Civis Mundi Digitaal #126
Inleiding
In Deel 1 schetsten we de contouren van een nieuw perspectief. Dat willen we gebruiken voor een systeemanalyse van domeinen zoals overheid, wetenschap en rechtspraak. In dit Deel 2 willen we dit perspectief op een aantal punten verdiepen. We gaan in op het nieuwe materialisme, op het splitsend en onderscheidend denken, op de tussenruimte tussen de polariteiten en de noodzaak van meervoudigheid in ons denken.
Constructivisme en materialisme
Als we het constructivisme als vertrekpunt nemen, houdt dat in dat we de werkelijkheid proberen te begrijpen door er betekenis aan te geven. De afbeeldingen van de werkelijkheid die we construeren, zijn dus het resultaat van betekeningsprocessen van onszelf. Dus kunnen we de vraag hoe de werkelijkheid in elkaar zit, vervangen door de vraag op welke wijze we betekenis geven. Hoe verlopen die processen? En vooral natuurlijk, hoe verloopt de buitensluiting. Wat wordt er niet betekend?
Die opvatting is onderwerp van kritiek geweest. In zijn meest consequent doorgedachte vorm zou het constructivisme inhouden dat we de werkelijkheid geen eigen status geven, maar dat betekenisgeving een absolute positie heeft. De werkelijkheid zou dan een kwestie zijn van constructies van de mens. De werkelijkheid is, zoals we de werkelijkheid betekenen. De werkelijkheid zou dan slechts bestaan en bestaansrecht hebben voor zover wij er betekenis aan geven. Zonder onze constructies zou de werkelijkheid niet bestaan.
Op die opvatting is de nodige kritiek gekomen. De werkelijkheid ontnemen we dan een eigen identiteit. In plaats daarvan zouden we als uitgangspunt moeten nemen dat het constructivisme teveel invloed toekent aan ons als betekenaars van de werkelijkheid. We schuiven dan terzijde dat we zelf niet in staat zijn, ons perfecte en allesomvattende afbeeldingen van de werkelijkheid te vormen. Onze afbeeldingen zijn per definitie gemankeerd.
Nieuw materialisme
Dat leidde vervolgens tot de overtuiging dat het centraal stellen van een constructivistisch perspectief correctie behoeft. We zouden de werkelijkheid en de materie een eigen plaats moeten geven binnen ons perspectief. Die denkwijze heeft geleid tot wat wordt geduid als het nieuwe materialisme. We moeten daarbij niet zozeer de keuze maken tussen materialisme of constructivisme, maar we moeten beide perspectieven met elkaar verbinden.
De vraag is dan aan de orde wat we ons bij materiele elementen en beelden moeten voorstellen. Het aan de orde stellen van de relatie tussen materialisme en constructivisme houdt in dat we iets moeten zeggen over de verhouding tussen objectiviteit en subjectiviteit. Objectiviteit verwijst naar een externe positie waarin we ons onafhankelijk van de werkelijkheid opstellen en we tot zekere kennis kunnen komen van de werkelijkheid. Het is de grondgedachte van de Verlichting. We zien de wereld als een geheel van relaties die we kunnen waarnemen en die we door onderzoek kunnen leren kennen. We ontleden de werkelijkheid en op basis van de verworven kennis zijn we in staat de werkelijkheid naar onze hand te zetten. De werkelijkheid is intervenieerbaar en maakbaar. The sky is the limit. Maakbaarheid is vanzelfsprekend.
Antropocentrisch
Die opvatting is onderwerp van kritiek geworden. Het is gebaseerd op een mensbeeld, waarin de mens zichzelf positioneert als heerser waar de werkelijkheid aan ondergeschikt is. We plaatsen de aarde in het centrum van het universum. En vervolgens plaatsen we onszelf in het centrum alsof we de aarde kunnen beheersen en sturen. De werkelijkheid zou geheel ondergeschikt worden gemaakt aan onze wijze van betekening. De kritiek houdt in dat we daardoor de positie van de mens een al te centrale plaats geven. Dat mensbeeld staat ter discussie. Het is de basis voor het antropocentrisch denken. We stellen de mens centraal en juist dat vertrekpunt wordt beschouwd als een belangrijke oorzaak voor problemen, zoals op het vlak van duurzaamheid. We dachten alles in de hand te hebben en de werkelijkheid te kunnen beheersen. Dat getuigt echter van een gebrek aan respect voor de werkelijkheid en vooral voor wat kwetsbaar is onder economische druk. Wat niet werd betekend als economisch waardevol, kwam onder druk te staan. Het moest wijken voor ons verlangen naar economisch succes.
We plaatsen onszelf in het midden van het universum en denken lineair, omdat we niet kunnen omgaan met oneindigheid en afhankelijkheid. We wensen zekerheid en het vermogen tot beïnvloeding en vormen ons een beeld waarbinnen dat mogelijk is en waarin we onze illusies zoals het bereiken van onbetwistbare waarheid, overeind kunnen houden. Ligt daar niet de bron van de hardnekkigheid waarmee problemen zich aan ons voordoen? Telkens weer stelt de werkelijkheid ons teleur omdat die zich niet laat vouwen op basis van onze verwachtingen en overtuigingen. De mens is in het beeld van de moderniteit tegelijkertijd heerser en ondergeschikte. We stelden in Deel 1 dat het wereldbeeld van de moderniteit instrumentalistisch is. We kunnen de werkelijkheid kneden naar onze verlangens. We streven naar perfectie. We vormen ons een beeld van een perfecte wereld. In het Deel over het politieke systeem zullen we aangeven hoe ons verlangen naar perfectie kan worden opgevat als een belangrijke verklaring voor de problemen waar we thans mee worden geconfronteerd. En hoe we problemen op het vlak van sturing niet kunnen oplossen door inhoudelijke beleidswijzigingen. Onze verlangens overheersen ons beeld van de werkelijkheid. We denken de wereld naar onze hand te kunnen zetten. Maar telkens weer stelt de werkelijkheid ons teleur. We vormen ons een beeld van een perfecte werkelijkheid maar die blijkt telkens weer onbereikbaar. De horizon verschuift telkens. We moeten onder ogen zien dat we moeten omgaan met het onvolmaakte. Met de spanning tussen onze verlangens en de weerbarstige realiteit. We zijn geneigd het onmetelijke meetbaar te maken, het oneindige grijpbaar en het onvoorspelbare planbaar.
