Civis Mundi Digitaal #126
Naar Francis Fukuyama, De grote scheuring (The Great Disruption): De menselijke natuur en de reconstructie van de sociale orde.
Resumé van Deel 1-3
In Deel 1 beschreef David Riesman de opkomst van het otherdirected karaktertype, dat zich kenmerkt door voortdurende radarachtige afstemming op anderen, niet in het minst bij het consumptiegedrag. Het otherdirected gedrag typeert ook o.m. opvoeding en onderwijs, economie, media en politiek. Traditie en door ouders en opvoeders overgedragen waarden waren niet meer toereikend in een snel veranderende tijd met velerlei groeperingen.
In Deel 2 beschreef Mills hoe de consumptieve leefstijl van de nieuwe middenklasse gemeengoed werd en hoe deze het gebrek aan status van hun doorgaans administratieve banen probeerden te compenseren door statusverhogend consumeren van een aanzwellend aanbod aan consumptieartikelen.
Big Tech en commerciële media appelleren op dergelijke tendensen en drijven deze op tot grotere hoogte. Het betreft ontwikkelingen die al lang geleden in gang zijn gezet en niet zo gemakkelijk te veranderen zijn met meer overheidsregulering. Het vraagt een omkering van onze levenswijze, een gedragsverandering met behulp van grondige bewustwording en keuze van duurzame waarden, die een meer blijvende vervulling bieden dan consumptiedrift.
Deel 3 begon met een beschrijving van totalitaire ontwikkelingen tijdens de eerste helft van de vorige eeuw, die uitmondden in de tweede wereldoorlog. Het laat de kwetsbare kant zien van de parlementaire democratie en hoe snel en kritiekloos het parlement buiten werking werd gezet en het volk een leider volgde, daartoe gemotiveerd door angst en stress, de belofte van betaald werk en een beter leven. De kritiekloze volgzaamheid van het volk, het weren van dissidente meningen en het inperken van grondrechten geeft nog steeds te denken.
Met de toenemende welvaart ontstond een amusementscultuur van massavermaak om mensen in hun vrije tijd te verpozen en goedkope ontspanning te bieden. Vaak gekenmerkt door banaliteit en sensatie met een snelle opeenvolging van modes, rages en stijlen. Massamedia en informatietechnologie vormen daarbij een drijvende kracht. Zegeningen van de technologie zijn dubieus te noemen, gezien de mogelijke destructieve toepassingen. Dat geldt tegenwoordig in het bijzonder voor surveillancetechnologie en de dwingende tendensen van algoritmen en in het algemeen voor de wapentechnologie. In plaats van een slaafse adoptie van technische snufjes vraagt een meer humane toekomst een grotere bewustwording en een keuze voor waarden die het leven de moeite waard maken en een meer zinvolle inhoud geven dan het genot van hedonistische consumptie en vermaak ons kunnen geven. De enorme hoeveelheid consumptieartikelen, die onze planeet ook letterlijk overspoelt en in rivieren en oceanen, op straten en pleinen, wegen en bermen wordt gedumpt, bedreigt behalve ons milieu ook onze vrijheid, omdat onze genotzucht en gemakzucht ons meer manipuleerbaar maken. Von der Dunk en Fukuyama zijn niet de enigen bij wie de toekomst hen te denken geeft.
Achteruitgang van sociaal kapitaal en onderlinge verbondenheid
Fukuyama vraagt zich af of “een verzwakking van de sociale banden en gemeenschappelijke waarden die mensen in westerse samenlevingen bijeenhielden, zich juist voordeden toen economieën... de overgang van het industriële naar het informatietijdperk maakten.” Zijn hypothese is dat dit inderdaad het geval is en dat er ook kwalijke dingen met ons maatschappelijke en morele leven zijn gebeurd... bij alle zegeningen die uit een complexere op informatie gebaseerde economie voortvloeien” (p17).
Omdat vrouwen en masse zijn gaan werken is mede door anticonceptie de gezinssituatie en de gezinsgrootte veranderd, die nu beneden de demografische vervangingsfactor ligt. “De cultuur van intens individualisme... maakte de banden die gezinnen, buurten en naties bijeenhielden zwakker.” Ook aan het begin van de industriële revolutie “nam criminaliteit in vrijwel alle grote steden toe, gezinnen vielen uiteen en raakten mensen maatschappelijk geïsoleerd” (p18-19). De moderne samenleving en het functioneren van onze democratie heeft eveneens collectieve waarden, algemene regels, samenwerking nodig en “een ondersteunende informele cultuur” die de rechtsorde aanvult (p24).
De ontwrichting is al langer aan de gang. Eigenlijk al sinds de ’onttovering’ van de wereld, toen de stabiliteit van de primitieve maatschappij werd doorbroken. (Zie Marcel Gauchet, De onttovering van de wereld te bespreken in volgend nummer). Politiek en economie maakten zich toen los van religie en kregen een eigen geleidelijk toenemende dynamiek, die de traditionele orde veranderde en ontwrichtte. De sociale orde is door de overgang naar industriële en daarna naar de informatiemaatschappij verder ontwricht en dient te worden hersteld. Hoe dat kan, legt Fukuyama uit. Het komt neer op herstel van sociaal kapitaal en gemeenschappelijke waarden en relaties, gemeenschapsbanden, onderlinge verbondenheid en vertrouwen, moraal en religie, bij voorkeur door zelforganisatie. De overheid krijgt een bescheiden rol. Fukuyama blijft liberaal.
Geeft Fukuyama in The Great Disruption uiting aan een neoconservatieve bezorgdheid om verval van familiewaarden en gemeenschapsgevoel na de triomf van het liberalisme, waarover hij schreef in zijn boek The End of History and the Last Man, dat hem wereldwijde bekendheid gaf? In Deel 3 bleek het (neo)liberalisme ook zijn keerzijde te hebben, die in tal van publicaties breed wordt uitgemeten, waaronder het nieuwste boek van Fukuyama met een kritiek op het (neo)liberalisme, zie elders in dit nummer. Hij blijft echter hopen op herstel en ziet geen ander alternatief dan een bijgesteld liberalisme.
Genoemde bezorgdheid om de onderlinge verbondenheid in de samenleving wordt gedeeld door vele sociologen, zie bijlage 3 van Deel 2. Fukuyama verwijst naar een aantal van hen en met name naar studies van toenemende criminaliteit, echtscheidingen, gebroken gezinnen en ongehuwde moeders en een afname van vertrouwen in onze instituties. Niet alleen de overheid, maar ook familie, religie en regels, normen en waarden in het algemeen. Hij heeft het over een achteruitgang van sociaal kapitaal, dat zijn “onofficiële waarden en normen, die leden van een groep met elkaar delen, waardoor ze kunnen samenwerken... De normen die sociaal kapitaal voortbrengen, moeten in ruime mate deugden omvatten zoals de waarheid spreken, verplichtingen nakomen en wederkerigheid. Weinig verrassend vallen die normen voor een aanzienlijk deel samen met de puriteinse waarden die Max Weber in zijn boek Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus, doorslaggevend heeft genoemd” (p28,29). In vervolgstudies verruimt Weber dit thema naar religieuze waarden in het algemeen en merkt hij op dat “de uiteindelijke en meest sublieme waarden zich hebben teruggetrokken uit het openbare leven in een transcendent gebied van mystiek leven of in de broederlijkheid van directe persoonlijke relaties” (Wissenschaft als Beruf, zie CM 67 en 71).
Socioloog James Coleman omschreef sociaal kapitaal als het geheel van natuurlijke middelen die eigen zijn aan relaties binnen de familie en in sociale gemeenschapsorganisaties, en die nuttig zijn voor de cognitieve of sociale ontwikkeling van een kind” (p49). Fukuyama brengt de achteruitgang van sociaal kapitaal in verband met de ontwrichtende overgang naar de informatiemaatschappij, die onze instituties onder druk zet om zich aan te passen. Dat heeft tijd nodig. Volgens de cultural lag theorie van Ogburn veranderen de cultuur en de moraal niet zo snel als de techniek, hetgeen normvervaging (anomie), vervreemding en ontworteling met zich mee kan brengen.
