Civis Mundi Digitaal #121
Bespreking van Jonathan Haidt en Greg Lukianoff, De Betutteling van de Amerikaanse Geest: hoe goede bedoelingen en slechte ideeën een generatie verpesten, Uitg. Ten Have, Utrecht, 2022
Het boek handelt over overtuigingen en daarop gebaseerde routines die juist de omgekeerde werking hebben van wat werd nagestreefd. Toepassingsterrein is het domein van de Amerikaanse universitaire wereld. Maar de strekking van het boek gaat aanzienlijk verder. Het vraagt weinig voorstellingsvermogen om in te zien dat de inhoud ook relevant is in een veel bredere context, zoals bijvoorbeeld het domein van de politiek en van overheidsbeleid.
Drie onwaarheden
Het boek begint met een toelichting op een drietal “onwaarheden”. De eerste onwaarheid heeft betrekking op de kwetsbaarheid en luidt: “Wat jou niet doodt, maakt je zwakker”. Het komt overeen met een uitspraak van Nietzsche. Dat lijkt zo op het eerste gezicht een merkwaardige stelling. De onderliggende redenering verwijst naar de praktijk in onze moderne samenleving, waarin we voortdurend streven naar zekerheid en dus risico’s en onzekerheden proberen uit te bannen. We hebben een beschermingssysteem opgebouwd dat is bedoeld om zekerheid te bereiken. Onderliggende gedachte daarbij is dat we ook in staat zijn de werkelijkheid geheel naar onze hand te zetten.
We streven ernaar onze wereld alsmaar verder te perfectioneren en zijn ervan overtuigd dat we daartoe ook in staat zijn. Echter, door ons alsmaar meer te beschermen tegen ongewenste invloeden, verzwakken we ons natuurlijk afweersysteem. Dat afweersysteem kan slechts in stand blijven doordat het regelmatig wordt geactiveerd. Zonder te worden uitgedaagd en geactiveerd verliest het aan kracht en worden we steeds gevoeliger voor invloeden van buiten. We willen die buitensluiten, zodat we ons er niet meer tegen hoeven te verdedigen. Maar dat heeft dus een omgekeerd effect. We verzwakken ons afweersysteem. We verliezen aan veerkracht en zijn minder resistent tegen het onverwachte. Zo bereiken we het omgekeerde van wat we wensen.
Kunnen we vertrouwen op onze gevoelens?
De tweede onwaarheid heeft betrekking op emotioneel redeneren, op de stelling dat we altijd op onze gevoelens moeten vertrouwen. Beargumenteerd wordt dat onze gevoelens ons ook kunnen bedriegen. We kunnen situaties inschatten als gevaarlijk, terwijl daar objectief gezien geen aanleiding voor is. We kunnen ons angstig voelen voor wat er zou kunnen gebeuren, terwijl de kans op een dergelijke gebeurtenis nauwelijks aanwezig is. Het komt erop neer dat niet de werkelijkheid ons beïnvloedt, maar onze interpretatie van de werkelijkheid. En die interpretatie staat onder invloed van onze emoties. Hoe we ons voelen is van invloed op de betekenis die we aan personen en situaties toekennen. Waar de één kansen ziet, ziet de ander gevaren. Niet de situatie is doorslaggevend, maar de vraag hoe we een situatie in terpreteren.
Het wij-zij denken
De derde onwaarheid heeft betrekking op het wij-zij-denken. Het is de neiging dat we ons denken laten beheersen door het onderscheid tussen goede en slechte mensen. We zijn voortdurend geneigd mensen te klassificeren. Dat gebeurt vaak onbewust. We nemen kenmerken waar en verbinden daar min of meer automatisch kwalificerende beelden aan. We beoordelen mensen bijvoorbeeld aan de hand van de kleding die ze dragen. Het omhulsel, zo denken we, toont ons de inhoud. We komen niet meer toe aan oordeelsvorming, omdat ons oordeel al onwrikbaar vaststaat. Later kan blijken dat het is gefundeerd op los zand.
Ordening en overzicht
Kijk je naar het ontstaan van dergelijke onwaarheden, dan zou je kunnen wijzen naar onze behoefte aan ordening en overzicht. We willen een multi-interpretabele werkelijkheid reduceren tot een eenduidige werkelijkheid. Dat ontslaat ons van de noodzaak ons telkens opnieuw te verhouden tot een veranderende werkelijkheid. Dat is namelijk vermoeiend. Liever hanteren we schema’s waarin we de werkelijkheid onderbrengen. Daarmee systematiseren we een werkelijkheid die we anders als chaotisch zouden ervaren.