Een nieuw mensbeeld
Er is intussen een brede overtuiging dat dit antropocentrisch denken te ver is doorgeschoten. We moeten tot een herwaardering komen van de wereld waarin we leven. Dat betekent dat we de werkelijkheid een eigen positie geven in plaats van de mens te zien als de heerser, die de werkelijkheid kan kneden naar zijn verlangens. Dat houdt in dat het nieuwe mensbeeld ervan uitgaat, dat de mens zelf onderdeel is van de werkelijkheid en zich ertoe moet verhouden. Dus niet langer een onafhankelijke positie veronderstellen, maar erkennen dat de mens zich in een afhankelijke positie bevindt. Daar vloeit een herwaardering uit voort van bijvoorbeeld natuur en milieu. Dat worden zelfstandige waarden die niet langer ondergeschikt worden gemaakt aan het economisch denken.
Die houding van afhankelijkheid houdt een erkenning in van de eigenwaarde en identiteit van de werkelijkheid. Dat betekent een doorbreking van het centraal stellen van de subjectiviteit, zoals centraal staat in het constructivisme. Het verandert dus de verhouding tussen constructivisme en het materialisme als tegenpool.
Subjectiviteit en objectiviteit
We moeten tot een andere verhouding komen tussen subjectiviteit en objectiviteit. Erkennen dus dat er een werkelijkheid is met een eigen status die zich niet passief laat veranderen doordat we die anders betekenen. Het vraagt een heroriëntatie op de werkelijkheid als zelfstandig bestaand. We kunnen niet langer denken in termen van lineaire relaties en oorzaak-gevolg-relaties. We hebben te maken met een werkelijkheid waarin subjectiviteit en objectiviteit onderling vervlochten zijn. We moeten uit de tegenstelling treden en tot een nieuw perspectief komen.
Wanneer de mens zichzelf positioneert als onderdeel van de werkelijkheid, houdt dat erkenning van afhankelijkheden in. Hij heeft zich te verhouden tot zijn omgeving. Dat betekent een relativering, ook van de kennis die we van de werkelijkheid verwerven. Die zal altijd persoonlijk gekleurd zijn. Absolute kennis is niet bereikbaar. Kennis zal altijd een subjectief element bevatten.
Die houding van afhankelijkheid houdt een erkenning in van de eigenwaarde en de identiteit van de werkelijkheid. Dat betekent een doorbreking van het centraal stellen van de subjectiviteit. Erkennen dus dat er een werkelijkheid is met een eigen status die zich niet passief laat veranderen doordat we die anders betekenen.
Het is opmerkelijk dat juist kwantumtheoretici , die toch als streven hadden steeds dieper in de werkelijkheid door te dringen, zich heel goed bewust waren van processen van betekening en dat ons perspectief op de werkelijkheid bepalend is voor wat we zien. Door van perspectief te veranderen kan een geheel ander beeld ontstaan waardoor we ons inzicht in de werkelijkheid ingrijpend kunnen vergroten. Dat houdt in dat we het beeld van een definitieve en alles bepalende objectiviteit moeten opgeven. De waarneming is bepalend voor wat we zien. We kunnen ons niet losmaken van subjectieve invloeden wanneer we de werkelijkheid benaderen. Dat werd helder tot uitdrukking gebracht door Nicolescu (2010), die stelde dat we eerst de subjectiviteit moeten doden om tot objectieve kennis in staat te zijn. Dat is de mens echter niet gegeven. We kunnen onze voorgeprogrammeerdheid in ons denken moeilijk uitschakelen en tot een geheel vrije en onafhankelijke waarneming komen van de werkelijkheid. Ook Serres (2016) was zich daarvan bewust. Hij problematiseerde de waarneming van de mens. We kunnen niet onbeperkt vertrouwen op de werking van onze zintuigen.
Splitsend denken
Kenmerk voor het westers denken is dat we de werkelijkheid ontleden. We onderscheiden aspecten, kenmerken en deelfuncties. We denken splitsend. Daardoor doen we geen recht aan het wezen van de werkelijkheid. Om met Kant te spreken: de categorieën van het verstand vormen het kader waar de werkelijkheid in wordt geperst. We denken binair en wensen eenduidigheid. We definiëren rijkdom en armoede. We stellen meetbare criteria op aan de hand waarvan we bepalen of iemand recht heeft op een toeslag. We vinken lijstjes af, maar die stellen niet in staat het begrip armoede te omvatten. Daar is meer voor nodig, zoals aandacht voor kansloosheid. En aandacht voor externe omstandigheden zoals cultuur en sfeer, die anders zijn in een bungalowwijk dan in een historisch bepaalde arbeiderswijk. Kinderen van hoog opgeleide ouders hebben een grotere kans succesvol te zijn in verdere studies dan kinderen van ouders die in armoede leven. Kortom, er zijn tal van omgevingsfactoren die een rol spelen waarbij meer factoren van invloed zijn dan de hoogte van het inkomen. We moeten oog krijgen voor de context.
Onze behoefte aan inzicht is zo groot, dat we ons een beeld vormen van de werkelijkheid dat aan die behoefte tegemoet komt. We vormen een beeld dat ons in staat stelt de werkelijkheid te begrijpen. Daarmee doen we geen recht aan de werkelijkheid. We plooien de werkelijkheid naar ons kenvermogen. Daarmee sluiten we kennis buiten. En daardoor sluiten we complexiteit buiten. En door complexiteit buiten te sluiten, zijn we zelf de constructeurs van complexiteit. In het Deel over wetenschap komen we hierop terug.
Tussenruimte
Om dat splitsend denken te doorbreken is een nieuwe benadering nodig met betrekking tot de begrippen objectiviteit en subjectiviteit. We doen dat in het besef dat iedere theoretische benadering van de materiele werkelijkheid ordenend is. We bedienen ons van begrippen en definities die in staat stellen ons een geordend beeld van de materiele werkelijkheid te vormen. Vergelijk de ontologie bij Aristoteles die de werkelijkheid benadert vanuit categorieën zoals kwaliteit, kwantiteit, relatie enz.