Beeld van een Gemeinschaft
Van informele gemeenschap naar digitale informatiemaatschappij
Een dergelijke ontwrichtende ontwikkeling is niet nieuw en heeft zich eerder voorgedaan bij “de ontwrichtende effecten van de zogenaamde ‘eerste industriële revolutie’” (p20). De overgang van Gemeinschaft naar Gesellschaft, van de traditionele gemeenschap naar de moderne maatschappij, leidde volgens het standaardwerk Gemeinschaft und Gesellschaft van socioloog Ferdinand Tönnies tot een normverschuiving, die ook door andere sociologen breed is uitgemeten. Relaties werden onpersoonlijker en meer geformaliseerd in contracten. Ook Sorokin en andere sociologen zien contractuele relaties als kenmerkend voor de moderne maatschappij. Digitalisering en internet hebben in onze tijd geleid tot een verdere verschuiving van persoonlijk naar onpersoonlijk contact, hoewel het ook de mogelijkheid geeft tot een grotere radius van vluchtige semi-persoonlijke contacten.
Fukuyama verwijst naar de neoconservatieve socioloog Robert Nisbet. Diens boek The Sociological Tradition geeft de geschiedenis van de sociologie weer aan de hand van vijf kernthema’s: gemeenschap, gezag, status, het heilige en vervreemding. De gemeenschap kenmerkt zich door “een hoge mate van persoonlijke intimiteit, gevoelsmatige diepgang, morele betrokkenheid, sociale cohesie en continuïteit” (Nisbet, p47). Dit laat te wensen over in de informatiemaatschappij en al eerder in de industriële maatschappij. Contractuele en digitale contacten kunnen persoonlijke en morele betrokkenheid niet adequaat vervangen. De moderne maatschappij kenmerkt zich volgens Max Weber en Karl Mannheim en vele anderen door instrumentele rationaliteit en berekende relaties. De fictieve homo economicus calculeertvoortdurend zijn voordeel,terwijl de meer reële homo sociologicus “van nature... een sociaal schepsel is en geen geïsoleerd, zelfzuchtig individu”, dat hoofdzakelijk zijn eigen belangen calculeert (Fukuyama, p175).
“Gemeinschaft is de thuisbasis van de moraliteit, de zetel van deugdzaamheid... ‘Als het sociale leven verdwijnt, zal het morele leven verdwijnen’” (Nisbet, p76,88, verwijzend naar Tönnies en Durkheim). Geen wonder dat met de achteruitgang van gemeenschapsbanden ook de moraliteit daarvan te lijden heeft, zoals Fukuyama onderbouwt met statistieken wat betreft criminaliteit, echtscheidingen, alleenstaande moeders en afnemend vertrouwen en hulpvaardigheid en deelname aan maatschappelijke organisaties. Hij verwijst ook naar Le suïcide van Emile Durkheim die hogere zelfmoordcijfers relateert aan verzwakking van gemeenschapsbanden, maar geeft daarvan geen recente cijfers en beperkt zich vooral tot genoemde indicatoren van sociale ontwrichting.
Verzwakking van gemeenschapsbanden gaat samen met een gevoel van overheersing door anonieme, onpersoonlijke machten, vervreemding, individualisering en bureaucratisering. Mills beschreef in Deel 2 o.m. de verschuiving van gezag naar manipulatie. Geïsoleerde individuen zijn daarvoor meer vatbaar. Bijv. als zij geïsoleerd achter schermen zitten, alleen tegenover de anonieme reuzen van het internet. Een gemeenschap heeft moreel gezag, dat bij internet ontbreekt. Het laat geïsoleerde individuen in een moreel vacuüm. De achteruitgang van de religie draagt daar het hare toe bij.
Een trend die al langer aan de gang is
https://www.fsp.nl/wp-content/uploads/2021/09/FSP2021-09-Verenigingsleven-Leve-de-Vereniging-achtergrondrapportage.pdf
Verminderde deelname aan verenigingen en maatschappelijke organisaties
“De bewering dat het Amerikaanse sociale kapitaal in de laatste twee generaties is verminderd, is fel aangevochten” (p33). Sociologen zijn het echter wel eens over eerdergenoemde overgang van Gemeinschaft naar Gesellschaft en daarmee gepaard gaande ontwikkelingen. Genoemde statistieken (b)lijken overtuigend en zijn aan te vullen met cijfers van zelfmoord, drugsgebruik en belastingontduiking, de zgn. witteboordencriminaliteit. Daarnaast valt op dat in Europa huwelijken vaak vervangen worden door een samenlevingsovereenkomsten. “Samenwonen is [nog] minder stabiel dan getrouwd zijn” (p58). Het bevestigt de hypothese van toename van uiteenvallende partnerrelaties en gezinnen, hetgeen vaak traumatische ervaringen met zich meebrengt, die niet bevorderlijk zijn voor het sociale kapitaal.
Deelname aan verenigingen en maatschappelijke organisaties zou zijn afgenomen volgens o.a. socioloog Robert Putnam, auteur van o.m. Bowling Alone, zie bijlage 3 Deel 2. Aldaar genoemde studies van andere sociologen wijzen in de richting van afname van sociale verbondenheid. Ook is er “minder vertrouwen in officiële instituties”, hoewel dat moeilijk te meten is. Mensen zouden verder “minder tijd hebben voor vrijwilligersactiviteiten” (p61,65,68).
Toename van individualisme betekent toename van keuzemogelijkheden en “sociale verplichtingen... worden losser” (p60). Het gaat gepaard met “miniaturisering van de gemeenschap” in kleinere, flexibele, meer vrijblijvende verbanden zoals “een zelfhulpgroep of een “babbelbox op het internet... waar men zich ten koste van betrekkelijk weinig bij kan aansluiten en zich aan kan onttrekken” (p101,103,105). Zulke groepen doorbreken het morele relativisme niet, dat gepaard gaat met toegenomen individualisme.
Socioloog Robert Inglehart onderzocht de verschuiving naar ‘postmaterialistische’ waarden (Zie CM 103). Dat impliceert echter nog geen toename van vertrouwen of afname van individualisme en nastreven van postmaterialistisch eigenbelang. Het kan samengaan met een soort van ‘spiritueel egoïsme’.
https://countercurrents.org/2018/04/my-permanent-state-of-anomie/
Verklaringen voor de ontwrichting
Armoede resp. welvaart voldoen niet als verklaringen voor de achteruitgang van sociaal kapitaal en zijn tegenstrijdig, omdat criminaliteit en gezinsdesintegratie het sterkst zou zijn bij “de minst welgestelde leden van een bepaalde samenleving”. Dus ook in arme wijken van rijke landen. Algemene cultuurverandering, zoals “de neergang van de godsdienst en bevordering van individualistische zelfbevrediging” zijn geen duidelijke verklaringen en misschien veeleer effecten dan oorzaken. Bovendien hangen deze samen met de “overgang van de economie van het industriële tijdperk naar het informatietijdperk” (p77,78). Daardoor kwam er meer administratief werk beschikbaar voor vrouwen, die bovendien door anticonceptie meer mogelijkheden kregen om te werken en minder beschikbaar te zijn voor hun gezin. Gezinsdesintegratie, zwakke socialisatie en criminaliteit hangen samen, maar zijn beide symptomen van sociale ontwrichting en afname van sociaal kapitaal.
Vrouwen hebben een speciale, zelfs cruciale rol in de geschetste ontwikkelingen om de eenvoudige reden dat zij kinderen krijgen en doorgaans bij de opvoeding meer betrokken zijn dan mannen. Economische zelfstandigheid verminderde hun afhankelijkheid ten opzichte van de man. Er zijn correlaties tussen arbeidsparticipatie, “hogere inkomens van vrouwen en zowel echtscheidingen als buitenechtelijke geboorten.” Daardoor zou de mannelijke verantwoordelijkheid zijn verzwakt. “In de economie van het informatietijdperk [...waarin] handarbeid vervangen wordt door hoofdarbeid... is voor vrouwen onvermijdelijk een grotere rol weggelegd” p117-119).
