, hoewel zij hun mondje anders goed weten te roeren of vaardig zijn in het voeren van een pen.
Relaties en relata
Wat Joanna Chiu ook niet ziet is het verschil tussen Chinese betrekkingen met Canada, Australië, Italië, Griekenland, Turkije, Rusland en de Verenigde Staten enerzijd (besproken in respectievelijk de hoofdstukken 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9) en de ontwikkelingen in deze landen (de relata) anderzijds. Dit is haar nauwelijks kwalijk te nemen, want het grote euvel van alle studies op het terrein van de internationale betrekkingen is nu juist dat betrekkingen tussen landen worden losgekoppeld van de ontwikkelingen in of van deze landen. Spreken of schrijven over de Amerikaan-Russische of Amerikaans-Chinese betrekkingen op politiek, juridisch, militair, economisch, financieel of cultureel gebied, bijvoorbeeld, heeft weinig zin wanneer geen rekening wordt gehouden met de onderling nauw samenhangende politieke, juridische, militaire, financiële en culturele ontwikkelingen van de betrokken landen, en andersom.[xxii] Dit brengt mij bij het vraagstuk dat in mijn boek Comprehending the Complexity of Countries: The Way Ahead (Springer, 2022) uitvoerig wordt behandeld.[xxiii]
Slot
China over Grenzen: Een Nieuwe Wereldwanorde is een vlot (misschien wel te vlot) geschreven boekje dat op de koffietafel moet liggen of in een kiosk verkrijgbaat moet zijn, maar niet in een wetenschappelijke bibliotheek thuishoort. Er staan veel wetenswaardigheden en interessante dingen in, dingen die ik niet wist. De schrijfster heeft echter de neiging in details te treden die niet ter zake doen. Wetenschappelijkheid vereist o.m. het maken van abstracties, het innemen van een hogere, meer algemene positie. Gedetaillerde beschrijvingen van appels, peren, pruimen, bananen, bosbessen, aardbeien, kersen, druiven, kiwi’s, sinaasappels, perziken en mango’s vertellen ons weinig over de eigenschappen van fruit (in tegenstelling tot bijvoorbeeld vlees- of zuivelproducten).
Natuurlijk, empirische beschrijvingen zijn nodig, maar deze dienen hand in hand te gaan met een theoretische conceptie. Zoals de oude Romeinen al zeiden: “Praxis sine teoria sicut currus sine via” (praktijk zonder theorie is als een renwagen zonder baan).
Bovendien zijn de informatiebronnen die Joanna Chiu gebruikt tweede- of zelfs derdehands. Kranten zijn, dat moet zij toch weten, onbetrouwbaar, ook de New York Times of de Washington Post. Een kritische houding ten opzichte van Westerse media ontbreekt helaas in het boek.
Het werk dient derhalve met grote voorzichtigheid te worden gelezen. Het gaat voorbij aan wat historisch echt belangrijk is en, althans in mijn ogen, essentieel is. Het boek leent zich uitstekend om in de bus of in de trein te worden gelezen, maar is minder geschikt wanneer de lezer wil worden geïnformeerd over zaken in het Verre Oosten die van wezenlijk belang zijn.
In 1954 publiceerde Harvard University Press een boek met de titel China’s Response to the West. Het boek, samengesteld door Ssu-yü Têng en John King Fairbank, is verschillende malen herdrukt en betreft een groot aantal documenten die zijn verschenen in de periode 1839-1923, toen de Chinezen worstelden met de vraag hoe een passend antwoord op de Westerse uitdaging moest worden gegeven. Ironisch genoeg, zijn de rollen thans omgekeerd. Het Westen, dat begint te beseffen dat niet het Midden Oosten maar China de grote uitdaging is,[xxiv] zit met het land in de maag. Brussel en Washington zitten wat dit betreft niet op dezelfde lijn. Het Westen is verdeeld en dit speelt China in de kaart.