Kenmerkend voor de huidige denkwijze is, zoals aangegeven, dat we ons denken en daarop gebaseerd handelen onderscheiden in objectief en subjectief. We construeren een continuüm waarbij er sprake is van een tussenruimte tussen twee uiterste posities, tussen twee polariteiten. Door ons binaire denken en daarop gebaseerd handelen hebben we geen oog voor de ruimte tussen beide uiterste posities. Die ruimte hebben we weggeordend. Het is een restpost die we slechts kunnen betekenen met behulp van de begrippen die aan beide polaire posities zijn verbonden. Maar dat lukt niet. De betekeniskaders van de beide polaire posities veroorzaken verschillen maar zijn niet geschikt om tot die verschillen door te dringen. Sterker nog, het streven naar eenduidigheid kan worden opgevat als de bron van buitensluiten en dus de bestaansbasis van de niet-betekende ruimte. Het is de werkelijkheid die niet in onze ordeningen en systemen past.
Maar het feit dat we die ruimte niet kunnen betekenen, houdt niet in dat die niet bestaat. Het buitengeslotene heeft een eigen identiteit, zo stelt Serres. Om die te leren kennen moeten we afstand nemen van het continuüm-denken. We beschouwen dan de ruimte tussen beide polariteiten als een tussenruimte, waarop we ieder punt benoemen in de verhouding tussen beide polen. Op het middelpunt is sprake van een 50/50-verdeling tussen de polariteiten. We betekenen daarmee de tussenruimte met behulp van de begrippen die de polaire posities kenmerken. Maar dan doen we geen recht aan de verschillen. Dan is er geen ruimte om die tussenruimte een eigen betekenis en een eigen identiteit te geven.
De tussenruimte moeten we opvatten als de ruimte, die niet door beide polariteiten kan worden betekend. We hebben daarvoor andere begrippen nodig. Het onderscheid tussen polariteiten is de oorzaak van de tussenruimte maar schiet tekort om die ruimte te begrijpen. De tussenruimte kan worden opgevat als de ruimte die juist niet kan worden betekend door de beide polariteiten. Als kilogrammen en meters als meetinstrument worden gebruikt, kunnen we de werkelijkheid die zich niet laat meten met behulp van kilogrammen en meters niet benoemen. Die ruimte ontstaat juist als gevolg van dat onvermogen. We moeten dan op zoek naar de ruimte die zich niet laat meten met behulp van gangbare maten. Het is de niet-meetbare en niet betekenbare ruimte. Voor zover we die niettemin proberen te betekenen komen we vaak niet verder dan de definitie van de niet-meetbare werkelijkheid.
De tussenruimte laat zich niet weg definiëren. Toch is dat precies wat er gebeurt door ons denkkader. Daarin wensen we eenduidigheid. Iets is waar of onwaar, iemand heeft ergens recht op of niet, een handeling is strafbaar of niet. Dat biedt ons overzichtelijkheid en duidelijkheid. Maar we beseffen niet dat het een geconstrueerde overzichtelijkheid is en een geconstrueerde duidelijkheid. Die kan slechts ontstaan doordat we het tussengebied buitensluiten. Het heeft geen bestaansrecht.
Differentiefilosofie
Het denken van Deleuze is interessant vanwege zijn benadering, waarin hij aandacht vraagt voor verschillen. We ordenen de werkelijkheid in categorieën. We formeren daartoe onderscheidende eigenschappen en kenmerken. Deleuze stelt dat we daardoor te achteloos voorbijgaan aan de aard van de verschillen. Je zou kunnen zeggen dat we de verschillen zelf construeren, doordat we de werkelijkheid vanuit een set van onderling afwijkende kenmerken benaderen. We ordenen de verschillen weg en in plaats daarvan, zo stelt Deleuze, moeten we de verschillen onderzoeken. Door de verschillen weg te ordenen, vormen we ons een beeld van de werkelijkheid dat overzicht en inzicht biedt. Maar het verwerven van dat inzicht vraagt een prijs. We moeten accepteren dat inzicht in een gebrekkig afgebeelde werkelijkheid ook slechts gebrekkig kan zijn. De werkelijkheid moet het hoofd buigen voor onze zucht naar ordelijkheid en inzicht.
We doen daarmee de werkelijkheid geweld aan. Er is in dat verband nog ene ander gezichtspunt. Dat heeft ermee te maken dat de eigenheid, het wezen en de identiteit van objecten niet wordt bepaald door de inhoudelijke kenmerken van een object, maar juist door de relaties die worden onderhouden met de buitenwereld. Het gaat er dus om hoe een object zich verhoudt tot andere objecten. Vergelijk de benadering van het begrip identiteit. De identiteit van een mens wordt bepaald door hoe iemand zich onderscheidt ten opzichte van andere mensen. Identiteit is zo beschouwd een “ relatief” of relationeel begrip. Hoe we ons verhouden tot medemensen, is bepalend voor onze identiteit. De verbinding die we maken met anderen tekent onze identiteit.
Deleuze stelt dat dus we ons te makkelijk afmaken van verschillen. Onze behoefte aan ordening is de bron van verschillen. Zo komen we tot ordeningen maar die vormen een gemankeerd beeld van de werkelijkheid. Ordenen houdt in dat we een onderscheid maken tussen wat tot de ordening behoort en datgene wat niet kan worden ondergebracht in de ordening. Dat laatste is de chaos. Het is wat overschiet bij het ordenen. Je zou kunnen zeggen dat juist de verschillen, het buitengeslotene dus, bepalend is voor de aard van de ordening. De ordening kan slechts bestaan dankzij het buitengeslotene. We moeten dus, zo stelt Deleuze, de verschillen onderzoeken. We kunnen niet volstaan met een continuüm waarop we iedere positie zien als een verhouding tussen de polariteiten. Wanneer we een eigen betekenis willen geven aan de tussenruimte en die als een zelfstandige entiteit willen benoemen, hebben we andere begrippen nodig. Het verschil is enkel het resultaat van het afwijkende tussen twee polariteiten. Maar daarmee is de ruimte niet betekend. Integendeel. Vergelijk ons onderwijssysteem waarin lange tijd de grondgedachte was dat we leerlingen disciplinaire kennis moesten bijbrengen. We ontleedden de werkelijkheid in vakken zoals taal, rekenen en geschiedenis. Maar de werkelijkheid is een combinatie tussen disciplines en juist de onderlinge verbindingen zijn kenmerkend voor die werkelijkheid. Het is juist de ruimte tussen de disciplines die het onderzoeken waard is. Het is, zoals Serres stelt, het gebied “entre”. In het Deel over wetenschap werken we dit verder uit.