“Dat vrouwen zijn gaan werken, dat de inkomenskloof tussen vrouwen en mannen geleidelijk wordt gedicht en dat vrouwen beter in staat zijn hun vruchtbaarheid te regelen, zijn globaal gesproken goede dingen. De belangrijkste normverandering was die van de verantwoordelijkheid van mannen voor vrouwen en kinderen... Vrouwen waren vaak de verliezers... Wat er... voor vrouwen op de arbeidsmarkt te krijgen was, waren voor het grootste deel geen droombanen, maar nederig werk in de dienstverlenende sector. In ruil voor povere financiële onafhankelijkheid, werden veel vrouwen in de steek gelaten door hun man... Ambitieuze en begaafde vrouwen... zagen hun inkomen stijgen, maar veel van hun minder ontwikkelde, minder ambitieuze en minder begaafde zusters zagen de grond onder zich wegzakken terwijl ze laagbetaalde, uitzichtloze baantjes, of... met een uitkering, probeerden in hun eentje kinderen op te voeden”
“Voor mannen daarentegen is de situatie per saldo ongeveer gelijk gebleven. Hoewel velen er in status en inkomen aanzienlijk op achteruit zijn gegaan, zagen anderen... zich verlost van de drukkende verantwoordelijkheid voor vrouw en kinderen. De Playboy-levensstijl is niet in de jaren vijftig bedacht... Wat er na de jaren vijftig veranderde, was dat veel tamelijk gewone mannen de gelegenheid kregen een fantasieleven van hedonisme en seriële polygamie te leiden dat vroeger was voorbehouden aan een klein groepje mannen in de hoogste maatschappelijke kringen... In werkelijkheid diende de seksuele revolutie de belangen van mannen en stelde ze uiteindelijk een duidelijke limiet aan het soort voordelen voor vrouwen anders van hun bevrijding van traditionele rollen hadden kunnen verwachten” (p135-37).
https://isgeschiedenis.nl/nieuws/onder-een-en-hetzelfde-dak-huiselijk-geluk-in-de-19e-eeuw
Niet alleen voor vrouwen pakten de veranderde geslachtsrollen minder gunstig uit dan gehoopt. “De winsten zijn gepaard gegaan met verliezen, die in onevenredige mate zijn neergekomen op de schouders van kinderen” (p135). Het behoeft geen betoog dat echtscheidingen, eenoudergezinnen en afwezige vaders minder gunstig zijn voor kinderen en hun ontwikkeling en bijdragen tot de ontwrichting die het onderwerp is van dit boek van Fukuyama.
Een voorbeeld. Mijn zus was kleuterjuf in een nieuwbouwwijk in Purmerend met hogere criminaliteit en echtscheidingen. Zij had te doen met zgn. ‘sleutelkinderen’, die met een sleutel aan een koordje om hun nek naar school kwamen, zodat zij ’s middags weer thuis binnen konden komen en zich wellicht vermaakten achter de TV tot hun moeder thuiskwam.
“De veel grotere kans dat Japanse en Koreaanse vrouwen de arbeidsmarkt verlaten om hun kinderen op te voeden, hun beperkte mogelijkheden om zelfstandig een inkomen te verdienen... verklaren grotendeels de sterkere samenhang van Japanse en Koreaanse gezinnen.” Daar zijn minder echtscheidingen en eenoudergezinnen en minder werkende moeders. “Loopbaanperspectieven van die moeders zijn duidelijk veel beperkter dan in het Westen. Hoewel Japanse en Koreaanse huwelijken veel stabieler zijn dan Amerikaanse” (p148-49).
Behalve arbeidsparticipatie zijn ook culturele factoren doorslaggevend, waarbij gezin en familie en andere geslachtsrollen een belangrijke rol spelen. “Het ontwarren van technologische [economische] en culturele oorzaken blijkt dus erg moeilijk en het samenspel tussen die twee is heel complex” (p151).
Bronnen van sociale orde
Leidt economische en technologische vooruitgang tot “’steeds grotere wanorde en sociale atomisering”? Zijn de huidige samenlevingen “gedoemd af te glijden naar een steeds sterker moreel verval... totdat ze op een of andere manier imploderen”? Is de val van het communisme een prelude van wat ons ook te verwachten kan staan? “Naar mijn mening is het antwoord hierop nee, om de eenvoudige reden dat wij mensen er van nature op gericht lijken om voor onszelf morele regels op te stellen en sociale orde te scheppen” (p152). Fukuyama verwacht dat wij dit gaan doen.
Volgens de cultural lag theorie van Ogburn gaan technologische ontwikkelingen sneller dan culturele, die tijd nodig hebben om zich daarop adequaat in te stellen. “Hoewel cultuur meestal minder snel evolueert dan formele sociale en politieke instituties, past ze zich toch aan veranderende omstandigheden aan.” Fukuyama noemt als “twee grote bronnen van sociale orde... de menselijke natuur en het spontane proces van zelforganisatie... Orde hoeft niet van bovenaf te worden opgelegd, door hetzij een wetgever... dan wel een priester die het woord van God verkondigt [...maar kan] op belangrijke punten worden aangevuld met een hiërarchische autoriteit” (p153). Dat kan dan een derde bron van orde zijn.
Fukuyama onderscheidt hiërarchisch opgelegde van spontaan ontstane normen, zoals resp. opgelegde wetten en gewoonterecht. Verder onderscheidt hij rationele en irrationele ordenende processen. “In de hele natuur ontstaat orde door de blinde, irrationele processen van evolutie en natuurlijke selectie” (p160). Bij nadere beschouwing blijken die processen niet geheel irrationeel. De natuur lijkt te beschikken over een eigen creatieve intelligentie, waarvan de menselijke rede een geëvolueerde uiting is. Een dergelijke visie vinden we reeds bij de stoïcijnen en in het oude India bestond de notie van de ‘kosmische rede’ (zie o.m. P T Raju, Oosterse en westers wijsbegeerte; zie ook David Bohm, Wholeness and Implicate Order, Teilhard de Chardin,ST Bok, Het ontstaan van het leven enFritjof Capra, CM 98,99,110). Ordening (b)lijkt een kosmisch proces te zijn, dat niet alleen door diverse wetenschappen inclusief religiewetenschap wordt bevestigd. Religies zouden volgen Mircea Eliade e.a. betrekking hebben op de afstemming op de (heilige) kosmische orde, volgens Durkheim op de sociale orde, die door het heilige wordt gerepresenteerd.
Fukuyama geeft de volgende “bronnen van orde” (p166):
1. formele wetten, die rationeel en hiërarchisch zijn opgelegd;
2. gewoonterecht en de ‘markt’[werking], die geleid lijkt te worden door rationeel eigenbelang;
3. geopenbaarde godsdienst, die hij als irrationeel en hiërarchisch opgelegd beschouwd;
4. volksreligies en biologisch gefundeerde normen zoals incesttaboes, die spontaan en irrationeel zouden zijn.
Deze bronnen van orde zijn resp. het onderwerp van de politieke en rechtswetenschappen, de economie, sociologie en religiewetenschap en antropologie en biologie. Anders dan de homo economicus, die geleid zou worden door rationeel eigenbelang, zijn mensen “inherent sociale wezens”. Onze sociale aard sluit aan bij de biologische verankering van de menselijke natuur. “De culturele inhoud ligt boven op een biologische basisstructuur die de culturele creativiteit... beperkt en kanaliseert.” Fukuyama verwerpt zowel ver doorgevoerd cultuurrelativisme als biologisch determinisme vanuit “een evenwichtiger beeld van het samenspel tussen natuur en cultuur” (p169,172).
Het incesttaboe zou bijv. berusten op ”de natuurlijk afkeer die mensen van incest hebben”, die ook bij dieren voorkomt (p174). Vormen van empathie, samenwerking en altruïsme zouden ook een biologische basis hebben en leiden tot evolutionair voordeel bij de natuurlijke selectie. Hij verwijst o.m. naar het werk van primatoloog Frans de Waal. “Mensen zijn van nature groepsdieren... Een groot deel van sociaal gedrag is niet aangeleerd maar een onderdeel van de genetische erfenis” (p180). Het een sluit het ander niet uit: wat wij kunnen leren hangt samen met onze natuurlijke, biologisch verankerde mogelijkheden.
Biologische verwantschap en wederzijds voordelige en noodzakelijke wederkerigheid zijn bronnen van samenwerking. Mensen hebben een natuurlijke voorkeur “die mensen op te zoeken die goed kunnen samenwerken en... morele regels volgen. Het gevolg is dat ze veel gemakkelijker op coöperatieve normen uitkomen dan vanuit individualistische aannames over de menselijke aard wordt voorspeld” (p200-01). Ze zouden een natuurlijke afkeer hebben van onrecht, verraders en bedriegers.
