Civis Mundi Digitaal #123
Bespreking van Barbara Baarsma, Groene groei, over de (on)zin van economische groei, Uitgeverij Pluim, 2022.
Barbara Baarsma is directeur van de RABO Carbon Bank en hoogleraar Toegepaste Economie aan de Universiteit van Amsterdam. Verder is ze alom aanwezig in de media met opiniestukken en schoof ze geregeld aan bij DWDD. Ze bestrijkt een groot aantal onderwerpen die ze bekijkt vanuit een economisch perspectief. Met haar analyses en voorstellen voor het verbeteren van de efficiëntie van het economisch systeem, blijft ze dicht bij de dagelijkse politiek. Vergeet even de titel van het boekje. Feitelijk is het een bundeling van haar vele opiniestukken, nu handzaam bijeengebracht, klaar voor de komende verkiezingen.
Groei is nodig
Haar uitgangspunt is dat economische groei nodig blijft voor het scheppen van gelijke kansen en voor het betaalbaar houden van de gezondheidszorg en de vergrijzing. De zorgkosten zullen binnenkort door het dak schieten en één op de drie werkenden zal straks in de zorg werkzaam zijn. Voor vrijwel alle publieke diensten geldt dat de arbeidsproductiviteit maar weinig stijgt (de wet van Baumol). Dit in tegenstelling tot de materiële welvaart, die door de globalisering en automatisering steeds goedkoper wordt. Bij onderwijs is er zelfs sprake van een achteruitgang: ondanks de kleinere klassen en de grotere aandacht voor leerachterstanden neemt het reken- en taalniveau van de leerlingen steeds verder af.
Om de arbeidsproductiviteit te verhogen moeten meer mensen voltijds gaan werken. Dat betekent dat er prikkels moeten zijn om extra te werken. Door de hoge lasten op arbeid en door de systematiek van de toeslagen is het voor een brede groep lagere en middeninkomens nauwelijks lonend om meer te gaan werken. Door een lastenverschuiving van arbeid naar vermogen en woningbezit zou de ‘wig’ zowel voor de werkgever als de werknemer verkleind kunnen worden. In het algemeen is de belastingheffing nu erg inefficiënt en werkt vaak contraproductief. De IT van de belastingdienst moet verbeterd worden zodat de belastingen meer ingezet kunnen worden voor het realiseren van maatschappelijke doelstellingen.
Om de arbeidsmarkt beter te laten functioneren ondersteunt ze het beleid van herziening van de arbeidsmarkt, zoals door de commissie Borstlap bepleit: meer rechten bij tijdelijke contracten en meer flexibiliteit bij vaste contracten met name gericht op bijscholing en loopbaanbeleid. Voor flexibiliteit in de arbeidsmarkt is het ook wenselijk dat mensen makkelijker kunnen verhuizen. Daarvoor moet het middenhuur segment aanzienlijk uitgebreid worden vooral rond de grote steden. Nu moeten de starters zich al jong diep in de hypotheekschulden steken omdat de sociale huursector verstopt zit. Als het economisch even tegenzit dan is die groep de klos en kan niet makkelijk meer verhuizen. Ook wordt een groot deel van het inkomen van de jongeren afgeroomd voor hun latere pensioen. Dit kapitaal staat jarenlang te renderen tegen een laag rendement en het zou beter gebruikt kunnen worden om de hypotheekschuld te verminderen (kleinere balansen). Recent zijn door een aantal economen (en banken) ook een aantal voorstellen in die sfeer gedaan.
Globalisering is goed voor de efficiëntie en groei. Het prikkelt bedrijven concurrerend te zijn en de kosten van producten te drukken. Dat de inflatie de afgelopen decennia zo laag is geweest komt mede door de internationale handel. Vrijhandel, zoals binnen de EU, leidt tot economische groei en grotere efficiëntie.
Naast efficiëntie is onderling vertrouwen ook een belangrijke voorwaarde voor groei. Dat vertrouwen wordt sterker als de opbrengst van de economie op een meer gelijke manier verdeeld wordt en materiële voorzieningen als goede huisvesting voor iedereen bereikbaar zijn. Het achterblijven van de inkomensgroei ondanks de sterke economische groei over de laatste veertig jaar is onder meer te wijten aan de groeiende kosten van onderwijs en zorg, en aan de verdunning van de huishoudens. De kosten van de gezondheidszorg zouden beheerst kunnen worden door meer nadruk op preventie en levensstijl. Daarnaast is voor sociaal vertrouwen ook politiek vertrouwen in het kabinet en de politiek essentieel om polarisatie en populisme (“iedereen zijn eigen waarheid”) te keren.