Een betekende en een niet-betekende ruimte
Aldus kunnen we de werkelijkheid opvatten als een ruimte die deels is betekend en deels niet is betekend en ook niet kan worden betekend met behulp van gangbare begrippen. Die niet-betekende ruimte kan worden opgevat als een verborgen potentie. Die ruimte kan met betekenis en dus, verwijzend naar Deel 1, met energie worden geladen en werking krijgen. De betekening ervan wordt niet beperkt door die ruimte zelf maar eerder door ons eigen voorstellingsvermogen. We hebben nieuwe begrippen nodig om te betekenen wat niet kan worden omvat door het geldend betekeniskader. Het is de werkelijkheid die buiten ons voorstellingsvermogen ligt. Om die te verkennen hebben we een hoger niveau van bewustzijn nodig. Verbindingen bijvoorbeeld tussen het rationele en het irrationele.
Meervoudigheid
Je zou het splitsend denken kenmerkend kunnen noemen voor het betekeniskader van de moderniteit en ook als oorzaak van de problemen waar we voor staan. We hebben afzonderlijke functies onderscheiden, die we hebben geperfectioneerd en waarvan we de effectiviteit vergroot. Dat was mogelijk door het andere buiten te sluiten. Vergelijk het economisch systeem dat dominant werd en dus andere waarden opzij kon drukken, omdat die geen economische waarde hadden. De landbouw als voorbeeld. We konden de productiviteit enorm opvoeren door geen betekenis toe te kennen aan waarden als natuur en landschap.
De nadruk op eenduidigheid komt voort uit ons verlangen naar helderheid. We ervaren het als verwarrend wanneer er sprake is van onderling tegengestelde interpretaties. Regels dienen helder te zijn en dus eenduidig. Het is immers lastig om samen te werken wanneer eenzelfde situatie op basis van onderling afwijkende betekenisgeving tot andere handelingen zou leiden. Onze behoefte aan ordening leidt tot een geordend beeld van de werkelijkheid.
Meervoudigheid
Meervoudigheid houdt een wereldbeeld in waarin de werkelijkheid zich tegelijkertijd meervoudig laat ontvouwen en waarin iedere afbeelding c.q. constructie beperkingen kent. Het is een wereldbeeld waarin we niet toegeven aan ons verlangen naar helderheid. We moeten erkennen dat een steeds verdere aanscherping en precisering van onze definities en begrippen juist een omgekeerd effect heeft. Hoe nauwkeuriger onze definities zijn, des te meer werkelijkheid sluiten we buiten. Het toepassingsgebied en de werking van onze kennis wordt alsmaar beperkter. We weten steeds meer over een alsmaar beperkter beeld van de werkelijkheid. Het gaat niet om aanscherping van definities, niet om alsmaar meer gedetailleerde kennis binnen een bepaald perspectief, maar om aanvaarding van de consequenties, dat tegelijkertijd meerdere perspectieven aanwezig zijn. Dat maakt communicatie lastig. We zijn niet gewend ons telkens de beperkingen van een bepaald perspectief te realiseren. Integendeel, dat zou de pretentie van ware kennis belemmeren. Kennis is dan perspectief gebonden. Het wezen van de werkelijkheid is dat die tegelijkertijd zich heel verschillend kan vertonen.
Het wereldbeeld van een meervoudige werkelijkheid kan logisch worden verbonden met het begrip plooi, zoals dat is geïntroduceerd door de filosoof Leibniz en later is opgepakt en gethematiseerd door Deleuze. De grondgedachte is dat de werkelijkheid niet eenduidig is maar meervoudig. De werkelijkheid laat zich op verschillende wijze ontvouwen en we kunnen ons dus meerdere beelden vormen van eenzelfde werkelijkheid. (van Tuinen, 2012). We plooien de werkelijkheid naar het betekeniskader van onze systemen. Daardoor doen we geen recht aan de meervoudigheid van de werkelijkheid.
Denkhoeden
De Bono (2016) borduurt voort op meervoudigheid en introduceert het begrip “denkhoeden”. Hij onderscheidt zes verschillende benaderingen c.q. perspectieven c.q. denkwijzen, zoals het overall beschouwend perspectief (de regiefunctie) , het objectieve, analytisch perspectief (cijfers), het emotionele perspectief, het positieve en het kritische c.q. negatieve perspectief, en het creatieve perspectief. Daar kunnen functies aan worden gekoppeld die in een organisatie allemaal van betekenis kunnen zijn, zij het dat afhankelijk van de situatie en de aard van de problematiek, afzonderlijke functies een belangrijke, dan wel een ondergeschikte rol spelen. Een juiste mix van perspectieven op het juiste moment kan aanmerkelijk bijdragen aan het goed functioneren van een team of organisatie. Enkel ruimte bieden aan emoties of alleen maar focussen op cijfers kan daarentegen het functioneren negatief beïnvloeden. Door ruimte te bieden aan alle perspectieven wordt bevorderd, dat situaties en vraagstukken vanuit meerdere perspectieven worden bekeken. Dat kan worden opgevat als een basisvoorwaarde voor creativiteit. Er worden verbindingen gelegd tussen onderling afwijkende perspectieven. Het vraagt een zijwaartse c.q. laterale denkhouding waarbij er ruimte is voor nieuwe gedachten en voorstellingen. Er worden wegen en verbindingen bedacht tussen verschillende systemen. Het vraagt van deelnemers de eigen wereld te verlaten en afstand te nemen van de daarin geldende vanzelfsprekendheden. Die belemmeren de denk- en voorstellingsruimte en bevorderen reproductie in plaats van systeemvernieuwing.