Otherdirectedness zou dan diep ingebakken zijn in onze natuur, hoewel deze ook andere vormen kan aannemen dan de hedendaagse vorm. Eigenlijk zijn traditiondirectedness en innerdirectedness eerdere minder flexibele vormen van otherdirectedness, resp. gestold in door anderen overgeleverde tradities en aan significante anderen ontleende normen en waarden.
https://www.consultancy.nl/nieuws/13972/zelforganisatie-rendeert-het-beste-met-zelfsturing-en-praktijkervaring; http://www.ruimtevoorzelfsturing.nl/
Zelforganisatie, netwerken en hiërarchie
In de moderne samenleving zou orde steeds meer formeel, rationeel en contractueel zijn georganiseerd, volgens Weber, Durkheim, Tönnies, Sorokin e.a. Fukuyama verkent de mogelijke en feitelijk rol van spontane zelforganisatie, die een belangrijke en noodzakelijke aanvulling zou kunnen bieden. Recentelijk zou daarvoor veel interesse zijn. In sommige bedrijven uit zich dat in een voorkeur voor een plattere organisatie met meer zelfsturing. Daarvoor is echter een bepaalde mate van sociaal kapitaal nodig. Men heeft ook ontdekt dat creativiteit gedijt in vrijheid en zich niet zo gemakkelijk laat dwingen en beheersen.
Er komen andere organisatievormen op, zoals netwerken. Bijv. een bedrijf met toeleveringsbedrijven die noodzakelijke onderdelen leveren. Het hightechbedrijf ASML werkt bijv. samen met het Duitse Zeiss, dat lenzen levert. Het succes van Silicon Valley zou o.m. berusten op samenwerking van allerlei kleinere bedrijven, die noodzakelijke onderdelen fabriceerden. Daaruit zijn door monopolisering enkele giganten voortgekomen, die andere bedrijven hebben opgekocht of verdreven. De IT-industrie floreerde door de ongereguleerde aard ervan en het gebrek aan regelgeving. Big Tech keert zich nog steeds met een leger lobbyisten en juristen tegen regulering.
https://www.mr-online.nl/word-een-mr-in-netwerken/
“Onder het oppervlak van ogenschijnlijk ongebreidelde individualistische concurrentie bestond een breed scala aan sociale netwerken, dat individuen in verschillende ondernemingen in de halfgeleider- en computerindustrie verbond. Deze sociale netwerken kwamen voort uit allerlei bronnen, zoals gemeenschappelijke opleidingsachtergrond... en een gemeenschappelijk arbeidsverleden... of ze waren ontstaan uit... de tegencultuur in de Bay Area, eind jaren zestig en zeventig” (p224. Zie ook Rana Foroohar, Big Tech in CM 124).
Het laat het belang van informele netwerken zien voor de technologische ontwikkeling. Ook in de wetenschap zijn informele contacten en netwerken van groot belang. Zo schreef Capra bijv. over zijn inspiratiebronnen in CM 110. In organisaties bleek de invloed van informele normen op de productie reeds bij de baanbrekende Hawthorne studies een eeuw geleden, die o.m. hebben geleid tot de Human Relations richting in de organisatiekunde. Algemeen geldt het belang van netwerken en sociaal kapitaal voor economie en technologie.
Hiërarchie en leiderschap
Bovenstaande bronnen van orde doen weinig af aan het belang van leiderschap en hiërarchie, die ook spontaan tot stand komen. “Overheidsingrijpen is nodig om bepaalde problemen op te lossen die zowel moreel ernstig zijn als niet ontvankelijk voor spontane controle” (p233). Bijv. slavernij, kinderarbeid, onveilige arbeidsomstandigheden en andere misstanden. “Spontane orde zal in geen enkele samenleving ooit dé orde zijn. Rationeel hiërarchisch gezag, in de vorm van hiërarchisch opgelegde wetten, zal als aanvulling moeten fungeren” (p237). Ook de natuur, in het bijzonder de dierenwereld, kent hiërarchie. De wereld is niet plat. “Het streven naar status... is ingebouwd in het emotionele systeem” (p244). Het is een van de kernthema’s van de sociologie (zie Nisbet, The Sociological Tradition). Het motiveerde ook de nieuwe middenklasse zoals Mills beschreef in Deel 2. “Sociale orde... zal altijd ontstaan uit een mengeling van hiërarchische en spontane bronnen” (p246).
Openbaar bestuur, defensie en bescherming van eigendomsrechten lijken zonder hiërarchie niet goed mogelijk. Politiek leiderschap schept orde door wetgeving, voorwaarden voor vreedzame marktuitwisseling. Politieke leiders kunnen een voorbeeld stellen en zo normen bekrachtigen. Dat geldt ook voor religieuze en andere leiders.
https://stringfixer.com/nl/World_religion
De rol van georganiseerde grote religies
Ook religie is een bron van orde. “Hiërarchische religie is in vele opzichten de dienares van de politiek geweest... De religie legitimeerde het politieke bewind [...en] maakte gebruik van de macht van de staat om zich te verspreiden en hun leer op te leggen, vaak te vuur en te zwaard. De meest grootschalige menselijke samenlevingen... zijn religieus van aard. Vele ervan gaan terug naar het zogenaamde axiale tijdperk... Het hiërarchisch gezag van een georganiseerde religie... was absoluut essentieel voor het ontstaan van beschavingen... waarvan de grenzen volgens Samuel Huntington nog altijd de breuklijnen van de wereldpolitiek markeren” (p251,252).
Behalve bij het vormgeven van morele normen “hebben religies een essentiële rol gespeeld in het uitbreiden van de vertrouwensradius in menselijke samenlevingen” op grotere schaal, in grotere rijken. “De georganiseerde religieuze groepen die het vandaag onderling uitvechten... zorgden binnen een steeds grotere samenleving voor orde, regels en vrede... Moreel universalisme is in veel axiale religies aanwezig.” Ongeacht de secularisatie zijn de waarden van de moderne liberale democratie zijn van christelijke herkomst en “neigen ertoe eerder religieus dan politiek van aard te zijn” (p253).
Naast de hiërarchisch georganiseerde religies noemt Fukuyama gedecentraliseerde religies en religieuze uitingen als bron van orde. “Het is niet waarschijnlijk dat dit soort gedecentraliseerde religie ooit zal verdwijnen, juist omdat het zo nuttig is voor samenlevingen” (p255). Sociologen wezen eerder op de sociale functies van religie (zie Deel 1 en 3). Volgens Fukuyama hoeven secularisatie en modernisering niet samen te gaan zoals in West-Europa het geval is. Ook acht hij religieuze herleving niet uitgesloten (zie ook Hans Joas, De macht van het heilige in CM 120).
Hiërarchisch politiek en religieus gezag blijkt dus een bron van orde te zijn naast zelforganisatie en netwerken, die spontane orde creëren. Al deze vormen zijn van belang om na een periode van ontwrichting weer orde op zaken te stellen bij een reconstructie van de sociale orde. “Zelfsturing noch hiërarchie is overbodig als bron van regels. Het gezinsleven... kan niet van overheidswege worden hersteld, evenmin als de staat kan voorschrijven hoe vrouwen een evenwicht moeten vinden tussen hun werk en hun verantwoordelijkheid jegens kinderen” (p260-61). Dat geldt net zo goed bij mannen. Daarvoor dienen mensen andere bronnen van waarden en normen aan te boren, variërend van religie tot zelforganisatie. “Ze zullen er actief aan moeten werken om hun samenleving nieuwe normen te verschaffen door middel van discussies, argumenten, culturele botsingen” (p266).
https://slideplayer.nl/slide/1983820/
De rol van het kapitalisme
“Het kapitalisme... plaatst eigenbelang boven morele verplichtingen en is eindeloos innovatief in het vervangen van de ene technologie door de andere [...en zo] vernietigt het de banden... binnen menselijke samenlevingen.” Bovendien zou het elites en monopolies creëren die de marktwerking ondermijnen en daarmee zichzelf, aldus Joseph Schumpeter in Kapitalisme, socialisme en democratie (zie CM 89 en 101). Er is “een uitgebreide literatuur over de ‘culturele tegenstrijdigheden van het kapitalisme” (p267). Het (b)lijkt per saldo geen bron van orde. Fukuyama geeft met zijn laatste boek ook een kritiek op het liberalisme dat nauw verweven is met het kapitalisme (zie de bespreking in dit nummer).
