Civis Mundi Digitaal #127
De neergang van het Britse imperium
Europa en steenkool: een doorgeprikte mythe
De neergang van het Britse imperium
De dood van koningin Elizabeth en de daarop volgende lange nationale rouw (af en toe op het randje -of net daaroverheen- van een collectieve hysterie) bieden een goede gelegenheid om ons af te vragen wat er vandaag de dag nog rest van het Britse imperiale idee. Het Britse imperium kreeg vorm onder de Tudors in de zestiende eeuw, met name om de concurrentie met Spanje en Portugal en in mindere mate Frankrijk aan te gaan. Gedurende de zeventiende eeuw kreeg het een andere vorm in twee richtingen: de Atlantische versie berustte grotendeels op de kolonisatie en de verovering van gebieden, en de Aziatische versie was in het begin meer gericht op de handel via tussenkomst van de « British East India Company » en privé-ondernemingen.
Het Aziatische deel van het Britse imperium onderging grote veranderingen in de achttiende eeuw: de verovering van uitgestrekte gebieden en de toename van rijkdommen in India nodigden uit om het imperium uit te breiden via de diplomatie van het kanon. De opiumoorlogen met China waren daarvan één resultaat, want de Britten breidden hun macht ook verder uit naar Zuidoost-Azië.
De onafhankelijkheidsoorlog van de Amerikaanse koloniën vanaf de jaren 1770 verminderde de Britse greep op het Atlantische gebied. Desalniettemin werd de negentiende eeuw toch gedomineerd door het Britse imperium, dat zich verrijkte met gebieden in Afrika en elders. Het resultaat ervan was een duidelijk ambivalent politiek regime met een bijzondere vorm van democratie in het moederland en verschillende vormen van despotisme in de koloniën.
In deze context begon het dekolonisatieproces in de twintigste eeuw. Dit proces betrof niet de drie grootste koloniën met een blanke bevolking (Canada, Australië en Nieuw-Zeeland), maar begon in de vierde van deze koloniën: Ierland. De belangrijkste etappes vonden plaats direct na de Tweede Wereldoorlog met de onafhankelijkheid van de landen op het Indiase subcontinent, gevolgd door het merendeel van de Afrikaanse koloniën tot aan Zimbabwe eind jaren 1970.
Natuurlijk bleef een aantal politieke leiders vasthouden aan de gebruikelijke argumenten wat betreft de voordelen van de « pax britannica », het « verlichte despotisme » en het idee dat de gekoloniseerde volkeren grote kinderen waren die het niet alleen konden maken. Een goed deel van de Britse politieke klasse bleef er ondanks alles van overtuigd dat het Britse imperium veel weldaden met zich meegebracht had, niet alleen voor Groot-Brittannië, maar ook voor de koloniën.
Deze visie manifesteerde zich ook bij de oorlog om de Falklandeilanden (een autonoom -wat betreft binnenlandse aangelegenheden- Brits overzees gebiedsdeel volgens de grondwet van 2009) tegen Argentinië in 1982. Het betreft de « verdediging van de vrijheid », bevestigde koningin Elizabeth tegenover de Amerikaanse president Ronald Reagan. Met deze verklaring werd het Britse imperium het synoniem van vrijheid. De meerderheid van de onderdanen van Hare Majesteit vonden de Britse interventie bij de Falklandeilanden een goede zaak, duidelijk onbekend met het feit dat de « duidelijke agressie » wezenlijk deel uitmaakt van de geschiedenis van hun eigen imperium.
De lange regeringsperiode van koningin Elizabeth (1952-2022) zat vol valstrikken en kuilen. De dekolonisatie had zeer goed een republikeins sentiment kunnen doen ontwaken en het idee geboren laten worden van een referendum over de noodzaak van een koninklijke familie, die de beschikking heeft over een immens vastgoed en een onvoorstelbare financiële rijkdom, en bovendien de wet manipuleert om haar belastingaanslag omlaag te brengen. Het feit dat de familie van prins Philip, de echtgenoot van de koningin, connecties had met de nazi’s, had bovendien hun situatie problematisch kunnen maken. Maar nee, niets van dat alles.
Na de kalmte van de jaren 1950 lanceerde de monarchie haar tegenoffensief in de jaren 1960. Vanuit deze tijd dateert de ongezonde heimelijke overeenkomst van de koninklijke familie met de Britse pers, te beginnen met de meest op sensatie beluste bladen. Goed verzorgde artikelen, foto’s en tv-reportages droegen bij aan het eer bewijzen aan deze familie met toch een veel mindere Hollywoodse « glamour ». Dit verdrag met de pers leidde tot een perverse logica met prinses Diana, en later met Meghan Markle. Beiden hebben geprobeerd de media naar hun hand te zetten, en hebben daarvoor fors moeten betalen.
De conservatieven die sinds de regeringen van Wilson en Gallaghan in de jaren 1970 een quasi-monopolie van het Britse politieke leven bezaten, hebben zich graag geleend voor het spel van de koninklijke familie. Tony Blair, een als schaap verklede wolf, die zijn conservatisme achter zijn etiket van de Labour Party verborg, deed daar graag aan mee.
