Politieke versnippering van de onvrede

Civis Mundi Digitaal #120

door Erik Jansen

Bespreking van Josse de Voogd en René Couperus, Atlas van afgehaakt Nederland, over buitenstaanders en gevestigden. Kennisbank Openbaar Bestuur, 2021.

Het is nog maar drie jaar geleden dat Forum voor Democratie bij de Statenverkiezingen van maart 2019 voor even de grootste politieke partij in Nederland was. Nu is de partij in de peilingen weer teruggezakt naar een paar zetels. Het is één van de vele fluctuaties in het politieke landschap sinds de Fortuijn-revolutie van 2002. Er zijn diverse nieuwe partijen op de flanken ontstaan uit onvrede met de bestaande middenpartijen. We hebben het dan over de PVV, Denk, 50Plus, FvD, JA21, PvdD, BBB, BIJ1, etc. Veel van de kiezers op die partijen zijn ‘afgehaakt’ van de Haagse politiek en hun stem op deze nieuwe partijen kan worden opgevat als een proteststem en uiting van politieke onvrede.

In het rapport Atlas van Afgehaakt Nederland analyseren Josse de Voogd en René Couperus de geografische spreiding van de politieke onvrede. Ze kijken dan met name naar de tegenstelling tussen de gevestigde partijen en de nieuwe partijen, die zij buitenstaander partijen noemen. Zij vinden drie typische regionale patronen: een concentratie van hoogopgeleiden rond de universiteitssteden met een sterke voorkeur voor de progressieve partijen (de green-belt), de traditionele protestant-christelijke cultuur in het midden van het land (de civic-belt als bredere versie van de bible-belt) met een voorkeur voor de confessionele partijen, en als de derde categorie, de ‘periferie’: de oude wijken in de grote steden, de oude provinciale industriesteden, en de krimpregio’s, waar de buitenstaander partijen dominant geworden zijn.

De auteurs doen ook een poging tot een duiding waarbij factoren als opleiding, cultuur en gezondheid een rol spelen.

 

 

Balans tussen gevestigde partijen (licht) en buitenstaander partijen (donker)
(fig. 24 in Atlas, p.75)

 

Gevestigde partijen en buitenstaander partijen

Drie van de vele visualisaties uit het rapport zijn hier overgenomen. Het eerste kaartje toont de balans tussen de gevestigde partijen en de buitenstaander partijen. De gemeentes met een overwicht van gevestigde partijen hebben een lichte kleur gekregen, terwijl de gemeentes met een groot aandeel buitenstaander partijen een donkere kleur vertonen. Een brede band in het midden van Nederland laat een lichte kleur zien. Dat heeft twee redenen. Ten eerste, de concentratie van hoogopgeleiden rond de universiteiten en kenniscentra. Zij stemmen vooral VVD, D’66 en GroenLinks. Ten tweede, de overwegend protestant-christelijke regio’s met een duidelijke steun voor de gevestigde confessionele partijen CDA, CU en SGP. Helaas is het onderscheid tussen deze twee groepen niet zichtbaar. Daarvoor had het kaartje drie kleuren moeten hebben, om onderscheid te kunnen maken tussen de de progressieve partijen, de confessionele partijen, en de buitenstaander partijen.

Overigens is de indeling die Josse en Couperus maken enigszins arbitrair, want de SP is in hun indeling een buitenstaander partij, omdat die partij niet snel regeringsverantwoordelijkheid zal nemen, ook al zit deze partij al jaren in de Eerste en Tweede kamer. Verder zijn de Partij van de Dieren en Volt ook als buitenstaander partij gelabeld. Die zijn wel nieuw, maar zijn toch minder een representant van de politieke onvrede. Maar goed, het is duidelijk dat de buitenstaander partijen ruim vertegenwoordigd zijn in de oude wijken, de oude industriesteden, en in de krimpregio’s. Echter voor Forum voor Democratie geldt dit weer niet. Deze partij was op haar hoogtepunt breder gespreid en ook aanwezig in de universiteitssteden.

 

Achtergronden

In de Atlas worden een aantal determinanten geanalyseerd en gevisualiseerd. We noemden al de concentratie van hoogopgeleiden rond de universiteitssteden. Een overwicht aan laagopgeleiden vinden we vooral terug in de donkere regio’s. Echter in de regio’s met een sterke christelijke achterban vinden we ook veel middel- en laagopgeleiden, zonder dat dit leidt tot armoede en uitsluiting. Mogelijk dat deze traditionele protestantse regio’s een sterk werkethos, een solidaire gemeenschap en een loyale houding tegenover de overheid hebben behouden. Of dit zo blijft is natuurlijk de vraag. Mogelijk dat BBB hier kan ‘inbreken’.