In Deel 1-3 bleek dat “de marktsamenleving een vermaaksindustrie produceert die de mensen laat zien wat ze willen zien, los van de vraag of het tonen van seks en geweld nu wel of niet goed is voor hen of hun kinderen. De marktsamenleving heeft de neiging diegene uit te roepen tot helden die bedreven zijn in ofwel geld verdienen ofwel in bekendheid krijgen (en vaak in beide) ten koste van degenen die misschien veel grotere maar niet in geld uit te drukken deugden bezitten” (p268).
Fukuyama vindt genoemde kritische literatuur eenzijdig en meent dat het kapitalisme ook een bron van orde is of kan zijn, zoals verlichtingsdenkers als Locke, Montesquieu en Adam Smith meenden. Misschien gold dat vroeger, als het gecombineerd werd met “morele gevoelens” (volgens Smith) of de protestantse ethiek (volgens Weber). Het morele aspect van het liberalisme en kapitalisme lijkt echter dun geworden en bestaat volgens critici vnl. uit het nastreven van winst en eigenbelang, hoewel “deugden zoals eerlijkheid, betrouwbaarheid, wederkerigheid” daarbij ook belangrijk zijn. Er zijn vele kritische boeken geschreven en besproken in Civis Mundi, bijv. Gabriël van der Brink, Ruw ontwaken uit de neoliberale droom en Bert de Vries, Ontspoord kapitalisme, zie CM 100, 109 en 121. Het is echter niet onmogelijk dat kapitalisme en liberalisme normen kunnen stellen en sociaal kapitaal, samenwerking en groepsgevoel kunnen helpen genereren. Dan vraagt het wel enige herziening en combinatie met morele gevoelens, bijv. in de geest van Adam Smith en de protestantse ethiek, zoals Weber beschreef.
Fukuyama schrijft eerst dat de industriële revolutie, waarvan het kapitalisme een integraal aspect is, aanvankelijk gepaard ging met sociale ontwrichting. Dat gold later ook voor de overgang naar de informatiemaatschappij. Later beweert hij dat “het kapitalisme weliswaar vaak een destructieve kracht, ontwrichtende kracht is... maar het schept ook orde en creëert nieuwe normen ter vervanging van oude die het heeft vernietigd. Sterker nog het kapitalisme zou per saldo weleens een schepper van nieuwe normen en een moraliserende kracht in de moderne samenleving kunnen zijn... Dit was zeker de mening van een aantal Verlichtingsdenkers” (p269).
Er wordt door Fukuyama voorbij gegaan aan koloniale uitbuiting, grondstoffenroof, slavenarbeid en milieuvernietiging en schrijnende ongelijkheid, om enkele ontwrichtende symptomen te noemen waaraan het kapitalisme mede debet is. En de mondiale orde die Big Tech, Big Pharma en Big Business als hedendaagse representanten van het kapitalisme genereren, leiden tot nieuwe slavernij en verslaving aan schermen, medicijnen en consumptieartikelen met alle ontwrichtende gevolgen van dien.
Evenals het kapitalisme kunnen ook overheden sociaal kapitaal opbouwen of ondermijnen, door bijv. Big Tech al of niet zijn gang te laten gaan. Ook de welvaartsstaat zou spontane hulpvaardigheid kunnen ondermijnen. Maar het een kan ook het ander aanvullen. Echter, “moderne democratieën kunnen hun eigen toekomst... nog steeds vormgeven” (p275). Fukuyama biedt daarvoor enkele handreikingen. Volgens Adam Smith was moreel gedrag niet per se in strijd met eigenbelang en zou het op termijn daarvoor gunstig zijn. ‘Eerlijk duurt het langst.’ Handel is gebaat met eerlijkheid, betrouwbaarheid en fatsoen, dus met morele normen.
“Het probleem dat moderne kapitalistische samenlevingen vormen voor morele relaties is dan ook niet gelegen in de aard van de economische uitwisseling zelf... het kapitalisme is zo dynamische, zozeer een bron van creatieve vernietiging, dat het voorwaarden van uitwisselingen... voortdurend verandert. Dat geldt voor zowel economische als morele uitwisseling en was de oorzaak van de grote scheuring” (p278).
Fukuyama ziet licht aan de horizon, maar we kunnen ook overreden worden door de trein van de technologie
https://www.vlaamselogos.be/content/perspectief-bieden-voor-de-toekomst
Toekomstperspectief
“Zijn we gedoemd af te glijden naar... sociale en morele wanorde of is er reden te verwachten dat… samenlevingen nieuwe normen zullen ontwikkelen?... Zal er overheidsingrijpen... voor nodig zijn? Of moeten we wachten op een of andere... godsdienstige herleving om sociale waarden te herstellen? Uit welke bronnen kunnen we in de toekomst putten?... De grote ontwrichting had dichterbij gelegen oorzaken [dan een onontkoombaar langdurig moreel verval], zoals de verschuiving van industriële naar postindustriële economie en de verandering van arbeidsmarkten” (p279).
In het verleden hebben zich eerder dergelijke verschuivingen voorgedaan, die een andere wending kregen. Bijv. aan het begin van de industriële revolutie, toen er hoge criminaliteit, alcoholisme en andere sociale wanorde zou zijn geweest. In de 19e eeuw zou de morele orde in Engeland worden hersteld door Victoriaanse waarden, die ook naar de VS werden geëxporteerd. Kerken, evangelische sekten, zondagsscholen en vrijwilligersorganisaties namen toe. In Nederland en elders vond een zgn. ‘burgerlijk beschavingsoffensief’ plaats, gericht op ‘volksverheffing’ in moreel opzicht, maar ook verbetering van de huisvesting en de arbeidssituatie (zie Nico Wilterdink e.a., Samenlevingen, hfst 10 Verzorgingsinstellingen).
“Het Victorianisme was in feite een radicale beweging... die weloverwogen trachtte nieuwe sociale regels te creëren... De kern van de Victoriaanse moraal bestond uit het inprenten van impulsbeheersing... Victorianen probeerden respectabele persoonlijke gewoonten te creëren” (p282,286). Het was toen geen uiting van “middenklasseconformisme”, maar veeleer een vorm van reformisme, waarbij hygiëne en omgangsvormen werden aangeleerd, die toen geen gemeengoed waren.
“Er zijn voorbeelden uit andere culturen van morele vernieuwing” (p286). In Japan vond na 1868 de Meiji-restauratie plaats, een periode van morele vernieuwing. In de Sovjet-Unie werden mensen gedwongen tot ‘altruïsme’. Het geeft aan dat sociaal en moreel herstel mogelijk is en zich kan herhalen. Vanaf de jaren ’90 van de vorige eeuw meent Fukuyama enige afname te constateren van wanorde in de vorm van criminaliteit, echtscheidingen en buitenechtelijke geboortes.
“Het proces van hernormering is al begonnen... Er zijn nog een aantal tekenen die erop wijzen dat de periode van steeds verder uitdijend individualisme ten einde loopt en dat minstens een deel van de normen die tijdens de grote ontwrichting zijn weggevaagd hersteld worden” (p287,288). Bijv. stemmen en bewegingen die de mannelijke verantwoordelijkheid willen herstellen. Het is echter de vraag of de gewenste tendens heeft doorgezet. Fukuyama acht het “uitermate onwaarschijnlijk dat er zoiets als een terugkeer naar Victoriaanse waarden gaat plaatsvinden.” Met name niet op het gebied van seks en voortplanting (p292). Ook zullen vrouwen blijven werken.
“De sociale orde zal niet eenvoudigweg worden hersteld via gedecentraliseerde interacties van individuen en groepen; ze zal ook via openbaar beleid moeten worden geconstrueerd” (p290). Bijv. door onderwijs en bestrijding en preventie van criminaliteit, door buurtpreventie en wijkagenten, sociale wetgeving, stimuleren van burgerparticipatie en gemeenschapsleven.
Ongedwongen thuiswerken biedt ook perspectieven. Het gedwongen thuiswerken tijdens de coronacrisis was voor velen echter geen succes. Voor de industriële revolutie werd er ook vanuit de thuisbasis gewerkt door mannen en vrouwen. Pas daarna werd arbeid naar fabrieken verplaatst, met ontwrichtende gevolgen, die in de inrfomatiemaatschappij mogelijk deels hersteld kunnen worden.