We kunnen ook verwijzen naar Latour die het begrip “translatie” introduceerde. De werkelijkheid toont zich telkens anders aan ons. In de Nieuwe Actor Theorie wordt de werkelijkheid c.q. de waarheid opgevat als een complex van verbindingen tussen elementen. Die elementen hebben betrekking op personen, functies, instrumenten, culturele factoren, machtsverhoudingen enz. Ook materiele objecten kunnen binnen zo’n complex werking hebben. Dat leidt niet tot vaststaande ordeningen maar het verschaft inzicht in de processen van ordening. Het is juist die dynamiek die ons inzicht in de werkelijkheid kan vergroten. Je zou kunnen zeggen, dat waarheid bij Latour geen definitie van een situatie is, maar dat waarheid een proces is van waarwording.
Het komt er dus op neer dat we de grenzen van onze geldende systemen overschrijden en de ruimte erbuiten betreden. Om die ruimte te betreden hebben we dus nieuwe begrippen nodig. Daartoe is nodig dat we het streven naar definitieve kennis opzij zetten en niet langer streven naar nog meer kennis binnen een bestaand betekeniskader. Het gaat er dan juist om dat we ons denken verleggen en tot nieuwe begrippen en daarop gebaseerde perspectieven komen. en voorbeeld betreft de kwantumtheorie. Met behulp van nieuwe begrippen (fotonen, kwantumsprongen, golftheorie) kwamen nieuwe processen in beeld die tot nieuwe inzichten leidden. De werkelijkheid kon met behulp van deze nieuwe begrippen heel anders worden betekend dan tot dan toe gebruikelijk was.
Plooien
Dat streven om de werkelijkheid op heel uiteenlopende wijze te betekenen, staat haaks op het streven naar eenduidigheid, dat thans bijvoorbeeld in beleid en rechtspraak dominant is. Wetten en daarvan afgeleide regels bevatten doorgaans een aantal definities waarin nauwkeurig en gedetailleerd wordt omschreven wat we onder begrippen verstaan. In plaats daarvan is aan de orde dat we de werkelijkheid opvatten als een werkelijkheid die op uiteenlopende wijze kan worden betekend. Een meervoudige werkelijkheid dus. Die gedachte treffen we aan bij Deleuze. Die spreekt in navolging van Leibniz van “plooien”. De werkelijkheid laat zich oneindig plooien. Maar Deleuze stelt ook dat we van die plooibaarheid maar een beperkt gebruik maken. In onze instituties en systemen hebben we de werkelijkheid reeds voorgeplooid. Daar kunnen we ons moeilijk aan onttrekken, omdat we daarmee onze geldende systemen terzijde zouden schuiven. We plooien de werkelijkheid naar onze systemen. Wat er niet in past, schuiven we terzijde. Het is betekenisloos, althans binnen onze systemen. Dat brengt Deleuze tot het pleidooi dat we ons los moeten maken van de geplooide werkelijkheid die we in onze systemen vooronderstellen. In plaats daarvan moeten we juist de nog niet geordende werkelijkheid verkennen en onderzoeken. Het buitengeslotene kunnen we echter slechts in beeld brengen met behulp van andere begrippen.
Verbinding
We stelden met betrekking tot subjectiviteit en objectiviteit dat we het verschil en het splitsend denken moeten overstijgen en tot verbinding moeten komen. Die noodzaak tot verbinding staat centraal in de filosofie van Michel Serres. Serres stelt dat onze systemen in zichzelf zijn gekeerd. Ze onderhouden geen relaties met de andere systemen. Ze functioneren als zelfstandige entiteiten. Ze hebben een eigen jurisdictie en kunnen zich dus permitteren als zelfstandige eenheid te functioneren. Ze erkennen geen afhankelijkheden. Gevolg is dat we te maken hebben met een verbrokkelde werkelijkheid.
Zijn kritiek is dat we zelfstandig bestaande systemen hebben opgebouwd die geen onderlinge relaties meer hebben. Neem bijvoorbeeld het overheidssysteem of de wetenschap of de gezondheidszorg. Het zijn eigen domeinen die betrekkelijk onafhankelijk van elkaar functioneren en een eigen regime kennen met eigen begrippen en regels. Nodig is, zo stelt Serres, dat we verbindingen maken tussen deze werelden. Het zijn nu eilanden. Die verbinding moet worden gelegd door communicatie. Dat centraal stellen van verbinding is terug te vinden bij Deleuze. Het is juist de externe relatie die bepalend is voor de identiteit. Om de werkelijkheid te begrijpen moeten we dus de relaties van objecten met de omgeving bestuderen. Het gaat dan niet zozeer om wat een systeem omvat maar juist wat een systeem buitensluit. Het buitengeslotene, datgene wat niet past binnen onze ordeningen en systemen, is bepalend voor de identiteit van de ordening en van het systeem.
De systemen kunnen niet buiten zichzelf treden. Er bestaat daardoor een tussenruimte. Die tussenruimte, zo zou je kunnen stellen, is het werkterrein van Hermes. Serres voert Hermes op als boodschapper van de goden. Hermes bemiddelt tussen de systemen, tussen wetenschap en kunst, tussen wetenschap en de wet.
Serres pleit voor verbinding tussen onze systemen. Die is nodig om tot een effectieve aanpak te komen van vraagstukken die nu hardnekkig zijn. Denk aan de transitie naar een duurzame samenleving. Onze belangenstructuren hebben geleid tot tegenstellingen en tot tegenstellend denken waardoor noodzakelijke veranderingen worden gefrustreerd. We hebben de problemen stevig georganiseerd. Voor een effectieve aanpak zijn institutionele veranderingen nodig.
Dat betekent dat we de eenduidigheid van elk systeem niet langer bepalend laten zijn maar de ruimte tussen de systemen van een eigen betekening voorzien. We moeten bruggen slaan tussen de eenduidigheden van de afzonderlijke systemen. Serres pleit voor passages door de tussenruimte om zo tot verbindingen te komen tussen gescheiden werelden. We moeten onze eilanden met de daarop geldende systemen en ordeningen verlaten en expedities ondernemen op de oceaan. We moeten de “aangeharktheid” van onze systemen verlaten en de niet-aangeharkte werkelijkheid verkennen. Op de oceaan treffen we aan wat niet kan worden betekend binnen de geldende formele betekeniskaders. Het zijn pleidooien om ruimte te scheppen waarin we vrij kunnen denken en betekenen. Daardoor kunnen we de werkelijkheid heel anders plooien dan we in onze formele kaders als gegeven veronderstellen. We ontdekken dan andere werkelijkheden. Om met Nietzsche te spreken: we ontdekken een wereld waarin paarden vlees eten. Het onvoorstelbare blijkt te bestaan.