[i] De huidige weersvoorspellingen zijn redelijk betrouwbaar, maar recente ontwikkelingen in de cybernetica, wiskundige biologie, algemene systeemtheorie, statistische mechanica, catastrofetheorie, synergetica en de theorie omtrent complex adaptieve systemen hebben geleid tot tot een inzicht, waartoe zelfs Robbert Dijkgraaf, onze zelfverzekerde Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, nog moet komen. Ars Conjectandi (de kunst van het gissen), het meesterwerk van de Zwitsese wiskundige Jacob Bernoulli (1654-1705), is kennelijk aan zijn aandacht ontsnapt. Zie Elart von Collani, “2005: The Jacob Bernoulli Year”, Stochastics and Quality Control, 20:2 (oktober 2005), blz. 155-169 en Jacob Bernoulli, The Art of Conjecturing, vertaling door Edith Sylla (Johns Hopkins University Press, 2006).
[ii] Ik noem slechts de boeken van Leften Stavrianos, David Christian, Merry Wiesner-Hanks, Craig Benjamin, Jürgen Osterhammel, Andrey Korotayev, Leonid Grinin, David Baker, Fred Spier, John Mears, Eric Chaisson, Ken Baskin, Dmitri Bonkarenko, Esther Quaedackers, Cynthia Brown, Ken Gilbert, Barry Rodrigue, Tracy Sullivan, William McNeill, Robert McNeill, Carroll Quigley, Jerry Bentley, Peter Stearns, Patrick Manning, Dominic Sachsenmaier, Peter Frankopan, Robert Tignor, Felipe Fernández-Armesto, Noel Cohen, Tonio Andrade, Manfred Mai, Frank Welsh, Laurent Binet, Yuval Harari, Sari Hanafi en Richard Haass, om maar te zwijgen over Hegel, Oswald Spengler of Arnold Toynbee.
[iii] De “theory of everything” (aka “unified field theory or master theory”) waarmee natuurkundigen ons proberen te imponeren is slechts hypothetisch, denkbeeldig, gebaseerd op een idee waarvan nog moet worden bewezen dat het juist is. Natuurkundigen zijn lieden die enkel meten en tellen. “Weten is meten” luidt hun credo. Zij trachten de onmeetbare en entelbare geest tot materie te herleiden. Aan Albert Einstein wordt de uitspraak toegeschreven: “Not everything that can be counted counts and not everything that counts can be counted”. Een doordenkertje!
[iv] Ari van Assche, Loren Brandt, Tobias ten Brink, Gregory Chow, Jean-François Dufour, Ross Garnaut, Nicholas Lardy, Françoise Lemoine, Justin Lin, Thomas Lyons, Angus Maddison, Barry Naughton, Peter Navarro, Peter Nolan, Thierry Pairault, Dwight Perkins, Eswar Prasad, Louis Putterman, Thomas Rawski, Mary-Françoise Renard, Carl Riskin, Dani Rodrik, Hilton Root, Daniel Rosen, Scott Rozelle, Terry Sicular, and Sven Woogt, om slechts enkele geleerden te noemen, hebben hun plasje over dit ingewikkelde onderwerp gedaan.
[v] Ik heb het hier nadrukkelijk niet over media correspondenten in China of een ander land, want hun kennis van het land is beperkt tot het weten van velerlei dingen (inplaats van – à la Plinius de Jongere – veel weten), zodat zij essentieel weinig verschillen van toeristen, die een land hebben bezocht en thuiskomen met allerlei verhalen.
[vi] De Zevenharige Oorlog, die van 1756 tot 1763 duurde, word gezien als “de eerste wereldoorlog”.
[vii] Kennedy´s boek wordt kritisch besproken door Gus Tyler, in Challenge, september-oktober 1988, blz. 60-64, en door Henry Nau, in Review of International Studies, oktober 2001, blz. 579–592.
[viii] Deze woorden worden aan Napoleon toegeschreven. Hij zou dit in 1816 hebben gezegd na lezing van het reisverslag van lord Macartney, die in 1793 een officieel bezoek aan keizer Qianlong bracht.
[ix] Zie Austin Coates, Macao and the British, 1637-1842: Prelude to Hong Kong (OUP, 1988).