In de donkere gebieden vinden we een hoge concentratie van gezondheidsproblemen, obesitas, arbeidsongeschiktheid, langdurige werkeloosheid, bijstand, eenzaamheid, en een gering vertrouwen in de medemens. Dat zijn de gebieden waar de traditionele arbeiderscultuur en de katholieke cultuur verloren zijn gegaan. De correlatie van politieke onvrede met een slechte gezondheid is zelfs sterker dan de correlatie met de economische component. De auteurs zien de gezondheid dus niet alleen als een gevolg van de economische deprivatie maar ook als een zelfstandige determinant van de onvrede. Dat zou kunnen worden geïnterpreteerd als dat een slechte gezondheid en obesitas tot een laag zelfbeeld en sociale isolatie leidt, dat op zijn beurt niet bijdraagt aan de zelfredzaamheid.

 

Verschuiving van het onbehagen naar de periferie

De buitenstaander partijen zijn in hoge mate de spreekbuis van rechts-populistisch Nederland. De auteurs zien over de afgelopen decennia wel een regionale verschuiving van dit sentiment van de oude wijken in de grote steden (waar de immigratieproblematiek speelde), naar de nieuwe overloopgebieden, de oude industriële centra, en naar het zuiden. Nu lijkt een volgende fase in te treden, waarin het zwaartepunt steeds meer op het platteland en de periferie komt te liggen. De proteststem gaat dan nauwelijks meer over de immigratie maar meer over het verdwijnen van publieke voorzieningen en het verval van de sociaal-culturele gemeenschappen. Factoren die ook in de steden wel spelen want boodschappen doet men niet meer bij de buurtsuper en men kijkt ook even makkelijk Netflix, maar het platteland is waarschijnlijk meer afhankelijk van de eigen sociale en culturele voorzieningen dan de steden waar meer commerciële alternatieven beschikbaar zijn. Met de toenemende centrum-periferie tegenstelling evolueert de politiek kaart van Nederland volgens de auteurs naar een patroon dat zich in steeds meer landen manifesteert. Een patroon waarbij de traditionele links-rechts tegenstelling in belang afneemt, en waarbij nieuwe tegenstellingen rond de mondialisering van de economie en arbeidsmarkt op de voorgrond komen te staan.

 

Gepolariseerd Nederland

De auteurs constateren een toenemende segregatie tussen hoog- en laagopgeleiden. Bijgaand kaartje laat de spreiding van de hoogopgeleiden zien. De clustering is vooral rond de universiteitssteden. Zij stemmen overwegend VVD, D’66 en GroenLinks en hebben een mondiale oriëntatie.

Sinds de opmars van het hoger onderwijs is het onderling trouwen (homogamie) van hoogopgeleiden gestegen naar 85%. Dat gaat gepaard met een trek van kansrijke jongeren uit de provincie naar de steden. Dat laat het platteland achter met een afnemend cultureel en sociaal kapitaal. In de geglobaliseerde economie zijn de hoogopgeleiden kansrijker in het verwerven van goede banen en kunnen ook de concurrentie op de woningmarkt beter aan. Ze zijn ook minder aangewezen op de sociale gemeenschapsstructuur en zijn meer zelfredzaam en gezonder. Dit alles komt ook tot uiting in hun tevredenheid met het eigen leven en met de politiek. Zie bijgaand diagram. De horizontale as geeft de tevredenheid met het eigen leven op basis van gezondheid en inkomen. De verticale as geeft de score op de bewering: “het gaat met Nederland de goede kant op”. De PPV-stemmer scoort op beide schalen laag, terwijl de VVD-stemmer op beide aspecten zeer tevreden is.


Percentage hoogopgeleiden (fig. 1 in Atlas, p.21)

 

De positie van de confessionele partijen

Het kan goed zijn dat het kaartje dat de spreiding van de hoogopgeleiden aangeeft de toekomstige  verdeling laat zien tussen de gevestigde en buitenstaander partijen. Dat zou dan met name het geval zijn als de regio’s die nu globaal zijn aangeduid als de civic-belt of burgerschapszone hun karakter zouden verliezen en meer zouden gaan lijken op de andere plattelandsregio’s. Dat zou kunnen leiden tot een teloorgang van de confessionele partijen.