Religie en moraal waren tot dusver nauw verweven. “Een terugkeer naar religiositeit zal hoogstwaarschijnlijk een mildere, gedecentraliseerde vorm aannemen... minder een uiting van dogmatisch geloof. Mensen willen ‘kinderen juiste waarden meegeven” en zoeken bij gelegenheid troost en gemeenschappelijkheid bij rituelen. “Religie verliest haar hiërarchisch karakter” en wordt meer een persoonlijke spiritualiteit (p294,295, zie bijv. Jack Hawley, Spiritualiteit en management).
Er wordt dus geput uit de vier genoemde bronnen van normen, die alle kunnen bijdragen tot moreel herstel. Alle zeilen bijzetten om de normvervaging en het morele verval te keren en het sociale kapitaal te herstellen. Twee hoofdbronnen van een grotere vertrouwensradius zijn religie en politiek. De universele liberale principes zijn daarop gebaseerd, “die ondanks veelvuldige tegenslagen, de afgelopen tweehonderd jaar verrassend taai zijn geweest... Op lange termijn mogen we dan ook een progressieve evolutie van politieke instellingen in de richting van een liberaal-democratie verwachten” (p296).
Het autoritarisme en daarmee vaak gepaard gaande rechtse populisme met zijn voorkeur voor sterke leiders en volksmenners vormt echter een niet te onderschatten bedreiging Dat geldt ook voor interne problemen en tekortkomingen van de huidige democratie. Bijv. zoals gebrek aan vertrouwen in overheidsinstituties, politieke onverschilligheid en gebrek aan politieke participatie, achteruitgang van gematigde middenpartijen en partijpolitieke versplintering en polarisatie, zoals tussen de Democraten en de Republikeinen in de VS, zie diverse boekbesprekingen.
Fukuyama noemt verder “de verspreiding van een principieel geloof in moreel relativisme – het idee dat geen enkele bepaalde reeks waarden of normen gezaghebbend kan zijn. Wanneer dit relativisme zich uitstrekt tot de politieke waarden... begint het liberalisme zichzelf te ondermijnen.” Het liberalisme biedt relatief veel vrijheid in de keuze van waarden, maar berust op enkele kernwaarden en grondrechten zoals vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, vergadering en meningsuiting, tolerantie en gelijkberechtiging. Daaraan valt moeilijk te tornen, wil de liberaal-democratische rechtsstaat overeind blijven. Ook noemt hij “de dreiging die uitgaat van technologische verandering... Het tempo van de technologische verandering kan het tempo van de sociale aanpassing vaak overtreffen”. Toch ziet hij “de liberaal-democratie als enig levensvatbaar alternatief voor technologisch hoogontwikkelde samenlevingen... Van het welslagen van het proces [om sociale orde te reconstrueren] is de opwaartse pijl van de Geschiedenis afhankelijk, zo luidt zijn slotzin (p298,299).
Licht aan de horizon. https://traject-route66.nl/toekomst-uitbreiding-route-66/
Commentaar
Francis Fukuyama (geb. 1952 in Chicago) studeerde politieke filosofie en politieke wetenschappen bij o.a. Samuel Huntington, auteur van The Clash of Civilizations. Zijn visie heeft te maken met zijn voormalige neoconservatieve achtergrond, waarvan hij afstand heeft genomen. Kenmerkende voorkeursthema’s van het conservatisme zijn het gezin en gemeenschap, normen en waarden, moraal en religie, en de sociaal-culturele orde en wanorde, zie Fukuyama en bijv. bij ons het CDA e.a. christelijke partijen.
De aandacht van het liberalisme gaat uit naar (vrije)handel en economie, democratische waarden, mensenrechten e.d. Het is vanouds gelieerd aan het kapitalisme terwijl het socialisme daarvan de tegenhanger is. Het socialisme en radicalisme hebben meer aandacht voor ongelijkheid, onrechtvaardigheid, klassentegenstellingen en de machtsverdeling.
Mills is een voorbeeld van een radicale liberaal, Riesman van een meer gematigde liberaal, Tocqueville van een aristocratische liberaal en Fukuyama aanvankelijk van een conservatieve liberaal die meer opgeschoven lijkt naar een gematigde en kritische visie. Von der Dunk laat zich meer karakteriseren als een humanist in de Verlichtingstraditie.
In de (klassieke) sociologie spelen de drie genoemde ideologieën alle drie een rol van betekenis, met name ook de genoemde conservatieve thema’s, die onder druk staan in de moderne maatschappij, zoals Fukuyama beschrijft. Marx was uiteraard een socialist evenals Saint-Simon, die de term socialisme introduceerde. Comte was een progressieve conservatief. ‘Orde en vooruitgang’ was zijn motto. Weber kan gekarakteriseerd worden als een sociale liberaal. Zijn ‘methodologisch individualisme’ zag de samenleving als een structuur van met elkaar verbonden individuen. Durkheim had conservatieve en socialistische sympathieën en voelde zich verwant met het solidarisme, waarbij sociale verbondenheid werd benadrukt.
Fukuyama steunde aanvankelijk het neoliberalisme van Reagan en Thatcher en ook de inval in Irak en de buitenlandse politiek van de VS. Maar toen deze te agressief werd onder George Bush Junior distantieerde hij zich daarvan, evenals van het daarmee samenhangende neoconservatisme en neoliberalisme, dat Amerikaanse markten veilig wilde stellen. Hij vergeleek het zelfs met leninisme, dat een graadje erger is dan socialisme.
Wat het socialisme betreft zei hij in een Interview in The New Statesman, (17 okt 2018): “Als je herverdelingsprogramma’s bedoelt waarmee de ontstane grote onbalans in inkomen en rijkdom wordt geprobeerd te herstellen, ja dan denk ik dat het niet alleen terug kan komen, het zou ook terug moeten komen. De lange periode, die begon met Reagan en Thatcher, waarin bepaalde ideeën over de voordelen van niet-gereguleerde markten ingang vonden, heeft in veel opzichten een rampzalig effect gehad. Op dit moment lijkt het me dat bepaalde dingen die Karl Marx heeft gezegd waar blijken te zijn. Hij sprak over de crisis van de overproductie... dat arbeiders zouden verarmen en er onvoldoende vraag zou zijn” (Wikipedia). Deze visie droeg hij nog niet uit in 1999 toen The Great Disruption uitkwam. Hij lijkt sindsdien gematigder en/of radicaler geworden. In zijn nieuwste boek Het liberalisme en zijn schaduwzijden. Verdediging van een klassiek ideaal, besproken in dit nummer verdedigt hij het liberalisme nog steeds, wel met de nodige aanpassingen, die aan het eind van Deel 3 ook kort genoemd zijn. Zijn basisideeën lijken hetzelfde gebleven, nl. de basisbeginselen van het (oorspronkelijke) liberalisme.
Fukuyama is of was o.m. betrokken bij de denktank de RAND Corporation (Research and Development), die o.m. de Amerikaanse (buitenlandse) politieke ondersteunt, de ruimtevaart, de nucleaire en de nationale gezondheidszorg, de wapenwedloop, sociale welzijnsprogramma’s en de digitale revolutie. “De meest zichtbare bijdrage is de doctrine van de mutual assured destruction MAD... ontwikkeld onder de toenmalige minister van buitenlandse zaken... De hoofdstrateeg Herman Kahn lanceerde het idée van een ‘te winnen’ nucleaire uitwisseling in zijn boek On Thermonuclear War. (1950). Dit leidde ertoe dat o.a. Kahn model stond voor de titelrol in de film Dr. Strangelove" (Wikipedia Engels). Fukuyama was toen nog niet geboren. Maar hij heeft zich later wel met de RAND Corporation geassocieerd.
Concentratie van macht en kapitaal en de kloof tussen arm en rijk
Fukuyama heeft met The Great Disruption (weer) een indrukwekkend, veelzijdig en erudiet boek geschreven, waarin hij zijn verantwoordelijkheid neemt om bij te dragen aan de oplossing van ontwrichtende problemen in onze tijd. De titel De grote scheuring lijkt niet de beste vertaling van The Great Disruption, dat ‘ontregeling’ betekent. Hier is de voorkeur gegeven aan ‘ontwrichting’.