Op het internationale toneel heeft Groot-Brittannië, nu toch niet veel meer dan een tweederangs macht, heel handig zijn exclusieve relatie met de Verenigde Staten weten te gebruiken, daarbij flink geholpen door de koninklijke familie. Maar deze Anglo-Amerikaanse as kon niet anders zijn dan een obstakel voor een echte integratie van Groot-Brittannië in de Europese Unie. En gecombineerd met een voortdurende imperiale nostalgie liep dat uit op het fiasco van de Brexit. Kortom, het Britse imperium ligt op sterven, maar zijn laatste stuiptrekkingen kunnen nog belangrijke politieke effecten voortbrengen.
Geschreven in oktober 2022
Europa en steenkool: een doorgeprikte mythe
Wat is er wat afgeleuterd de laatste tijd over de « terugkeer naar steenkool » als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Europa, speerpunt in de strijd tegen de klimaatverandering, is gedwongen om zijn oude steenkoolcentrales weer te gebruiken. Hier de vrijheid, duurzame energie en democratie, daar een dictatuur, fossiele brandstoffen en oorlog. Deze tegenstellingen en vooral het idee van een « terugkeer naar steenkool » getuigen van opbeurende alsook wijdverbreide illusies betreffende energie.
De vermindering van steenkool in Europa lijkt op een daling van de waterstand zonder einde: begonnen in 1960 is zij nog verre van volmaakt. Europa verbrandt nog bijna 400 miljoen steenkool per jaar en de belangrijkste industriële macht, Duitsland, is nog altijd één van de belangrijkste mondiale producenten van bruinkool, de meest vervuilende brandstof. Polen mag dan wel beloofd hebben om afscheid te nemen van steenkool, maar niet voor 2049.
Maar het voornaamste probleem ligt elders: hoe « groen » hun energiesystemen ook zijn (of worden), de rijke landen plaatsen zich, simpelweg doordat zij rijk zijn en veel handelswaar importeren, resoluut aan de kant van de grote mondiale steenkoolconsumenten. Als voorbeeld het Britse koninkrijk: de eerste natie die het « tijdperk van steenkool » binnentrad zal ook de eerste zijn die het verlaat. Dat is tenminste de boodschap van de Britse regering. Maar als we rekening houden met de voor de geïmporteerde goederen gebruikte steenkool, krijgen wij een heel ander resultaat: in plaats van de in 2018 aangegeven 9 miljoen ton is het in werkelijkheid 90 miljoen ton wat het Verenigd koninkrijk heeft geconsumeerd, bijna even veel als in de jaren 1980, voordat Margaret Thatcher actie voerde tegen de mijnwerkers van Noord- Engeland.
Ook Frankrijk consumeerde zo geen 6 miljoen steenkool per jaar, maar 70 miljoen ton, bijna net zoveel als in de jaren 1960. In een geglobaliseerde wereld is decarbonisatie (ontkoling) een moeilijk te meten fenomeen, en die van West-Europa onthult in ieder geval deels een statistisch artefact gelieerd aan de toekenning van CO2-uitstoten aan producenten en niet aan consumenten, laat wetenschapshistoricus Jean-Baptiste Fressoz weten.
En wat nog veel minder bekend is, is dat Europa de mondiale leider op het gebied van mijnbouw-gereedschap is. Steenkoolwinningsgereedschap van Frankrijk en British Coal – nu antiquiteiten – hebben een sleutelrol gespeeld in de economische groei van de 21e eeuw. De door hen uitgevonden of gesubsidieerde machines en werkmethodes hebben niet het grootste effect gehad in Europa of zelfs in de Verenigde Staten, maar in China in de jaren 1990-2020. Bij de opening van de Chinese markt in 1978 waren het Europese ondernemingen als Anderson en Eickhoff die modern materieel aan de mijnen leverden.
Hoewle Eickhoff nog steeds produceert in Bochum, heeft Anderson -opgekocht door Bucyrus, zelf opgekocht door Caterpillar- al lang geleden zijn Engelse fabrieken gesloten. Desalniettemin zaagt zijn « coal cutter » Electra 2000, zijn top-product van de jaren 1990, nog altijd steenkool in mijnen overal ter wereld. Net als de enorme excavateurs die gebruikt worden in de openlucht-steenkool en bruinkoolmijnen die ook vaak van Europese makelij zijn: de Duitse Takraft bezit de twijfelachtige eer op dit gebied de grootste machine aller tijden te hebben geconstrueerd. Zijn Bagger 293 kan in theorie per jaar 70 miljoen ton (!) winnen. In augustus heeft Takraft nog een exemplaar verkocht aan een Indiase mijn-maatschappij.
In veel Europese landen wordt nu steenkool voor de elektriciteitscentrales opgeslagen voor deze winter. Zij zijn ontegenzeggelijk schadelijk voor het klimaat, maar zonder twijfel minder schadelijk dan de Europese zelfvoldaanheid. Nee, Europa keert niet terug naar de steenkool. Zij heeft doodeenvoudig de steenkool nooit verlaten.
Geschreven in oktober 2022