[x] Aanvankelijk in Macau begraven, werd zijn stoffelijk overschot later opgegraven en in het Schotse dorp Ettrick met militair eerbetoon herbegraven. De naam (Lord) Napier zal weinigen iets zeggen, maar Napier stond aan de wieg van een internationaal conflict dat nog steeds voortduurt en waarvan de oplossing bepalend is voor de nieuwe wereldorde.
[xi] Zie Arthur Waley, The Opium War Through Chinese Eyes (Stanford University Press, 1958), Immanuel Hsü, The Rise of Modern China (OUP, 2000, hoofdstuk 8 en 9), John Gregory, The West and China since 1500 (Palgrave Macmillan, 2002), Travis Hanes en Frank Sanello. The Opium Wars: The Addiction of One Empire and the Corruption of Another (Sourcebooks, 2004), John King Fairbank en Merle Goldman, China: A New History (Harvard University Press, 2006, Deel II), Julia Lovell, The Opium War: Drugs, Dreams, and the Making of Modern China (Picador, 2011), The Opium Wars (2018),Miles Yu, ‘Did China have a chance to win the Opium War?’ (2018, online), Stephen Platt, Imperial Twilight: The Opium War and the End of China’s Last Golden Age (Vintage, 2019) en Opium Wars: A Captivating Guide to the First and Second Opium War and the History of the Qing Dynasty (2020). Nummer 467 (2020) van het sinds mei 1978 verschijnende maandblad L’Histoire (https://www.lhistoire.fr)is gewijd aan het thema “Les guerres de l’opium: Quand l’Angleterre et la France humiliaient la Chine”.
Voor Hong Kong, zie Colin Crisswell, The Taipans: Hong Kong’s Merchant Princes (OUP, 1981), Alexander Youngson (red.), China and Hong Kong: the Economic Nexus (OUP, 1983), Albert Yee, A People Misruled: Hong Kong and the Chinese Stepping Stone Syndrome (UEA Press, 1989), Yin-ping Ho, Trade, Industrial Restructuring, and Development in Hong Kong (Springer, 1992), Jung-Fang Tsai, Hong Kong in Chinese History (Columbia University Press, 1995), Suzanne Pepper, Keeping Democracy at Bay: Hong Kong and the Challenge of Chinese Political Reform (Rowman & Littlefield, 2008), Pui-yin Ho, Making Hong Kong: A History of its Urban Development (Edward Elgar, 2018), Steve Tsang, A Modern History of Hong Kong (Bloomsbury, 2019), Antony Dapiran, City on Fire: the fight for Hong Kong (Scribe, 2020), Albert Chen, The Changing Legal Orders in Hong Kong and Mainland China: Essays on “One Country, Two Systems” (City University of Hong Kong Press, 2021) en Nathan Law en Evan Fowler, Freedom: How we lose it and how we fight back (Bantham, 2021). Op het Internet is een lange lijst met artikelen over Hong Kong beschikbaar.
[xii] Niettemin is – mirabile dictu – een Chinese ambassadeur geaccrediteerd bij de regering van de Verenigde Staten. Een verdrag als dat tussen Spanje en Portugal (Verdrag van Tordesillas, 1494) is wellicht de oplossing om uit de impasse te geraken.