Ruis
Het tussengebied is de werkelijkheid die zich bevindt tussen werkelijkheid an sich en de constructies die we er ons van maken. Die constructies hebben enkel bestaansrecht vanwege het bestaansrecht van het tussengebied. Het tussengebied kan overkomen als chaos, als bron van verstoring, maar dan doen we geen recht aan het tussengebied. In de communicatie kan het “tussen” als probleem worden ervaren maar in wezen biedt het verrijking van de communicatieruimte. We denken dan minder gauw in vast gebeitelde tegenstellingen en daarop gebaseerde posities. Het tussengebied maakt het mogelijk onze stellingen te verlaten. Door het buitensluiten van de tussenruimte kunnen stellingen zich verharden en kunnen tegenstellingen tot een tegenstelling tussen twee waarheden worden. Het tussengebied maakt het mogelijk stellingen te bevragen en ogenschijnlijk het onverbindende en tegengestelde te verbinden.
Michel Serres
In de filosofie van Serres neemt het begrip “ruis” een belangrijke plaats in. Je zou ruis kunnen opvatten als een uiting van de werkelijkheid die we hebben buitengesloten. Ruis is van invloed op de wijze waarop we communiceren. We communiceren op basis van begrippen die de basis vormen voor onze ordeningen. We sluiten werkelijkheid buiten. Maar die buitengesloten werkelijkheid laat zich niet passief terzijde schuiven. Die werkelijkheid heeft werking. Het buitengeslotene protesteert ertegen dat het wordt betekend als betekenisloos, ook al gebeurt dat veelal impliciet.
Ruis is niet geordend geluid. Voor Serres (2016) is dat aanleiding te pleiten voor het gebruik van alle zintuigen. We moeten onze oren spitsen zodat we iets horen wat vooralsnog niet in woorden is uit te drukken. Wanorde kan ons onzeker maken. Dan is aan de orde, dat we de bronnen van onzekerheid opsporen. Het kunnen beelden zijn die ons onzeker maken of angstig. Zolang we dergelijke ruis enkel als lastig en ongewenst zien, zijn we geneigd die ruis te betekenen binnen het geldend betekeniskader. We kunnen dan vervolgens onze begrippen aanpassen, definities aanscherpen enz. Dat helpt echter niet. We blijven dan geloven dat het formele perspectief werkzaam is en we houden eraan vast. We corrigeren een perspectief maar we houden het daardoor tegelijkertijd in stand. Reparatie betekent vaak dat we ons perspectief versmallen waardoor we nog meer werkelijkheid buitensluiten. Dan doen we geen recht aan het wezen van de ruis.
In plaats daarvan gaat het erom dat we de ruis zelfstandig betekenen. Ruis wordt dan een uitnodiging onszelf kritisch te bevragen. Wat sluiten we buiten en wat zijn daarbij de onderliggende krachten? Dan is aan de orde dat we onze aandacht verleggen van het formele perspectief naar het buitengeslotene. Dat buitengeslotene brengt ons weliswaar in verwarring, maar die verwarring is functioneel. Die verwarring is de existentiële voorwaarde voor ons perspectief. Onze ordelijkheid is de bron van de verwarring. Datgene wat kwetsbaar is en niet wordt betekend, kan ons op weg helpen. We moeten dus de ruimte tussen werkelijkheid en de afbeelding ervan onderzoeken. Het buitengeslotene leert ons wat de essentie is van ons formele perspectief. Anders geformuleerd: kenmerk van het overheidsbeleidskader is wat er niet in past, wat betekenisloos is binnen ons perspectief. De systemen worden niet zozeer gekenmerkt door wat ze omvatten, maar door wat ze buitensluiten.
Het komt erop neer dat het verlangen naar consistentie prioriteit heeft boven de wens de gehele werkelijkheid te respecteren. De werkelijkheid dient zich te plooien naar ons verlangen. De afbeelding die we ons vormen heeft het karakter van een illusie. Die prefereren we boven erkenning van de werkelijkheid. Onze waarneming wordt overheerst door ons verlangen naar ordening. We leggen verbanden die we logisch vinden, maar we hebben daardoor geen aandacht voor het onlogische. We dwingen de werkelijkheid in onze eigen geordende kaders. De werkelijkheid moet zich plooien naar onze opvattingen en daarop gebaseerde systemen.
Molair, moleculair en vluchtwegen
In de benadering van de werkelijkheid staan bij Deleuze drie begrippen centraal, namelijk: molair, moleculair, vluchtwegen. We zijn geneigd deze begrippen analytisch, dus onderscheidend en scheidend te benaderen. Echter, dan missen we de essentie van wat Deleuze hieronder verstaat. In de visie van Deleuze gaat het om begrippen die onderling verbonden zijn. Het molaire heeft dan betrekking op het macroniveau. In de politiek gaat het dan om stromingen, abstracties en structuren. Het moleculaire heeft dan betrekking op de praktijken. Binnen het politieke domein heeft het onderscheid betrekking op de macropolitiek, waarin enerzijds richtingen en fundamenteel verschillende visies aan de orde zijn en anderzijds de micropolitiek, waarin het politieke spel van alledag plaats vindt. Beide begrippen zijn door Schuilenburg uitgewerkt met betrekking tot het veiligheidsbeleid. (Schuilenburg, 2010)
Kenmerkend is niet enkel dat beide begrippen niet statisch moeten worden opgevat als onderling tegengesteld en elkaar uitsluitend maar als dynamische begrippen. Ze hebben betrekking op processen en zijn bepalend voor het verloop ervan. Ze zijn niet statisch maar richten zich op het “worden” in de terminologie van Deleuze.
vluchtwegen
Interessant is het derde kernbegrip van Deleuze, namelijk vluchtwegen. Die kunnen worden opgevat als mogelijkheden om los te raken van knellende structuren. Structuren belemmeren ons in onze betekenisgeving. Ze reduceren de werkelijkheid tot een werkelijkheid die betekenisvol is binnen de betekenisstructuren die dominant zijn binnen onze instituties. Sterker nog, het betekeniskader en de daarin geldende definities kunnen zelf worden opgevat als instituties. Er is behoefte ons te onttrekken aan geldende structuren en de ruimte te zoeken die ons in staat stelt betekenisvol te leven. Dat vraagt van ons, zo stelt Deleuze, dat we ons onttrekken aan deze structuren en systemen. We moeten de vrije ruimte zoeken die nog niet betekend is en die dus vol betekenispotentie is. Vergelijk het beeld van de maatschappij als een gas dat telkens weer ontsnapt aan de instituties en aan de bouwwerken die we in onze maatschappij hebben gebouwd.
