Civis Mundi Digitaal #121
Politiek rechts en de liberalen in Frankrijk – en niet alleen in Frankrijk – hameren erop: de staatsschuld, enorm toegenomen sinds de pandemie, moet via de belastingen afgelost worden. In werkelijkheid is dat slechts één keer in het Westen gebeurd en wel in het Britse koninkrijk na de Napoleontische oorlogen.
Maar boekhoudkundige vanzelfsprekendheden worden in de geschiedenis zelden toegepast. In het bijzonder wanneer het gaat over het geld van de schatkist. De Franse staatsschuld van 2800 miljard euro begint nu bij veel burgers echt angst te veroorzaken! Deze schuld zal toch eens via de belastingen in de directe toekomst afgelost moeten worden. Logisch nietwaar? Nee, toch niet helemaal. Sinds een eeuw verlicht Frankrijk de last van zijn schuld door middel van inflatie. Net zoals voor een huishouden legt een van tevoren vastgelegde te betalen geldsom zware lasten op het budget in het eerste jaar, maar in de loop van de geldontwaarding verliest het bedrag van de overeenkomst zijn waarde en verandert het in zogeheten apenmunt. Een Frans voorbeeld: Het moeten betalen van 100 franc aan je bank in 1945 kostte nog maar de helft in 1960. De pineut is de schuldeiser, niet de belastingbetaler. En het moet gezegd worden dat zelfs de meest pietluttige landen als Duitsland deze naar mijn idee aanbevelenswaardige manier om hun schuld terug te betalen toepassen.
Slechts één keer in de geschiedenis werd de belastingbetaler te hulp geroepen om de publieke schuld af te lossen. Dat was het geval in Groot-Brittannië, direct na de Napoleontische oorlogen. Het land verliet als overwinnaar de slag bij Waterloo, maar bleef achter met een enorme schuld. In 1815 bedroeg deze 250% van zijn bruto binnenlands product (twee keer zo hoog als de huidige staatsschuld van Frankrijk). Hoe deze schuld af te lossen? Zoals zo vaak stonden hier twee « scholen » recht tegenover elkaar. De « inschikkelijken » wilden er de tijd aan geven en voorzagen allereerst de vroegere soldaten als functionarissen van Hare Majesteit aan te nemen met het risico de publieke rekeningen nog wat meer te verslechteren. « Geen sprake van! » kaatsten de « onverbiddelijken » terug. Allereerst moest de staatsschuld afgelost worden om het vertrouwen, ook het vertrouwen in de sterling te herstellen, dus moesten de belastingen verhoogd en de uitgaven beheerst worden. Zij bepaalden het beleid en zo waren de geïnde belastingen van 1815 tot 1914 een stuk hoger dan de lopende uitgaven van de Staat.
Wat was het resultaat? Op papier was deze eeuw van het Victoriaanse Engeland de « gouden eeuw ». Maar als je een en ander van wat dichterbij bekijkt, was deze « gouden eeuw » met een vrijwel niet bestaande inflatie niet voor iedereen. De burgerlijke, industriële en rentenierende « gentry » eigende zich het leeuwendeel toe. De arbeidersklasse moest met uiterst schrale salarissen maar zien te overleven en landeigenaren hadden grote moeite met de export van hun producten wegens een veel te hoog genoteerde pond sterling.
In historici veranderde economen vragen zich nog steeds af of deze Britse strategie wel goed onderbouwd was. In een zeer doorwrocht artikel van de in de geschiedenis van Engeland gespecialiseerde historicus François Crouzet in de « Revue du Nord » (1972) die alle studies over dit onderwerp erbij betrok, slaagde hij er niet in een duidelijk antwoord op deze vraag te geven. Volgens de econoom Jean Marczewski bedroeg de economische groei tussen 1815 en 1913 per Brit 1,3% tegen 1,2% per Fransman. Volgens de in de geschiedenis van de economie gespecialiseerde historicus Maurice Lévy-Leboyer nam de Engelse industriële productie in de loop van de eerste helft van de negentiende eeuw jaarlijks met 3,5% toe, tegen 3,2% in Frankrijk.
Moraal van de geschiedenis: er bestaan verschillende mogelijkheden om zich van een staatsschuld te ontdoen, en bepalen wie hem moet terugbetalen is een politieke beslissing.
Geschreven in april 2022