Civis Mundi Digitaal #123
Bespreking van Catherine Belton, De mannen van Poetin: Hoe de KGB Rusland heroverde en vervolgens de strijd aanging met het Westen. Vertaling van: Putin's People. How the KGB took back Russia and then took the West (2020). Uitg. Prometheus, Amsterdam/L&M, Antwerpen, 2022.
De schrijfster werkte zes jaar lang voor The Financial Times in Moskou. Haar boek was in 2021 het boek van het jaar in Engeland. Vijf oligarchen, o.a. Abramovitsj, klaagden haar aan wegens ‘smaad’.
Ze begint met een overzicht van de machtige mannen rond Poetin, veelal ex-KGB-ers, ook maffiosi en enkelen die zaken deden met Trump. Eén van hen werd door Poetin onteigend en verloor 12 miljard dollar, een andere, Berezovski, werd in 2013 dood aangetroffen in Berkshire, waarschijnlijk geen zelfmoord (p. 9-19).
Het aanvankelijk doel van het boek was: aantonen hoe Poetins KGB-vrienden de economie inpalmden. Daarna kwam erbij: bewijzen dat die miljarden ook ingezet werden om democratieën in het Westen te ondermijnen (p. 26).
Belton is positief over de Poetin van 1992 e.v. Ze prijst zijn dossierkennis en inzicht in de economie. Hij was toen locoburgemeester van Sint-Petersburg en medewerker van Sobtsjak, die het verzet leidde tegen de coup van augustus 1991. Tegelijk zegt ze dat hij vanaf het begin een leugenaar was. En ze laat DDR-toppers zoals Markus Wolf vertellen dat Poetin in de DDR een zeer bescheiden rol speelde en de RAF-terroristen steunde (p. 32-35).
Poetin bepaalde wie er handel mocht drijven in de zeehaven en olieterminal van Sint-Petersburg en haalde daar zelf de nodige winst uit. Galina Starovojtova, de activiste die de corruptie onderzocht, werd in 1998 doodgeschoten (p. 119).
In 1996 kreeg Poetin een hoge functie in het Kremlin en in 1998 werd hij baas van de geheime dienst FSB. In augustus 1999 benoemde Jeltsin hem tot premier, waarschijnlijk in opdracht van de FSB.
In maart 2000 werd Poetin vlot verkozen tot president. Toen Jeltsin hem opbelde, werd hij zwaar beledigd: Poetin had geen tijd voor hem (p. 176). Jeltsin kreeg wel bescherming tegen juridische vervolging voor de illegale rekeningen van hem en zijn familie in Zwitserland.
Poetin leek aanvankelijk nog pro-westers, maar toen Bush in 2002 het ABM-verdrag opzegde, een rakettenschild wou bouwen in Polen en Roemenië en de NAVO steeds meer Oostbloklanden inpalmde, wijzigde zijn houding en begon hij zijn totalitaire macht op te bouwen. De eerste slachtoffers waren de oligarchen, die met acht man bijna 50% van de economie controleerden (p. 193-197). Mediatycoon Goesinski vloog al in 2000 als eerste in de gevangenis. Hij kon kiezen: ofwel zijn media verkopen aan Gazprom ofwel in de gevangenis blijven (p. 203). Anderen volgden, zoals Berezovski en Chodorkovski.
Vanaf 2001 had Poetin al de controle over radio en tv verworven door gewapende invallen van de FSB. De gasindustrie kwam onder zijn controle via Gazprom. En de KGB veroverde stapsgewijs de vier grote oliebedrijven.
