Een filosofisch corona-alfabet

Civis Mundi Digitaal #120

door Maarten Rutgers

Bespreking van het boek van René ten Bos: De coronastorm. Hoe een virus ons verstand wegvaagde, 2020

Als je, wellicht onbewust, filosofen uitdaagt kun je verwachten dat een van hen je van repliek dient. Voor René ten Bos, filosoof en voormalig Denker des Vaderlands, was de directe aanleiding om De coronastorm. Hoe een virus ons verstand wegvaagde[1]te schrijven, de uitlating van minister-president Mark Rutte “tijdens een persconferentie op 22 april (2020) dat we moesten stoppen met filosoferen.” Een slecht idee vond Ten Bos. En dus kwam hij met “een directe reactie op Ruttes stupide opmerking”, dit boekwerkje dat hij meteen groots in een filosofische traditie plaatste.

Het eerste filosofische woordenboek, later gevolgd door andere, werd geschreven door Voltaire, de Franse schrijver-filosoof. Zijn Dictionnaire Philosophique werd wereldberoemd. Ten Bos gaat op een soortgelijke manier te werk. Op alfabetische volgorde ordent hij in zijn “kleine filosofische corona-alfabet” 26 lemma’s, die hij op zijn eigen speelse wijze met enige onderkoeldheid en satire uitwerkt. Hier volgt hij Voltaire, die vond dat “het woordenboek de lezer amuseren en ergeren moest.” Echter “het moest de lezer in tijden van crisis ook enig houvast bieden.

 

 

Al in de inleiding signaleert Ten Bos  dat het enige tijd duurde voordat “de langslapers”, de filosofen, “als jonge honden over elkaar heen buitelden. Een ware ideeënorgie barstte los”, waarvan hij er enige nader beschouwt. Hier slechts één, de Franse filosoof Michel Onfray (*1959) wijst erop “hoezeer het virus onze logica ondermijnt”, want de Franse president Macron riep dat “het virus geen grenzen kent en dus herstelt men grenzen.”

Het woordenboek werd door Ten Bos in korte tijd geschreven en verscheen al in juni 2020. Hij geeft zelf aan dat “we leven in historische tijden. Pas over een tijd gaan we echt zien wat de gevolgen zijn.” Hij spreekt over een “vloeibare legpuzzel”, waarbij “een woordenboek een mogelijk begin is” van het leggen van de puzzel. Nu bijna twee jaar later is er wellicht een moment om terug te kijken en te constateren dat het alfabet vernieuwd moet worden, geheel, ten dele of ook niet.

 

Alfabet

Om alle letters te gebruiken moet Ten Bos zich hier en daar in bochten wringen. Wat te denken van ‘Just in time’, met als ondertitel ‘Logistieke vermageringswaan’. Hier wordt kritiek geuit op de manier waarop vele bedrijven georganiseerd zijn. De relatie met de pandemie, namelijk in de verschillende delen van de gezondheidszorg onvoldoende voorraden van essentiële zaken en problemen met de aanvulling ervan, komen minder uit de verf. Het was echter een mooie aanleiding geweest een volstrekt in onbruik geraakt woord uit de scheepswereld en wij zijn een maritiem georiënteerd land, een nieuwe start te geven. ‘Jurrie’, een woord dat veelal in verbinding met een ander woord gebruikt wordt om een noodvoorziening aan te geven. Wat was nu passender geweest bij het onderwerp van onvoldoende noodvoorraad dan dit ouderwetse woord om wille van het alfabet te gebruiken?

Bij het lemma ‘Kudde’ wringt de schrijver zich in heel veel bochten. Was “Kiezen’ of ‘Keuze’ niet handiger geweest? Ook bij ‘Rommel’ komt de vraag of bijvoorbeeld ‘Risico” niet meer mogelijkheden had geboden om dichter bij het onderwerp te blijven. Bij ‘Swabs’ gaat het alleen maar over testen, maar de T was al vergeven aan ‘Troost’. Wellicht zou ‘Soulaas’ of ‘Steun’ gepast hebben, waardoor bij de T testen beter uit de verf kwam. Of wellicht is bij T nog beter ‘Track-en-trace’ als titel van het lemma.

Het lijkt er ook sterk op dat Ten Bos met de U in zijn maag zat. Hij kiest uiteindelijk voor het Duitse woord ‘Unheimlichkeit’ en komt met een ultrakort, in mijn ogen niet passend, verhaal. ‘Uitslag’ was simpel geweest en had beslist een bij de pandemie passende beschrijving gevonden. Bij de Y wordt het nog doller en krijgen we ‘Yankee’ voorgeschoteld. Toegegeven het is niet eenvoudig hier iets te vinden, maar het was toch al de tijd van staatjes en grafieken, waarom niet voor ‘Y-as’ gekozen? Het had tot vele nieuwe mogelijkheden geleid. Daarentegen is bij de X is de vondst om over ‘Xenofobie’ te schrijven goed gevonden.