Scheuring duidt meer op een tweedeling. Fukuyama gaat in dit boek echter voorbij aan de tweedeling tussen een steeds rijker wordende toplaag en een relatief armer wordende massa. Het hangt samen met de concentratie van macht en kapitaal, die ook nauwelijks aandacht van hem krijgt, evenmin de bedroevende sociale voorzieningen en de onbetaalbare gezondheidszorg in de VS, een rijk land met veel arme mensen. Grote maatschappelijke tegenstellingen werken criminaliteit en andere ontwrichting in de hand. Eenzelfde tegenstelling speelde tijdens de industriële revolutie, die later door sociale wetgeving is verzacht. Ook daaraan gaat Fukuyama voorbij.
Fukuyama wees op tegenstrijdige effecten van armoede en rijkdom, die hij niet als oorzaak aanvoerde van de ontwrichting. Beide zijn vooral nadelig bij grote en toenemende ongelijkheid, die leidt tot relatieve deprivatie en armoede. Men vergelijkt zich dan met anderen die rijker zijn, en wil ook kunnen aanschaffen en consumeren wat zij zich kunnen veroorloven. Als het niet goedschiks gaat dan maar kwaadschiks door illegale en criminele activiteiten bij degenen met een verzwakt normbesef. Zo werkt een tegenstelling van armoede en rijkdom, arme buurten in rijke landen, criminaliteit in de hand.
De tweedeling en grote ongelijkheid tussen arm en rijk werkt ontwrichting en wanorde in de hand. In de informatiemaatschappij zou deze tweedeling die gepaard gaat met ongelijkheid en machts- en kapitaalconcentratie zijn toegenomen, zie Piketty e.a. Het lijkt of Fukuyama aan deze essentiële kenmerken van de ontwrichting voorbij gaat. Deze diepere oorzaak noemt hij niet, die direct samenhangt met het kapitalisme, dat steeds meer winst beoogt. Ook de ontwrichtende economische ontwikkelingen om steeds meer winst te maken hangen daarmee samen en leiden samen met technologische ontwikkelingen tot minder sociale verbondenheid en verval van normen en waarden. Kapitalisme dient samen te gaan met moraliteit, zoals bij Adam Smith en Max Weber. Als een moreel reveil daartoe bijdraagt, heeft het toegevoegde waarde.
De meer recente macht van Big Tech, die exemplarisch is voor de concentratie van geld en macht, is beschreven door Rana Foroohar (zie CM 124). Een klein groepje technocraten en superijken heeft een niet te onderschatten invloed, die zomaar zou kunnen aansturen op een technocratische dystopie, zoals door Maarten Rutgers is beschreven. Zo’n toekomstbeeld af te doen met louter complotdenken lijkt te simpel en duidt op struisvogelpolitiek. Nick Bostrom wijst elders in dit nummer op reële gevaren van superintelligentie en steeds slimmere computers, waar nu op wordt ingezet. “Who plans the planner?” was een cruciale vraag van Karl Mannheim in Man and Society in an Age of Reconstruction (zie CM 108).
https://nl.sawakinome.com/articles/people/difference-between-social-and-ethical-issues.html
Fukuyama zet o.a. in op een moreel reveil, terwijl hij de kapitaalconcentratie en het surveillancekapitalisme onaangeroerd laat en al helemaal geen aandacht geeft aan Big Tech dat in 1999 nog in opkomst was. Laat staan dat hij zegt dat de kapitaalconcentratie aangepakt moet worden, zoals Foroohar bepleit. Natuurlijk is het goed de cultuur, de moraal, het onderwijs, de publieke sector en het verenigingsleven te verbeteren. Maar het is daarnaast van belang aandacht te geven aan de economische tegenstellingen. Het burgerlijk beschavingsoffensief in de 19e eeuw ging gepaard met verbetering van de arbeidsomstandigheden en sociale wetgeving, hetgeen geleid heeft tot verbetering en verburgerlijking van de situatie van de arbeiders en mogelijk een proletarische revolutie heeft voorkomen.
Als de massamedia en de sensatiepers die in handen zijn van een klein aantal superrijken, vuil blijven spuiten in de vorm van goedkoop vermaak met veel seks en geweld en doen alsof dat normaal is, en eenzijdige, partijdige en vertekende informatie geven, zullen de vrome voorstellen van Fukuyama weinig zoden aan de dijk zetten. Hij geeft geen aandacht aan de media, die de mensen zoet proberen te houden en afleiding geven, zodat ze minder oog hebben voor de schrijnende ongelijkheid die samengaat met de kapitaalconcentratie.
Hij neigt naar verdediging van het kapitalisme door de wijzen op de zegeningen die het heeft gebracht. Deze zijn mogelijk eerder voortgekomen uit de combinatie met ‘morele gevoelens’ van de christelijke ethiek, om met Adam Smith en Max Weber te spreken, dan het winststreven. Het kapitalisme dient te worden aangepast en weer geïntegreerd te worden met de cultuur en moraal. Andere waarden dan winstbejag dienen leidend te zijn.
Fukuyama heeft een voorzet gegeven, maar lijkt het doel te missen. Het ziet er niet naar uit dat de hoopgevende ontwikkelingen die hij signaleerde wat betreft dalende criminaliteit en gezinsintegratie, hebben doorgezet. Hij ging voorbij aan de risico’s van het financiële kapitalisme die hebben geleid tot de bankencrisis van 2008. Ook hier geen woord over de Amerikaanse buitenlandse politiek die ongetwijfeld medebepaald wordt door de economische belangen van Amerikaanse multinationals.
De werkende klasse draagt letterlijk de cultuur van de elite en hogere middenklassen https://6hwmarx.weebly.com/theorie.html
Economische onderbouw en culturele bovenbouw
In marxistische termen lijkt het erop dat Fukuyama focust op de culturele bovenbouw en de technologisch en economische onderbouw intact laat zoals die is. Dat gaat wellicht niet werken. Zonder marxist of economische determinist te zijn, vraagt de economie en technologie meer aandacht dan Fukuyama deze geeft in zijn neoconservatief moreel reveil, zonder iets te willen doen aan de schrijnende ongelijkheid en de concentratie van macht en kapitaal. Het burgerlijk beschavingsoffensief en de sociale wetgeving hebben daar indertijd wel iets aan gedaan.
De sociologische visie van Fukuyama haalt het niet bij die van Durkheim, Weber, Sorokin en Mills, die meer aandacht hadden voor het verband tussen economische, politieke, sociaal-structurele en culturele factoren en hun wisselwerking, zonder te vervallen in economisch determinisme of politiek radicalisme. Sorokin is sociaal-democratisch revolutionair geweest in het precommunistische Rusland. Hij schreef o.m. The Reconstruction of Humanity, een titel die lijkt op de ondertitel van het boek van Fukuyama. Het onvoltooide hoofdwerk van Max Weber heet Wirtschaft und Gesellschaft, Economy and Society. Mills had in het voetspoor van Weber en Marx veel aandacht voor sociale ongelijkheid in zijn trilogie The New Men In Power, over arbeiders en vakbonden, White Collar over de middenklasse en The Power Elite over de hogere, leidende klasse. Hij had veel aandacht voor cruciale sociale issues en problemen.
Het lijkt soms of Fukuyama de zwanenzang van het neoliberalisme wil uitstellen met een moreel reveil, terwijl hij ook wel weet dat versterking van de overheid en de publieke sector nodig lijkt voor een meer evenwichtige maatschappelijke orde met doeltreffender onderwijs en gezondere gezondheidszorg. Dat vraagt ook belastinghervormingen en aanpakken van kapitaalconcentratie, geldhandel en belastingontduiking, die niets produceren en veel winst opleveren. Thorstein Veblen maakte reeds een onderscheid in productieve industrie en improductieve business, die geld oplevert, maar niets produceert. Het doet denken aan de parabel van Saint-Simon, die relevant lijkt om dit commentaar mee te besluiten. “Als het land zijn drieduizend beste geleerden, kunstenaars en ambachtslieden verloor, werd het een lichaam zonder ziel. Verloor het land daarentegen dertigduizend lieden van de toenmalige bovenlaag, dan zou dat geen nadeel opleveren. Het is een omgekeerde wereld, de onbekwamen regeren de bekwamen.”