[xiii] See Edward Conze, Der Satz vom Widerspruch (1932), Mao Zedong, Máodùn Lùn (on contradiction) (1937), Henri Lefebvre, Le matérialisme dialectique (PUF, 1940), Gustav Wetter, Der dialektische Materialismus (Herder, 1952), Mao Zedong, Zhèngquè Chŭlĭ Rénmín Nèibù Máodùn Wèntí (the question about the correct handling of contradictions among the people) (1957), Zbigniew Jordan, The Evolution of Dialectical Materialism (Macmillan, 1967), Angus Taylor, “Dialectics of Nature or Dialectics of Practice”, Dialectical Anthropolgy, 4:4 (1979), pp. 289-308, Werner Meissner, Philosophy and Politics in China: The Controversy over Dialectical Materialism in the 1930’s (Stanford University Press, 1990), Terrell Carver (ed.), The Companion to Marx (CUP, 1991, pp. 275-295), Tadas Horie, Marx’s Capital and One Free World (Palgrave, 1991), Kaiping Peng and Richard Nisbett, “Culture, dialectics, and reasoning about contradiction”, American Psychologist, 54:9 (1999), pp. 741–754, Chenshan Tian, Chinese Dialectics: From Yijing to Marxism (Lexington, 2005), Tommi Juhan Hanhijärvi, Dialectical Thinking: Zeno, Socrates, Kant, Marx (Algora, 2015), Otto Laske, Dialectical Thinking for Integral Leaders (integral, 2015), Theodor Adorno, An Introduction to Dialectics (Polity, 2017) and Christoph Henning, Philosophie nach Marx (Transcript, 2019). In addition, visit the website of New Left Review (search for dialectical materialism) and https://doi.org/10.1080/14672715.1990.10413119.
[xiv] Zie John Gurley, China’s Economy and the Maoist Strategy (Monthly Review Press, 1976), Alexander Eckstein, China’s Economic Revolution (OUP, 1977) en Willem Joseph, “A Tragedy of Good Intentions: Post-Mao Views of the Great Leap forward”, Modern China 12:4 (oktober 1986), blz. 419-457. In haar bestseller Wild Swans (Harper Collins, 1991) legt Jung Chang (thans miljonair!) teveel nadruk op de zwarte zijde van Mao’s experiment. Zie Jonathan Fenby’s artikel “Storm rages over bestselling book on monster Mao” (4-12-2005, online). Jung Chang trok zich van de forse kritiek op haar eerste boek niets aan en schreef “met haar man” Jon Halliday, Mao: The Unknown Story (Anchor, 2005), een boek dat eveneens agressief in de markt werd gezet.
[xv] Zie Dingxin Zhao, The Confucian-Legalist State: A New Theory of Chinese History (OUP, 2015). Voor de invloed van de legalisten in China, zie o.a. Zhengyuan Fu, Autocratic Tradition and Chinese Politics (CUP, 1993), Sujian Guo, Post-Mao China: From Totalitarianism to Authoritarianism (Praeger, 2000), Xi Chen, Social Protest and Contentious Authoritarianism in China (CUP, 2011), Jessica Teets, Civil Society Under Authoritarianism: The China Model CUP, 2014) Suisheng Zhao (red.), Chinese Authoritarianism in the Information Age: Internet, Media,and Public Opinion (Routledge, 2018) en de serie “Uren met Chinese Denkers” in Civis Mundi, nummer 99 e.v.
[xvi] Ga naar https://iep.utm.edu/law-phil, https://plato.stanford.edu/entries/legal-positivism, https://plato.stanford.edu/entries/natural-law-theories en https://philpapers.org/browse/philosophy-of-law.
[xvii] Zie David Matsumoto (red.), Handbook of Culture and Psychology (OUP, 2001), Shihui Han en Ernst Pöppel (red.), Culture and Neural Frames of Cognition and Communication (Springer, 2011), Brady Wagoner e.a. (red.), Cultural Psychology and Its Future: Complementarity in a New Key (Information Age Publishing, 2014; eerste deel in de serie Niels Bohr Professorship Lectures in Cultural Psychology), Joan Chiao e.a. (red.), Handbook of Cultural Neuroscience (OUP, 2015), Kevin Laland, Darwin’s Unfinished Symphony: How Culture made the Human Mind (Princeton University Press, 2017), Joan Chiao, Philosophy of Cultural Neuroscience (Routledge, 2018), Dov Cohen en Shinobu Kitayama red.), Handbook of Cultural Psychology (Guilford, 2019) en het vrij toegankelijke tijdschrift Culture and Brain (maart 2013). Ga ook naar http://www.theicns.org, https://www.iaccp.org en https://plato.stanford.edu/entries/culture-cogsci.