Samenvattend
Op basis van het bovenstaande ontstaat een analysekader, waarin vanuit het perspectief van betekenisgeving de volgende begrippen centraal staan:
- Ordening
- Buitensluiten
- Dynamiek
- Verbinding
Dat perspectief heeft zowel betrekking op de basisbegrippen ruimte en tijd, maar stelt ook in staat zicht te krijgen op de meervoudigheid van de werkelijkheid. Binnen het betekeniskader van de moderniteit denken we versimpeld over de basisbegrippen ruimte en tijd. In de terminologie van Heidegger zijn het “zijnden” geworden. We operationaliseren deze begrippen. We ontdoen ze van hun diepere betekenis. We maken ze meetbaar. In de terminologie van Deleuze: we “territorialiseren” de werkelijkheid. Dat zijn processen die doorgaans onbewust en impliciet plaatsvinden.
Het wereldbeeld van de moderniteit neemt oplosbaarheid en maakbaarheid als vertrekpunt. Het in Deel 1 gepresenteerde betekeniskader kan niet worden opgevat als “de” oplossing, maar stelt wel in staat de crises waar we thans mee te maken hebben, op een andere wijze te betekenen en ons aan het denken te zetten over de vanzelfsprekendheden waar onze sturingsmodellen en instituties op zijn gebaseerd.
We denken dus versimpeld over de dimensies van ruimte en tijd. We vormen er ons beelden van, omdat dit de enige manier is om er grip op te krijgen. We hebben simpelweg geen alternatief wanneer we ons laten overheersen door het verlangen tot kennen en beïnvloeden. We gaan daarbij niet alleen voorbij aan het Dasein zoals Heidegger aangeeft, aan tijd en ruimte als existentiële begrippen. Maar ook maken we een keuze uit de denkbare verschijningsvormen. We plooien de werkelijkheid naar onze verlangens. We bouwen een verondersteld beeld op van de werkelijkheid. We willen de werkelijkheid begrijpen en aan dit verlangen maken we de werkelijkheid onderdanig. We vormen ons een afbeelding, die het mogelijk maakt onze verlangens te realiseren. De wereld heeft zich te voegen naar onze verlangens.
Door de werkelijkheid te kneden naar onze verlangens, vormen we ons afbeeldingen die ons verhinderen door te dringen tot de werkelijkheid. In onze verlangens en daarvan afgeleide doelstellingen operationaliseren we basisbegrippen als tijd en ruimte. De werkelijkheid is te groot en te diep om te omvatten met ons op rationaliteit gebaseerd betekeniskader. We denken dus versimpeld
Ruimte
Het in Deel 1 geschetste beeld van een werkelijkheid, waarin betekende en niet-betekende elementen door elkaar bewegen heeft aspecten van de grondbegrippen van ruimte en tijd. De werkelijkheid als een onmetelijke ruimte die alsmaar kan uitdijen. De grenzen ervan worden beperkt door ons voorstellingsvermogen. Die ruimte is dus in principe grenzeloos. Beperkingen vloeien voort uit de beperkingen in ons voorstellingsvermogen. Het is een werkelijkheid zonder horizon. Of nauwkeuriger gezegd, de horizon wijkt alsmaar terug. Wanneer we die dachten te hebben bereikt, ontstaan er nieuwe vertes.
Ruimte heeft dan associaties met het onderscheid tussen de betekende en de (nog) niet betekende ruimte. We vormen ons een beperkt ruimtebeeld dat instrumentalistisch is en waarbinnen we volop kunnen interveniëren in de overtuiging, dat we de ruimte naar onze hand kunnen zetten. Het is een ruimtebeeld dat geen plaats biedt aan het buitengeslotene, aan wat we niet kunnen betekenen. We hebben geen begrippen om onvermogen te betekenen.
Territorialisering en Deterritorialisering
Het ruimtebegrip bij Deleuze cirkelt rond de begrippen territorialisering en deterritorialisering. Territorialisering kan worden opgevat als het verschijnsel dat we vastigheid zoeken. We hebben behoefte aan ordeningen, aan structuren. Niemandsland moet bewoonbaar worden gemaakt. Een meervoudige werkelijkheid moet eenduidig worden zodat we weten waar we aan toe zijn en onze omgeving kennen. Dat schept duidelijkheid maar die duidelijkheid houdt tegelijkertijd territorialisering in. We brengen orde aan in een meervoudige ruimte. We leven voortaan in een voorgeprogrammeerde werkelijkheid. Dat beperkt ons gezichtsveld. Deleuze pleit voor deterritorialisering. We moeten ons bevrijden van onze kaders en het onbekende tegemoet gaan. En vervolgens de neiging weerstaan om het onbekende te domesticeren en te territorialiseren. Dan komen we niet toe aan het onbekende en dan maken we er een reproductie van het bestaande van. We leggen ons betekeniskader dan op aan het onbekende. Dan lopen we in cirkels rond. We herhalen onszelf. We moeten juist oog hebben voor de verschillen tussen het bestaande en het nieuwe en onbekende. Dan domesticeren we ons eigen voorstellingsvermogen. Dan doen we geen recht aan het menselijk vermogen tot reflectie. We herhalen dan in plaats van te vernieuwen.
Vluchtwegen kunnen worden opgevat als mogelijkheden om te ontsnappen aan een te sterk inperkend systeem. Ze stellen in staat je te onttrekken aan de krachten van territorialisering. Ze zoeken de vrije ruimte.