Belton toont ook aan waarom Chodorkovski eraan moest: hij wou niet buigen voor Poetin en de veiligheidsdiensten, op tv maakte hij in het bijzijn van Poetin bekend dat de corruptie 10% van het BBP bedroeg of 30 miljard $ per jaar. Hij gaf geld aan politieke partijen, wat Poetin hem verbood, hij gaf de indruk dat hij zich in 2008 presidentskandidaat zou stellen, hij wou Rusland omvormen tot een parlementaire democratie en zocht te veel toenadering tot de VS en tot ExxonMobil, dat zijn Yukos wou overkopen. Genoeg redenen voor Poetin om wraak te nemen: in 2003 werd Chodorkovski aangehouden. Premier Kasjanov, die Poetin durfde tegenspreken in de zaak Chodorkovski, werd ontslagen (p. 251).
Ljoedmila Poetina verzette zich in 2004 tegen de tweede termijn voor Poetin en scheidde van hem.
Belton beschrijft ook de aanval van Tsjetsjeense terroristen op het Doebrovka-theater in oktober 2002 en de noodlottige afloop. Ze citeert een naamloze getuige die beweert dat de FSB de aanval gepland had om Poetin steviger in het zadel te houden (p. 242).
Vanaf 2004 keerde men terug naar de tsaristische drie-eenheid van orthodoxie, autocratie en nationalisme. De crisis van 2004 in Oekraïne beschouwde Poetin als een Westers complot dat Kiev wegleidde van Moskou (p. 253-257).
Op 1 september 2004 volgde een nieuw drama in Beslan, op 100 km van Tsjetsjenië. Terroristen gijzelden 1.100 ouders, kinderen, leerkrachten en eisten weer dat Rusland zich zou terugtrekken uit Tsjetsjenië. 330 gijzelaars, vooral kinderen, stierven bij de bestorming door Russische commando’s. Voor het eerst kreeg Poetin een golf van woede over zich: de meeste doden waren veroorzaakt door de Russische troepen. Poetin beweerde dat het Westen betrokken was bij de aanval en besloot dat de regionale gouverneurs voortaan niet meer gekozen, maar door hem benoemd zouden worden (p. 250-262).
In november 2004 volgden de presidentsverkiezingen in Oekraïne, het land dat het meest verbonden was met Rusland: 85% van de gasexport naar Europa liep erdoor. Poetin steunde Janoekovitsj en liet Joesjtsjenko vergiftigen met dioxine, maar uiteindelijk won deze toch de verkiezingen. Voor Poetin was deze ‘Oranjerevolutie’ een pijnlijke nederlaag, de tweede al na de overwinning van Saakasjvili in Georgië (2003). Die nederlagen zouden nog jaren de daden van Poetin bepalen (p. 263-267).
Tijdens het schijnproces tegen Chodorkovski was nog 70% van de economie in handen van particulieren. Doordat er jaarlijks duizenden zakenmensen werden opgepakt en pas vrijgelaten als ze hun bedrijf afgaven, was in 2012 meer dan 50% onder controle van de mannen van Poetin. En 100% van de rechterlijke macht (p. 295-296).
Vanaf 2004 kon Poetin regeren als alleenheerser: hij beheerste de media, de zakenwereld, benoemde de gouverneurs en de burgemeesters van de grote steden en probeerde via zijn energiebedrijven de democratie in de buurlanden te ondermijnen. Via Abramovitsj infiltreerde hij in 2003 in Chelsea en in 2018 mocht hij van de corrupte FIFA het WK organiseren. Vanaf 2012 was Poetin opnieuw president en dreef hij de repressie op tegen Navalny en tegen NGO’s die steun kregen uit het buitenland.
In 2013 was de groei maar 1,3% en daalde zijn populariteit tot 47%. Toen zette hij volop in op de herleving van het Russische rijk: hij annexeerde de Krim en maakte duidelijk dat Oekraïne bij Rusland moest horen. Toen Janoekovitsj het verdrag met de EU niet tekende, ontstond zwaar protest op Maidan, waarbij in februari 2014 zeventig demonstranten doodgeschoten werden. Janoekovitsj nam de vlucht. De Russische propaganda gaf alle schuld aan de Amerikanen en aan Oekraïense ‘neonazi’s’. Poetins populariteit schoot omhoog naar 80% (p. 359-374). Daarna trokken Russische ‘vrijwilligers’ de Donbas binnen. De separatisten werden gesteund door Moskou: militair en met zwart geld (p. 375-406). Er vielen tussen 2014 en 2022 al 14.000 doden.