Onbeprijsde uitstoot
Het centrale probleem van economische groei is echter dat de interne sociale kosten en de externe kosten voor het milieu niet in de prijzen van producten en diensten zijn verdisconteerd. Grondstoffen worden gewonnen alsof ze onuitputtelijk zijn en de uitstoot van fijnstof en broeikasgassen is (vrijwel) gratis. Ook de schade door de klimaatontwikkeling (onleefbare regio’s, zeespiegelstijging) wordt naar toekomstige generaties doorgeschoven.
Als we het plaatje breder bekijken zouden we idealiter moeten sturen op een bredere notie van maatschappelijke waarde. Het bbp (bruto binnenlands product) is alleen een maat voor de omvang van de economie, het is geen goede maat voor allerlei andere aspecten zoals het sociale welzijn en de houdbaarheid voor toekomstige generaties, inclusief de positie van landen in de Derde wereld. Verschillende brede welvaarts- en welzijnsindicatoren zijn ontwikkeld om die externe aspecten te benoemen en in een wegingsschema bijeen te brengen. Zo zijn er de Sustainable Development Goals (SDG’s) van de Verenigde Naties, de Better Life Index van de OECD, en de Brede Welvaart Monitor van het CBS. Deze indices werken met een groot aantal factoren. De Universiteit Utrecht heeft samen met Rabobank een eigen integrale welvaartsindicator ontwikkeld die wat simpeler en hanteerbaarder is, en werkt met een beperkt aantal factoren: welzijn, gezondheid, onderwijs, milieu, veiligheid, welvaart, werk, sociaal vertrouwen, instituties, balans werk-vrijetijd, wonen. Om deze factoren te meten kan worden uitgegaan van gemeten waarden (revealed preferences) of waarden die ontleend zijn aan antwoorden van respondenten op enquête vragen (stated preferences). Bij gemeten waarden kunnen kosten van maatregelen om de schade te beperken of een vervangend goed te produceren als indicatie worden gebruikt. Anderzijds kan men ook kijken naar de kosten die men bereid is te maken om een milieugoed, bv. om een natuurgebied te bezoeken. Voor het verkrijgen van waarderingen op basis van antwoorden kan gebruik worden gemaakt van keuzevoorstellen (choice modelling), zodat respondenten een afweging kunnen maken tussen het aanleggen van een extra weg die de reistijd bekort, of behoud van een natuurgebied.
Vergroening
Op zich geeft een brede afweging nog weinig impuls aan de vergroening. Het milieu is maar één van de vele factoren die worden meegenomen. Voor het terugdringen van het energie en materiaalgebruik moet aanvullend beleid ontwikkeld worden. Zo beijvert de RABO Carbon Bank zich voor het verkorten van de te lange voedselketens. Om de ingrediënten van een maaltijd bij elkaar te krijgen is nu vaak al 30.000 km afgelegd. Nederlandse consumenten kopen minder dan 5 procent van hun eten van dichtbij. Dat zou 25% moeten worden. Dat zou ook helpen om de kringloopketens te sluiten.
Om klimaatverandering tegen te gaan zal de landbouw ten minste de helft minder broeikasgassen moeten uitstoten. Dat kan alleen als consumenten hun dieet aanpassen door meer plantaardig en minder bewerkt voedsel te eten, meer met de seizoenen mee te eten, en door minder voedsel te verspillen in de keten. Daarnaast kan de landbouw ook CO2 binden door ‘regeneratief boeren’, wat inhoudt dat akkers minder worden beploegd, dat wisselteelten worden toegepast, en dat de bodem tussen gewassen bedekt blijft met inheemse planten en bomen. Door deze vorm van regeneratief boeren herstelt het bodemleven en neemt de voedingswaarde van gewassen toe. Voor de extra opgeslagen CO2 in de bodem, bomen en gewassen, zouden boeren ‘carbon credits’ kunnen ontvangen.
Verder zou de overheid het energieverbruik sterker kunnen beprijzen door bijvoorbeeld een koolstofheffing. Nu heeft de regering wel enorme bedragen opzijgezet voor de klimaattransitie maar alleen met “wortels” voorhouden gaat het niet werken. Er is ook een “stok” nodig. Dat gebeurt inmiddels voor een deel al impliciet doordat banken voor bedrijven met een hoge uitstoot een hoger kredietrisico incalculeren. Die bedrijven moeten dus duurder lenen. De stijgende kosten van aandelenkapitaal voor bedrijven met hogere emissies kunnen worden gezien als een vorm van belasting via de kapitaalmarkten.
Niet alleen beprijzen is nodig, ook transparantie en continuïteit zijn nodig. Voor de transparantie wordt binnen de EU gewerkt aan een rapportageverplichting voor bedrijven, het Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) die de sociale en milieu-impact van bedrijven en ketens inzichtelijker moet maken. De effectiviteit van economische instrumenten is veel groter als het beleid bestendig is en niet elke regeringsperiode wijzigt. De overheid heeft de afgelopen decennia onvoldoende bijgedragen aan een stabiel investeringsklimaat. Voortdurend veranderde het verduurzamingsbeleid, wat funest is voor de vaak lange afschrijvingstermijnen van groene investeringen.