Dit wil niet zeggen dat regeringen onbekwaam zijn, wel dat onbekwame en onverantwoordelijke profiteurs, die uit zijn op eigen voordeel in plaats van het algemeen belang, te veel invloed hebben. De macht van het kapitaal, geconcentreerd in investeringsmaatschappijen en megamultinationals is te groot geworden en heeft wellicht meer invloed dan waarneembaar is om economische en technologische trends te sturen. Als democratisch gekozen verantwoordelijke leiders in naam van de bevolking die zij vertegenwoordigen niet meesturen en bijsturen, gaat het wellicht niet de gewenste kant op en kunnen we misschien wachten op een technocratische dystopie, waarin burgerlijke vrijheden worden beknot. Vrijheid, mensenrechten en democratie zijn kostbare verworvenheden om zuinig op te zijn en zoveel als in ons vermogen ligt te behoeden. Fukuyama zal het daar wellicht van harte mee eens zijn.
Terugblik op Deel 1-4 over ontwikkelingen in de consumptieve informatiemaatschappij
Riesman beschreef in Deel 1 dat het otherdirected karaktertype kenmerkend was voor de 20e eeuw, vooral na de tweede wereldoorlog. Mills liet zien dat dit type kenmerkend was voor de nieuwe middenklasse, die na de tweede wereldoorlog toonaangevend werd en ontstond door monopolisering van bedrijven en uitdijende publieke instellingen. Kleine ondernemers werden daardoor opgenomen in de nieuwe middenklasse.
Riesman en Mills lieten ook zien hoe een consumptieve leefstijl kenmerkend was voor de middenklasse om status, een gevoel voor eigenwaarde en aanzien in de ogen van anderen aan te ontlenen, bij gebrek aan een (kantoor)baan met status. De consumptiecultuur ging samen met de amusementscultuur, die door cultuurhistorici als Von der Dunk en Schroevers werd beschreven. Massacommunicatie en sociale media passen bij de moderne leefstijl met veel vluchtige contacten.
Fukuyama laat zien dat het ontwortelde sociale leven in de informatiemaatschappij gepaard gaat met criminaliteit, ontwrichting van de sociale orde, het gemeenschapsleven en het gezinsverband. Hij doet zinnige voorstellen om dit te verbeteren, maar gaat voorbij aan de ontwrichtende werking van de media en de massacultuur, de sociale ongelijkheid en de concentratie van macht en kapitaal, die ook de media monopoliseert. De macht- en kapitaalconcentratie is niet alleen in strijd met het beginsel van de gelijkheid, maar kan ook vrijheid, solidariteit en broederschap onder druk zetten, waardoor de waarden van de liberale democratische samenleving worden bedreigd. Dit vraagt om meer fundamentele oplossingen dan een moreel en cultureel reveil, dat wel een toegevoegde waarde heeft. Naast cultuurveranderingen en morele ontwikkeling zijn er ook economische en politieke veranderingen nodig, waarbij een grotere rol van de publieke sector kan zijn weggelegd. Civis Mundi biedt daarover geregeld boekbesprekingen en artikelen.
https://bloeise.nl/trends/
Enkele trends
De vier voornaamste bronnen van de vier delen dateren van 1950, 1951 en tweemaal 1999. Big Tech van Foroohar en het boek over de filosofie van AI door Guido van der Knaap, resp. besproken in CM 124 en 123, zijn van dit jaar. Samen geven zijn een cultuurhistorisch, -filosofisch en sociologisch perspectief. De aanvankelijk gegeven karakteristiek van de nieuwe middenklasse die de informatiemaatschappij draagt, heeft stand gehouden. De cultuurhistorische werken van Von der Dunk, Schroevers en Fukuyama uit 1999 geven uitdrukking aan culturele vervlakking, sociale ontwrichting en verminderde sociale verbondenheid, die gerelateerd lijken te zijn aan de informatiemaatschappij.
De individualisering waarvan The Lonely Crowd en de geïndividualiseerde middenklasse in White Collar blijk gaven, heeft zich eveneens doorgezet. Mensen zijn weliswaar meer otherdirected maarde meestecontacten lijken doorgaans vluchtiger en afstandelijker. Mensen lijken zich in het algemeen minder verbonden met elkaar verbonden te voelen volgens Fukuyama en anderen, hoewel de wereld door internet en communicatiemedia meer verbonden lijkt in de zin van ‘interconnected’. Intieme relaties concentreren zich in een aantal persoonlijke vriendschappen en het gezin als Haven in a Hearless World, naar het gelijknamige boek van Christopher Lasch. Verder maken formele en contractuele relaties die dienst uit. Genoemde boeken uit 2022 vermelden een groeiende ongelijkheid en tweedeling tussen hoger en lager opgeleiden naast toenemende concentratie van macht en kapitaal, die samenhangen met de digitale informatiemaatschappij, die hoger geschoolde banen vraagt en lager geschoold administratief werk in toenemende mate overbodig maakt.
Kenmerkend voor de afgelopen jaren lijkt een gevoel van crisis, meer dan bij de bankencrisis van 2008. De coronacrisis lijkt een aantal trends te heb ben geaccentueerd, waaronder de kapitaalconcentratie, met name bij Big Tech en Big Pharma. Het midden- en kleinbedrijf stond nog meer onder druk, evenals de sociale verbondenheid. Onder invloed van angst en onzekerheid kunnen impopuliare maatregelen worden doorgedrukt. Eens te meer bleek het belang en get doorslaggevende effect van informatie en communicatie, die vaak eenzijdig, topdown en sturend was in de vorm van instructies, alsof het oorlog was. Die vergelijking werd herhaaldelijk gemaakt, o.a. door Macron, mede door de avondklok en de lockdown.
Kunnen uit de crisisverschijnselen trends worden afgeleid of zijn het eenmalige episoden? Geeft de coronacrisis een kentering weer, een versterking van trends of een eenmalige afwijkende anomalie? De tijd zal het leren en ook nadere studie en onderzoek.
In volgend nummer staan besprekingen gepland van David Rothkopf, Superclass (2008, vlak voor de bankencrisis en ver voor de coronacrisis) en The Age of Surveillance Capitalism door Soshana Zuboff, waar Foroohar naar verwees. Het eerste boek heeft een wat tendentieuze titel en verwijst naar The Power Elite van Mills, een vervolgstudie na diens White Collar. Het boek van Zuboff laat zien dat handel in data en gedragsmanipulatie via internet en sociale media bronnen van ongekende kapitaalaccumulatie zijn door beïnvloeding van koop- en consumptiegedrag. Misschien werpen deze publicaties licht op trends in onze tijd en hoe deze samenhangen met eerdere ontwikkelingen.
Het neoliberalisme lijkt zich (nog) niet te ontwikkelen tot een meer sociaal liberalisme maar tot surveillance kapitalisme, die democratie, transparantie, privacy, mensenrechten en menselijke waarden verder onder druk zet. Diverse publicaties wijzen op manco’s van de democratie en democratische controle, toenemend populisme en appelleren op emoties, afnemend vertrouwen in politici en instituties, partijpolitieke polarisering. Sommige van deze trends zijn door Fukuyama gesignaleerd. Hoewel politieke leiders noodgedwongen werden gevolgd, lijkt het vertrouwen in hen en hun besluitvorming te zijn afgenomen.
Om dergelijke trends bij te sturen in een meer gewenste richting lijkt een grotere rol te zijn weggelegd voor overheidsinstellingen en de publieke sector, niet in het minst op het gebied van het milieu. Verder zijn er meer stemmen te horen die oproepen tot verandering van onze consumptieve levenswijze in een meer duurzame en milieubewuste leefwijze, ook in dit nummer, zie Toon van Eijk. Met de toenemende afstemming op natuur en milieu kan ook de verbondenheid met andere mensen en dieren toenemen. Ook de trends van meer aandacht voor immateriële waarden die Inglehard signaleerde kan toenemen en accordeert met genoemde trends. Zo zijn er meer hoopgevende trends
Gloort er licht aan het einde tunnel? Of is het ons eigen licht dat wij naar buiten projecteren? Trends kunnen veranderen door bewustwording en collectieve actie in het licht van het bewustzijn. Onbewuste volgzaamheid houdt mensen klein. Een ieder kan bij zichzelf te rade gaan wat en hoe hij of zij kan bijdragen aan de transitie naar een meer gewenst leven en samenleven. Tesamen kunnen onze intenties en daaruit voortvloeiende initiatieven en daden trends versterken in de gewenste richting.