De Panama Papers toonden in 2016 een deel van de rijkdom van Poetin en zijn entourage. Sinds 1991 en vooral tijdens Poetin is er voor meer dan 800 miljard dollar naar het buitenland gebracht, meer dan het totale vermogen van de bevolking (p. 380-383). Behalve voor zelfverrijking, diende het geld ook om westerse instellingen te ondermijnen en de Brexit te steunen (p. 385-418).
Het laatste hoofdstuk gaat over het netwerk van Trump. Die heeft al sinds 1987 contacten mét en was afhankelijk vàn rijke Russen (of Georgiërs) die dicht bij de Russische maffia stonden. Er kwam net geen Trump Tower in Moskou in 2016. Maar rijke Russen speelden wel een rol in zijn kiescampagne. De Doema en Poetins woordvoerder Dmitri Peskov waren enthousiast toen Trump in november 2016 won. De Russische inlichtingendienst had de mails van Hillary Clinton gehackt en geprobeerd de Amerikaanse publieke opinie te beïnvloeden ten voordele van Trump via sociale media. Poetin deed dit af als acties van private individuen, niet van de staat (p. 449-457).
Trump vond de NAVO achterhaald, hij moedigde de Britten aan om de EU te verlaten, hij liet de Koerdische bondgenoten in de steek in Syrië en lobbyde publiekelijk om Rusland weer in de G8 te krijgen. Zijn poging om Zelensky aan zijn kant te krijgen om Biden te veroordelen mislukte (p. 449-461).
In 2020 paste Poetin de grondwet aan zodat hij levenslang kan aanblijven met onbeperkte macht, ook over het gerecht, zodat hij iedereen kan laten verdwijnen.
Beoordeling
Dit boek is geen biografie van Poetin, maar wel een overrompelende studie over het gedrag en de rijkdom van hem en zijn omgeving.
De schrijfster heeft veel opzoekwerk verricht, vele voormalige adviseurs en kennissen van Poetin geïnterviewd, ook veel gelezen. Vanaf het begin heeft ze het over scènes die zouden passen in een film: corruptieschandalen, onteigeningen van miljarden, processen om miljarden, fysieke bedreigingen en liquidaties. Het zijn zoveel intriges met telkens weer andere personen van wie velen weinig bekend zijn. Om veiligheidsredenen worden de contactpersonen dikwijls niet met hun naam vermeld. Begrijpelijk, maar als lezer weet je graag wie de bron is. Belton legt wel duidelijk uit waarom Chodorkovski en andere magnaten door Poetin onteigend en uitgeschakeld werden. En vooral hoe Poetin samen met de KGB/FSB stap voor stap zijn macht en zijn persoonlijke rijkdom vergrootte en een einde maakte aan de democratie, vrije pers, vrije economie. Ze zegt niet hoeveel rijkdom Poetin nu heeft. Een kaart met de plaatsnamen ontbreekt helaas. KGB (1954- 1991) en FSB (1995-nu) gebruikt ze door elkaar. Het notenapparaat is indrukwekkend: p. 479-587! De oorlog tegen Oekraïne staat er niet in.
Enkele details: oepravlenie (p. 295) moet zijn: oepravnenie (het uit de weg ruimen). Het nieuwe millennium begon niet op 31 december 1999 (p. 167), wel op 1 januari 2000. In het register staan geen plaatsnamen en geen begrippen zoals obsjtsjak (criminele belasting) en siloviki (mannen met macht, in de praktijk FSB-ers). Maar het geheel is wel een staaltje van sterke onderzoeksjournalistiek: Belton zal ongetwijfeld geen visum voor Rusland meer krijgen.
© Jef Abbeel juni 2022 www.jefabbeel.be