De politiek
Zowel bij het bedrijfsleven als in de maatschappij is behoefte aan continuïteit van beleid en van waarde creatie op de lange termijn. Helaas lukt het niet goed om het politieke bedrijf daarin mee te krijgen. In de politiek is het nog steeds de korte termijn stemmenwinst die hoogtij viert. Tegenover het afgenomen vertrouwen of zelfs wantrouwen van bezorgde of boze burgers staat de hijgerigheid, hetze en hysterie van de politiek en de media. De weg uit deze verlammende houdgreep gaat via het versterken van de langetermijnvisie en het bevorderen van groene groei. Een langetermijnvisie zou meer ruimte krijgen als alle politieke besluiten getoetst zouden worden op houdbaarheid voor de komende generaties, niet alleen financieel wat betreft staatsschuld, maar ook op biodiversiteit, klimaat en milieu.
Groene groei klinkt aantrekkelijk, als een win-win tussen ecologische duurzaamheid en een hogere levensstandaard. In de praktijk is er echter vaak een afruil tussen die twee. Een deel van de voordelen van de vergroening valt in de toekomst, terwijl de kosten nu gedragen worden. Economische groei blijft nodig om diegenen die de hoge kosten van vergroening niet kunnen dragen, te compenseren. Daarmee moet het draagvlak voor vergroening worden behouden. Een carbon wallet die iedere burger dezelfde hoeveelheid uitstootrechten geeft, en de mogelijkheid biedt bespaarde uitstootrechten te verhandelen, kan helpen om de energietransitie betaalbaar te houden. Huurders in slecht geïsoleerde huizen zouden dan compensatie moeten krijgen van verhuurders.
Commentaar
Tot zover de samenvatting van het boek. Het motto van Barbara Baarsma is dat groene groei niet een kwestie is van ‘grenzen aan de groei’ maar van ‘groeien binnen grenzen’. Economische groei blijft in haar perspectief nodig voor het dekken van de kosten van de vergrijzing en voor het draagvlak van de energietransitie. Naarmate mensen rijker worden zullen ze ook meer bereid zijn geld beschikbaar te stellen voor schonere technologie.
Wat ze voorstelt is echter niet meer dan ‘green washing’ van de groei. Ze rept met geen woord over de doelstellingen om 60% te besparen op de CO2-uitstoot in 2030. De regering maakt natuurlijk zelf ook geen aanstalten daar serieus werk van te maken, maar van een pleidooi voor groene groei mag toch wel iets meer verwacht worden. Haar benadering is sterk economisch en liberaal met veel ruimte voor marktwerking en heffingen. De toekomst in dat perspectief is een open einde met goede intenties maar zonder concrete streefgetallen. Om te kunnen ‘groeien binnen grenzen’, zullen we toch eerst binnen die grenzen moeten zien te komen!
Carbon credits kunnen op korte termijn worden gebruikt voor uitruil zodat op plekken waar besparingen het goedkoopst en meest haalbaar zijn, ze ook gebeuren. Op lange termijn moeten echter alle uitstootrechten worden beperkt. Dat is bij het officiële ETS-systeem ook de makke gebleken. Te veel emissierechten zijn uitgegeven op basis van bestaande rechten, en te langzaam worden de rechten afgebouwd om voldoende transitie af te dwingen. David van Reybrouck pleitte in zijn recente Gaia-lezing ook voor individuele ‘carbon credits’, maar juist met het oogmerk dat die per jaar worden afgebouwd. In zijn voorstel wordt een deel van de credits individueel verdeeld, en een deel verkocht aan bedrijven. Particulieren en bedrijven kunnen hun credits ook onderling verhandelen.
Het pleiten voor een verschuiving van gezondheidszorg naar preventie is een ander voorbeeld van wishful thinking. Als we horen dat ‘eetlustremmers’ ten koste van 100 tot 1000 euro per maand in het basispakket zullen worden opgenomen, dan weten we dat “meer bewegen en gezonder eten” een loze kreet zal blijven en de kosten van de gezondheidszorg verder zullen stijgen.
Zo noemt ze wel meer voorstellen die algemeen als wenselijk worden gezien maar niet overtuigen. Niettemin is het een aardig boekje dat veel ‘common-sense’ ideeën handig bij elkaar brengt en actualiseert tot op de dag van vandaag (maart 2022). De figuren en tabellen zijn wat klein afgedrukt, maar haar vlotte pen maakt legt het allemaal duidelijk uit.