Collectief bewustzijn
Verwezen wordt naar Emile Durkheim die benadrukte dat gemeenschappen op zoek zijn naar interne cohesie. Die kan worden bereikt door gemeenschappelijke oriëntaties. Durkheim onderscheidt daarbij twee niveaus van bewustzijn. Aan de ene kant de werkelijkheid van alle dag, anderzijds een hoger collectief bewustzijn dat door Durkheim wordt geduid als het gemeenschappelijk bewustzijn van het heilige. Het gaat dan om een diep beleefd gevoel van gezamenlijkheid, dat ons kan inspireren anders in het dagelijks leven te staan. Zie hierover de bespreking van De macht van het heilige in CM 120, deel 2.
Maar er zijn ook minder fraaie uitingen van het zoeken van gezamenlijkheid, zoals de culturele revolutie in China waar burgers gemakkelijk en vaak onterecht werden voorzien van ongewenste etiketten en daarvan de gevolgen moesten dragen. Afwijkend denken en handelen werd niet onderzocht omdat het al bij voorbaat verboden was, per definitie. Men was al veroordeeld, een proces was niet nodig. Of, een ander voorbeeld, denk aan de heksenjachten. Eenmaal voorzien van het etiket “heks”, was het onmogelijk zich ervan te ontdoen.
Solidariteit en diversiteit
Het boek belicht ook de spanning tussen solidariteit en diversiteit. Een gemeenschap veronderstelt gemeenschappelijkheid. Die gemeenschappelijkheid kan van leden vragen dat ze ernaar handelen maar ook dat ze opvattingen delen. Die nadruk op gemeenschappelijkheid kan zo dwingend zijn, dat er voor afwijkend denken en handelen geen ruimte is. Dan gaat een gemeenschap zichzelf reproduceren en is ze niet meer in staat, oog te hebben voor wat afwijkt van geldende overtuigingen.
Denk bijvoorbeeld in een academische gemeenschap aan opvattingen over wat men onder waarheid verstaat en vooral ook over de wijze waarop die moet worden verkregen. Er gelden dan regels op het vlak van methoden die als wetenschappelijk aanvaardbaar worden beschouwd. Met als risico dat de werkelijkheid binnen eng-methodische kaders wordt gedrukt. De werkelijkheid kan daardoor geweld worden aangedaan en heeft zich te voegen naar wat methodisch is voorgeschreven. De methode die bedoeld was de werkelijkheid te leren kennen, kan dan oorzaak worden van verwrongen beelden van de werkelijkheid, die dan vervolgens als wetenschappelijk gefundeerd kunnen worden opgevat.
Hoe totalitair is de wetenschap?
Zo kan ook een wetenschappelijk systeem totalitaire kenmerken hebben, die het eigen functioneren belemmeren. Het beoefenen van wetenschap vraagt daarentegen een kritische houding, waarbij juist het afwijkende aandacht vraagt. Wat is de bias van wetenschappelijke methoden? Waarvoor hebben we geen oog wanneer we wetenschappelijke methoden toepassen? Wat blijft buiten beeld?
Die vraag is des te meer relevant wanneer we bijvoorbeeld in het beleidsdomein ervan uitgaan dat we op wetenschappelijk onderzoek kunnen vertrouwen. We verwachten dat besluiten die op basis van wetenschappelijk onderzoek tot stand komen, deugdelijk en overtuigend zijn beargumenteerd en gemotiveerd. Maar hoe zeker kunnen we daarvan zijn? Moet twijfel niet onze vaste metgezel zijn, zowel bij wetenschappelijk onderzoek als bij beleidsbesluiten?
In het tweede deel van het boek wordt ingegaan op een aantal krachten en ontwikkelingen die daarbij verklarende waarde hebben voor het ontstaan en voortduren van genoemde onwaarheden. Het gaat dan bijvoorbeeld om de toenemende polarisatie. Verwezen wordt naar de spanning tussen Democraten en Republikeinen. Hoe mensen zich in hun stemgedrag niet meer zozeer laten leiden door de beginselen van de “eigen” partij maar vooral door het afwijzen van andere beginselen. Je stemt democratisch, omdat je een hekel hebt aan de republikeinse partij. En omgekeerd uiteraard. Tegenstellingen worden zo bevestigd en in stand gehouden als vanzelfsprekend. Aan onderzoek naar de aard van tegenstellingen en aan het ontstaan ervan komt men dan niet meer toe.