Het is onmogelijk hier alle lemma’s te bespreken, maar er is een enkele die eruit springt en er om vraagt aan de orde gesteld te worden.

 

Coronafascisme

We vinden twee lemma’s waarin fascisme expliciet aan de orde komt. In het allereerste lemma onder A vinden we ‘Angst’, waarbij dit volledig gekoppeld wordt aan het begrip fascisme, hetgeen dan tot coronafascisme wordt. Verrassend komt fascisme nog eens terug onder de F met als titel ‘Fascist’. Niet alleen uit de inhoud, maar ook uit het simpele feit dat het tweemaal behandeld wordt, moet worden afgeleid dat de auteur het van het groot belang vindt om de pandemie in verband te brengen met het fascisme. Ook in andere lemma’s worden elementen gevonden die als fascistisch gerekend kunnen worden. Wel speelt een rol dat fascisme voor velerlei uitleg vatbaar wordt geacht en daarmee een toerekening eraan altijd aanleiding kan zijn tot discussie.

Ten Bos is hier ook op aangesproken. In een interview[2] met Peter Henk Steenhuis zegt hij: “Fascisme is een fenomeen dat tal van verschillende gedaanten heeft gekend: antisemitisch of niet, futuristisch of conservatief, racistisch, vrouwonvriendelijk, nationalistisch of wetenschappelijk, maar dat allemaal ook weer lang niet altijd.” En bij navraag: “Toch wel. Ik zie het fascisme als een mengelmoes waarin gemoedstoestanden samenkomen: angst, hang naar oorlogstaal, geloof in een oplossing door zinnen uit te spreken als: ‘Zoals we nu leven gaat het niet langer’.

In de coronacrisis is sprake van een fascisme zonder dat er fascisten zijn.” In het woordenboek formuleert hij het als volgt: “Ik zie het coronafascisme als een uitermate diffuus fascistisch syndroom … Het duidt op een herleving van bepaalde kenmerken van het fascisme zonder dat er fascisten zijn, ...”

Robert A. Paxton (*1932), emeritus-hoogleraar politieke wetenschappen van Columbia University en bekend autoriteit op het gebied van fascisme, schrijft in The Anatomy of Fascism[3] dat “fascisme meer een doctrine van gevoelens is dan van gedachten.” Hier past de uitspraak van Ten Bos: “fascisme is profiteren van de jeuk”. Meer serieus vinden we in De Coronastorm een aantal elementen op basis waarvan Ten Bos tot zijn conclusie komt. Het gaat hier om “de overtuiging dat het altijd oorlog is zolang de vijand onder ons is; een emotionele afkeer van burocratieën; een vertrouwen in leiderschap en charisma als een plausibel alternatief; het gevoel dat de ondergang nabij is en nog nauwelijks afgewend kan worden; de ervaring van deemoediging die koste wat het kost gecompenseerd moet worden.” En niet in het minst gaat het over “in- en uitsluitingsmythen (wie hoort bij ons en wie niet?).”

Ook voor historicus Daniël Knegt, die recent een beknopte inleiding[4] publiceerde over fascisme, speelt het erbij horen of niet een rol. In een interview[5] spreekt hij erover dat er in het fascisme altijd “vijanden van het volk” zijn, evenals “een out group; oppositie is tenslotte niet legitiem, maar verraad.”

Voor de goede orde, Ten Bos is niet van mening dat we binnenkort door fascisten bestuurd zullen worden. Dit misverstand wil hij zeker niet laten ontstaan, maar er zijn wel degelijk vele elementen die je fascistisch kunt noemen in deze pandemietijd. Hij schreef dit in de beginfase, maar het lijkt er niet op dat het minder geworden is, integendeel.

Uiteindelijk komt toch bij hem als zeer belangrijk naar voren: angst, zoals ook het lemma heet. Hij sluit het af met “Het (coronafascisme) parasiteert op angsten die we allemaal hebben.” In het lemma ‘Fascist’ gaat hij in op geweld dat hierbij hoort, ook geweld dat (nog) onduidelijk is. Coronafascisme “is het soort fascisme dat geen enkele pretentie lijkt te hebben om de macht te grijpen, maar juist daardoor de macht kan grijpen. Het coronafascisme is fascisme zonder fascisten.” En verder, “het baseert zich op een merkwaardig soort expertisevertrouwen.”

In de pandemie zijn we in oorlog met het virus, aldus de retoriek. Dit vraagt om leiderschap, om regie. We hebben helden nodig en leiders. “Wij moeten achter onze leiders gaan staan.” Maar ook de oproep dat we het samen moeten doen past hierbij. De collectiviteit gaat boven het individu. Samen zijn we het slachtoffer en daarmee geven we onze individuele rechten op, al dan niet vrijwillig. Ook bij Paxton zijn dit elementen die thuis horen bij fascisme.