Op de tweede plaats is het wereldbeeld van de moderniteit statisch. Dat lijkt een tegenstelling. Zijn we niet als moderne mensen gefocust op steeds meer en steeds beter? Wat bedoeld wordt, is dat we in onze sturingsmodellen uitgaan van vaststaande definities. Dat komt nergens zo goed tot uitdrukking dan in ons juridisch systeem, waarin we definities alsmaar verder detailleren en daarmee de werkelijkheid vastzetten. Het gepresenteerde wereldbeeld stelt juist processen van betekening centraal. Het gaat dan om de dynamiek. Dat geldt zowel individueel als collectief. Zie in dit verband de recente publicatie “Totalitarisme” van Mattias Desmet (2022) waarin processen van collectieve betekenisvorming vanuit een psychologisch perspectief worden benaderd en verduidelijkt.
Tijd
De factor tijd kan worden gerelateerd aan de processen van betekenisgeving. Het tijdsbegrip is binnen onze systemen lineair, maar de werkelijkheid buiten onze systemen kent geen tijdsbegrip dat onvoorspelbaar is en dus lastig te ordenen. Hoe situatiedefinities ontstaan, hoe ze veranderen en hoe ze samenklonteren tot een betekeniskader of juist weer ontbinden, kan niet lineair worden begrepen. Hooguit kunnen we ex post proberen te ordenen. Het is het onderscheid tussen de context of discovery en de context of justification die in het deel over het wetenschapssysteem aan de orde komt.
Het betekeniskader van de moderniteit is gebaseerd op rationaliteit. Daarin is tijd geld. Tijd is een productiefactor binnen ons economisch systeem. Hoeveel tijd we nodig hebben voor het produceren, werkt door in de kostprijs. Hoeveel tijd moeten we inrekenen voor de aanleg van 100 vierkante meter trottoir, wanneer we deelnemen aan een aanbesteding voor een wegenbouwproject? Tijd wordt zo meetbaar binnen een instrumenteel kader. Bovendien denken we in de moderniteit dat de toekomst beter zal zijn dan het verleden. We worden steeds slimmer, steeds beter en onze welvaart neemt toe. Maar die vooruitgang blijkt relatief te zijn. Onderweg naar een steeds betere toekomst sluiten we werkelijkheid buiten. We ontdoen ons van alles wat hindert. Dat laten we achter in de bermen van de wegen naar vooruitgang. De milieucrisis als voorbeeld.
He tijdsaspect komt tot uitdrukking in de dynamiek van betekenisverlening. We kunnen van opvatting veranderen met als gevolg dat we situaties anders betekenen. We kunnen tot nieuwe probleemformuleringen komen of problemen minder ernstig vinden of juist ernstiger. We kunnen tot de conclusie komen dat oplossingen niet werken maar we kunnen ook tot nieuwe oplossingen komen. Kortom, ons perspectief is object van permanente verandering. Wat we gisteren belangrijk vonden, kan zijn betekenis verliezen. Het bestaande perspectief kunnen we slechts begrijpen door oog te hebben voor de totstandkoming ervan.
Dat tijdaspect is ook terug te vinden bij Serres. Die stelt dat een uitvinding niet op een bepaald tijdstip kan worden gefixeerd, maar de uitkomst is van een proces van uitvindingen op onderdelen. De uitvinding van de auto maakte gebruik van de uitvinding van het wiel die zo’n 3500 jaar v. Chr. plaatsvond. De tijdsdimensie is dus wezenlijk om de werkelijkheid te begrijpen. Het is het proces van totstandkoming dat bepalend is voor het geldend betekeniskader. We moeten de krachten kennen en de veranderingen in het krachtenspel die hebben plaatsgevonden om ons geldend perspectief te begrijpen en dus ook om de werkelijkheid te begrijpen.
Afronding
We hebben in dit Deel 2 het perspectief om bestaande domeinen en systemen nader te gaan bezien nader verdiept. We hebben een aantal begrippen geduid, die ons kunnen helpen tot een diepere analyse te komen van praktijken die in de verschillende (deel)systemen binnen onze maatschappij gangbaar zijn. Bewust hebben we die begrippen niet in detail uitgewerkt. Het gaat er immers om een nieuw perspectief te ontwerpen voor de benadering van de werkelijkheid. Daarvoor hebben we nieuwe perspectieven nodig. Het gaat om een andere manier van kijken die ruimte moet bieden. Een gedetailleerde duiding van de genoemde begrippen zou daarbij hinderen. Immers, dat zou het risico inhouden dat we de werkelijkheid binnen een strak gedefinieerd kader drukken en van een dergelijke benadering willen we nu juist afstand nemen. Er is een benadering nodig waarin er volop ruimte is om praktijken te benoemen. Het gaat dus niet om toetsen en bewijzen, maar om het construeren van een nieuw perspectief, dat ons in staat stelt onze praktijken in een nieuw licht te plaatsen. Dat stelt wellicht in staat wat het verleden betreft tot andere analyses te komen en naar de toekomst toe het zicht kan openen op nieuwe probleemformuleringen, nieuwe thematiseringen en daaraan gekoppeld nieuwe oplossingsrichtingen.
Literatuur
Bono, Edward de, Lateral thinking, Penguin-books, 2016
Deleuze, Gilles Guattari, Felix, Thousand Plateaus, Bloombury Publishing Plc, 2013
Desmet, Mattias, De psychologie van Totalitarisme, Pelckmans Uitgevers, Kalmpthout, 2022
Nicolescu, Basarab, Methodology of Transdisciplinarity – Levels of Reality, Logic of the Included Middle and Complexity, in: Transdisciplinary Journal of Engineering & Science Vol: 1, No:1, (December, 2010), pp.19-38
Schuilenburg, M.B. Van Calster, P. Molair en moleculair onderzoek in veiligheidsstudies, Panopticon, (4) p.59-66 2010
Serres, Michel,, The five senses, Bloomsbury Publishing Plc, 2016
Tuinen van, Sjoerd, Le Pli, in: Deleuze Compendium, Boom, Amsterdam, 2012
Wagemans, Mathieu, Naar een nieuw wereldbeeld, Deel 1, Civis Mundi, nr 125, augustus 2022
Williams, James, Gilles Deleuze’s Difference and Repetition A Critical Introduction and Guide, Edinburgh University Press, 2013