Ervaringsgericht leren
Zo bevat het hoofdstuk over onderwijs een krachtig pleidooi voor ervaringsgericht leren voor jongere kinderen. Dat wordt dan tegenover traditionele opvattingen gesteld, die erop zijn gericht kinderen voor te bereiden op het functioneren binnen onze geordende maatschappij. Ervaringsgericht leren houdt in dat kinderen te maken krijgen met een breed palet aan ervaringen: positieve en stimulerende ervaringen maar ook tegenslag, teleurstelling en confrontatie met onverwachte situaties. Immers, kenmerk van het leven is dat het niet vooraf valt uit te tekenen. Bovendien zou het een saai leven zijn, wanneer het leven volledig gepland zou verlopen. Dan worden kinderen voorbereid op een gerobotiseerd leven. Vandaar het pleidooi voor “vrij spelen” waarin telkens weer sprake is van onverwachte situaties en van uitdagingen, waardoor het improvisatievermogen en het voorstellingsvermogen worden geprikkeld.
Stimuleren universiteiten het kritisch denken?
Die lijn wordt doorgetrokken in een hoofdstuk over het functioneren van universiteiten. Er is sprake van een dicht net van regels dat de vrijheid van denken eerder inperkt dan verruimt. Het vermogen om kritisch te denken wordt niet bevorderd, maar er is sprake van sterke regulering. Die kan zover gaan dat zelfs woordgebruik eraan ondergeschikt wordt gemaakt.
De logische vervolgstap is dat regels ook moeten worden gehandhaafd met als gevolg dat daardoor het bureaucratisch gehalte toeneemt. Daarnaast is er een andere tendens die zo op het eerste gezicht hiermee in strijd is, maar die in wezen dezelfde richting uitwerkt. Dat is de ontwikkeling waarbij studenten klantgericht worden benaderd. Het product is goed wanneer de klant tevreden is. Het onderwijs is prima wanneer studenten tevreden zijn. Ook die ontwikkeling staat haaks op het uitdagen van studenten en het stimuleren van een kritische houding.
Sociale rechtvaardigheid
Een derde hoofdstuk gaat over sociale rechtvaardigheid en hoe die wordt beleefd. Het onderscheid komt aan bod tussen verdelende rechtvaardigheid, waarbij mensen krijgen wat ze verdienen, en procedurele rechtvaardigheid. Die laatste houdt dan in dat de uitkomst rechtvaardig is, wanneer die langs breed geaccepteerde regels tot stand is gekomen. Daarbij kunnen twee posities worden ingenomen. Enerzijds een verdeling waarbij alle betrokkenen een gelijk deel van de koek krijgen en anderzijds een op billijkheid gebaseerd verdeelsysteem, waarbij diegenen die een grotere inzet hebben geleverd, ook royaler moeten worden bedeeld.
In een afsluitend hoofdstuk worden suggesties gedaan om scholen te wapenen tegen de drie grote onwaarheden die in het eerste deel van het boek worden genoemd.
Tot slot
Het boek licht aan de hand van veel feitelijk voorvallen toe, hoe er in ons denken en handelen automatismen kunnen sluipen, die zo vanzelfsprekend zijn dat ze geen onderwerp van discussie kunnen worden. Hoewel het domein van het onderwijs centraal staat in het boek, kwam bij lezing de gedachte op eens te benoemen welke vanzelfsprekendheden ons politieke, ons rechtssysteem en ons beleidsdomein beheersen. Is er sprake van onwaarheden? En vooral ook de vraag welke uitgangspunten en krachten op die processen van invloed zijn geweest en die onwaarheden doen voortbestaan.
Noot van de redactie
Kritisch denken is vanouds een belangrijk aspect van de filosofie. Bijv. de prikkelende vragen en dialogen van Socrates en Plato, de methodische twijfel van Descartes, de kritische filosofie van Kant, Nietzsche, het existentialisme en het deconstructivisme., In dit nummer komt ook de filosofie van Nietzsche aan de orde, een gepassioneerd ontmaskeraar van onwaarheden en zoeker naar waarheid.