Gelijktijdig laat de mate van tevredenheid in de protestants-christelijke regio’s zien dat het opleidingsaspect niet dominant hoeft te zijn en dat dankzij een levende gemeenschapscultuur ook in een economisch mindere situatie de mensen toch tevreden kunnen zijn met hun eigen leven en met de samenleving. Dit ethos zou je alle ‘afgehaakten’ toewensen. Het is alleen niet duidelijk hoe je dit ook voor de andere regio’s kunt bereiken (als het al beklijft in de burgerschapszones).

 

Tevredenheid met eigen leven op basis van gezondheid, welzijn en welvaart (horizontale as), en de tevredenheid met de politiek (verticale as). Figuur 9 uit de Atlas, p. 38. Gebaseerd op SCP Burgerschapsperspectieven, 2018, p. 14.

 

Het belang van een goede gezondheid

Zoals gezegd onderkennen de auteurs de onvrede met de eigen gezondheid als een belangrijke determinant voor de politieke onvrede. Zij sluiten zich aan bij de Raad voor Volksgezondheid die vindt dat de gezondheidsproblematiek nu nog te veel als een persoonlijke verantwoordelijkheid wordt opgevat en nog te weinig wordt erkend als een gevolg van de maatschappelijke ongelijkheid. Net als Rosanvallon (zie bespreking in dit CM-nummer) halen zij de verbeteringen in de 19e eeuw aan die bereikt zijn in de sociale kwesties door praktische maatregelen op het gebied van riolering, drinkwatervoorziening en volkshuisvesting. Zo zou ook onze verzorgingsstaat de condities moeten verschaffen voor een goede gezondheid. Hoe die structuurverbeteringen in de verzorgingsstaat er dan uit moeten zien blijft echter onduidelijk. Een deel van de gezondheidsproblematiek wordt mede veroorzaakt door een gebrek aan beweging, slechte voeding, individualisering (scheidingen), vereenzaming, stress, etc. Factoren waar de persoonlijke vrijheid en eigen keuze mede een rol spelen en waar maatschappelijke voorzieningen niet eenvoudig op kunnen inspelen.

 

De groeiende ongelijkheid

Nederland is nog behoorlijk egalitair maar de verschillen tussen de wijken in de steden en de regio’s in het land groeien wel. Maatschappelijke veranderingen pakken, afhankelijk van opleiding, inkomen, gezondheid en mobiliteit, heel verschillend uit. De auteurs tonen via de kaartjes in hun rapport overduidelijk aan dat de keuze voor de buitenstaander partijen sterk correleert met een lage opleiding, een laag inkomen, en veel bestaansonzekerheid, en dat de keuze voor VVD, D’66 en GroenLinks sterk correleert met een hoge opleiding en een hoge tevredenheid met de eigen positie en het land. Het laat duidelijk de ruimtelijke segregatie zien tussen de ‘bruisende’ regio’s en de krimpregio’s. Regio’s, steden en wijken waar minder sociaal-, economisch- en cultureel kapitaal aanwezig is, slagen er minder in zich te voegen in de mainstream-ontwikkeling van Nederland.

Het beeld dat hier wordt gegeven sluit aan bij eerdere rapporten zoals het rapport De veranderende geografie van Nederland (2015) van Pieter Tordoir, Ate Poorthuis en Piet Renooy, en het SCP-rapport Verschil in Nederland (2014). Ook zijn er regionale studies zoals het Brabantkennis rapport Mind the Gap, Hoe gelijk zijn we nog in Brabant? (2016) van Roderik Ponds, Gerard Marlet en Clemens Woerkens.

De problematiek van de ongelijkheid komt ook ter sprake in het recente boek van Sjoerd Beugelsdijk, De verdeelde Nederlanden, zie de bespreking in CM#118, in Hans Boutellier, Het nieuwe westen, zie de bespreking in CM#118, in Coos Huijsen, Ode aan het klootjesvolk, zie bespreking CM#113, en in Michael Sandel, De tirannie van verdienste, zie de bespreking in CM#107.

Dat het niet eenvoudig zal zijn hier een remedie voor te vinden blijkt wel uit het feit dat het niet alleen om een economische structuurverandering gaat ten gevolge van de kennisintensivering en globalisering, maar ook om technologischeen sociale  veranderingen in de vorm van individualisering en mobiliteit. De traditonele gemeenschapsverbanden zijn daar weinig tegen bestand.