[xviii] Zie Patrick Dunleavy en Brendan O’Leary, Theories of the State: The Politics of Liberal Democracy (Macmillan, 1987), Andrew Vincent, Theories of the State (Wiley-Blackwell, 1991), François Châtelet e.a. (red.), Dictionnaire des oeuvres politiques (PUF, 2001) en Helmut Anheier en Stefan Toepler (red.), International Encyclopedia of Civil Society (Springer, 2010).
[xix] Zie Émile Benveniste, Le vocabulaire des institutions indo-éuropéennes, deel II (Minuit, 1969, blz. 99-105). Ga ook naar https://www.iranicaonline.org en zoek naar: AṦA.
[xx] Zie Jan Gonda, “Het begrip dharma in het Indische denken”, Tijdschrift voor Philosophie 20:2 (1958), blz. 213-268, John Koller, “Dharma: An Expression of Universal Order”, Philosophy East & West 22 (1975), b lz, 133-144, Adam Bowles, Dharma: Disorder and the Political in Ancient India (Brill, 2007), Patrick Olivelle (red.), Dharma: Studies in its Semantic, Cultural and Religious History (Motilal Banarsidass, 2009) en Alf Hiltebeitel, Dharma: Its Early History in Law, Religion, and Narrative (OUP, 2011). Onder redactie van filosoof Jose Nandhikkar verschijnt in India (Bangalore) sinds 1975 het kwartaalblad Journal of Dharma en Springer publiceert sinds 2018 het tijdschrift Journal of Dharma Studies, gerdigeerd door theologe Rita Sherma. Ga ook naar https://danam-web.org.
[xxi] Zie Dennis Patterson (red.), Companion to Philosophy of Law and Legal Theory (Blackwell, 1999). Ga naar https://iep.utm.edu/law-phil en https://philpapers.org (vul in: law, philosophy of law en legal philosophy). Rechtsvergelijking, een onderdeel van de rechtsgeleerheid waarmee Aristoteles zich al bezighield en dat met de rechtsgeschiedenis is gelieerd, bestrijkt een immens terrein van onderzoek. Zie Jan Smits (red.), Elgar Encyclopedia of Comparative Law (Edward Elgar, 2014), de 17-delige International Encyclopedia of Comparative Law (Brill, 1981-1982) en The Chinese Journal of Comparative Law (2013 e.v.). Ga ook naar de website van de American Society of Comparative Law, de European Society for Comparative Legal History, de China Society of Comparative Law en de International Academy of Comparative Law. The Asian Journal of Comparative Law (2006 e.v) is the leading forum for research and discussion of the law and legal systems of Asia. Sinds 2018 verschijnt The Indian Yearbook of Comparative Law.
[xxii] Christian Reus-Smit en Duncan Snidal (red.), The Oxford Handbook of International Relations (OUP, 2010) en Frank Sauer en Carlo Masala (red,), Handbuch Internationale Beziehungen (Springer, 2017) zijn toonaangevende naslagwerken. Niemand, echter, van degenen die hiertoe een bijdrage hebben geleverd, wijst op het belang van het zien van het verschil van en de betrekking tussen relaties en relata.
[xxiii] Uitnodigingen om dit boek critisch te bespreken zijn met verwijzing naar een overvolle werkagenda meestal afgewezen.
[xxiv] Jodendom, Christendom en Islam zijn Abrahamitische, monotheïstische religies. Chinezen beroepen zich op het Boek der Veranderingen en gaan uit van de veronderstelling dat de wereld spontaan is ontstaan en dus niet van buitenaf is geschapen (deus ex machina), een veronderstelling die door steeds meer Westerse wetenschappers wordt beaamd. Bovendien is de Chinese taal niet te herleiden tot het Proto-Indo-Europees. Zie Richard Nisbett e.a., “Culture and Systems of Thought: Holistic versus Analytic Cognition”, Psychological Review, 108:2 (2001), blz. 291-310, Geoffrey Lloyd e.a., Ancient Geece and China Compared (CUP, 2018), Jean-Paul Reding, Comparative Essays in Early Greek and Chinese Rational Thinking (Routledge, 2019) en Hans Beck en Griet Vankeerberghen (red.), Rulers and Ruled in Ancient Greece, Rome, and China (CUP, 2021).