 

Overwegingen

Ten Bos hoopt dat anderen zijn werk als aanzet zien om het verder uit te bouwen. Daar is niets van terecht gekomen. Kritiek is er geweest en instemming, maar geen aanvulling. Dat is ook wel te begrijpen. Het is niet iedereen gegeven te schrijven zoals Ten Bos. Humor, satire en meer diepzinnige gedachten wisselen elkaar af. Het is een lastig te kopiëren mix van kritische kanttekeningen, losse flodders en nadenkmomenten.

Maar wat is nu de afdronk van dit “woordenboek”?

De algemene indruk is dat het te haastig in elkaar gedraaid is. En toch zijn er mooie beschrijvingen en gedachten te vinden. Het is echter wel wat zoeken. Laten we daarbij echter niet vergeten dat het gemakkelijk is vanaf de zijlijn bijna twee jaar later kritiek te hebben. Maar toch is er een aantal onvolkomenheden, die in willekeurige volgorde benoemd worden:

  1. De auteur heeft zichzelf in de nesten gewerkt door een soort filosofisch woordenboek te willen schrijven. Dit betekende alle letters van het alfabet gebruiken. Hierdoor zijn er lemma’s met de haren bijgesleept.
  2. De auteur schreef het werk in de beginfase van de pandemie en in korte tijd. Langer nadenken had in een aantal lemma’s een betere inhoud mogelijk gemaakt. Zijn oproep dat het een aanzet is verzoet dit enigszins. Het effect bleef uit.
  3. Ook Voltaire’s Dictionnaire philosophique is veelal meer een encyclopedie dan een woordenboek. Ten Bos’ woordenboek kent dan wel de systematiek ervan, maar heeft soms meer weg van een ratjetoe door de sterk wisselende relatie van de lemma’s met de pandemie en de inhoudelijke behandeling van de onderwerpen. Zelf geeft hij dan ook in zijn ‘Nawoord’ aan dat deze werkwijze als nadeel heeft dat “er natuurlijk geen heldere lijn in de tekst zit.” Een ‘understatement’!
  4. De ondertitel ‘Hoe een virus ons verstand wegvaagde’ suggereert meer dan de inhoud waarmaakt. De auteur maakt in sommige lemma’s wel duidelijk dat er over onderwerpen anders te denken valt en er wellicht ook betere gedachten te vinden zijn. De slaafse manier waarop wij bijna als kippen zonder kop alle maatregelen, zeker in de beginfase, opvolgden en ondergingen pleit wel meer voor de ondertitel. Hier komt ook de angst weer om de hoek kijken. En angst belemmert rustig nadenken.

 

Tot slot

Ook twee jaar later is het de moeite waard de gedachten van de auteur als reactie op de opmerking over filosoferen van Rutte te lezen. De opmerking past wonderwel bij een eerdere uitspraak van de Minister-president. In de H.J. Schoo-lezing op 2 september 2013 zei hij al in de tweede en derde zin het volgende: “… en allereerst de olifant die daar in de hoek staat een hand geven. U hebt hem vast ook zien staan. ‘VISIE, staat er in hoofdletters op.” En later nog, hoewel de annalen daar niet duidelijk over zijn wat hij precies gezegd heeft, iets in de geest van: “voor visie moet je bij de oogarts zijn.” De woordkeus van de Minister-president is niet altijd gelukkig gekozen, zoals hij intussen ook zelf toegeeft. Ten Bos heeft de handschoen opgenomen, zoals velen hem voorgingen met betrekking tot de visie-opmerkingen, en is aan het filosoferen gegaan. En dat levert fraaie gedachten, maar ook ergernis op.

Het goede is dat het vele recensenten, overigens niet in deze bespreking aan de orde gesteld, aanleiding heeft gegeven commentaar te leveren. En daar was het Ten Bos ook om te doen. Hij roept op tot nadenken. Het dwingt tot nadenken. Dat hij dit ook doet door te ergeren is een bewuste keuze. Nadeel is dat een enkeling zo geërgerd raakt dat hij het boek terzijde legt. Meer nadenken moeten we volgens hem zeker. We laten het liggen. En dat is er sinds hij De Coronastorm schreef niet veel beter op geworden. Sluipenderwijs is het coronafascisme, het fascisme zonder fascisten, toch onder ons gekomen. Voor je het weet laten we ons gewillig naar de slachtbank leiden.

We waren gewaarschuwd!

 

Noten


[1]   Bos R. ten: De coronastorm. Hoe een virus ons verstand wegvaagde, Boom, Amsterdam 2020

[2]      Steenhuis P.H: ‘In de coronacrisis is sprake van fascisme zonder dat er fascisten zijn’. Interview met René ten Bos. Trouw 23 juni 2020

[3]   Paxton R.A: The Anatomy of Fascism. Alfred A. Knopf, New York 2004

[4]   Knegt D: Fascisme. Elementaire deeltjes 77. Atheneum, Amsterdam 2022

[5]      Jong S. de: Beleven we een herleving van het fascisme? Interview met Daniël Knegt. NRC 9 januari 2022